NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND No. 254. 1907. Dinsdag 30 Juli. 21e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH Korea eo Je Vreta-Mmtie. Balteilaoïsek Overzleht. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed, DE JONGE-VERWEST, Goes F. P. D'HUU, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN FEUILLETON. ID© WoudToiand. Rusland. IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. pf,25. Enkele nummers0,026. UITGAVE DER FIRMA EM VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. 8 Behalve genoodigden vertoonden zich ook ongenoodigden by de vredes-confe- rentie, en klopten aan de poort toegang vragende. Het waren drie heeren, genaamd Yi-Sang, Tjoune en Prirs Tjyong-Oei-Yie en uitmakende een gezantschap van Korea. Oorspronkelijk was Korea een onafhan kelijk Keizerrijk, werd schatplichtig aan China, maar Korea werd om politieke be langen een wrijfpaal in het Oosten, gelijk Transvaal in het Zuiden, en door Japan, dat niet alleen in ligging op de kaart, maar ook in grypvermogens aan Engoland wenscht gelijk te worden. Op de eerste vredes conferentie werden de Afrikaansche Bóeren-Republieken bui ten gesloten, op de tweede vreaes-confe- rentie zouden de Koreanen zich vertoonen om hun klacht over het verlies van hun vaderland te brengen voor den Raad der Mogendheden. Maar de vredes-conferentie was voor hen gesloten omdat de vredes-conferentie niet geroepen is tot het uitdeelen van recht en gerechtigheid,geeninternationaal gerechts hof is om te beslissen in de geschillen der volkeren. De vredes-conferentie stelt zich ten taak om de beginselen van het inter nationaal recht te bestudeeren en vast te stellen, meer niet, en als de verdrukten en verstootenen in Davids dagen zochten nu de Koreanen in Den Haag een spelonke Adullam's, waar zij der wereld hun ellende en hun verdriet konden openbaren. Zjj vonden die, en William Stead, de Engelschman en groote vredesapostel onzer «euw, leidde hen in. Ban avontuur in Australië. Den 27en Februari 1865 was het een noodlottige dag voor de kolonie Victoria, ïk stond voor de deur van mijn kleine farm, die, door eenige akkers omgeven, te midden van het woud lag. Plotseling kwam mijn buurman op zijn schimmel aangegaloppeerd. Ik noemde hem mijn buurman, ofschoon hjj eenige Engelsohe mijlen van mij verwijderd woonde. «Hé, Wil wat", riep hij. «Wat is er buurman vroeg ik. «Hebt ge het nieuws uit Sandhurst al vernomen f" hernam hij. «In den afge- loopen nacht is er in Gardiner een roof tocht gehouden, maar de roevers hebben het niet getroffen. Toevallig vertoefden er «enige gendarmen, die drie roovers hebben gedood, vier gewond en twee andere ge- wangen genomen. Slechts één roover is ontsnapt. Juist toen ik uit Sandhurst reed, bracht een renbode die tijding". «Een goede tijding voor alle eerlijke lieden". J «Jammer alleen, dat juist de aanvoerder ,der bende, Everard Young, ontkomen is." Mijn buurman Smith wilde nu verder wijden, toen hij eensklaps zijn paard weer tot «taan braeht en zei«ik meen altijd .maar dat, ik brand in do lueht ruik." «Dat heb ik ook al gedacht, antwoordde ik, er zal ergens een woudbrand zijn uit gebroken". «Dat zoü misschien ook voor ons hier in het woud gevaarlijk kunnen worden, want na de groote zomerhitte is alles dor en uitgedroogd". «God beware ons voor zoo'n ongeluk. Zie, daar ginds in het westen wordt de hemel donker... "Welliohf zal het nu spoedig regenen, dat zou een zegen voor