NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 251. 1907. Vrijdag 26 Juli
21e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed, S. J. DE JONGEWERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Sprokkelingen uit de historie.
1EDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,02s.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
25 Juli 1907.
Juist gezegd.
De heer flovy, lid der Eerste Kamer voor
Zeeland, heeft ten gunste van het door de
Eerste Kamer, mede met zijn stem, aange
nomen ontwerp Arbeidscontract, bij de ver
dediging van dit contract in de Eerste
Kamer onder meer gezegd„Ik denk hier
aan dat tal van kleine werkgevers, die
slechts weinig arbeiders in hun dienst heb
ben, en die, juist, omdat zij aan geen wette
lijke bepalingen gebonden zijn, vaak hoogst
willekeurig handelen tegenover hun werk
lieden, wat vaak uitkomt in wegzenden
zonder gegronde oorzaak, dikwijls na lang
durige dieneteu van hen genoten te hebben,
zonder pensioen, misschien ook wel zonder
getuigschrift, zonder billijken opzeggings
termijn het opleggen van willekeurige
boeten,(enz.
„In elk geval, de willekeur viert daar
nog hoogtij".
Juist gezegd schrijven wij daar boven.
„Wegzenden zender gegronde oorzaak,
dikwijls na langdurige diensten van hun
genoten te hebben".
Men heeft dit zien gebeuren met Klaas
Mennik te Bergentheim, en met den anti
revolutionairen werkman te Bolnes.
Het moet ook dezer dagen in een Beve-
landsche gemeente hebben plaats gevonden
na een herstemming voor den gemeenteraad
die voor de liberalen was misgeloopen.
Daar heeft een vrijzinnig man, overigens
een onberispelijk werkgever, een arbeider
die hem vijftien jaar trouw gediend had,
aan den dijk gezet, dewjjl deze niet gestemd
had op de vrijzinnige candidaten.
De arbeider is nu zonder werk.
Wij hopeD dat hij nu spoedig elders werk
zal vinden. Wij hopen ook dat't niet waar
is, wat men vertelt dat hier de politiek een
rol speelt, of, zoo 't wel waar is, dat de
werkgever op zyn besluit terugkomt.
In ieder geval dit wilden wij maar
zeggen de aanneming van het Arbeids
contract zal dergelijke ongerechtigheden in
de toekomst voorkomen. En bij alle gebrek
kigs en onbillijks dat dit contract aankleeft,
is dit althans een der goede zijden er van.
Een groot man.
In Breda is Dr. J. v. d. Brink gekozen,
de afvallige Roomsohe priester. Breda is
dus vrij rood en Dr. v. d. Brink als soc.
dom. bij een groot deel van 't publiek een
persona grata. Maar veel meer in de gunst
der rumoerige inwoners van Breda staat
de heer Duijs, soc.-dem. propagandist.
De heer Duijs, ambtenaar aan de rijks
verzekeringsbank, is, naar men wil, een
der groote mannen onzer eeuw. In Breda
is hij althans alzoo geëerd. In Het Volk
versoheen een verslag, dat allicht opge
vijzeld mocht heeten, van des heeren Duijs
succes. Ten bewijze, dat het blad toch de
zuivere waarheid gaf, neemt het nu een
verslag op, dat de Bredasche Courant gaf.
De verslaggever dezer courant heeft zelfs
de minste der bewegingen van den heer
Duijs gevolgd en geeft zoo nauwkeurig
yerslag, dat men wel veronderstellen moet,
dat hij gedurig aan de rokspandeu vau den
grooten man gehangen heett. Wij trachten
■aan het verslag van den triumphtocht van
den heer Duijs naar een vergadering, waar
het Kamerlid baron Yan Wijnbergen zou
spreken, te volgen, hier en daar een be
langrijkheid onderstrepend.
't Was bij acht uur, een groote halve maan
van menschen drukte tegen Thalia's muren en
streed om een goed plaatsje dicht bij de deur.
Toen gebeurde iets treffends. Van de brug bij
de gasfabriek naderde eene jonge man van
rijzige gestalte.
Ieder gevoelt dadelijk het trefïende van
deze gebeurtenis.
De nadering van een rijzig man heeft
op zich zelf wel geen beteekenis. 't Komt
er maar op aan, wie nadert. De heer Duijs
naderde treffend feit.
Duijs, fluisterde men en toen schalde 't eens
klaps met heftige instemmingLeve Duijs! Hoera!
