NIEUWSBLAD TOOR ZEELAND, No. 198. 1907. Zaterdag 25 Mei. 21e Jaargang CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Het vijfde rad aan den wagen, (Wordt vervolgd), IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,02s. UITGAVE DER FIRMA EH VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. 24 Mei 1907. Wij vestigen ditmaal bijzonder de aan dacht onzer lezers op ons Kamerverslag. De lezer zal daaruit overtuigd worden hoe gevaarlijk 't spel is dat de vrijzin nigen spelen met dit Kabineten hoe 't juist de Reohterzijde in de Kamer is die dit innerlijk, o zoo zwakke en vooze ministerie men denke hierbij aan mr. Dielemans op den Partijdag aangegeven beeld der steeds meer afbrokkelende Neu- zensche staalfabriek op de been weet te houden. Trouwens, ware het anders, het zou ons spijten en ergeren. Want zoo bij bestrijding als bij verdediging moet niet politiek maar landsbelang onze mannen drijven. De quaestie zit zoo. Bij de behandeling van de eerste Troon rede (26 Sept. 1905) kwam o. a. de Mariniersbond ter sprake en werd gevraagd of 't kabinet dezen Bond wilde erkennen en met hem oorrespondeeren, wanneer die Bond dit noodig zou vinden. Minister de Meester antwoordde dat de regeering die bonden een goed hart toe droeg, behoudens den plicht der soldaten en vlotelingen om gezag en tuoht te erkennen. Toen reeds klaagde mr. Troelstra dat men aan die liefdesbetuiging van minister De Meester niet veel had. Maar nu kwamen dezer dagen bg minister Staart klachten in over slechte voeding in de marinierskazernesklager was 't be stuur van den Mariniersbond. De minister beantwoordde niet dien bond, maar de particuliere personen. Dat was een miskenning van 't bestaans recht van den Bond en in strijd met de regeeringsverklaring van 1905, meende de heer Hugenholtz en hij stelde voor dit de Kamer in een motie te doen uitspreken. Ken aanval op een minister dien men daar eens even op een achtermiddag je wilde .wippen". Dit plannetje doorzag de heer Talma, en hij vroeg uitstel van behandeling tot de premier er was en zich kon uitspreken. Dat dit juist was voelde o. a. ook de Unieliberaal Verhey, die er een voorstel van maakte. 5) FEUILLETON. (Een verhaal voor het volk VAN Emil Frommel.) III. DE VADER EN ZIJN KIND. Tussohen willen en doen en ook tussohen het willen heengaan en het werkelijk heengaan ligt vaak nog een dikke streep. Het kan gebeuren dat een tand zoo los rit, dat hij met een enkel rukje er uit zal zijn, maar als 't op een uitrukken gaat, dan merkt men hoe vast hij nog zat. Zoo ging het ook den boer van Eikenhof. Daarbij kwam, dat hij te dier tijd uiterst veel weg had van een wagen, waar twee paarden voor zijn gespannen, die trekken, terwijl er twee achter zijn gespannen, die tegen houden. En deze twee, dat waren zijn Tante en de oude Meestersvrouw. Die tooh daohten niet als wijlen Kaïn«Ben ik mijns broeders hoeder De boer van Eiken hof heeft ons zoo lang links laten liggen en doet toch naar zijn hoofd hem opgeeft" Maar zij bemerkten wel dat allerlei volk om den boer heen zwermde gelijk de vliegen op een zonnigen dag om een karrepaard in een dioht begroeiden woud weg, Daarom trok Petemoei haar zondags kleed aan en wat zij nog van erfstukken had, en begaf zich naar Eikenhof. Het was een zware gang, waarbij haar't hart kloptezij was ook op een heftigen storm voorbereid, en daarom sprak zij onderweegs ia haar hart met nog Eén, dien geen gappsob rist, maar die self tiles riet, die