NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No.202. 1907,
Donderdag 30 Mei
21e Jaargang,
HISTORISCH
CHRISTELIJK-
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed S= X DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Een schoon Jubileum.
V
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p, p. 1,25.
Enkele nummers 0,026.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Niet Maandag maar heden Woensdag
vierde de heer Lohman zijn 70en verjaar
dag. Wij waren er te vroeg bij geweest.
Dit belet ons echter niet nogmaals op dit
voor ons Volk zoo aangename feest de aan
dacht te vestigen. Wij nemen daartoe
onderstaande, juiste, keurige teekening, die
de meesterhand van den ouden vriend ver
raadt, uit De Standaard over
Al bewoog droeve huiselijke rouw Jonk
heer De Savornin Lohman zich op zijn
zeventigsten jaardagaan alle openlij k hulde
betoon te onttrekken, voorons Ohrfstenvolk
in den lande blijft zijn Jubileum niettemin
een dag van dankbare herdenking.
Toen De Savornin Lohman optrad, ston
den we aan den vooravond van onze groote
staatkundige worsteling voor de «vrijheid
van consciëntie'' op het stuk van het Onder
wijs. Juist in die dagen ging de Scherpe
resolutie het land door. En zoo ooit, dan
had in dat oogenblik ons Christenvolk be
hoefte aan kloeke voorgangers, aan mannen
van krachtig, persoonlijk karakter, aan
heroisme op staatkundig terrein.
Groen van Prinsterer was in 1876 ten
grave gedaald, Elout van Soeterwoude be
gon oud en weibedaagd te worden. Aan
jonge krachten was broodsbehoefte. En
toen schreed De Savornin Lohman vooruit,
en nauwelijks hief hij zijn wapenkreet aan,
of vriend en tegenstander voelde aan den
hartstocht, die in die kreel trilde, dat er
een man van beteekenis onder ons was
opgestaan.
„Gezag en Vrijheidwas het opschrift
van zijn eerste geschrift, maar „Recht en
Vrijheid" stond op het blazoen dat hij voor
zich uitdroeg.
De Savornin Lohman bezat de gelukkige
gave van geërgerd te kunnen worden. Hij
voelde in het diepst zijner ziel, dat der
liberalisten loos bedrijf, vooral zooals het in
Kappeyne aan 't woord kwam, uitliep op
ergerlijke tyrannie. Hij zag en tastte hoe
men die tyrannie te brutaler aandorst, om
dat het de «kleine luyden" gold die de
macht misten om tegen den stroom op te
roeien. Dat washemoonscientie-aanranding
dat was hem stuitend, sohreeuwend onrecht.
En dat onrecht zette in zijn borst een
edele passie in gloed. Hij, de edelman, zou
zich voor dat verdrukte volk in de bres
stellen. Er zou recht en vrijheid voor de
consciëntie van het ouderhart in Nederland
gelden, en voor dat recht op vrijheid zou
Lohmans levensstrijd zijn.
Op kerkelijk gebied straks dezelfde door
tastende moed. Hier heerschte geen over
moed van Regenten, maar overmoed van
pseudo-Canonisten. Eu weer ergerde zich
de Savornin Lohman in het diepst zijner
ziel. En weer stond hij kloek enonvert-
saagd, om 'tvoor recht en vrijheid op te
nemen.
Het „issu de Calvinvan Groen van
Prinsterer had op Lohman nooit gelijken
vat gehad. Vinet vooral was zijn geeste
lijke bezieler geweest. Hij was zoon van
den Réveil in de tweede periode dezer
geestelijke opwaking. Vooral Vinet's sterk
geprononceerd individualisme sprak zijn
krachtige persoonlijkheid toe. Maar zells
dit was hem geen maatstaf. Hij zag hoe
vooral de Calvinisten verdrukt werden, en
nam het, voor sympathie of antipathie
onverschillig, ook voor deze verdrukten op.
Misschien was hij niet genoeg wijsgeer
en te weinig theoloog, maar de nobeler
jurist vond in zijn krachtige persoonlijk
heid een zeldzaam sohoone incarnatie.