't Publiek was eerst vol stomme ver
bazing. Men fluisterde eerst slechts Duijs
maar aldra klonk krachtig die naam
uit volle borst. De heer Duijs naderde
dan
De heer Duijs naderde en al die vele men
schen, die daar bijna een uur gestaan
en gedrongen hadden om een plaatsje bij de
deur te winnen zij weken uiteen, lieten een
pad vrij, zóó dat de heer Duijs, als één voor
de deur kwam te staan.
Hebt gij, waarde lezer, wel eens door
een dioht opeengedrongen volksmenigte
heen gemoeten Weet ge dan nog, hoeveel
stompen gij opliept, hoeveel verwensohin-
gen gij moest hooren Och, de menigte
heeft zoo weinig respect voor een gewoon
messch. Maar stel u nu eens voor daar
nadertDuijs. En het volk wijkt uit
zij en laat een pad vrij, en de heer Duijs
wandelt kalm en statig tot voor de deur.
Een nieuwe trefïende gebeurtenis. Ik
vraag u, wat zal de heer Duijs nu doen
Wat zal zijn eerste werk zijn? Luister:
Te acht uur klopte Duijs tegen het boven-
dicht van de deur en vroeg toelating.
Welke deur zouhierdichtdurveDblijven?
Des heeren Duijs kloppen is als een
„sesam openu"DeheerDuijstrad binnen.
Wij zwijgen over het binnendringen der
massa. Hier treedt Duijs op den voorgrond.
lJe heer Duijs trad door een der zijdeuren
de zaal in Thalia binnen.
Duijs, klonken blijde stemmen, daar is Duijs,
Leve Duijs.
De mannen ln de zaal vlogen op en een
wild gejuich klonk met applaus en getrap op
den grond.
De heer Duijs wenkte, dat men zich rustig
zou houden en ging zitten.
Dat gebeurde te 8 uur.
Nog altijd acht uur. Om acht uur klopte
de heer Duijs op de buitendeur, om 8
uur trad hij de zijdeur binnen, om 8 uur
ging hij zitten.
Te 8 uur, waarde lezer, precies om acht
uur ging de heer Duijs zitten. Hij is een
punotueel man. Maar is erindenlaat-
sten tijd iets meer phenomemaals gebeurd
Let wel, de heer Duijs komt door een
zijdeur, zegge een zijdeur binnen, wenkt
dat men zich rustig zal houden en gaat
zitten. Dat is nu eenvoudig „geweldig"-
Toen kwam baron Wijnbergen, een
verdwijnende gestalte naast den heer
Duijs; een vorm, een nietswaardige. Hij
sprak och arme, hoe waagde de man
zich De heer Duijs deed zijn mond open
en verpletterde hem. Toen de heer Duijs
later buiten kwam, werd hem een ovatie
gebracht „alsof hij stad en land had ge
red". Nu, daar mankeerde dau toch ook
maar weinig aan. Maar nu het slotstuk
Een drom van honderden en honderden
menschen drong zich rond hem, men schreeuw
de en wuifde met hoeden en handen, vrou
wen en meisjes stonden vooraan en juichten
hem toe, tien, twaalf handen poogden Duijs
op te lichten en voort te dragen, maar hij
verzette zich daategen en ging verder. De
geheele stoet vergezelde hem, zingende socia
listische liederen en telkens schreeuwend
Leve Duijs, leve Van den Brink.
Zoo trok men de Nieuwe Prinsenkade langs,
de Leuvenaarsstraat in tot aan de Dieststraat.
Daar klom de heer Duis op een vensterbank
en verzocht stilte.
Mannen, zei hij, dat gaat zoo niet. Als ge
zoo blijft voortgaan moet de politie ingrijpen.
Voorkom dat, ik bid het u. Doe toch niet
aan persoonsvereering. Als ge mij waarlijk
genoegen wilt doen, gaat dan hier uiteen en
gaat rustig naar huis. Roept niet Leve Duijs,
maar Leve de arbeiderspartij en gaat nu heen
Leve de arbeiderspartij klonk 't nog eens.
En gewillig en stil gingen daarop de talloos
velen langs verschillende wegen naar hunne
woningeh.
