No. 206. 1907.
Dinsdag 4 Juni.
NIEUWSBLAD
ÏOOR ZEELAND.
21e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed S j. DE JONGE VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
De Crisis veroordeeld.
12)
Het vijfde rad aan den wagen.
ga
1EDEREN WERKDAG DES AVONDS,
Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25.
Enkele nummers0,02E.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
I
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Onze Candidaten voor de Provinciale
Staten stemming 11 Juni a.s. zjjn
District Middelburg:
Mr. P. DIELEMAN,
S. LOUWERSE en
L. J. TAN VOORTHUIJZEN.
District Vlissingen:
K. HOUTERMAN,
P. MERCKENS en
P. J. SIEGERS.
District Goes:
A. S. J. DEKKER,
D. MULDER,
M. NOORDIJKE en
J. WONDERGEM.
District Tholen:
Mr. J. A. DE WILDE.
District Sluis:
E. BONTE,
A. M. HENDRIKSE en
Jhr. H. A. WTTEWAAL TAN
STOETWEGEN.
District Hulst:
P. F. FRUYT1ER,
F. C. O. M. HOMBACH,
P. MOES en
C. IJSEBAERT.
District Zierikzee:
Mr. D. ENGELBERTS.
W. M. HOELFFT én
A. TIMMERMAN.
Op het failliet der ministerieele crisis
werd onzerzijds reeds gewezen.
Maar een meer uitvoerig vonnis uit den
mond van een anti-clericaal, een onverdacht
tegenstander van de rechtsche partijen
laten wij hieronder volgen. Het is van mr.
Van Houten, die in de Eerste Kamer die
heele beweging van 't kabinet met de
crisis, zijn terugkeer kortom de heele
comedie, in een vlijmende rede heeft aan de
kaak gesteld.
FEUILLETON.
(Een verhaal voor het volk
VAI7
Emil Frommel.)
(Slot.)
De brief kwam juist van pasde inbe
slagneming, die de Supernumerarius nog
slechts met de uiterste inspanning had
weten te verhinderen, stond voor de deur.
De ouders, dit was al besloten, moesten
weg. Koenraad zou naar Amerika, maar
dat stond Gondel niet toe. „Zoo lang als
ik leef niet. Ik heb hem ééns gered,
misschien kan ik hem met Gods hulp ten
tweeden male redden." Zijn vader mocht
hij niet onder de oogen komen. Gondel
„peinsde en peinsde al, en eindelijk zeide
zij tot haren man„Frederik, gij zijt een
man naar Gods hart, en alhoewel gij nog
jong zijt, zoo hebt gij tooh wel macht
over een hart. Zoudt gij 't niet durven
wagen Komraad met Gods hulp weer
terecht te brengen "Ja met Gods
hulp, Gondel. Maar dan moet hij gehoor
zamen en volgen." „Nu, dat is goed."
De ouders kwamen aan. 's Middags haal
den de beiden hen af van 't verre station
en het was diepe middernacht, toen zij
door het woud heen op Eiken hef aan
kwamen.
Zoo had Gondel de reis ingericht, om
haar ouders aan de onbescheiden en
nieuwsgierige blikken harer derpsgenooten
te onttrekken. Het aohtervertrekje was
huiselijk en gezellig ingericht, en de bedden
der ouders die Petemoei ook beklommen
)wd? stonden daar in, en alles wat hen
Knippen wij uit die rede van den heer
Van Houten drie saillante punten
le.
De grenslijn tusschen de leden van
deze vergadering bij de stemming op 9 Fe
bruari liep niet naar hun verschillende
zienswijze over het blijvende gedeelte
of de ministerieele voornemens, maar
gaf alleen de grens aan van het succes der
pressie, die de houding der regeering heeft
uitgeoefend en van den invloed der over
weging van de politieke gevolgen ten aan
zien van het geheele ministerie.
