NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 249. 1907.
Woensdag 24 Juli.
21e Jaargang,
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. 1 DE JONGE=VER WEST te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel mee/ S cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
23 Juli 1907.
Ons land is rijk aan Vereenigingen,
maar er kan er toeh misschien nog wel
ééne bij. Het zou een Vereenigde Kamer
zijn tegen ontsiering van ons sohoon land
schap door reclame-borden.
Rademaker's hopjes, Suniioht-Zeep, Na
tionale Levensverzekering, Blookers Cacao,
dat alles danst u, per spoor reizende, in
veld en weide, het oog voorbij.
Op stations of aan muurvlakte gaat het
nog, zoodanige plaatsen ieenen er zich toe.
Maar dat men, zooals we dezijr dagen
zagen, in de schoone omgeving van Den
Haag, drie reclame-borden op een rij zet,
dat is wanstaltig, en doet de schoonheid
van het landschap schade.
Het is nu juist een eeuw geleden, dat de
gezangen in de Nederl. Herv. Kerk zijn in
gevoerd, welk feit mede eender oorzaken ts
geworden van de kerkelijke beweging,
welke men doorgaans met den naam van at--
scheiding bestempelt. Overal in den lande
openbaarde zich tegen die invoering verzet.
Ook in onze provincie. Vlissingen en do
dorpen op Walcheren niet te vergeten.
Zeven jaren na het eerste gebruik der ge
zangen achtte de commissaris-generaal Tets
van Goudriaan het hoogst wenschelijk bij
missive aan de kerkeraden in het departe
ment der monden van de Maas de Evange
lische gezangen voor kerkgebruik in al
hunne doelmatigheid aan te prijzen.
Hij durfde zich dan ook wel vleien van de
brave ingezetenen van Holland, dat liefde
voor Oranje Z. M. gaf zelf het voorbeeld
om gezangen te zingenzucht tot rust en
eendracht en verlangen naar eene eenstem
mige gods vereering allen beziele en door
't algemeen gebruik der bedoelde gezangen
hunne onderlinge stichting zal bevorderd
worden.
Ondanks vele aanschrijvingen bleef het
verzet voortduren. Velen hadden bezwaar
tegen den inhoud, anderen tegn de wijze
van invoering, nog anderen tegen beide.
Populair zijn ze nooit geworden. Hun ge
bruik bleef beperkt tot de Ned. Herv. Kerk.
Zooals we boven zeiden is de invoering dei-
Evangelische gezangen mede een oorzaak
geworden van de kerkelijke afscheiding in
1834. Nimmer hebben die gezangen genade
kunnen vinden in de oogen der afgeschei
denen. Oningewyden hebben wel eens
klakkeloos beweerd, dat later daarin ver
andering is gekomen, en men onder de afge
scheidenen, later Chr. Gereformeerden van
lieverlede om de eens verachte en gesmade
Evangelische Gezangen begon te verlangen
en ook te roepen, doch dit is niet anders
dan fictie.
Intusschen bleek telkens in 't Hervormd
Kerkgenootschap de behoefte te ontstaan
naar nieuwe gezangen, naar een vervolg op
den vroeger ingevoerden bundei, dat er ook
gekomen is, en nu heeft men weêr een
nieuwen lieder bundel gereed. Reeds een
veertiental jaren geleden 14 Aug. 1893
werd door de Synode een commissis voor
den Lieberen-bundel benoemd, in dien tijd
zijn reeds vele van hare leden, o. a. ook de
voorzitter, prof. Acquoy, haar door den
dood ontvallen. Zij had met veie moeilijk
heden te kampen. Daarenboven bleek de
oorspronkelijke opdracht, om uit de psal
men het baste over te nemen en alzoo een
bloemlezing saam testellen,hoogst bezwaar
lijk. Eerst toen verleden jaar de Synode
kon besluiten het mandaat in dien zin te
wijzigen, dat de psalmbundel buiten be
handeling kon blijven, werd de arbeid met
kracht aangevat. Het resultaat van dien
arbeid kreeg nu de Synode te zien. Een
exemplaar van den nieuwen Liederen
bundel" werd by monde van de heeren
Gronemeyer en Bronsveld den voorzitter
overhandigd.