onze streek zijn". Mijn buurman keek met een bedenkelijk gezicht een oogenblik naar het westen. «Neen", riep hij daarna opgewonden uit, «dat zijn geen regenwolken, het zijn kollossale rookmassa's. Het is een out-* zettende woudbrand, die snel nadert Het ziet er bedenkelijk uitik moet vlug naar huis rijden, om mijn gezin, dat wei- De Prins met den onuitsprekelijken naam en een Javaansch uiterlijk zei Ik zal Europa eens inlichten over de Japanners. Jelui ziet hier niets dan lieve, nette correcte en beschaafde menschen, maar wij hebben ze beter leeren kennen. Het zijnbarbaarsche en trouwelooze Japan- neezen, met een vernisje beschaving, er over heen. In den oorlog tegen Rusland beloofden zy ons vryheid en onafhankelijk heid, en gaven de groote mogendheden kennis van een verdrag dat die beloften waarborgde. Maar het bleek niets als leugen te zijn. We zijn laag bedrogen, want nauwelijks was de oorlog afgeloopen of markies Ito bood onzen keizer een overeenkomst ter onderteekening aan, waarbij Japan het toe zicht over de buitenlandsche aangelegen heden van Korea zou verkrijgen, en Japan ons bij buitenlandsche hoven zou vertegen woordigen, garnizoen in onze steden leggen en het recht hebben om in alle districten ambtenaren aan te stellen. Zoo begrepen de Japanneezen de onafhankelijkheid. Maar de Keizer weigerde zoodanige over eenkomst te teekenen, hij wilde niet de onderworpen slaaf van den Japansehen Mikado zijn. Toen zette markies Ito de duinsohroeven aan. Maar de Keizer van Korea bleef standvastig. Hij verklaarden over zulk een ingrijpend verdrag eerst de meening van den Senaat te moeten hooren en van de hoogwaardigheidsbekleeders en van de geleerden des volks. Hij riep den Senaat bijeen. En de Senaat verklaarde liever onder het Japansehe mes te willen vallen, dan aan zoo'n schande lijke onderwerping zijn goedkeuring te licht reeds in doodsangst is, gerust te stellen Tot ziens, buurman". Hij gaf zijn paard de sporen en was weldra achter de boomen. in het wond verdwenen. Helaas, nooit zag ik dien braven man terug, hij kwam met al de zijnen jammerlijk in de vlammen om. Ik hield in het eerst het gevaar voor niet groot. Misschien lag dat daaraan, dat ik aan iets anders dacht. De naam Everard Young, de aanvoerder der rooverbende was mij opgevallen. Toen ik acht jaar later van Engeland naar Australië reisde, was mijn reismakker en kameraad Everard Young de vriend mijner jeugd, met wien ik op dezelfde schoolbanken had gezeten. Bij aankomst in Australië scheidden onze wegen. Nooit had ik sindsdien iets van Everard gehoord. Zou hij, de vroolijke levenslustige, maar ook lichtzinnige jonge man een roover zijn geworden Neen, dat kan niet zijn, daeht ik. 't Is alleen «toeval", dat die roover ook Everard Young heet. Op dit oogenblik trad mijn vrouw met ons zoontje Karei naar buiten. Zij had de brandlucht ook geroken en was ongerust. Ik stelde haar echter gerust en ging met haar het huis binnen. Ofschoon het nog niet zoo laat was, was het vroeg donker. Het was de rook, diedenhemel verduisterde. «Vader, ik zie brand", riep eenklaps mijn zoontje, die voor het venster stond. Ik snelde ook naar het venster. Inder daad, daarginds in het westen steeg een vuurkolom ten hemel. «Vlug vrouw", riep ik. «De brand verrast ons. We rifseten vluchten zoo snel we kunnen naar het oosten, om uit dit woud op de boomvrije vlakte te komen". Ik nam het geld en eenige voorwerpen van waarde mee; mijn vrouw deed insge lijks. Daarop