VOOR ZEELAND. No. 230. 1907. Dinsdag 2 Juli. 21e Jaargang, HISTORISCH VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Staats-peiisioneeriiig'. P. J. 1. i. VEN. Buitealandsch OttrziehL IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. pt,25. Enkele nummers0,02'. UITGAVE DER FIRMA SN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. JK Candidaten der Anti-rev. Kiesvereni gingen zijn Middelburg III: W. A. de Rijcke. Vlissingenl: A. Huson en G. v. d. Putte. Vliasingen II: J. J KHjberg en P. Merckens. Goes: P. J. v. d. Ven. Deze candidaturen steunen wy, met op merking dat geen andere dan deze candi daten door de kiezers in genoemde distric ten moeten worden gestemd. Want wie behalve hen ook nog een of meer vrijzin nigen of anderen stemt vermindert de kans enzer candidaten en werkt niet mee, maar tegen. Slaats-pensioneering voor alle Neder landers is een begeerlijke zaak. Geen wonder dat velen lid zijn van den Bond van Staats-pensioneering. Dooh niet alle begeerlijke zaken zijn rechtvaardig. In onzen tijd waarin de grenzen tussohen recht en belang zoo vaak ineenloopen, is deze herinnering niet overbodig. En dat te meer, dewijl aehter die be weging voor Staats-pensioneering ook de stuwkracht werkt van den nood, waarin zoovele versleten ouden van dagen ver- keeren, tengevolge van 't nog maar steeds uitblijven van een ouderdoms- en invali diteitswet, die, ware in 1905 het roekelooze spel der anti-clericalen bij de Kamer verkiezingen mislukt, stellig veel nader aan haar komst zou geweest zijn dan nu. "Want op het oogenblik ligt zelfs de ouder- doms-pensioneering in een haast onafzien bare toekomst. Een waarschuwing tegen den bond voor Staats-pensioneering van alle Nederlanders ga Uan ook vergezeld van de erkentenis dat de ouderdoms- en invaliditeits-verzeke- ring voor onze werklieden dringende eisoh is des tijds. Voor onze werklieden. Wordt het aldus, met name door de S. D. A.P. ook zoo opgevat? De heer Wibaut sehrjjft in zijn prae- advies over verplichte ouderdoms- en invaliditeits-verzekering onder meer het volgende »Voor de arbeidersklasse is de eisch van Staats-pensioneering niet de poging om de be staande orde in maatschappij en staat te ver sterken en te bestendigen. Integendeel is deze eisch een welberaamde aanval op deze maatschappelijke orde. Een der sterkste en meest directe eischen, die in dezen tijd kunnen worden gesteld. Een der sterkste, omdat de eisch gesteund wordt, weldra gedragen, door de maatschappelijke ontwikkeling zelve. Een der sterkste ook, omdat Staats pensio neering rechtstreeks afgaat op het doel, dat de strijdende arbeidersklasse voor oogen ziet, rechtstreeks ingaat tegen de uitkomsten der arbeidsverhoudingen van dezen tijd, recht streeks ingaat tegen de voortbrengingswijze zelve, deze aantast in haar grond slage n". Men houde hierbij in het oog dat in de praktijk der sociaal-democraten onder dat „arbeidersklasse" de sociaal-democraten verstaan worden. Hun eisch is, zegt de heer Wibaut, „een welberaamde aanval op de maatschappe lijke orde", een „aantasting van haar grond slagen". Dit wordt met ronde woorden gezegd. Het bevreemdt zeker niemand die met de litteratuur dezer heeren een weinig op de hoogte is. Maar het is dan tegelijk voor alle christen arbeiders een reden om zich bij dien bond voor Staatspensioneering niet aan te slui ten. Een bond die zich bezig houdt met „aantasting van de grondslagen onzer maat schappelijke orde" mag, met onze mede werking althans, niet bestaan. Maar nu zegt de bond dat allen, van welke richting ook, tot hem