In de krachtige, juridisoh gestempelde,
persoonlijkheid vond de lijn van zijn leven
steeds opnieuw haar altoos frisoh en altoos
jongblijvend uitgangspunt. En al scheen
daardoor zijn gang door het politieke leven
soms eenheid te missen, en soms op het
inoidenteele af te zijn, die eenheid was er
toch, maar ze ivas in hemniet in eenig
begrip of in eenige wijsgeerige school,
maar in zijn forsoh karakter, in wat Ibsen
teekent als het zich persoonlek uitleven.
Vandaar zijn spotten met de theorie,
zijn lachen oua het opportunisme. Uitzijn
innerlijk besef stuwde steeds weer de
drang op en vonkte de geestdrift, die hem
'tonreoht deed weerstaan, en voor het recht
van de verdrukten deed opstuiven.
Want hij stoof op. Niet zijns was de
kalme, rustige kracht van het koelbere-
deneerend denken. Hoofd en hart te schei
den verbood hem zijn aanleg, zijn inborst,
heel zijn persoonlijk bestaan. Er brandde
passie in zijn woord, er vlogen vonken
van gloed uit zijn toornend oog. En zonder
dat hij redenaar in hooger toon was,
maakte die hartstocht hem welsprekend.
Eerst bij ons. ging hij later van ons,
maar nooit is iD zijn hart de band ver
broken, die hem ook aan het Calvinistisch
volk van Nederland, krachtens zijn diep-
religieuse overtuiging, bond. Wat eerst
saamwerking was, werd nu bondgenoot
schappelijke meewerkingmaar nooit liet
hij de eere van Christus' naam in den
steek. Hier gloeide een liefde, die in 't
eind alle antipathie bezwoer.
En nu is er verademing gekomen. De
tyrannie van den drijver is gebroken. De
druk houdt nog aan, maar is, vergeleken
bij 1878, onvergelijkelijk minder gewor-
neD, en die betere constellatie van het
heden zou nooit ons deel zijn geworden,
zoo ge u de Savornin Lohman uit onze
worsteling wegdenkt.
Vooraan heeft hij gestaan. Kloek, dap
per en volhardend heeft hij onzen strijd
meê gestreden. En slagen heeft hij den
tegenstander toegebracht, waarvan de strie
men nog het litteeken achterlieten.
En die held der ergernis is ons nu reeds
tot zijn zeventigste jaar gebleven, en nog
sneipt zijn woord in 's Lands raadzaal met
ongebroken kraoht. Waar zoo menig
Staatsman reeds op jongen leeftijd wegstierf
is hij ons gespaard. En nog geeft 'tons
Christenvolk een gevoel van zekerheid
voor zijn heilige belangen, dat 't weet, dat
de Savornin Lohman nog altoos in de bres
staat.
Moge dit rustgevend bezit niet te spoe
dig van ons worde genomen, en voege
Hij, in wiens hand ook dit kostelijk leven
is, nog menig jaar van betoon van veer
kracht aan den rijken oogst van het ver
leden toe.
Ons althans is het behoefte en we weten
daarin de tolk te zijn van het Christen
volk in al zijn schakeeringen; om aan De
Savornin Lohman niet alleen bij zijn jubi
leum onzen gelukwensch, maar ook onzen
oprecht gemeenden, diep gevoelden dank
te brengen, voor wat hij in de jaren, die
achter ons liggen, voor de zake des Heeren
geweest is.
Rijk is zijn arbeid gezegend,en inbreeden
kring plukt ons Christenvolk van dien ge-
zegenden arbeid de rijpe vrucht.
Hij is de tolk onzer begeerteD, de pleit
bezorger van ons recht, de kloeke strijder
voor de herwinning onzer vrij heden geweest.
Meer dan de meesten peilen kunnen, zijn
we aan wat hem de levenskracht verteerd
heeft, verplicht.
Loon vraagt hij daarvoor nietzijn vol
doening vindt hij in wat hij in zijn veel-
geslingerd leven tot stand mooht brengen.
Werpe een sohoone avond zijn zachte
schaduw op den moegestreden worstelaar,
en zij het hem goed te weten, dat er een
volk in Nederland leeft, dal niet aflaat zijn
God te danken voor wat 'tin hem van
zijn God ontving.