namen we den kleinen Karei bij de hand en verlieten het huis, het aan het vernietigend element prijs gevend. Mijn koeien en schapen sprongen brullend en blatend door de weide. De arme beesten, zij moesten zelf maar zien, dat zij zich redden. Juist toen wij het huis verlieten en ons in oostelijke richting wilden verwijderen, sprong een man uit het woud, die op ons toekwam. Hij was ongeveer dertig jaar oud, sterk gebouwd, goed gekleed en met een revolver en een lang mes gewapend, die in een breeden gordel staken. Ik her- zullen hechten. Maar er kwam verraad in 'tspel. Een driedubbele baag van Japansehe soldaten werd o'm het Keizerlijk paleis gelegd, eenige hooge ambtenaren werden ontrouw en leverden het grootzegel in de handen der Japanners die er gebruik van maakten om het verdrag te bezegelen. Zoo werd de Keizer gevangene in zijn eigen huis en het verdrag moest de af hankelijkheid van een vrij volk Japan wettigen. Spoedig deden de Japanners hun maeht gevoelen. Dagbladen werden ge sehorst, protesteerenden werden gefusil leerd,ministers en hoogwaardigheidsbekle ders mishandeld of met den dood gedreigd. Een beroep op buitenlandsche gezanten bleef vruchteloos, een der Koreaar.sohe prinsen pleegde in wanhoop zelfmoord, en schreef met zijn bloed een vlammend pro test tegen Japansehe ongerechtigheden. Een afgevaardigde, die een adres a&ti den Keizer wilde overhandigen werd door een Japansehen schildwacht weggeschopt, een oud-minister werd naar een Japansch eiland verbannen, waar hy, zijn vaderland betreurende, den hongerdood stierf. Een militaire spoordijk werd aangelegd, mannen en vrouwen werden tot medearbeiden aan dit ijzeren dreigement gedwongen.Bankbil- jetten werden in omloop gebracht, die men voor hooger bedrag moest accepteeren. Politie en garnizoen stelde zich overal aan als in een overwonnen land. En als een bewijs dat ook in het hart van dit Ooster- sche volk vaderlandsliefde en onafhanke lijkheidszin schuilt, verhaalde de Kore- aansche Prins dat by een noodzakelijk geworden betaling van nationale schuld kende hem aanstonds. «Everard", riep ik onthutst. „Ja, ik b8n het, beste John", ant woordde hy. „Gij zijt dus werkelijk de ontsnapte roo ver? 't Is onmogelijk „Ja, beste jongen, 't is zoo. Men weet nooit wat er van een menseh kan worden. Ik ben thans straatroover.". „Ontzettend". „Dwaas. Wees blij, dat ik het was. Ver scheidene malen wilden mijn kameraden je eenzame hoeve overvallen en leegplunderen. Ik verzette mij er echter tegen, ik zei, dat gij myn vriend waart, want ik had je name lijk eens op je akkers aan het werk gezien. Maar nu is het geen tyd daarover te praten, ons leven is in gevaar het wond staat in brand". ,,Ik weet het. Het gevaar nadert uit het westen. We moeten dus naar het oosten vluchten". „Dat schynt zoo, maar in het oosten is 't nog erger". „Wat zegt gij, Everard? Ik wilde juist met vrouw en kind naar de groote vrye vlakte vluchten". „Daar woedt een tweede woudbrand, die zich snel uitbreidt. We moeten naar het noorden of naar het zuiden vluchten, aan dien kant zullen we nog uit het woud kun nen geraken". „Dan maar naar het noorden", riep ik. „Goed, vooruit dan, langs de^spoorlyn". We snelden zoo vlug we konden in noord westelijke richting en bereikten spoedig den spoorweg, waarop wij nu verder gin gen. „Nogeen kwartier en we zijn in veilig heid", zei Everard Yong. Ons kind kon echter niet meer verder. De roovef nam toen den knaap op zijn arm, terwijl ik myn