kunnen toetreden. Dat kennen wy. Het is er mee als met de toetreding tot de S. D. A. P. „De godsdienst er buiten", zegt men daar. Doch waar dit op uitdraait, hebben de leiders der 8. D. A. P. in woord en geschrift genoegzaam bewezen. Fortuijn, de eerlijkste van allen, heeft het ruiterlijk gezegd, nog op het jongste con gres der socialisten, dat by hen voor geloo- vigen geen plaats is. En Gerhard meende dat wie tot hen overkwam, „erger dan rattekruid'' zou te genieten krijgen. Wie niet tegenover het socialistische stelsel in de S. D. A. P. het chistelijke mag overstellen, kan daar geen plaats vinden. En hetzelfde geldt ook voor den bond voor Staatspensioneering. Wie daar lid van wordt, voor dien is buitengesloten de mogelijkheid om in den Bond tegenover het specifiek socialistische middel Staatspensioneering andere, niet-socialistische middelen, ook maar te noemen, laat staan te propageeren, waar door hetzelfde doel kon worden bereikt. Dat doel is in de laatste jaarvergadering van den Bond ongeveer aldus uitgesproken, dat men verkryge een recht op by de Wet te regelen gelden voor die oude mannen en vrouwen, die daaraan, blijkens hun leeftijd en inkomsten geacht worden behoefte te hebben, en wel onverschillig of zij werk lieden zijn of niet. Dat doel kan ook door andere middelen, b.v. door verplichte ouderdomsverzekering bereikt worden, zooals onlangs nog door mr. H. Okma, in zijne Schets eener ver plichte ouderdomsverzekering, is aange toond. Dit is heel iets anders en heeft dan ook met het socialistische stelsel van Staats- pensionneerieg niets te maken. Het staat echter nog niet vast dat de Bond dit dulden zou. En dit wettigt de vrees dat aau deze beweging een politiek luchtje is. Immers, terwijl de Bond allen tracht te lokken, die het doel van den Bond schoon vinden, doch het middel verwerpen, wordt hij zelf door de S. D. A. P. getrokken tot die party. Immers de heer Wibaut schrijft „Het groot verschil tusschen den Bond van Staatspensioneering en ons, is dus, dat die Bond het Staatspensioen wil voor alle Nederlanders, en wij er zulke Nederlanders van willen uitslui ten, die het niet noodig hebben, die, bij het be reiken van den pensioenleeftijd over 'n inkomen boven een zekeren grens beschikken''. En verder ,,Er is echter op de laatste jaarvergadering van den Bond van Staatspensioneering uitge sproken, met zooveel woorden gezegd, wat eigenlijk ook reeds vroeger werd aangenomen, dat er neiging bestaat om bij wijze van „over gang" den eisch van pensioen voor allen, te vervangen door pensioen voor hen „die het noodig hebben", d.i. wier inkomsten op 65-jari- gen leeftijd een bepaald bedrag niet overschrij den. Op dit standpunt zou ergelegenheid komen tot gezamenlijk optreden voor Staats pensioen tusschen den Bond en hen, die op ons standpunt staan. Want de eisch van uitsluiting van elke premiebe taling bij 't ouderdomspensioen vereenigt ons beiden". De Bond staat dus hier voor een twee sprong. Wij kunnen het veilig aan den tyd overlaten welke keuze hij doen zal. Reeds voor maanden heeft Het Friesch Dagblad dan ook reeds geprofeteerd, dat indien hij zijn eenzijdig standpunt hand haaft, zijn aansluiting aan de S. D. A. P. slechts een quaestie van tijd zal zijn. Een schijnbaar sterk argument van den Bond voor Staatspensioneering is dat het Rijk de gelden voor Oorlog bestemd beter tot hun „rechtkan doen komen, met ze te bestemmen voor Staatspensioneering. Maar dit argument is gevaarlijk in ergen graad. Het leert de natie hare offers voor de landsverdediging als middel tot het be