NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 244. 1907. Donderdag 18 Juli. 21e Jaargang. HISTORISCH CHRISTELIJK- VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed S l DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. DlIUfj, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Een belangrijke bladzijde io de geschiedenis van het Zeeuwsche Dijkrecht. FEUILLETON. Eene historische novelle uit de jeugd van minister Gulzot. IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25. Enkele nummers 0,02a UITGAVE DER FIRMA EN 'VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 3 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Slot VI. Waaruit ondanks dit alles de oppositie in de poldervergaderingen te verklaren Uit de reeds tegen 't 1ste onderwerp van G.S. ten aanzien der kosten genoemde oppositie, bleek dat men het eigenlijk had tegen de thans vigeerende bepaling. Het kwam hierop neer dat wanneer die bin nendijken geld moeten gaan kosten, dit moet gedragen worden door hen in wier belang dit geschiedtterwijl zeer dikwijls de polder, thans met beheer en onderhoud belast er geen belang bij hebben zal. G.S., uitgaande van het denkbeeld polderbe lasting onderstelt ponderbelang, en wien 't water deert, 't water keertgaven aan die bezwaren gehoor en ontwierpen hun 2e voorstel op gronden van billijkheid en in overeenstemming met den ouden regel, uitgewerkt voor de buitenwijken en be- liohaamd in de ealamiteuze polders. Waar bij oalamitenze polders door bijdragen uit de publieke kas voorkomen moet worden dat alle inkomsten der landerijen voor de eigenaren verloren gaan, zoo moet ook hier hulp uit de provinciale kas bij buiten gewoon hooge kosten verleend kunnen worden. Bij ealamiteuze polders moet het zoo zijn dat uiet ealamiteuze toestand, wanneer dit slechts even kan. voor de ingelanden verkieslijk blijft. Zoo moet ook hier de binnenpolder dan alleen aanspraak mogen maken op hulp uit de provinciale kas, wanneer anders de kosten der nood zakelijke werken alle of zoo goed als alle inkomsten der landerijen zouden opslurpen. Daarin voorziet al. 3 van het nieuwe art. 17. Als beginsel moet natuurlijk voorop blijven staan dat hetgeen ünantieel bin nen den eigen kring der belanghebbenden kan algedaan worden, daarbinnen ook afgedaan moet worden. Nu spreekt men wel van algemeen be lang. Sommigen willen daarom alle kosten voor het rijk brengen, of althans een deel er van. Bij provinciaal reglement zou dit zeker niet kunnen. Het in 1863 door de staten aangenomen reglement op de ealamiteuze polders werd 9) Hij was toeh Diet zoozeer een vrouwen hater als hij zelf gedacht had, en als zijne zuster beweerde. Ja, die nietige, mets- beduidende lediggangsters, welke al hun tijd en al hunne vermogens aan haar toilet bestedeD, die zioh slechts door hartstocht laten leiden en onophoudelijk koketteeren, nu met den een dan met den ander die vrouwen kon hij niet uitstaan. Maar 'n vrouw zooals zijne zuster was, diegeheel voor haar huisgezin, voor haar man en kinderen leefde, zoo waren er slechts weinige. En tooh, was Pauüne dan zoo Was zij eene huishoudelijke vrouw Ging niet alles bij baar op in de letterkundige Hij moest dit nu eens met eigen oogen zien, daarom wilde hij haar zoo gaarne bezoeken. En dan f't Was immers al te dwaas te durven meenen, dat een freule van Meulan ooit de vrouw zou willen worden van een man, die tweemaal zoo oud was als zij, en misschien viermaal zooveel woog Hoe jammer, dat zulk een man, lezers, die zooveel waarheid in zioh had, niet was opgevoed in een Bij belsohe omgeving, dat hij door zijn innerlijke neigingen in de strikken der vrije wijsbegeerte was ver ward. Mocht ook hem het boek van Guizot iets beters Jeeren Het bezoek bij Paulin8 