Naar de commissie msent, moet ook in
ons kerklied het woord gelden,wat de dich
ter van den christelykeu godsdienst ziDgt
In zijn wezen vrucht der tyden,
lu zijn vorm van dezen tijd.
Volgens haar moet de Nederl. Herv. Kerk
óók haar levenskracht toonen, „door na een
volle eeuw ook uit haar gezangboek te ver
wijderen, wat al te zeer herinnert aan de
dagen van vóór 100 jaren en aan te heffen
in hare openbare samenkomsten nieuwe
liederen, die haar de Heere der Gemeente
op de lippen legt in onzen tyd".
Ons wordt toegezonden de volgende
oproep
DE UNIE
«Een School met den Bijbel".
Collecte van 3 Augustus.
Aan de Correspondenten en Bestu
ren van de Locale Comité's voor het
Volkspetitionnement.
Mannen Broeders 1
Bij vernieuwing herinnert het Bestuur
de Unie «Een School met den Bij bei"
U aan de Augustus- of Unie-collecte, die
eerlang staat gehouden te worden.
Nog een viertal treken en deOogstmaand
zal zijn aangebroken.
Zult gij U bij vernieuwing opmaken om
deel te nemen aan de Jaaroolleote voor
de Scholen met den Bijbel, als eendank-
bare herinnering aan het Volkspetitionne
ment van 1878
Uw antwoord zal, dat spreekt vanzelf,
bevestigend zijn.
Welnu, maakt dan een begin met de
voorbereidende werkzaamheden, die in de
groote plaatsen met zooveel moeielijkheden
gepaard gaan.
Als gij let op de weldaden Gods die Hij
ons volk heeft bewezen door het mogelijk
te maken, dat het aantal Scholen met den
Bijbel op zulk een verrassende wijze kon
toenemen, dan zult gij U met uw gansohe
hart weer geven voor de leiding onzer
Unie-oollecte.
Gij zult het doen om Gods wil en om
der kinderen wil.
Bedenkt, dat die collecte Doodig, ja hoog
noodig is om voor een deel te dienen tot
steun van on- en minvermogende ouders
iu het betalen der schoolgelden voor hunne
Kinderen, die zij zoo gaarne op den School
met den Eijbel wensohen te plaatsen.
Vergeet niet, dat die Unie-oolleote als
een thermometer beschouwd wordt vaD
de lielde van ons volk voor het Christeljjk
onderwijs.
Uns Unristenvolk heeft die Unie-eolleote
lief en ziet haar met blijdschap tegemoet.
Roept dan spoedig de vrienden bijeen,
die U in dien moeilijken arbeid willen
helpen.
Vraagt, liefst nog in deze maand het
benoodigde aantal Unieblaadjes aan.
Zorgt er voor, dat de Unie-eolleete voor
afgegaan wordt door een ure des gebeds.
Eu wacht, biddende om de hulpe des
Heeren, op Zijnen genadigen zegen bij het
houden der Negen-en-Twintigste jaar-
collecte voor de Scholen met den Bijbel.
Het Bestuur der Unie
z/Een School met den Bijbel".
Baron Sohimmelipennink van der Oije van
Hoevelaken, te Hoevelaken, Voorz.
Mr. T. P. Baron Maokay, te 's-Gravenhage,
Penningm.
Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman, te
's-Gravenhage, Assessor (2e Voorz.)
J. H. de Waal Malelijt, te Utreoht.
W. Hovy, te Amsterdam.
L. de Vries Hz., te Groningen.
J. Oerlemans, te Drongelen.
Mr. C. Lueasse, te Goes.
J. S. F. van Hoogstraten, te Arnhem.
H. Pollema, te Sneek.
Ds. A. de Geus, te Lemmer.
D. Wijnbeek, te Zwolle.
R. Derksen, te Rotterdam (Kievitstraat 40),
Secretaris.
Meten met twee maten.
Het zal den lezers van dit tl d wel be
kend z n, dat de planeet Mars een voor
werp van bijzondere studie is, en vooral
in dezen tijd. Om de 15 jaar staat zij het
dichtst bij onze aarde, en kan alzoo het
scherpst worden waargenomen. Dit tijd
perk valt nu iu deze maand, en menig kijker
is op haar gericht.