waren harer zelfstandigheid en onafhan kelijkheid in te houden. Dat wil zeggen het vaderland prys te geven aan de ver overingszucht van den grooten nabuur die op hem loert. En tegelijk weg te werpen het besef van verantwoordelijkheid om van en voor de toekomst, voor dit en voor het volgende geslacht het nationaal volks bestaan te helpen handhaven. Wordt dat besef, nu reeds, in den jongeling, op diens meest ontvankelijken, van het ideaal geest- driftigen leeftijd, gedood, dan zal het 00b, op rijperen leeftijd, den man niet meer bezielen, en dan is het met ons onafhan kelijk volksbestaan gedaan. Op deze persoonlijke verantwoordelijk heid toch is onze maatschappelijke orde gebouwd. Wat geeft men er voor in de plaats wanneer men het besef daarvan bij ons volk heeft uitgedoofd? Hebben de jaren tusschen 1795 en 1813 ten deze ons nog niet genoeg geleerd Maar het argument heeft nog een andere niet minder gevaarlijke zijde. Het bedoelt niet minder dan het dooden, in den jongen mensch reeds, van het gevoel zijner roeping om de zorg voor het leven in de kracht zijns Gods zelf op zich te nemen, zijn jongen en ook zijn ouden dag in acht te nemen, en niet door zorgeloosheid die plicht af te schuiven op de schouders van Vader Staat. Welk een pitloos geslacht wordt er toch bij zulk een leer van gemakzuchten zorge loosheid gekweekt. Een geslacht onder dergelijke auspiciën groot geworden, zou gerijpt blijken ook voor zijn maatsehappelyken ondergang. En toch niets minder dan dat is de treu rige consekwentie van deze beweging voor Staatspensioneering. (Slot volgt). I Juli 1907. De Gemeenteraadsverkiezing te Goes. Nog eens moet de aandacht gevestigd worden op de weigering der vrijzinnige kiesvereeniging „Vooruitgang" te Goes, die in haar tegenwoordige leiding en samen stelling ten opzichte dezer verkiezing een besluit nam, dat stellig niet zou genomen zijn, wanneer de leiding nog berust had by hen, die vroeger't bestuur uitmaakten of deel uitmaakten van genoemde of een dergelijke kiesvereeniging. (Men weet dat „Vooruitgang" indertijd de (oud) liberale kiesvereeniging „Goes" verving). Er traden 4 raadsleden af uit de Linksche partijen en 1 uit de Rechtsche. Een vrij zinnig aftredende stelde zich niet weer beschikbaar, er was dus een liberale vaca ture, en de van Rechts aftredende stelde zich ook niet meer candidaat,duswas erook een laat ons zeggen niet-liberale vacature. Dezen zetel eerst door een christelyk- historische vervuld, wilde men nu onzer zyds vervuld zien door een katholiek, de vrijzinnigenmochten dan den anderen vryzinnigen zetel behouden, terwyl de drie overige raadszetels dan mede onbe streden konden blijven. Het had dan zonder stemming kunnen afioopen, en de verhou ding der partijen in den Raad was dan dezelfde gebleven. Doch de vrijzinnige kiesveresniging „Vooruitgang" verwierp dezen voorslag der drie Rechtsche kiesvereenigingen en stelde vijf vrijzinnige candidaten. Het spreekt vanzelf dat wy dit recht haar niet konden betwisten, al komt, waar de verhouding der kiezers in Goes is zoo wat half om half, een getal van elf vry zinnigen op de 13 leden van den Raad ons wel wat veel voor. Wij hebben echter den voorslag gedaan voornamelijk uit het oogpunt van reeht. Indien er mogelijkheid is dat de can didaten gelijk staan in bekwaamheid, er varing, open oog voor de gemeentebe langen, en kans van slagen, dan zoo meenen wij hebben de Roomschen recht op dezen zetel, dewijl zy een vijfde of een zesde van 't aantal kiezers bestrijken. Hiervoor schynt, wij zeggen nu niet de vrijzinnigen, maar