Toen schreeuwden op eenmaal de vrij zinnigen en socialisten van politiek poli tiek en dat maakte den heer Verhey zoo ontsteld dat hij zijn motie introk. De heer Lohman nam haar toen over en zij werd met rechts tegen links ver worpen. Zoo bang was men Links, eerstelijk dat Rechts aan het Kabinet wilde raken, en tweedens dat Rechts den minister van marine (dat wil hier zeggen het Gezag) de hand boven 't hoofd wilde houden. Dat men ten slotte toch nog de motie Talma hielp aannemen, en 't uitstei toch verkregen werd, doet aan deze zaak niets af. En de heer Heemskerk heeft het nog eens duidelijk gezegduw moties Mar- chant en Hugenholtz om den minister van marine te treffen, worden verworpen, dat voorspel ik u. Het is hier dns weer de Rechterzijde die het Kabinet uit de moeilijkheid redt. Opzet, vergissing of liberale sleur Toen het kabinet aan de Koningin als voorwaarde voor zijn aanblijven stelde dat Hare Majesteit zich bereids verbinden zou tot bekrachtiging van een Haar nog niet eens bekend wetsontwerp, vroeg de heer Lohman o.a. in zijn brochure „Lands verdediging geen partijzaak „Waarom schreef het Kabinet deze woorden Met opzet Bij vergissing Of uit liberale sleur Met opzet, dit heeft het ontkend. Dan bij vergissing, als een gedaohte- looze uitwijding Dit is bij ernstige staat- lieden niet aannemelijk. Dan blijft alleen over „uit liberale sleur". Die sleur, gevolg van gedachteloos-napraten, brengt mee dat de Kroon wel rechten bezit op papier, maar dat in de praktijk daarmee geen rekening behoeft te worden gehouden als maar aan den vorm voldaan wordt''. Iets dergelijks heeft gister in de Tweede Kamer den heer Lohman alweer tot tus- sohenbeide komen genoodzaakt. De minister van marine in zijn zwakke verdediging van zijn flinke houding jegens den Mariniersbond, gebruikte het woord „onderhandelen". Hij zei namelijk dathjj metdenMariniers- met de mensehen zoo spreken kan, dat het bun door hart en nieren dringt, en dien de goedwillige lezer zeker ook wel kent. Toen de boer van Eikenhof haar zag komen, legde hij nog een extra sterken band om zijn hart en zeide„Die zal 't niet van mij winnen Had hij echter gemeend dat het oudje terstond met kartouwen er op los zoude schieten, dan had hij zioh vergist want vooreerst braoht zij voor de kinderen allerhande dingen mee, die zij op de jaarmarkt gekocht had, en eerst langzamerhand kwam zij tot de vraag of het wezenlijk waar was, wat de omroeper had rondgeroepen, „dat kon ze tooh niet gelooven". „Ja, wel is het zoo, maar klaar is het daarmede nog niet. De vraag is nog of de hofstede genoeg kan opbrengen, antwoordde onze boer ik kan dan altijd nog doen wat ik wil". „Jongen als de wagen eens aan het rollen komt, kan men hem niet meer op commando doen stilstaan. Maar wat drijft u in vredes naam toch weg Ja, dat verstaat gij nu niet zoo goed, gij zijt nog van den ouden stempel, wij behooren tot de verlichten. „Man, man, bedenkt gij dan niet dat allen, die u weg willen hebben uit het huis onzer voorouders allemaal lui zijn, die als de vogels zijn op den tak, en zeiven geen nest hebben Die hebben goed praten of zeg, wie is de Schrijver en zijne „gemalin" en wie is de jonge Meester f Hebben die hunne ouders en voorouders hier gehad en op het kerkhof liggen, zooals uw geslacht sedert mensohen-heugenis P Hebben die hunne oude bank in de kerk gelijk gij, waar uw vader en uw grootvader pp geset<?B hebben Boer Jvftu JSikenbof bond „vertrouwelijke