Daarover kan de regeering niet in twijfel
zijn. Niet de maatregel, maar de politiek
beheerschte de stemmen. Ten deele natuur
lijk waren de voorstemmers ook voorstan
ders van den maatregel, maar ten deele
waren het ook leden die zonder de
pressie der Regeering hun stem an
ders zouden hebben uitgebracht.
Vandaar de ten eenenmale valsche
voorstelling, dat de actie dezer Ka
mer zou zijn geweest een actie van
de rechterzijde, hetzij dan geconcer-
treerd, hetzjj ongeeoncertreerd.
2e.
De Ministers hadden gedreigd. Zij
moesten daarom wei handelen. Zjj
hadden hier met strakke gezichten
drie dagen gezeten; en nu zou het
toch mal geweest zijn, als er niets
gebeurd was.
Daarom hebben zij het ontslag aan de
Koningin aangeboden.
Ten aanzien van het niet insisteeren op
dat ontslag houd ik voor de werkelijke
waarheid deze overweging
Laat ons aan de overzijde de Regeering
aanbieden, die ze toch niet aannemen kan
dan kunnen wij blijven.
Zoo beschouw ik in werkelijkheid de
ware geschiedenis van deze crisis.
3e.
Nu had ik rnjj voorgesteld, dat dan een
ander ministerie der linkerzijde moest
komen en ik geloof nog, dat dit zeer goed
mogelijke ware geweest, omdat er in de
Tweede Kamer genoeg elementen zijn, en
in de linkerzijde, die evenzeer als de Minis
ters, met waardigheid de ministerieele be
trekking kunnen bekleeden en ook den
verder lief kon zijn, ook de portretten van
Tante en de oude Meestersvroaw. Toen
hij daarbinnen gebracht was, barstte de
kranige boer van Eikenhof, die inmiddels
sneeuwwit was geworden, in tranen uit.
Toen zij samen *it het gebedenboek van
de oude Meestersvrouw den avondzegen
lazen, weenden zij als kinderen, want ook
de voormalige boerin van Eikenhof was
Diet meer om te herkennen. Wel zag
haar gezicht met die regelmatige Irekken
er nog goed uit, maar het geleek tooh
veel op een verhageld korenveld of neer
geslagen bloembed. Toen nu Gondel nog
eens binnenkwam om hare ouders nog
eens recht warm toe te dekken, richtte
haar vader zich op en begon hij te zeggen:
„Gondel, wij hebben ons zwaar tegen u
bezondigd maar zf liet hem niet
uitspreken, maar kustte hem en zeide.-
„Vader, dat moet gij nooit weer zeggen.
Ik ben uw kind, nu even als vroeger, en
ik heb recht u te eeren en lief te hebben."
En zoo dacht ook haar man. Hij kon
den raad van zijn Schoonvader in alles
goed gebruiken, en van weggaan was
geen sprake. De doohters bleven in de stad.
Bij den Supernumerarius en zijn eohtge-
neote was het werkelijk tot scheiden ge
komen de laatste was naar haar zuster
getrokken, wier man weder een betrek
king had gevonden. Alleen d« zoon
ach hoe vaak sneed het den boer van
Eikenhof door het hart, als hij aan hem
dachten toen op Eikenhof na verloop
van tjjd een kleinzoon geboren was, toen
sprak hij bij zijn doop een woord, dat
ging door merg en been. Toen vertelde
hij, wat hij in dwaasheid gesproken had
omtrent zijn zoon, die een nagel aan zijn
doodkist was. Honderdmaal had hij al
gedacht, dat het beter ware geweest, dat
bijval der linkerzijde in partij quaestiën
kunnen erlangen.
Het direct, door adviezen aan de
Kroon, uitlokken van een aanbod der
Regeering aan de minderheid van de
Tweede Kamer is geheel in strijd met
alle constitutioneele begrippen.
De Ministers konden heeDgaan. Dan
ware eerst de vraag gerezen, of de Regee-
ringskracht van de linkerzijde door dat
heengaan was uitgeput. Zoo ja, dan eerst
lag 't op den weg der rechterzijde tusschen-
boide te treden, omdat het land toch ge
regeerd moest worden.