viel niet tegen. Reeds voor de deur vergaste de reus zioh aan hare muziek, die zoo natuurlijk en gevoelvol was, dat het hem bijna speet, Hat by tooh eindelijk kloppen moest, De o.a. door den koning niet goed gekeurd, omdat men daarin als middel tot bestrij ding van het tekoTt een rijksbijdrage ge noemd had. Men zie het K.B. van 24 Sept. 1864 nr. 33 hetwelk overwoog dat een provinciaal reglement uit den aard der zaak omtrent het verleenen eener bijdrage uit 'b rijks schatkist niets mag bepalen. Dat zou dus reeds dakrorn niet gaan. Wat is verder ook onder algemeen belang te verstaan Dit kan zijn rijksbelang tegen over provinciaal, gemeentelijk, of water- schapsbelaug. Maar dat is 't hier niet. Er is veeleer een bijzonder waterschapsbelang tegenover andere belangen. Algemeen belang kan ook beduiden openbaar en algemeen welzijn. Maar dit moet behartigd worden door ieder publiek rechterlijk lichaam, dus ook door 't water schap. Deze plicht rechtvaardigt niet dat men lasten gaat leggen op een grooter deel b.v. op een Provincie, wanneer spe ciale openbare belangen door een bepaald ander publiekrechterlijk lichaam met name een waterschap moeten worden behar tigd. De behartiging van speciale openbare waterstaatsbelangen is juist de taak van het waterschap. En de grensbepaling er van dient om aan te geven, welke gronden in de gemeenschappelijke lasten van dat speciaal openbaar belang moeten bijdragen. Zoo is er hier altijd wel een openbaar be lang, maar een dat tegelijkertijd speciaal is. De memorie van toelichting bij het wets ontwerp van 1895 (de keurwet) zegt dan ook geheel terecht dat de bijzondere taak van het waterschap is het verzorgen van bepaalde belangen. Daardoor is de zorg voor deze belangen onttrokken aan anderen, met name aan de algemeene taak der ge meente, op welke de verplichting rust tot verzorging van aila openbare gemeenschap pelijke belangen binnen 'n bepaald gebied. Bepaalde openbare belangen worden das onttrokken aan publiekrechtelijke lichamen die er anders voor zouden moeten zorgen. Het is dan ook niet redelijk daartegen te reageeren eu de kosten toch te willen sohuiven op provincie en gemeenten. Bijzondere instellingen zijn voor deze belangen aangewezen. De gronden, die daaronder ressorteeren, worden geacht be lang te hebben bij die taak aan die instel ling opgedragen, en moeten er dus voor begroeting was hartelijk. Zij zat allerliefst aohter het theeblad, eu nam de honneurs waar. Het gesprek was levendig en liep voornamelijk over het nieuwe boek van Guizot, waarin beiden een schemerachtig antwoord gekregen hadden op sommige groote levensvragen. Over Passera en wat er mee in beüekking stond was geen woord gesproken. De bloementafel had Laya reeds laten weghalen en bij den onbeschaamden eigenaar teruggebracht. «Men zou uit dat boek opmaken", zei Pauline, ,/dat er tooh een godsdienst kan bestaan die niet tegen de rede strijdt''. //Ja, dat komt mij ook zoo voor, wij moeten er meer van weten. Maar wat zou wel het hoogste doel des levens ziin, denkt gij P" «Nuttig en gelukkig wezen". //Hoe zou men dat bereiken kunnen F' Na eenig nadenken was het antwoord j van Pauline„Mij dunkt door belangelooze opofferende liefde". 