Men heeft ontdekt dat de polen aan het
smelten zijn, terwijl vroeger reeds strepen
gezien waren, welke toegeschreven werden
aan allerlei oorzaken. Men meent nu ech
ter, op grond van de regelmaat, en aan het
eigenaardige samenkomen in oentra, te
doen te hebben met een kanalenstelsel,
dat dan een bevloeiiDgssysteem zou zijn.
Is dit juist, dan moeten daiar denkende
wezeös verblijf houden. Ja één geleerde
opperde reeds de gedaohte dat het zeer
goed mogelijk kon zijn, dat men daar reeds
lang getracht had, de aandacht van de
aardbewoneis tot zich te trekken.
Nu kunnen wij ons slechts verheugen
in het toenemen aan kennis, ook die om
trent het hemelgewelf. De heerlijkheid
des Heeren wordt er, voor ons oog, steeds
grooter door. Maar het eigenaardige van
dit speciale geval is het volgende.
Wijst men een ongeloovige op de orcLe
en regelmaat die er in de gansohe Schep
ping bestaat, en die heenwijst naar een
denkend Wezen, die alles zóó besteld heeft,
dan haalt men meewarig de schouders op,
zoo men beleefd is, maar denktdie stak
kers wat zyn ze toch dom gehouden.,
Nu de geleerde echter zijn volgelingen
op orde en regelmaat wijst, en nu ook komt
tot de eonclusiehier is op dezen grond,
een denkend wezen aan 'twerk geweest,
nu gelooft men gedwee.
Is dit ook meten met twee maten
Onze residentie vertoont dezér dagen,
meer dan ooit, een internationaal gezicht,
La Paix (de vrede) is het uithangbord
voor magazijnen en het merk voor koop
waren. La conférance de la jpaia^leest ge
in opschriften en op biljetten.
Typen van de volkeren van Azië en
Amerika en van Zuidelijk Europen her
kent ge zonder moeite.
Vlaggen van allerleij natiën hangen uit
van de verblijven der afgevaardigden te
Scheveningen en in Den Haag*
Het Vredespaleis dat aan den ingaDg
van den Soheveningschen weg verrijzen zal,
vertoont straks een monument van de
vredesbeweging die zieh in de laatste jaren
ontwikkelt, en die, hóe weinig we er ons
ook voorloopig van kunnen voorstellen,
toeh toeneemt in omvang en beteekenis.
Het Volk bevat verscheidene opgetogen
berichten over den uitslag der gemeente
raadsverkiezingen, met name die te Rot
terdam. „Juichende en zingende ging men
huiswaarts, zich niet storende aan 't ver
bod van samenscholingen", zoo lezen wy
aan 'tslot van dit laatste.';
Een „zich niet storen", het gezag bru-
taliseeren op allerlei wys, dat leert het
socialisme zyn aanhangers, en, misschien
onbevreest, moedigt het dit aan.
*a
a
v Hebt Juwe vyanden)tlief.
Een volksplanter in Zuid-Afrika, trof
op een morgen, een Kaffer aan bij, zijn
stal, en besohuldige hem er van, dat hij
zijn paard wilde stelen.
De man ontkende zulks beslist en zeide,
dat hij slechts den koristen weg naar huis
had gezocht. De blanke man wilde echter
hiervan,Diets hooren hij was geen ohris-
ten en vertrouwde den Kaffer niet. Daar
om werd de arme zwarte aan een boom
gebonden en sloeg hij hem, met één
enkelen bijlslag de rechterhand af.
Eenige maanden later werd de volkplanter
eens, ver van zijne woning, door storm
en duisternis overvallen. In de buurt was
een Kafferhuije waarin hij een schuilplaats
zocht, voedsel kreeg en zieh ter ruste
mooht la^even. Wie besourijft eohter zijn
verbazing, toen hij den volgenden ochtend
ontwaakte en een grooten Kaffer vóór zieh
zag staan, die zijn rechterarm, waaraan
tie hand ontbrak, uitstak en hem vroeg,
óf hij die kende. De blanke voelde dat
zijn einde nabij was en verwachtte, bleek
en sidderend, den genadeslag. Dooh de
Kaffer liet langzaam zijn arm weer vallen
zeggende: //Dit is mijn hutje en gij zijt
in mijn machtgij hebt mij, voor mijn
geheele verdere leven, ongelukkig ge
maakt en de wraak is zoet. Maar ik ben
een_christen en vergeef u". Zondagsbode.
Mr. P. C. 't Hooft.