Wij nemen ook over onderstaand uit
Friescli Dagblad:
Jonkheer Lohman is achtereenvolgens
raadsheer, hoogleeraar aan de Vrye Uni
versiteit en minister geweestmaar d kt is
'tniet, waardoor hij de sterke liefde van
ons hart gewonnen heeft, al waardeeren
wil, wat hii in die kwaliteiten gedaan heeft.
Wat wij schier bovenmatig in hem eeren
en beminnen is de Christelijke Rechtsge
leerde de Christen-Staatsman; het Kamer
lid! Aan Mr. Lohman is het altoos goed te
bespeuren, dat hij geen theologische op
leiding hesft gehad. In deductief denken
staat hij verre bij Dr. Kuyper ten achter.
Op schier elk terrein de consequenties der
beginselen na te speuren, is zijn werk niet.
Maar God heeft één ding in zijn hart
gelegd, waardoor wy.Calvinisten, ons altijd
ten zeerste aan hem verkleefd zullen ge
voelen dat is zijn geweldige liefde tot het
Recht. Die man heeft een sterken harts
tocht voor het Recht als geen ander. Geen
enkele vrijzinnige partij kan één man aan
wijzen, die daarin onzen Lohman ook maar
nabij komt.
De vrijzinnigen noemen Prof. v. d. Vlugt
hun Rechtsapostel en wij dingen daar niets
op af. Doch boven v. d. Vlugt noemen ook
zij Mr. Lohman wiens Rechtsbesef ge
heiligd en versterkt en verdiept is door zijn
Christelijk geloof!
Die sterke Rechtsliefde steelt het Calvl
nistische hart.
Het kenmerkend Calvinistisch leerstuk
is de Rechtvaardigmaking. Niemand buigt
zich dieper voor het Goddelijk Recht in
zijn consciëntie dan de ware Calvinist.
Het is 'n Calvinistisch gezegde«Ik
zou niet zalig willen worden, als dit ge
schieden moest door ook maar de lichtste
krenking van het Recht Gods
Bijna zouden wij zeggen«Om Mr.
Lohman te waardeeren moet men Calvi
nist zijn f'
Zoo is het geheim verklaard, dat Mr.
Lohman op den naam van Calvinist weinig
prijs schijnt te stellen, en toch door de
Calvinisten geëerd wordt als geen enkel
staatsman, na Dr. Kuyper.
Het spreekt vanzelf, dat een Christen
Staatsman, die heel zijn leven in den dienst
van het Recht stelt, een der meest ge
vreesde tegenstanders is der vrijzinnigheid.
Bij het eerste optreden van Mr. Lohman
waren de toestanden zoo heel anders dan
nu. De vrijzinnigheid had alle macht in
handen en gevoelde dus volstrekt geen
behoefte om «verzoeningsgezindheid" te
huichelen.
Nederlands Christenvolk werd als de
nachtschool uitgekreten en afgetrapt. De
Christelijke staatkunde was de vlieg, die
de zalf stinkend maakte. Onbeschaamd
werd het van de vrijzinnige daken ver
kondigd, dat de minderheden onderdrukt
moesten worden
Wie Christus beleed werd als een pariah
uit de burgergemeenschap geschopt
De Christen-Staatsman met zijn harts
tocht voor het Recht zag daten sterk door
zijn geloof en Rechtsliefde bond hij naast
en met dr. Kuyper den strjjd aan tegen de
vrijzinnige onderdrukking.
En verschrikkelijk, meermalen verplet
terend en vernietigend waren de slagen,
welke hij toebracht op des onderdrukkers
schedel.
Mr, Lohman verheft zich in zijn spreken
nimmer tot pathes. Redevoeringen gewel
dig van welsprekendheid, heeft hij nooit
gehouden.
Doch als zyn groote liefde tot het Recht,
zijn toorn tegen al wat onrechtvaardig is,
zoodanig zijn hart in brand zet, dat hij
anders moet sproken dan gewoonlijkdat
hij de gewone taal wegwerpt als een te
zwak instrument voor zijn hartstochtelijk
denken en gevoelen, let dan allereerst op
zijn gelaat
Dan beginnen zyn anders zóó rustige,
kalme, schrandere, stille gelaatstrekken te
leven
Spot, haat, verachting, felle toorn, ver
ontwaardiging, verbazing niets is hem
dan vreemd. Zoozeer bewegelijk, schreef
onlangs Het Handelsblad, zijn die trekken,
dat het vaak, op dat gezicht, een blifesem-
schieten is van felle, snel versprongen
groeven en bewegingen. Hoe heftiger de
woorden striemen, hoe drukker 't weerlicht
op dat aangezicht
Want dan striemen zyn woorden.