1 //Zoo iets is tooh ook godsdienst, of zou het niet, mejuffrouw z/Ja zekerof zou het niet Natuur- driif kan het niet zijn z/Maar hoe denkt gij over de eer? Is de eer niet waard er voor te leven en er zioh voor op te offeren Pauline daoht na. „Mij dunkt dat het verschil maakt wat gij door eer verstaat. Is eer roem dan dunkt zij mij een schraal loon voor moeite en opoffering. Maar is het de overtuiging, ctat men zioh in de oogen der mensohen, noeh in de oogen van het Opperwezen vernederd heeftdat men immer getrouw bleef aan degelijke grond regels, en liever alles vaarwel zegt, dan iets tegen zijne overtuiging doen..,ja betalen. Dit is in overeenstemming met ODze geheele staatkundige inrichting en blijve dies Tegel. Mr. Schepel zegt dau ook zeer juist ten aan zien van de oprichting der watersohappen. Hier ia het dus niet het gebied dat hot belaag stempelt tot het belang van een be paald waterschap, maar omgekeerd 't opge dragen belang, dat bij de bepaling van het bestuursgebied richtsnoer zal moeten zijn". Maar zoo redeneerden enkelen als G. S. namens de provincie ieta bevelen, dan moet de provincie,wier dagelijksch bestuur de werken noodig acht, ook de kosten maar betalen. G. S. geven echter dezo bevelen niet namens de provincie, ook niet in het speciaal belang, of ten behoeve van dé pro vincie, maar als gevolg van hun wettelijk vastgestelde verplichting om toezicht te houden op de waterschap besturen. In de toelichting op art. 9 der wet van 1855 staat dit zeer duidelijk uitgedruktG. S. treden b\j het houden van toezicht op de water- schapbesturen niet zoozeer op als provin ciale autoriteiten, maar als do macht, waar aan door de Grondwet de daartoe strekkende verplichting is opgelegd. De provinciale kas kan dus niet belast .worden met kosten, die het gevolg zijn oener handeling, welke niet in het belang of ten behoeve der pro vincie door G. S. werd verricht. Het liep bij dit artikel over do betaling der proces kosten in geval van een rechtsgeding over de verplichting tot het verrichten van werken, wanneer het gediog uitvalt ten voordeele van hem, dia bevel ontving. Deze kos'en komen dan voor het rijk, hetgeen in de wet van 1900 zoo is gebleven. Maar al is het hier een andere zaak, toeh is de grond gedachte dezelfde, als het loopt over een bijdrage van de provincie in de kosten der noodzakelijke werken, die G. S. opleggen, wanneer men deze wil gronden op het feit dat G. S. toch bevel gaven. Slechts dan komen die kosten voor de provincie, wan neer de daartoe verplichten het bevolen werk niet doen, G. S. derhalve moeten uit voeren en de kosten op de gronden van het waterschap niet geheel verhaalbaar zijn. Het te kort komende moet dan uit de pro vinciale kas bijbetaald. Maar waakzame G, S. kunnen dit bijna altijd voorkomen door tfjdig ter voorziening in dergelijke groote werken 'n waterschap op te richten. dan, dan is eer iets zeer verhevens". „Ach, dachten alle mensohen als gij, mejuffrouw", zeide de reus, bijna week. „De groote wereld denkt anders. Wat gij daar eer noemt is schier martelaarsdeugd en moed". Ofschoon zij nog niet aohter het fijne der zaak waren, spraken die twee tooh niet meer als de blinden over de kleuren, vindt gij ook niet, lezer Laya ging naar zijne kamer en daoht onderweg: Zulk eene vrouw te bezitten moet tooh wel een groote schat ziju I VI. IIET BESLISSENDE WOOItD. Bij zijn vertrek had George Laya de annales van Francois Guizot aan zijne collega achtergelaten en zij zette zich da delijk aan het lezen. Gedurende de geheele week, die daarop volgde, kreeg zij geen tijding ven Laya meer. Pauline had wol een kiein bericht in de courant gelezen, dat er tussohen een zekeren heer P. en een hooggeacht mede lid der pers, den heer L. een duel had plaats gevonden, maar het was zelfs in den droom niet ingevallen, dat hiermede haar vriend kon bedoeld zijn. Dit duurde tot den negenden dag. Zij had geen boe ken ontvangen en ook haar salaris zonder een regel bijschrift van haar vriend ge kregen. Ten laatste werd zij ongerust en ijlde naar het bureau. Men zeide haar, dat de heer Laya sedert eene week on gesteld was en gedurende eenigen tijd niet op het bureau werd verwacht. Daar ging haar een licht op. Zij zocht de courant van vóór acht dagen, jawel,... het kon niet anders