Het Handelsblad geeft de volgende schets
van het a.-r. lid der Eerste Kamer mr.
P. C. 't Hooft
We hebben vroeger al eens opgemerkt
dat de algemeene toon der Eerste Kamer
stil en stemmig is en dat de gemiddelde
leeftijd van de leden trouwens hooger is
dan die der leden van de andere Kamer.
Maar tevens dat er hier toeh eenige tem
peramenten zijn van even jeugdige,sge-
araging als welke ook aan de overzij van
't Binnenhof. Geen is er, wien dit laatste
zoozeer geldt als mr. P. C. 't Hooft. Ook
in de Tweede Kamer zou hij tot de leven
digste elementen hooren. Hij komt, niet
naar don vorm van zijn uiting maar naar
het algemeen aspect van zijn parlementaire
figuur, het meest overeen met den heer
Van Idsinga. Met dezen heeft hij de vol
strekte onbuigzaamheid gemeen van wat
hy eenmaal aangenomen heeft als juist.
Evenals die afgevaardigde ook is hij vol
hartstocht voor zijn onderwerp en zijn
sprekersgaven, maken dat hij, anders dan
het genoemde Tweede Kamerlid, heel ge
makkelijk te uiten weet wat in hem kookt
en bruist. Iu het bepalen van zijn oordeel
is jj Hij, bewust of onbewust, wellicht niet
in gelijke mate los van partijmotieven als
de heer Van Idsinga, althans hij neemt
met zóó vaak als die laatste een eigen
stelling in, maar als hij eenmaal heelt
gekozen en hij vindt een aanleiding tot
uiting, dan is het met even groote onbe-
duohiheid om gevolgen of om wat de
hoorder er van denken zal. Dan leeft hij,
evenals de afgevaardigde van Bodegraven,
terwijl hij spreekt, uitsluitend met en in
zijn onderwerp hij gaat er gansoh in op.
Uok hem,jjgaan prineipieeie vaak abstracte,
quaesties,..buitengewoon ter harte ook hy
weet, met bijzondere scherpzinnigheid, een
vonk te speuren die een ander niet zoo
licht ontdekken zou en een beginselquaestie
op te diepen uit wat slechts een vorinon-
effenheid geleek.
jjoen hij is nog veel subjeotiever en
daardoor nog minder transigent dan de
ander. Deze schikt zieh soms nog in een
compromis wanneer hij inziet dat hij heel
zijn zin Diet kan bereikende Tweede
Kamer met haar amendementenstrijd, biedt
trouwens tot transactie meer gelegenheid
dan de Eerste. De heer Van Idsinga heeft
echter ook, al lijkt hem nog zoo vaak zijn
inzicht waarlijk onaantastbaar, toeh veel
meer oog voor mogelijkheid van dwaling
aan zijn kant en voor de kracht van andere
argumenten dan de heer 't Hooft, wiens
sterke subjectiviteit de waarheid zoo geheel
doet samenvallen met zyn inzicht dat hel
hem steeds onbegrijpelijk schijnt hoe een
ander anders denkt.
Als mr. 't Hooft begint te spreken, staat
hij op zijn plaats, een blad papier met aan-
teekeniogen in de hand. Maar als hij eeni-
gen tijd gesproken heeft, dan is hy soms al
buiten zijn bank getreden en staat naast
zijn plaats of zelfs iets verder nog, in volle
actie, 't Blad papier dat is zyn vaandel,'t is
een vlag die hy ontrolt by d' aanvang van
den stryd (een strijd die steeds een aanval
is) en die allengs, naarmate hy zich meer
in 'theet gewoel van zijn gedachten gaan
laat, drukker wappert in 't gescherm van 't
gebarenspel.
't Begint gemeenlijk rustig. Toch is er
altijd aanstonds iets in stem en houding
oat onmiddellijk doet denken aan een aan
val. Dadelijk klinkt de stem (die zweemt
naar 't timbre van falset en vaak geheel
daartoe behoort), gelijk het hooge lichte
schetteren der trompetten van huzaren.
Het is 't eerste aanvalssein van een klaroen.
En dadelijk ook stelt de spreker zich in
strijdpostuurhy rukt de schouders even
op alsof hy zich goed schrap zet|,en zoo
aanstonds los zal stormen op den vijand.