onderhandelingen" had aangeknoopt. Een uitlating van wijde strekking. On voorzichtig, eerstens dewijl de minister begrijpen kon dat zij een waakzaam oor als van den heer Lohman niet kon ont gaan, tweedens omdat zij een officieel regeeringseachel zet op het revolutionair bedrijf van de militaire macht om als vak- vereeniging desnoods tegen haar onmidde- lijke chef en dat is volgens de Grond wet de Koningin die het opperbevel heeft over Leger en Vlootop te treden. Bovendien was zij onverstandig na hetgeen er naar aanleiding van de revolutio naire voorwaarde hierboven genoemd van Rechts tot dit kabinet gezegd waszoodat een minister uit dit kabinet dat recht gaf om hem op dit punt in de gaten te houden, dubbel op zijn woorden had te passen. Daarom dan ook merkte de heer Lohman terecht op en de unie-liberale pers is 't er tot ons genoegen mede eensdat men weten moest waarin die „vertrouwe lijke onderhandelingen" bestaan en dat het van Europeesoh belang is dat men de verhouding kenne van de Regeering tot het streven der ambtenaren om zioh in de regeermacht te dringen. Een Minister van Marine onderhandelt niet met de mariniers. Maar dan mag van onderhandelingen geen sprake zijn. En aldus de heer Lohman dit moet duidelijk worden gezegd, opdat niet de indruk worde gevestigd bij het leger, dat het hoofd der vloot met zijn ondergeschikten onderhandelt. De minister antwoordde voorloopig al leen dat hij zioh versproken had. (Een lapsus). Maar juist dat telkens zieh verspreken in revolutionairen zin bij ministers uit dit Kabinet brengt op zoo bedenkelijke wijze aan het licht, hoe de revolutie zioh in de denkwereld zelfs van de besten des lands heeft vastgezet. Welk vader gaat nu tooh ter wereld onderhandelen met zijn kinderen Welk onderwijzer met zijn leerlingen Welk opperbevelhebber met zijn troep Het is voor de vrijzinnigen een politiek fortuintje dat zij voor hun defensie-pro gij zit in het warme nest en hebt den vogel in de hand. Waarom wilt gij nu op liet dak klimmen en er een halen die u tooh ten laatste ontvliegt? „Hebt ge hier niet uw eerlijkstukbrood?" „Hoor eens, Tante, dat is alles waar wat gij daar zegt, en om den Schrijver bij 't gerecht doe ik het ook niet, dien ken ik ook wel. Maar het zal wezenlijk zoo mijne bestemming zijn," zeide de boer van Eikenhof. „Uw bestemming!? Hoor eens, er is maar een bestemmiDg en die komt van den Heere God, maar die zal u zeker niet door een extra-engel hebben laten zeggen, dat gij uw huis en hof verkoopen moet, maar die zegt u veeleer „Blijf in uw land en werk met eere." „Dat was allemaal zoo anno zooveel, beste TanteMaar doe tooh verder geen moeite, wat ik u verzoeken mag. De boer van Eikenhof doet tooh wat hij wil en wat hij goed vindt." Tante zweeg en zag hem alleen met vasten blik aai en zeide„Is dat uw laatste woord „Als gij wilt ja." Zij had wel bemerkt, dat hij zich ver schanst had gelijk een vos in zijn hol, en niet op de zaak zelve wilde ingaan, die trouwens al lang in zijn hart vaststond. „Nu, vervolgde de oude vrouw, ik had altijd gedacht, dat gij nog eenigen prijs steldet op uws Vaders zuster, maar het zal wel zijn. Trek dan voort in Gods naam kan ik niet zeggen, want die is hier niet bij. Zie of gij meer trouw en geloof in de wereld vindt, als daar beneden bij uw tante. Maar één verzoek heb ik, dat gij mij zeker niet weigeren puit, niet waar?" //En dat wa«?" Wanneer 't in mijn gram, meest door civilisten (burgers) en niet door militairen