van angst half waanzinnige vrouw meetrok- Het knetteren der vlammen werd steeds duidelijker, de hitte steeds ont zettender en het ademen by ejke schrede moeilijker. We kwamen ten slotte aan een plek, waar de spoorweg door een lange, smalle niet begroeide plaats voerde. Rechts en links van ods geknetter van vlammen en vonkenregen, en aan het einde der cfcen plaats, waar de boomen en struiken weer heel dicht langs de" spoorlijn stonden, scho ten plotseling ook vonken in de hoogte. «Moedig gewaagd", zei Everard, «we velen hunne kostbaarheden verkochten, vrouwen zelfs hun haarvlechten, en dat kinderen hun spaarpotten offerden. Gij zei da Prins kunt my of myn ongelukkig vaderland niet helpen, maar wat gy wel kunt dat is blyk geven van uwe droefheid en verontwaardiging over zoo schandelijke handelwijze. Nu volgde onder de vergaderden een levendige en belangwekkende bespreking. De bekende mr. Brooshoofd, redacteur van het Indische dagblad De Locomotief, stelde een motie voor, waarin op krachtige wijze sympathie voor het arme Korea en verontwaardiging tegenover het heersch- zuehtige Japan werd uitgesproken. Maar Stead verklaarde met die motie onmogelijk te kunnen meegaan. Ik ben een Eugelschmao, zeide hij, en heb de eer te behooren tot een rijk dat niets anders doet als rooven en plunderen en in Japan's plaats staande precies het zelfde zou gedaan hebben. Zoo zal het wel zijn. Het egoisme is een drijfkracht in het leven der Staten zoowel als in dat der individuen, en zoolang de zonde in de wereld blijft zal ook deze zonde wel blijven. Maar een correctief, zy het dan ook niet afdoende, is toch zeker wel openbaarheid, een beroep op de publieke opinie. Japan heeft dan nu de overmacht over 't gevallen keizerrijk gelijk Engeland over de Boeren-republieken in Zuid-Afrika. Het is goed dat ook deze overwinning niet zal kunnen genoteerd worden in de wereldge schiedenis zonder protest, van de zyde der overwinnaars zoowel als van de publieke opinie. moeten er door. De weg is slechts tien minuten lang." Wij beproefden het versoheiden malen, maar telkens dreef de vreeselijke hitte en de rook ons terug. «We zijn verloren", riep ik wanhopig, bijna door den rook gestikt. «We moeten het in zuidelijke riohting beproeven", meende Yong. «Nutteloos", zei ik, «daar staat het woud eveneens in brand." «Dan moeten we het einde van den brand op deze open plaats afwachten." «De vreeselijke hitte zal ons dooden." Mijn vrouw en de kleine Karei zonken kermend naast de spooi staven. Het was hartverscheurend. Ik had alle hoop ver loren. Eensklaps hoorden wy in de verte een steunen en stampen. «Daar nadert redding," riep Everard Young verheugd uit; «een trein." «Hoe is het mogelijk? Welk een ver metelheid." «Ja, de machinist zal waarschijnlijk gedacht hebben, dat het gevaar zoo groot niet was, en is er dapper op los gereden. Nu moet hij voorwaarts, zoo goed hij kan." «De trein zal echter vror ons hier niet stil houden, daar 't gevaar voor hem zelf te groot is", zei ik. «Hij moet", riep Everard wild. «De machinist zal den trein doen stoppen als hij een menseh op de lijn ziet". Dit zeggende giDg hij midden op den spoorweg staan en zwaaide met zijn hoed. Ik sidderde. «Als de machinist hem door de rook niet ziet, wordt hij verpletterd", dacht ik. De trein naderde intussoben. «Halt", schreeuwde Youag met krachtige stem. Gelukkig zag de machinist hem. Hij deed zijn plicht, langzamer rolde de trein en stond eindelijk stil, ongeveer