de vrijzinnige kiesver eeniging niets te voelen. Zy wil liever een onzekeren stembusstrijd met al den aankleve van dien, dan deze erkenning. Het bezwaar dat niet de kiesvereeni gingen maar de kiezers zich hierin heb ben uit te spreken, mag niet heelemaal weggecijferd worden, hiervoor voelen wy iets. Maar dit behoefde voor de kies vereeniging geen motief te zijn om den voorslag af te wijzen. Immers bij tijdige openbaarmaking van haar besluit hadden de kiezers die geen lid van die kiesvereeniging zijn, zich door het stellen van een tegencandidaat kun nen ^uitspreken en dan was ook het recht der kiezers voldaan. De kiesvereenigingen hebben in ieder geval de leiding. Wie buiten de kiesver eenigingen staan, over dezen hebben dezen niets te zeggen, men had dan ook gerust kunnen afwachten wat deze niet-leden der kiesvereenigingen zouden doen. Dat meer geschied. Nu echter is, door 't dry ven der kies vereeniging „Vooruitgang" het gansche kiezerscorps op de been geroepen, voor de aftrodendengoedmaar ook voor twee nieuwe candidaten, over wier verkiezing, men zal het zien, het gros der vrijzinnige kiezers zich niet warm maakt. Reden te meer, om nu met kracht voor den katholieken candidaat op te komen. Dat dit een ander is dan hjj die eerst was genoemd, behoeft geen verwondering te baren, dewijl de eerstgenoemde rekening houdend met de beste kansen, in overleg met zyn naaste vrienden, naar wy verna men, de voorkeur schonk aan den geestver want. Daarom, vragen wy van alle man die voelt voor Rechts en voor Recht de stem voor op een na den ondersten op de stem- kaart, voor den Reehtschen candidaat De wei op het onderzoek naar het vader schap. De Kameroverzioht-sohrijver van de N. llott. Courant geeft in het nummer van 21 Juni jl. zijn voorloopig oordeel over dit ontwerp, een oordeel, cat zeker lang niet malsch mag worden genoemd. Hij schrijft aldus „Droeg het oorspronkelijk ontwerp-Loeif, niettegenstaande het eenige verwantschap had met dat van minister Cort van der Linden, een eigen karakter, en vormde het een goed geheel de wet, die er ten slotte uit wor den zal, zal zich kenmerken door gebrek aan een ondubbelzinnig karakter. Het hinkt op verschillende gedachten. Minister van Raalte heeft van elk zijner beide ambtsvoorgangers iets overgenomen, zonder eenheid daarin te brengen, en heeft daar doorheen nog gemengd een stelsel, dat wel niet is dat van de heeren Limburg c.s., maar dan toch uit de verte het vriendschappelijk loewuift. Op dat kleed zonder snit is vervolgens door bijna elk der sprekers een lapje gezet, óf de regeering heeft zich bereid verklaard aan het model nog wat te wijzigen.Bovendien zijn hier en daar scheuren gekomen, waar doorheen de voering zicht baar wordt". Tot zoover deze schrijver. Meer verniettigênd oordeel dan dit is niet denkbaar. En dit wordt uitgesproken door het vrij zinnig hoofdorgaan. Over het werk van een bevriend Kabinet. Van een Kabinet dat in alles 't werk van het vorig Kabi net zou verbetereu. Over een nietig ont- werpje van enkele artikelen. Laten de vrijzinnigen van nu voortaan toch zwijgen van de Drankwet De Drankwet is een groot stuk werk. Maar wat is dit broddelwetje I Rotterdammer' Duitschland. Volgens Berlynsche bladen heeft Keizer Wilhelm graaf Posadoweky bij zyn aftre- dèn een brief geschreven, waarin hy diens verdiensten hoogelijk prijst, en hem des Keizers borstbeeld in marmer geschonken. Voor de gewonen onderscheidingsteekenen bestond geen aanleiding; de aftredende minister bezit reeds de hoogste orden- Frankrijk. De voor de cultuur van