Wat beproefd is in den loop van de
crisis is in verkeerde volgorde beproefd.
Indien logisch een regelmatig beloop aan
de crisis ware gegeven, dan had men
moeten zeggenMijn Heeren, ge vraagt
ontslag, ge hebt het. Nu zijn de stoelen
ledig en gaat naar een ander staatsman uit
de meerderheid der Tweede Kamer of ook
daarbuiten, als b.v. den Staatsraad Van der
Linden, met het verzoek een ministerie te
vormen. Eerst bij niet slagen van zoo
danige poging zou het moment gekomen
wezen, dat de minderheid der Tweede
Kamer zou moeten optreden met meer of
minder kans om elementen dar linkerzijde
aan te trekken of door Kamerontbinding
haar eigen positie te versterken. Van het
votum der rechterzijde, al dan niet ge-
conserteerd, is eenvoudig een onwaarheid
geweest.
3 Juni 1907.
Weer een ervaring van de
Groningsche Middernachtzending.
VI.
Met een vluggen sprong wipt mijnheer
N. N. de deur van 't bordeel uit en rent
als een haas voort om de nabijzijnde gracht
te bereiken. Behouden daar aangekomen
staat hij even stil, kijkt, na een sigaar te
hebben opgestoken, behoedzaam om zioh
heen, en vervolgt dan heel bedaard, met
het air van een doodonschuldigen wande
laar zijn weg.
Je moet tegenwoordig voorzichtig zijn,
zie je Die ellendige kerels van de Midder-
naohtzending loeren overal. Ze stonden
de marter toen het kind doodgedrukt had
en Gondel haar arm niet had verloren,
dan ware alles heel anders gekomen.
Maar daar viel Gondel hem in de rede
en zeide: „Vader, beklaag mijn lammen
arm niet, die is tienmaal beter dan een
gezonde arm. Met dezen arm heb ik ge
leerd naar onzen Heere God te grijpen,
en wie weet of uw zoon, mijn Koenraad
niet nog terugkomt, en of gij nog geen
vreugde aan hem beleven zult
Koenraad's vader keek weemoedig en
schudde het hoofd. „Maar als hij nu
eens kwam, zoudt gij hem dan in liefde
aannemen Mag hij voor uw aangezicht
verschijnen De vader knikte zonder te
spreken. Toen ging Gondel met een van
vreugde stralend gezioht heen. De smids
gezellen stonden buiten en zongen een
lied, en in hun midden stond een sohoon,
krachtig jongeling, en de tranen liepen
hem onder 't zingen langs de wangen, De
„Boer van Eikenhof" giDg aan 't venster
staan om te luisteren. Maar toen het lied
uit was greep Gondel den donkerlokkigen
jongeling aan en omhelsde hem met haar
lammen arm en voerde hem met haren
gezonden arm tot haren vader. „Kent gij
dien, Vader P uwen Koenraad In smids
kostuum, het schootsvel voor, den hamer
in de hand stond hij voor hen met ter neêr
geslagen blik. Toen liep de „Boer van
Eikenhofhem te gemoet, gelijk de Vader
m het Evangelie, en weende lang aan zijn
hals en riep maar gedurig„Mijn zoon,
mijn zoon!" Wat had Gondel gedaan
Ja, de jongen was werkelijk te Hamburg
gekomen, doch niet op 't schip, maar bij
bij een Godvruchtig man, die al menigen
zood, die schipbreuk geleden had, had
terechtgebracht. Daar werd hij slotemaker
en smid. Dat alles had de oude Predikant
wel niet voor het bordeel toen hij er
binnengingnatuurlijk niet, want dan
zou hij er zich wel voor gewacht hebben
den drempel van het huis der schande te
overschrijden, maar met een deftig gezicht,
desnoods vriendelijk de Middernacht
zending groetend, voorbij zijn geloopen
maar je kunt nooit weten, want ze
komen soms voor de deur, terwijl je binnen
bent. En als je dan het huis verlaat, vlieg
je er tegen.