Roerend tooneel. die optocht, dat ge
schreeuw en bovenal dat plechtige oogen-
blik de heer Duijs klom op een venster
bank. In een vensterbank een historische
vensterbank voortaan. Men zal haar aan
het nageslacht wijzen. Vol trots zal de
inwoner die vensterbank toonen aan den
vreemdelingzie, hierop stond de heer
Duijs, daar zette hij zijn hand, hier schaaf
de hij met de hak van zijn schoen een
schiller verf af.
Die vensterbank wordt voortaan een
van de bezienswaardigheden in Breda
Maar bewondert ge niet den eenvoud
van Duijs Menschen, smeekt hij, doe toch
niet aan persoonsvereering geweldig
groot. Ware grootheid is nederig.
De verslaggever prijst de politie voor
haar optreden. Ware zij streng opgetreden,
dan zou een vreeselijk verzet niet uitge
bleven zijn. Zelfs de heer Duijs, ja, zélfs
de heer Duijs had het volk dan niet kun
nen weerhouden. Voelt men de beteekenis
van dat: zelfs de heer Duijs? Het wordt
een spreekwoord. Eu na 'een honderdtal
jaren zal bij een moeilijkheid nog gezegd
wordenzelfs de heer Duijs zou het niet
kunnen.
Hoe dankbaar ben ik „Het Volk", dat
het uit pure bescheidenheid dit verhaal
over den nederigen Duijs heeft opgenomen.
Ja, daar is nog ware nederigheid in Ne
derland. Blijkt ook niet zonneklaar de
bewustheid van het bewuste proletariaat,
dat immers geleerd heeft niet aan per
soonsvereering te doen Als het juichte,
omdat de koningin voorbij ging, dan zou
„Het Volk" smaden Oraojelol of zoo iets.
Maar hier gold het Duijs. Dat maakt ver
schil. De sociaal-democr. vraag geen eer.
Maar het bewuste proletariaat weet wat de
ware grootheid toekomt.
Zeker, „Het Volk" deed braaf dit ver
haal op te nemen.
Ooh, het is zoo leerzaam
N. Pr. Or.
Achterdocht en erger.
Wij hebben reeds gemeld, op welke
waardige wijze de Nederlander zioh uitliet
over de liberalen te Rotterdam na hun
nederlaag. O. a. schreef het blad
Wanneer het juist is, dat do naaste toekomst
hun afbrokkeling zal voltooien, dan zal op hen,
die na hen komen, een groote en zware taak
rusten.
Hoe treft, zegt de Gelderlanderin deze
uiting de hoffelijkheid jegens den ver
slagen tegenstander, de erkenning van wat
ook hij aan verdiensten had, de bescheiden
heid in het tegemoetgaan van de denkelijk
eerlaDg zelf te aanvaarden taak.
Lees nu, hoe Het folk die uiting be
oordeelt
»Met een zwaar hart", zoo schrijft het soc.-
dem. orgaan, ziet de Nederlander een
aantal oud-liberalen uit den Rotterdamschen
gemeenteraad verdwijnen, als heeft zij zelf zoo
hard mogelijk daarvoor gewerkt.
»Bij het bekende vertrouwen der klerikalen in
hun christelijk beginsel, zou men verwachten,
dat do Nederlander juichtgij zult eens
zien, hoeveel beter wij het nog kunnen dan
die paganisten. Maar dit christelijk-historisch
orgaan heeft een bedenkelijke groote waar-
deering voor de rede van konservatieve
kapitalisten
Naar aanleiding hiervan schrijft de
Gelderlander
Het merkwaardige van deze uiting is dit
Niet alleen schijnt het velen woordvoerders
der sociaal-democratie absoluut onmogelijk te
zijn, in den tegenstander ook maar iets te kunnen
waardeeren, do'ch ze zijn in de verstgaande
partijdigheid zoozeer vastgeroest, dat zelfs het
idee niet bij hen opkomt, hoe althans anderen
ridderlijker en onbevangener kunnen zijn.
Bespeuten ze een feit van dien aard, dan
zoeken ze er verkeerdeiijk de laakbaarste,
en zelfs de onzinnigste, beweegredenen achter.
Die strijdwijze, waardoor het betere in den
mensch voortdurend geschokt wordt, zal
we zouden dit haast wel durven voorspellen
nog eenmaal een slagboom worden op den
triomfweg, dien het socialisme thans meent te
hebben betreden.'
XLII (Slot.)
Zg begint en ziehier een staaltje van
hare oprechte huwelijkstrouw om in
vrouwelijke teederheid haren echtgenoot
nogmaals de verzekering te geven van hare
vergevingsgezindheid, die h\j zoo zeer
behoeft.