wessa. Haar lieve vriend Days Dit mag nu wel niet gelijk Mr. Rut gers van Rozenburg, volgens zyn uitspraak in de le Kamer indertijd meende dat zou gebeuren aangewend worden om alle abnormaliteiten uit den weg te ruimen, maar in een geval als wij hier bedoelen, is het alleszins gerechtvaardigd en is de wettelijke bepaling omtrent de kosten een boete op de nalatigheid van de staten. Overigena blijve als r6gel gelden de kosten blijven binnen den kring der be langhebbenden en in buitengewone om standigheden voorziening op andere wijze overeenkomstig de oude beginselen, die daarvoor golden. Het geval is niet wel denkbaar althans by binnendijken, maar het zou toch kunnen gebeuren dat ook provinciale hulp te bezwarend voor do provincie zou wordeu, omdat teveel wordt gevorderd. Vooral echter zou dit het geval kunnen zijn bij buitendijken, wanneer geen cala- miteus verklaring kan geschieden, omdat de betrokken ingelanden het niet willen vragen, wij wijzen slechts op de poldertjes Nieuw-Ochene en Serlippens bij Terneu- zen. Rijks3teua zou dan noodig onbillijk kunnen zijn. Da wet op do calamiteuse polders staat daaraan volstrekt niet in den weg. Immers is dat niet de eenige weg waarlangs rijkssubsidie voor een Zeenwseh waterschap kan gegeven. De onwil der ingelanden zou dan het alge meen en b'ijzonder belang maar zoo kun nen schaden. Immers zou dan in geval bij dreigend gevaar noodzakelijke voor ziening noodig was, waar het werk meer zou kosten dan de gronden van den pol der waard waren, zoodat na verleend be vel en by voortduren der weigering de provincie hot werk zou moeten uitvoeren en het tekort komende bstalcn, feitelijk alles afhankelijk gesteld worden van die ingelanden, die geen calamiteusverklaring willen vragen. G. S. zouden dan hun grondwettelijke verantwoordelijkheid niet kunnen uitvoeren dan tot groote schade van de provincie. Dit zou ook weder prac- tisoh moeilijk gaan. Het rijk zou dan moeten bijdragen, wilde het niet dat de onwillige ingelanden dan toestand regeerden. Nu zal meestal tjjdig door de oprichting van een groot waterschap er in kunnen voorzien worden en daarin b.v. de on- was gewond. Onmiddellijk zette zij zich neder om een paar regels aan hem te schrijven, waarin zij hem verzocht haar toeh te melden, hoe hij zioh bevond en of hare gissing waarheid behelsde. Spoedig daarop kwam er antwoord. „Wanneer", zoo schreef hij, „er een tijd was, waarin het geoorloofd ware een on waarheid te zeggen dan zou het deze zijn want mijne bekentenis, dat gij juist ge raden hebt, zou u te vergeefs in vreeze brengen. Ik ben in mijn linker sohoudor licht gewond, zóó licht, dat ik dezen brief zonder moeite kan schrij ven. Wij vuurden te gelijkertijd af, en ik vrees, dat mijn tegenstander zwaarder getroffen is dan ik. Intussohen mijne zaak was reektvaardig, en voor de ware eer, zelfs wanneer ik hem gedood bad, zou ik mijne handelwijze niet betreuren. Wanoeer gij wist hoe gaarne ik om uwentwil een weinig lijdt, zoudt gij mij even spoedig weder de verdediging van uwe eer toevertrouwen. Uw zeer verbonden George Laya". Dagelijks kreeg nu de bezorgde Pauline eenig bericht, tot de geheele herstelling volgde en toen liet de groote man eene visite bij zijne teedere vriendin aankon digen. Pauline gevoelde het, dat deze dag eene beslisssing in haar leven met zioh zou brengen. De redacteur had recht op haar door den gevoerden strijd om harentwille, en mocht hij nu om hare hand vragen, dan kon zij die niet weigeren. Bovendien zij had hem innig lief, als een kind zijn vader, als een getrouwe vriendin. Maar, zoo vroeg zij zioh af, heb ik hem inderdaad zóó lief. De gedachte deed haar goed, dat bij om harentwil zijn leven had gewaagd maar toch kwam alles in haar binnenste willige