opgemaakt, steun vin den bij den kapitein Fabius. Maar andere officieren hebben tegen dit program ernstige bezwaren ontwikkeld. Generaal Smeding gaf er zijn betrekking aan. Een ander officier, Warner, toonde met cijfers aan dat het misloopen zal. Nog een officier, de luitenant Hoek, schreef een krachtig protest; en de ritmeester Ben- theym waarschuwde in 'nkalmbetoogtegen 't opwekken van niet te verwezenlijken verwachtingenterwijl, zij 't ook na de oplossing der crisis, de militaire mede werker van de vrijzinnig democratische Arnhemsche Courant de plannen van minis ter Staal veroordeelt in bewoordingen die men, kwamen zij van Rechts, zeker kwalijk genomen zou hebben. Doch al deze militaire stemmen worden door de vrijzinnigen (de oud-liberalen uit gezonderd) doodgezwegen. Zou het ook kunnen zyn, omdat men van die zijde het gewicht der practische bezwaren erkent, doch geen kans ziet ze afdoend te weerleggen? Mag van het volksleger verbetering ver wacht worden? Deze vraag wordt door ritmeester Bent- heym ontkennend beantwoord. Zijn be toog eindigt met deze woorden De verwezenlijking van het denkbeeld „volks leger" zal zijn een ontwapening zonder meer. Haar zal ontbreken individueele geoefendheid, tucht, samenhang, zelfvertrouwen, onderlegd kader en geschoolde aanvoering, organisatie, in één woord alles, wat het onderscheid vormt tusschen een gewapende volksmassa en een leger. Wanneer men daarbij bedenkt dat nage noeg de geheele weerbare mannelijke bevolking van ons land onder dergelijke omstandigheden ter slachtbank zal worden geleid door het wijs defensiebeleid der „Natie", die haar beste zonen den plicht ter landsverdediging oplegde, zonder hunne rechten op behoorlijke voorbereiding te erkennen, dan deinst men terug voor het oor deal der geschiedenis op den dag, dat zij zal te boeken hsbben den schandelijke» ondergang van een klein volk, dat niet in staat was groot te zijn in eerbied voor zich zelf en zijn verleden Het volksleger is de ondergang van Neder land, de richting van het volksleger is de weg daarheen. macht staat, zal ik het gaarne inwilligen, omdat gij de zuster van mijn zaligen Vader zijt," zeide de boer van Eikenhof op meegaanden toon. „Laat mij dan uwe Gondelzij is mijn petekind wat zult gij met dat kind met haar lammen arm in de stad aan vangen? Ik zal haar opvoeden, zij past bij ulieden toch niet." Om de waarheid te zeggen en dat was hem ook zeer wel aantezien viel de boer van Eikenhof hier een steen van 't hart, want hij had al menigmaal met zijn vrouw er over gesproken, wat zij tooh eigenlijb met het lamme kind aanvangen moesten. Maar sneb als de bliksemstraal vloog hem de gedachte door het hoofd, of hij nog niet iets van haar los krijgen kon, als hij haar het kind liet. „Ik wil u haar geven, gij kunt haar krijgen, Tante, wanneer gij wilt; maar zij is ons ook wat waard en doet meer dan een dienstmeid. Gij kondet mij daarom een stuk boseh geven, bij voorbeeld twee morgen. Ik kan nu juist veel geld ge bruiken 1" Als 't anders niet is, en gij mij het kind als mijn eigen geven wilt, om tot mijn zalig einde als mijn eigen kind bij mij te blijven, wel dan is het goed. Dan neem ik het aaD." „Geef de hand daarop Tante," zeide de boer van Eikenhof snel. „Nu die kunt gij ook krijgen, hoewel wat uw vaders zuster zegt zoo goed is als een eed." „Morgen zullen wij 't in orde maken voor 't gerecht, als 't n goed is," zeide de boer van Eikenhof. „Mij is 't wel. Wilt gij met het kind