„Ick en dacht niet", schrijft ze, „dat ghij
meijnen zoudt dat ick daer soe groote
swaricheijt in maken soude, alsoe ick oock
niet en hebbe ghedaen. Hoe soude ick soe
straf cunnen ghesijn, dat ick u soude be
swaren daer ghij in soe grootenen strijdt
ende bangicheijt sijt, daer ick u gaerne
met mijn bloet rot (uit) helpen soude,
waert mueghelijck (mogelijk), ende al en
waert oock soe niet, daer te ooren soe
langhen vrientschap is geweest, soude daer
nu aireede soe grooten haet sijn, dat ick
niet en soude cunnen vergeven een cleijn
misdaot teghen mij, te ghelijcken bij soe
menicbfuldige groote misdaden, daer ick
alle daghe vergiffenisse van mijnen hemel-
schen vader moet off begeeren ende met
eulcken conditieghelijck ick vergeve die
teghen mij misdoen. Tsoude alleleens sijn
gelijk den quaden rentmeester die soe veel
groote schulden van sijn heere waren qujjt
gescholden en hij woude sijnen broeder om
een cleijn somme tot den wtersten (uiter
sten, laatsten) penninck doen betalen".
Echt christelijk alzoo.
En om haren man nog maar meer ge
rust te stellen, schrijft zij te dien opzichte
„Godt gave dat n verlossinghe daer inne
geleghen waer, wij souden haest verblijdt
sijn, in die saeck.''
Die verlossing' zal toch haast komen,
zegt ze, want graaf Johan heeft het mij
beloofd. Het zal geen veertien dagen meer
aanloopen en gij zyt wȐr bij ons. We
hebben het al aan de vrienden en ken
nissen medegedeeld, o. a. aan mevrouw
Van Hoogstraten.
Hoe zou die verwonderd staan, indien
ze hoorde, of las uit uwen brief, hoe moe
deloos en troosteloos ge gesteld zijt. Ver
lies toch den moed niet, maar beur u wat
op in het blij vooruitzicht van binnen kort
bij mij en de kinderen te zijn. „'t Quaat
compt tijdts genoeeh van selfs want altoos
op de doot te dencken ende te vreesen is
harder dan de doot selve. Daarom stelt
dat wt (uit) u hert".
Intussohen huldigde deze nobele vrouw
de spreuk van Luther om bij het bidden
ook het werken te voegen. Aan graaf Jan
v. Nassau, die den sehuldige naar Dillen
burg had laten voeren, zond zij smeek
schrift op smeekschrift. Eerst pleitte zij
voor de onschuld van den gevangene, dooh
toen het voor haar besef uitgemaakt was,
dat hier geen booze laster, maar een treu
rige misdaad in het spel was, pleitte ze
op genade. „Oeh, wij begeeren geen reeht
maar ghenade, ghenade, en is die niet te
vercrijgheD, wat sullen wij dan beginnen
Weldra reisde ze zelfs in persoon naar
Dillenburg, waar zij beleefd door den graaf
werd ontvangen, dooh zij ging weg,
zooals ze gekomen was, zonder resultaat.
Ze had zelfs haren man niet eenmaal mo
gen zien. Kort daarop herhaalde ze haar
bezoek en tallooze malen bestormde de
trouwe echtgenoote graaf Jan zoowel als
Willem v. Oranje met de roerendste smeek
lieden om vrijheid voor haren schuldigen
map. Eindelijk, eindelijk, gelukte het de
verlatene vrouw, na aanbod van zesduizend
daalders borgtocht, haren man uit zijn engen
kerker te verlossen.
In het begin van 1573 kreeg ze verlof
met haren bevrijden echtgenoot samen op
een veilige plaats in het Naesansch gebied
te gaan wonen. De huishouding te Keulen
werd opgebroken en met goedvinden van
graaf Jan naarSiegen overgebracht, waar
de beide echtelieden, het vroegere verge
tende, in huiselijken vrede en huwelijks
trouw hun geluk trachtten te vermeerderen.
Dan te Siegen werd Mr. Jan Rubbens,
treurig genoeg, metachterdocht en minach
ting bejegend, zelfs van de avondmaalstafel
uitgesloten
Een uur van onbedachtzaamheid kan ma
ken dat men jaren schreit, zong de bekeude
Zeeuwsche dichter Cats en de waarheid
van dit gezegde bleek ook bij Mr. Jan
Bedoeld wordt graaf Jan v. Nassau.