polder toch gebracht kunnen wor- don in een toestand ünantieel gelyk aan een ealamiteuze, maar aangenomen dat dit op zeer veel andere bezwaren stuitte en niet eens zoo spoedig kon, dan was rijkB- hulp e'sch, Geen enkele wet sloot Zeeland van Rjjkshulp op deze wijze uitook niet die op de ealamiteuze polders. Kanryka- hulp alzoo iu bepaalde omstandigheden moreel geëischt worden, wat baat het voor de onderhavige regeling, nn de Provinciale Staten geen beschikkingen kunnen nemen over de schatkist van het rijk. En zoo zyn er o. i. geenerlei geldige bazwaren tegen de voorgestelde wyzigingen. Zy rusten op hiatorischen grondslag, liggen in de lyn eener gezonde ontwikkeling van ons polderrecht, in de historische lyn, waaraan, hoezeer hier en daar afgebroken, toch moet worden voortgesponnen. Uit het verleden het heden. De geschiedenis zoo vaak het wereld gericht leert de noodzakelijkheid. Reeds onder de wetenschap dat er in deze rich ting scherper toezicht uitgeoefend, met mogelijkheid van ingrypen zal menige toestand verbeteren. Gelukkig is het dan ook dat de Staten van Zeeland geen gehoor gaven aan de vaak klakkeloos opgeworpen bezwaren en met zeer groote meerderheid van stemmen de voorstellen van G. S. hebben aange nomen in de jongste Zomervergadering. Toonden, geiijk het statenlid mr. Fokker zeide,G. S. wijs beleid door deze voorstellen te doen, de Provinciale Staten toonden een goed inzicht te hebben in de belaDgen van ons gewest en in de taak, die op de schou deren van h6t Gedeputeerd College rust. Moge deze bijdrage ook iu de kringen der polderbesturen eenigermate ander en boter inzicht brengen in de eischen onzer Waterstaatswetgeving en in de dienover eenkomstige behartiging van de gewich tigste belangen voor onzon bodem, dan zijn wij dankbaar en voldaan. Geheel Nederland volgde met warme belangstelling het lot van onze schoone, verleden jaar zoo jammerlijk geteisterde provincie. Met gelijke belangstelling zagen regeering en voik uit naar de maatregelen die zouden genomen worden. Men kan thans voorloopig tevreden zijn wat het nemen van reglementaire maatregelen aan- op tegen zulk eene beslissing van eer als een duel moet heeten. Het was nu eenmaal zoo de gewoonte der rnanneD, en Laya was alles behalve een roekelooze of een waaghals: hij zou zeker niet dan gedwon gen tot deze handelwijze zijn overgegaan. Hij kwam, en zijn eerste blik zeide aan Pauline alles. Zij trachtte hem van spreken terug te houden en sprak van hare be zorgdheid om zijnentwil en al wat zij geleden had gedurende zijn krankheid. Hij daarentegen greep met zijne reuzen vuisten haie beide teedere banden aan en riep „Pauline is het mogelijk, dat gij dit alles waarlijk om mijnentwil gevoeld hebt. Zou ik niet zoo ongelukkig wezen als die man, welke zijn hart in de woestijn had geworpen P" Pauline zag hem aan. Er stonden tranen in zijn oogen, waaruit enkel goedheid haar tegenblonk. Zij werd zeer verlegen maar neenzij vatte moed, liet hem toe haar aan zijn borst te drukken en behandelde hem geheel als een kind haren vader. Laya sprak weinig, Pauline evenzeer j maar toen de oude min binnenkwam,sprong zij op haar toe en verhaalde haar vol kinderlijke vreugde dat zij de bruid van dezen besten man geworden was. Deze genoot zijn geluk met volle teugen en was bovenal verheugd dat hij zijne Pauline met zooveel behendigheid en recht vrouwe lijke oplettendheid de tafel zag toebereiden. Zij was dus niet geheel opgegaan in hare studiën. Maar zij moest nu ook voor de toekomst geene dame de la plume meerzijn. Toen zij hem een oogenblik later rakelings voorbijging, greep hij haar hand en haar vriendelijk aanstarende, zeide hij (Wordt vervalgdj.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1907 | | pagina 1