Alle menschenkinderen stel je voor dat
mijnheer N. N. gesnapt werdmijnheer
N. N. een bejaard man, een gehuwd man,
vader van volwassen kinderen, een kerke
lijk man bovendien, met een gewichtige,
maatschappelijke positie Mijnheer hui
vert bij die gedachte en kijkt, in weerwil
van zijne geveinsde kalmte, sohuw om
zioh heen.
Wacht eens, loopt daar niemand achter
hem aan
Mijnheer N. N. blijft even stilstaan en
tuurt en tuurt, en jawel, een vijftig
meter achter hem komt heel langzaam
een heer aanstappen. Zie, nu staat hij ook
stil, voor het raam van dien ijzerwinkel
Zou het werkelijk een Middernachtzende
ling zijn Het hart klopt mijnheer N. N.
van angst in de keelmaar hij moet
zekerheid hebben, hij moet weten wat die
vent daarginds wilen blijkt het, dat de
kerel inderdaad tot de Middernaohtzending
behoort en het op mijnheer N. N. begrepen
heeft, dan moet mijnheer zien te ontkomen
'tmag kosten wat het wil!
Zoo bedaard mogelijk, alsof er geen
wolkje aan de lueht is, stapt mijnheer
verder. Maar nauwelijks is hij den hoek
van de straat om, of hij zet het op een
loopen, en draaft wat hij kan om een
nauw steegje te bereiken, een donker
ding, net geschikt om er in weg te kruipen,
dat kort in de buurt ligt. Mijnheer schiet
met een vaart de steeg in en verdwijnt
in het diepe portiek van de achterpoort
eener fabriek, hijgend en puttend als een
locomotief.
Hij werpt angstige blikken naar den
hoek van 't straatje, benieuwd wat er nu
verder gebeuren zal. Hij behoeft niet lang
te wachten. Want geen twintig seconden
bewerkstelligd, en Gondel gaf haar geld
en haar gebed daartoe. En toen hij in de
diepte van verootmoediging en berouw tot
zich zei ven gekomen was, toen had Frederik
hem onder zijn bescherming genomen.
Deze had namelijk ettelijke uren van
Eikenhof nog een smederij, waar fijner
werk werd gemaakt. Hoe dikwijls was
sedert dien Gondel het boseh ingereden
tot op halfweg, terwijl Koenraad halver
wege kwam van de andere zijde. Dan
hadden ze daar onder de bruine beuk
gezeten, waar eens hun vader zijn vijfde
rad aan den wagen had meegenomen, en
haar gezegd had, dat zij bij Tante blijven
moest. Daar heeft zij haar verlamden arm
wat dikwijls om hem heengeslagen en
hem liefderijk toegesproken, zoodat zij zijn
hart geheel door liefde overwon. En nu,
bij den doop van haar eerstgeborene,
moest hij, dat wilde ze, zijn Vader zien.
Het was de laatste vreugde van den Boer
van Eikenhof, en het was hem als den
ouden aartsvader Jakob te moede, toen
deze zijn Jozef weder zag, of neen hij
zou nog meer vreugde beleven. Dat was,
toen zijn Koenraad op zekeren dag, keurig
in zijn Zondagspak ging naar den ouden
Smid van Eikenhof, die nu in 't huis van
de oude Tante woonde en daar het jawoord
bekwam, en daarop de dochter des huizes,
de zuster van Frederik, als zijn lieve bruid
aan zijn vader braoht, terwijl hij om diens
zegen vroeg. Koenraad trok naar zijn
schoonouders, wier steun en troost hij
werd, gelijk hij de vreugde zijner eigen
ouders was.
Den Schrijver en zijne gemalin en den
jongen Meester hebben de tijden wegge
vaagd als kaf, en Koenraad vervult bij
zijn smederij op voortreffelijke wijze het
ambt van schrijver bij 't gerecht. Lang-
na zijne aankomst in 't portiek verschijnt
de lange gestalte van zijn vervolger aan
den ingang der steeg. Die man moet ook
gedraafd hebben, anders kon hij er onmo
gelijk zoo gauw zijn. En nu is er geen
twijfel meer aan, of die man behoort tot
de Middernachtzending, die man heeft ge
zien, dat mijnheer N. N. uit een bordeel is
gekomen, en die man wil weten, waar
mijnheer woont en wie mijnheer is. De
kerel schijnt te begrijpen, waar mijnheer
zioh schuil houdt, want hij komt rustig op
't portiek aanwandelen.