spreken, of ?al ik dat dpen f' Tegenover stemmen als deze maakt een ietwat komischen indruk het verwijt van vrijzinnigs zijde dat over 't militaire vraag stuk onzerzijds te Goes niet een militair, maar „een dominee" kwam „oreerea". Immers de militairen die 't weten kunnen zijn meest allen vrijzinnigen en die gaan niet met do vrijzinnigen mee Terwijl onzerzijds de „dominee" door deze „vrijzinnige" militaireu wordt in het gelijk gesteld. Zoo ergens dan geldt hier de slotsom en de tegenstelling: Arme rijken en rijke armen Kosten en lasten. Al meer blijkt men ons een stelsel van leger-formatie te willen opdringen, dat èn veel zwaarder lasten op het volk zal leggen, èn heel wat meer kosten zal, en dat dan nog zeer in het onzekere laat, of we niet veel minder slagvaardig zullen zijn. Enkele tonnen zal men bezuinigen, maar telkens nieuwe mülioeneti voor militaire uit gaven vorderen, en althans jarenlang znllen we veel zwakker in onze Defensie staan. De meerdere kosten zijn nu reeds op eeu dozijn millioen gulden geschat, en de meer dere lasten zullen hierin bestaan, dat eens zooveel jonge mannen zullen moeten dienen. Korter, het zij zoo maar wie nu nog vrij loot, zal er dan aan moeten. Zwaarder druk alzoo, en geld meer. Nu is er desnoods in te berusten, als de nood van het Vaderland het eischt. Andere regeling van legerformatie hebben ook wij steeds bepleit. Maar dan zij men eerlijk, va. spreke niet langer van bezuiniging en vermindering van drukl! (Stand.) Onder de sprekers die telken jare wan neer de verkiezingen naderen met open armen door de vrijzinnige leiders in Zeeland worden ingehaald om stemmen te bezorgen aan de liberale eandidaten, behoort ook het Kamerlid De Klerk. Dien man achten zij voor dat baantje van kiezertjes lijmen juist geschikt. Op welke waarde men echter zijn speeches moet schatten, mag blijken uit de beoordeeling die de Middelburgsche Crt. „Ik zal het haar wel zeggen. Ik weet dat zij heel graag bij u blijven zal" hernam de boer van Eikenhof. De oude Petemoei reikte hem de hand en ging in diep ge peins naar 't benedeneind van het dorp. Nog eenmaal had zij het huis eens goed bekeken, waar hare ouders en grootouders gewoond hadden, en vooral dat achter kamertje, waar haar grootvader zoo dik wijls met den grooten bijbel voor zioh, haar op den sohoot genomen had. Alles stond nog als toen ter tijde, want de boer van Eikenhof was daarin nooit recht op zijn gemak alleen Gondel had de vergunning gevraagd om daar 's Zon dags stil in te zitten. De oude Meestersvrouw was een paar dagen later ook gekomeD en wat zij ge sproken heeft moet den boer van Eikenhof toch ook een gewelaigen stoot gegeven hebben. Want zij had van haar overleden man menig goed woord geleerd en was een meesteres ter tale, en stond, daar zij geen bloedverwante was, tegenover den boer in haar voordeel. En deze liep eenige dagen rond, als had hem iemand een slag op zijn hoofd gegevenhij was half van zins de zaak op te geven, want Meesterske kende de stadsmenschen ook en vertelde den boer zoo iets van „ganzen-plukken", dat de lieden in de stad zoo uitnemend verstonden, en voegde hem bij zijn wantrouwen nogeen zwaren steen toe, zoodat hij daeht„Ten slotte kon het oudje nog wel gelijk hebben". Hij moest daarom nog eens naar de stad, om tot klaarheid te komen. Maar toen hij daarop thuis kwam, toen stond bij hem vast als een rots „gij gaat."

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1907 | | pagina 1