Dan grijpt deze Man van het Recht naar
het vlijmende wapen van het Sarcasme en
dan is hij voor zijne tegenstanders het
vreeselijkst.
Dan doodt by.
Onlangs had de onrechtvaardigheid van
zoogenaamde democraten zijn hart in vuur
gezet en hij geraakte tot zyn grootste wel
sprekendheid. Met het lemmet van het Sar
casme sloeg hij het Oorecht ter neder. Eén
j der onrechtvaardigen, vernietigd, verweet
mr. Lohman dat hy niet „waardig" ge
weest was
De arme
Die kleine man
Had die vrijzinnige democraat dan nog
nooit bespeurd dat Lohman's verschijning
dén juist het heerlijkst is P
Lohman moest onze man in den school
strijd worden.
Want op het gebied van de School was
de vrijzinnige tyrannie het wreedst.
Daar, in deze Reohtsstrijd voor het
Onderwijs heeft Lohman's reuzengestalte
den vrijzinnigen de zwaarste slagen toe
gebracht.
Daar heeft mr. Lohman zijn schoonste
en prachtigste overwinningen behaald.
Déar vooral heeft hij zich de onuitroei
bare liefde van Nêerlands Christenvolk
verworven.
Toen Nederlands Christenvolk om Recht
schreeuwde voor het onderwijs zijner kin
deren, heeft geen enkel Staatsman als
Lohman dien kreet zóó opgevangen in zijn
hart. Hij en hij altoos weer plantte dien
schreeuw voort in kringen zoo hoog, dat zij
voor de volksstem onbereikbaar waren.
Hij kon het niet latenhij de Man
van het Recht
En Neerlands Christenvolk hoorde, dat
zijn roep, zijn Reohtsbede, op die hooge
plaatsen met onverzwakte kracht, ja soms
met versterkten aandrang herhaald wérd
door een man, die vaak schier alléén stond
en het kreeg dien Roeper om Recht, omzijn
Recht, lief met een groote, groote liefde I
29 Mei 1907.
Het oude paardje is weer van stal ge
haald. Te Goes loopt het al.
Onze lezers kennen het bekende twee- of
vierjaarsche relletje: In 1855 hebben
Elout en zyn vrienden gestemd tegen dit,
in 1861 heeft Groen gestemd tegen dat
enz. Door den heer Snyders al voor jaren
van zijn uitknipsel uit de Nieuwe Rotter
dammer voorgelezen telkens weer door de
Rechtsche bladen behoorlijk beantwoord
en toch telkens weer als nieuw en kers-
versch den volke voorgehouden. Maar de
Goesche Crt., die altyd nog een.beetje meer
durft dan haar collega's, voegt er aan toe
„en straks loopt 't Arbeidscontract gevaar
in de Eerste Kamer door de anti-revolutio
nairen te worden verworpen".
'tls wonder dat zij niet schrijft „ons"
arbeidscontractNota bene het ontwerp
arbeidscontract, een maaksel van minister
Loeff, door den vrijzinnigen minister dien
we thans hebben, onveranderd overgeno
men uit de nalatenschap van het kabinet-
Kuyper, ons arbeidscontract; en dat zou
gevaar loopen door de heeren van rechts te
worden verworpen
Neen, Goesche, dat is gelogen
Dat arbeidscontract waar in de Tweede
Kamer de geheele rechterzijde vóór stemde
op 1 na, en waar de 8 tegenstemmers op 1
na allen van Links waren, loopt indeEerste
Kamer heelemaal geen gevaar. Het krasse
Voorloopig Verslag dat de Goesche met
stembus-zenuwachtigheid scheen te slaan,
is geen stukje van Rechts Men meent er
de hand van 'n anti-clericaal uit de Linker
zijde in te herkennen.