Levendig en vief, maar eerst nog harts
tochtloos kykt over de vergadering hy
rond want zijn plaats is op den uitersten
rechterhoek der rechterzijde en de achterste
banken staan wat hooger; de kloeke kop
rechtop met 't donkere, grauwend zwarte
haar omhoog- en achteruit gekamd waarin
een wilde lok reeds uitpluimt, en het spre
kende, heel glad geschoren aangezicht (wat
donkere stoppelpuntjes pikkelen slechts
zoo tusschen neus en mond) waarop de
knijpbril voor de oogen blikkert, vol aan
dacht voor zyn onderwerp. Hy staat „en
garde".
Maar dadelijk valt hy uit. fly zegt 'n be
zwaar o neen, een grief, een aanklacht,
een beschuldiging. Een beschuldiging van
onkunde, van majesteitsschennis der logica
of van de Grondwet of van 't Recht, ten
aanzien van eeD medeafgevaardigde of,
vaker nog, van een minister. En als hy
die geuit heeft en haar toegelicht, dan
volgt er weer een. En dan weer een, weer
een 't Is een kletteren van argumenten
(in de lucht maar voor den spreker moet
het wezen of hij waarlijk op een schild
beukt dat hjj splijten wil, een schild van
dwaling en onwetendheid) dat met na
drukkelijke houwen neerkomt.
4&Met nadrukkelijke houwen, want als hy
een steê die hem bij uitstek zwak dunkt,
aanvalt met een argumentenwicht dat hem
bij uitstek onafweerbaar iykt, dan gaat zyn
stem de hoogte in en trekt hy ieder woord
heel lang en luide uit alsof hy welberaden
en met vollen uithaal van den arm te beuken
staat op een ministerüoofd gelyk een tim
merman de laatste hamerslagen met wat
spatie en sekuurder op een spijker mept.
Dan rukt hy de schouders weer op, trekt
de armen tegen 't lyf aan en poost even
maar heel even met een uitdrukking in
houding en gelaat van Ha, ziezoo, die zit
er in
Hy merkt dan echter dat er nóg meer te
bestrijden valt. Wat, is die minister nog
niet dood? Waagt hy het nog, televen?
N een maar, wacht
En feller springt de spreker op, met
nieuwe argumenten voor een nieuw gedach-
tenveld, met nieuwe houwen van zyn gees
teszwaard. 't Beucnreven folioblad, zyn
vaandel, zwaait en zwabbert door de luoht,
Hapt wapperend, op met d' arm die een op
roep, die een strydsignaal om hoog schetst
fladdert houwebrekend uit wanneer het
gebaar iets wegzuigt, wegmaait, wegzeist,
uitroeit uit de sfeer der mogelijkheden
krookt zachtjes kermend in zijn kreuken
saam wanneer de hand het plotseling op de
tafel neerstompten snapt een enkele
maal zelfs, als 't heel driftig gaat, stil weg
uit de al te zeer bewegelijke hand die het
glippen laat en grypen moet en grabbelen
naar t witte ding dat schuin omneer zygt,
zigzagt op de lucht.
Dan staat de spreker meest ai verre
buiten zyn bank. Zyu aangezicht, zyn
anders luimig-geestige,montere facie, grimt
en krampt te zamen van emotie, zijn haren
kuiven op en rommelen, dooreen, zyn
brauwen borstelen uit, zyn mond grimast
by 't stootend smeden van de woorden, die
gelijk een fel gedreven zwerm naar buiten
dringen. En als hij dan zich opricht, de
schouders achteruit rukt, de armen wijd
uiteen slaat alsof hy een keten van bedenk
sels, een yzeren webbe van verkeerde rede-
neersels had doen bersten dan is het of
zyn wezen vonken spat, van redeneervuur
en van cerebrale passie.
Bibberend rilt dan, in zyn knuist, 't blad
papier.
De spreker, uitgeloopen tot, naar regle
mentair voorschrift, soms heel bedenkelyke
lengte, trekt zich dan wel weer terug. Want
't is of ieder, zelfs de levendigste (ook in de
andere Kamer) met een onzichtbaar elas
tiekje zich toch vast weet aan zyn plaats,
zoodra hy spreekt; wie heel ver uitschiet,
telkens weer, treedt telkens ook terug alsof
hy een rukje voelde aan zijn jaspand, dat
hem maant -. het Reglement