wijngaarden in Frankrijk gebezigde grond beslaat eene belangrijke oppervlakte, die inj de laatste jaren niet onbelangrijk vermeerderd is. In 1905 waren 1,744,000 H.A. grond voor dit doel bestemd, en de Fransche wijngaarden loverden een opbrengst van 52,857,000 HL. De juiste cijfers voor het jaar 1906 zyn nog niet bekend, maar men schat voor de eerste 10 maanden van dat jaar de wijnproductie op 53 millioen H.L. Ëyna in alle departe menten wordt de wijnbouw gedreven, maar het midden van het zuiden zijn er de hoofd zetels van. Den meesten wijn produceeren de departementen Hérault, Audes, Gard, Gironde en Oostelijk Pyreneeën. Interes sant is het feit, dat, hoewel Frankrijk aan 't hoofd van de wynbouwende staten staat, de invoer van wijn de uitvoer belangrijk overtreft. Zoo werden in 1905 5,170,000 H.L. ingevoerd, terwijl de uitvoer slechts 2,600,000 H.L. bedroeg. De waarde van de uitgevoerde wijnen bedroeg in 1905 227,6 millioen frs. De Amerikaansche markt is een zeer belangrijk afzetgebied, dat 30 pGt. van zyn geheelo wijninvoer uit Frankryk betrok. De nieuwe aanval op het Kabinet is met een meerderheid van 90 stemmen afgeslagen. Terwijl de kalmte in 't Zuiden naar het schijnt, zij het ook langzaam wederkeert, heeft het in de Kamer ge weldig gestormd ora het hoofd van Clemen- ceau. Tot middernacht duurde de zitting voort en wederom, als voor een week, had Clemenceau zyn goeden dag, hy gevoelde zich blykbaar sterk en was daardoor wel sprekend en zeer handig. Bedonce's peroratie was de wensch dat „de heer Clemenceau zou worden vervangen door een regeeringschef, waarop alle repu blikeinen konden rekenen. Meunier wilde van de regeering weten hoe zij de rust zou pogen te herstellen. Van Aldy's langen woordenstroom was de kern de zending der militairen heeft het Zuiden tot consternatie gebracht. Hy ontkende dat één militair met een vuur wapen zou zijn gewond. Dat de menig geprovoceerd was, hy maakte zich sterk het te bewijzen. Sombere verhalen hing Aldy op van ku rassiers die schoten op kinderen. Clemenceau betoogde dat men zich moest vergissen, de rapporten waarover de regee ring beschikte, waren absoluut betrouw baar, toch zou een nieuw onderzoek worden ingesteld. Enorme beweging ontstond in de Kamer toen Clemenceau betoogde dat de roya listen in 't Zuiden een oproerige beweging leidden. Blanc, de sociaal-democraat, diegeëischt had dat de regeering in staat van beschul diging zou worden gesteld, werd door Cle menceau in het zonnetje gezet. Na een felle rede vsn Jaurès, die luide toejuiching vond by de sociaal-democraten en de rechterzijde, zag de regeering te on geveer twaalf uur een motie van vertrouwen aangenomen. Rusland. Het congres van de zemstwo's te Moskou heeft beraadslaagd over eene motie, waarin doortastende maatregelen tegen derevolutie verlangd worden. 22 congresleden ver klaarden, dat zij zich van de stemming wilden onthouden, omdat zy, ofschoon de anarchie en daden van geweld veroordee- lende, zich wilden onthouden van de poli tieke agitatie. Na eene levendige discussie verlieten deze 22 leden daarop de zaal. Met algemeene stemmen tegen twee nam daarop de vergadering door het bureau van het congres ontworpen motie aan, die de nood zakelijkheid van hervormingen uitspreekt, maar nadrukkelijke maatregelen tegen de anarchie en de revolutionaire gewelddaden verlangt, die den normalen loop van het leven in den staat belemmeren en de voor naamste hinderpaal opleveren voor de ver wezenlijking vsn de hervormingen.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1907 | | pagina 1