Indien de kiezers met 't Arbeidscontract
moeten gewonnen worden, dan is dat
Arbeidscontract, van minister Loeff, door
slechts één lid van Rechts en door 7 leden
van Links weerstaan, door de gansche
Rechtsche pers gesteund; en door minstens
één lid van Links in de Eerste Kamer be
streden, terwijl van de leden Rechts niet
anders dan steun te wachten staat, juist een
reclame voor onze candidaten.
Dat voelt de Goesche Crt. ook wel. Maar
op één onjuistheidje meer of minder komt
het niet aan
Onwillekeurig aldus De Ned. denkt
men hier aan de woorden van den Haag-
schen correspondent der liberale Zutph. Ct
Noch de militaire, noch de sociale, noch zelfs
de electorale kwestie kunnen bij deze verkiezin
gen op zichzelven doel zijnzij zijn slechts
evenzoovele wapens om den te
genstander te bestoken1); waar het
om gaat is van grooter gewicht, het raakt den
bovenbouw niet maar de grondvesten.
Het Arbeidscontract behoort blykbaar
tot die dingen, waar het om gaat, maar die
zich schynen te eigenen om misbruikt te
worden als „wapens om den tegenstander
te bestoken".
De Middelburgsche Courant heeft zich
de taak der weerlegging van de bezwaren
tegen het militaire V. D.-program al heel
gemakkelijk gemaakt, gelijk zy trouwens,
behalve wanneer 't op schelden of negeeren
van den politieken tegenstander aankomt,
haar werk wel meer door een ander laat
doen.
Zij heeft een drietal artikelen van mr.
Van Engen opgenomenen roept zoo uit:
nu zyn de tegenstanders weerlegdnu
zullen de clericaie bestrijders in onze
provincie wel ophouden 1
Men moet zich het gewicht van een
vraagstuk, waarover zelfs kundige mili
tairen het lang nog niet eens zijn, al heel
weinig bewust zyn, wanneer men na de
plaatsing van drie niet al te genietbare
artikelen van iemand die luitenant
geweest is, kan constateeren dat het pleit
nu gewonnen is.
De heer Van Engen heeft geen gede
tailleerde becyfering gegevenheeft zelfs
geen poging gewaagd om de vertoogen
der tegenstanders te weerleggen; het be
zwaar van de 14 miljoen uit de brochure
van Warner tegen de kosten van een Volks
leger staat nog onaangevallen 1
En dat heet dan „afdoend" weerlegd 1
Neen, zoo gemakkelyk laat zich het
vraagstuk niet oplossen.
Ja maar zegt de Middelburgsche
Van Engen is toch luitenant geweest 1
Toegegeven dat dit af doend bewyst dat
de man 'taan 'trechte eind heeft. Maar
hoe staat 't dan met generaal Smeding,
ritmeester Benteyn, majoor Twiss ea luite
nant Donk, welke laatsten, evenals War-
ner, nog in actieven dienst zyn (en niet
verdacht worden van clericaie of anti-
vryzinnige gevoelens). Hebben de mee
ningen dezer heeren geen waarde
De Eerste Kamer vrij uit!
Eigenlijk moest men in de Tweede
Kamer nu het debat over de orisis her
openen.
Er is toch een novum.
Bij het debat over de crisis in de Tweede
Kamer hield men van de regeeringstafel en
van Links maar strak en stijf vol, dat in
de afstemming der begrooting van Oorlog
welterdege de beteekenis lag, dat de Rech
terzijde en Mr. Van Houten het defensie
program van het Kabinet hadden aangetast.
Maar nu ligt heel dit bewereD jammerlijk
voor den grond.
Nu weet men dat hier niets van aan was,
en dat zelfs iD de quaestie van het blijvend
gedeelte op sohier alzijdige medewerking
te rekenen valt, mit» voorzien worde, in
wat gebiedend voorziening eischt.
Het is nu klaar als de dag, dat zoo het
Kabinet op 8 Februari de positie had inge
nomen, die het nu inneemt, er gansoh geen
crisis, geen obstructie, geen stilstand van
zaken zou geweest zijn, en dat alles neer
komt op een onvergeeflijke vergissing van
het Kabinet.
Met de positie die het Kabinet thans
inneemt, bleek de Eerste Kamer nu zelve
ingenomen. Het was precies wat zij be
doeld had. Voor Staal een ander. Een
wetsontwerp. En dat wetsontwerp behoor
lijk toegelicht.
Wi] spatiëeran.