twintig mqter van ons verwijderd. Wij snelden toe. «Voor den duivel, wat is er?" riep de man op de locomotief. „Waarom brengt gij den trein tot staan „We willen gered worden man", zei Young. „Die stem komt mij bekend voor," mompelde de machinist, terwijl hij scherp in het door den rook zwart geworden gelaat van den roover keek. „Wie zijt gij i «Bekommer je daar niet over. Zorg, dat we verder komen." Met deze woorden 29 Juli 1907. Provinciale Stoonibootdienst op cle Wes- terschelde. Staat van vertraging in den treinenloop te Vlissingen van Vrijdag 28 Jnni tot en met Donderdag 25 Juli, waardoor geheele of ged eeltelij ke aansluiting verloren ging- 1 Juli trein 11.44 aangekomen 11.58 1 Juli 3.16 3.36 2) 9 Juli 11.44 12.1 3) 11 Juli 3.16 3 35 2) 20 Juli 3.16 3.30 3) 22 Juli 11.44 12.20 2) 22 Juli 316 8.80 2) 23 Juli 3.16 3.50 z) 24 Juli 3.16 3.33 2) 25 Juli 11.44 12.3 2) 25 Juli 3.16 3.30 a) Had geen aansluiting met Neuzen. 2) Geen aansluiting met Breskens en Neuzen. 3j Geen aansluiting met Breskens. Te Peterhof worden de wachten langs de zeekust versterkt. Gisteren werd bevel ge geven, de machines van 't keizerlybe jacht Stjandart te onderzoeken, dat vermoedelijk 3 Augustus naar Duitschland zal gaan. De Tsaar ziet er in de laatste dagen moe, maar onverschillig uit. Prins Poetiatin zorgt met zyn wonderdoende pelgrims zoo veel mogelyk voor afwisseling. Behalve de heilige Mitja, een bekend orthodox geest- sprong hij op de locomotief. Ik was intus- sohen met mijn vrouw en Karei in den eersten wagen gestegen. «Verwenscht", riep de machinist, «bef ziet er sleeht uitals ik 't geweten had ware ik liever in Castlemaine gebleven, maar nu kunnen wij niet meer terug. Voor uit dan maar". De machine werd in beweging gezet, eerst langzaam, maar daarna stoof de trein met razende snelheid verder, fteohts en links van ons knetterden vlammen en von kenregen. Wij konden geen adem meer halen en waren er niet ver meer af te stikken, tooh kwamen wij behouden door den vuurgloed. Na eenige minuten waren wij uit het woud, het gevaar was voorbij. De machinist wendde zich nu weer tot Young, die naast hem stond. «In een kwartier zullen we in Sandhurst zijn", zei hij, den roover aanziende. «Ik verzoek u, de snelheid van den trein een weinig te matigen", antwoordde Young. „Ik wil er afspringen". „Zoo, en waarom «Daar heb ik mijn reden voor." «Ha, ha," lachte de machinist en ver meerderde nog de snelheid van den trein. «Gij wilt dus niet?" vroeg Young wantrouwend. «Neen, en ,ik zal je zeggen waarom, mijn jongen. Ik herken je, ondanks je zwart gezicht. Gij zijt Everard Young, de straatroover, en ik ben Tim Cropdale, eens de ongelukkige goudgraver van Val- larat, dien gij voor drie jaar met je bende uitgeplunderd hebt, zoodat ik nu in plaats van als rentenier te leven, weer mijn vroe ger ambacht heb moeten opnemen. Gij zult thans niet ontkomen, mannetje.... «Hé, Jack" De stoker naderde. «Heip mij dien man binden." Beide giDgen den roover te lijf, maar deze wist zich los te rukken eu sprong van den in volle vaart zijnden trein. De trein stond aanstonds stil en ik nam mijn armen ongelukkigen vriend als een lijk op. Toen de groote brand was uitgewoed, keerde ik Daar mijn hoeve terug. Helaas, ze was, als zoovele andere tot den grond afgebrand. Ik bouwde geen huis meer in hel woud, maar pachtte een hoeve bij Castlemaine, die ik. later kocht...... (Centrum.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1907 | | pagina 1