Rubbens. De schrandere en scherpzinnige
rechtsgeleerde, die zijne talenten en hij
had er vele ontvangenzoo nuttig had
kunnen besteden kwijnde om zoo te zeggen
weg in afzondering en werkeloosheid. Zoo
verliepen een zestal jaren. Hier was weer
's mans nobele gade de redster in den nood
als een middel in Godes hand. Weer ging
er nu een smeekschrift naar den Prins, dit
maal overhandigd door den bekenden pre
diker Jean Tallin. Geen smeekschrift, zoo
als de vroegere van hare hand, ongekunsteld
en naïef, waarvan de vrouwelijke auteur
met recht en reden kon schrijven daer en
is geen cunst oft wetenschap inne ghe-
bruvekt; ick hebber alleenlijk mijn begeer
ten ten besten in uitgeseyt", en die daarom
wellicht niet het minst door den graaf met
toegenegenheid des harten waren ontvan
gen; neen het was een supplicatie, breed
voerig en geleerd, vol mythologischen zwier
en Helleenache wijsheid naar het gebruik
der dagen, zonder den eenvoudigen en ge
moedelijken toen, welke ons bekoort in de
vroegere beden kortom, het was een stuk,
riekend naar de studeerlamp van den advo
caat, ten wiens behoeve 't werd verzonden.
Het langdradig betoog miste toch het
doel niet. De sehuldige ontving ten langen
leste verlof, om Siegen te verlaten en zioh
elders te vestigeD, maar nimmer in het
gebied van den Prins of in diens erflandeD.
Waar hij was, moest hij steeds Oranje uit
de oogen en uit de nabijheid blijven.
Trouw is mr. Johan Rubbens deze ver
plichting nagekomen. Hij braohl zijn do
micilie over naar de stad Keulen, zrjn oude
woonplaats, waar plaats genoeg was voor
een man van zulke erkende bekwaamheid
als hij. Daar schijnt hij, jammer genoeg,
van partij en van godsdienst veranderd
te zijn en wel door toedoen van bisschop
Truohses.
Hoe het zij, in Maart 1587 stierf deze
diplomaat. Zijne voortreffelijke en edele
echtgenoote keerde na het overlijden naar
haar vaderland terug, in het midden van
hare betrekkingen, om zich geheel en al
te wijden aan de opvoeding harer beide
zonen, onder wie ook de latere schilder,
voor wie de leiding van zulk een ver
standige vrouw ongetwijfeld ten zegen is
geweest.
Een grafschrift op Rubbens' graf te
Keulen een hulde van hare hand
verkondigde luide de deugden van haren
geliefden man, met wien zij volgens haar
eigen getuigenis 26 jaren lang in eendraoht,
zonder het minste ongenoegen bad geleefd,
haar man, wien zij in het kritiek tijds
gewricht, waarvan we hierboven spraken,
in een brief bijna smeekt„schrijf toch
nu niet meer „onweerdighen man", want
't is tooh vergheven". Zij had er ook wel
aan kunnen toevoegen -. „en vergheten
ook"-
GEMEENTERAAD MIDDELBURG.
Vergadering van Woensdag 24 Juli des
namiddags ten 2 uur. Voorzitter jhr. mr.
L. Schorer. Tegenwoordig 9 leden. Af
wezig de heeren Sprenger, v. Dunné,
v. Teijlingen, E. P. Schorer, De Veer,
v. d. Ree, Boogaert en Snouok Hurgronje,
de 2e en laatste zonder kennisgeving.
De notulen worden goedgekeurd.
Ingekomen stukkenVan B. en W.
de inkomsten en uitgaven der gemeente
over 1906, welke in ontvangst bedraagt
f707,768,835, in uitgaaf f700,961,295, batig
slot van f6807,54. Deze rekening werd
gesteld in handen der commissie van
financiën om advies;
het verslag der ambachtsschool overl906;
verslag der gehouden wedstrijd van
polilehonden to Breda. Voor kennisgeving
aangenomen
van A. de Lange eene dankbetuiging
voor het hem verleende pensioen. Voor
kennisgeving aangenomen
van dr. H. van der Kamp een verzoek
om restitutie van door hem gemaakte on
kosten voor logies in een hotel alhier,
waartoe hij was genoodzaakt met het oog
op de in zijne woning heersohencle be-