't Wordt ee*-. deksels lastige positie voor
mijnheer. Hij moet zioh zien te redden,
en héél gauw ook, want daar is de ver
volger al. Nu, dan in vredesnaam maar
aan 't liegen. Liegen is hot «enige red
middel.
„Goeden avond, mijnheer", zegt N. N.,
met de grootste aandacht de fabriek be
kijkende. „Is dit hier een fabriek? Ik
ben in Groningen niet bekend en weet
niet precies waar ik ben".
„Goeden avond, mijnheer", is het ant
woord, „Ja, dit is een fabriek, en het huis
dat u zooeven verliet was een bordeel.
Dat scheen u wel te kunnen vinden, al is
u in Groningen niet bekend".
„Lieg, lieg dan", klinkt het in mijnheers
binnenste„lieg tegen de klippen op of
je bent verloren
En mijnheer N. N., met een zuur-zoet
gezioht den tegenover hem staanden man
aanziende, roept op quasi verheugden toon
uit: I,O, mijnheer hoort zeker aan de
Middernaohtzending! Wel, dan zijn wij
broedersIk wist dat er een meisje uit
Friesland in dat huis zat en wilde haar
overreden met me mee te gaan".
„Zoo zoo", herneemt de ander „maar
ze wilde zeker niet, hé?"
Mijnheer N. N. voelt wel, dat er een
tikje spot ligt in de woorden van den
Middernaehtzendeling, maar hij houdt zieh
goed en vervolgt brutaalweg: „Neen, er
viel met het ongelukkige schepsel niette
redeneeren. 't Is jammer, zeer jammer
„Nog al een vreemde manier om meisjes
te redden", zegt de Zendeling, op zyn
horloge ziende, „'t Is over één uur, in
'tholste van den nacht dus; en op zulk
zamerhand gingen de ouden allen heen
Maar van een der personen, die we leerden
kennen doet het den verteller en zeker
ook den goedwilligen lezer leed tesoheiden.
Dat is van GondelToen zij haar
derde kind kreeg, werd zij door een koorts
overvallen, die het ergste deed vreezen.
Maar zij was daarop reeds sinds lang
voorbereid, en de spreuk boven haar bed
zeide het haar eiken dag. Hoe lief zij haar
man en haar kinderen ook had haar
halve hart was boven bij het andere deel,
die haar zoo dierbaar waren geweest en
zoozeer 't beste waren geweest in haar
leven, bij den ouden Meester en zijn Vrouw
en bij hare Petemoeder en hare Ouders,
die haar allen hadden moeten helpen om
een goed rad aan den wagen te worden.
Zij hield hare drie kinderen met haar
gezonden, haar man met haar verlamden
arm omklemd, en zoo nam zij van hen
het afscheid der liefde. Sedertmenschen-
heugenis zag men zoo'n begrafenis niet
Haar graf zag men niet vanwege demenigte
bloemen, die dankbare liefde en vereering
op de rustplaats van dedierbareheengegane
strooiden. De oude Predikant, die alleen
nog van het vroegere geslacht was over
gebleven, sprak tot haar diepbedroefden
man uit het Evangelie woorden van ver
troosting, en van haar sprekende, schil
derde hij baar, die allen gekend hadden
onder haar naam van „vijfde rad aan den
wagen", hoe haar de miskenning tot zegen
was geworden en hoe zij zelf tot zegen
voor velen geweest was, en hij besloot
met zijne oude uitspraak„Zij was geen
vijfde rad aan den wagen, maar een der
vijf wijze maagden uit het Evangelie.
Vrede zij over haar graf, Amen."