imacmne.
NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 195. 1907.
Woensdag 22 Mei.
21e Jaargang.
JUNIOR
shondster
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
knecht
Buitenlandss!) Overzicht
nifdiën.
3RD AM.
Zutpkeii.
unie „bloem"
75 p. 50 kilo.
ioop
:oop
Me i d
CM e i <1
knecht
knecht
verschijnt zesmaal per week
Wed. S. J. DE JÖNGEWERWEST. te Goes
F. p. D'HUU, te Middelburg.
prijs der advertentiën
«4 ü"ctxtx.
IDELB TJRO: -
rende Pillen van H.
eker, scheikundige te
lij ken stoelgang, maag-
n, speen, krevelingen,
r jaren, leverziekte.
SO «ent.
VAN AKEN.
lelburgen verdar te
CR en BENIE8T; te
nd bij DE GOFFAü
ito der Nederlandsche
°l
/o*
oor Zuid-Beveland,
liKERS.
•ion" Maaimachine is
te, ze maait zeer kort
htweinig trekkracht.
der wijzen wij op onze
laaimaohine No. 9 met
ne, uit staal gesmede
ingers, ten zeerste ge-
te maaien op gelijke
daar waar het gras in
op den grond ligt.
WERKTUIGEN.
van de meest verschil-
ng van bedrijf uit de
goed beklante, op een
heren staande,
NS-AFFAIRE
'staan oplevert. Ter-
Brieven franoó onder
laar FANOY
3 Middelburg.;
i, keur uit twee,
cening, bij de Wed®
Pz., te Zoutelande.
i*d bij L. DINGE-
n g e.
(2) kinderen kan
2 VISSER, A 367,
;tober
aagd bjj D. KOOLE,
t.
stober
2IASSE, Koude*
tober
'jdigd en drie
i te koop,
1 Juni, bij
ERE, Grypskerke
evraagd
tnermansknechts
tselaarskneclits
VIT, Colvjnsplaat,
if met October
[SSE Sz., te M e-
•ber
R O O Seisweg,
ber
i is met paarden
IANCKE te Me-
■Verwest - Goes-
'f
■f
m
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS,
Prijs per drie maanden franco p. p.1,25,
Enkele nummers0,02®.
UITGAVE DER FIRMA
EM VAM
s
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Den 4den Juni zullen de oandidaat-
stellingen voor de Provinoiale Staten plaats
hebben.
Als wij ons dat indenken, en overwegen,
hoe snel die dag zal zijn genaderd, dan
ontkomt ons de nitroepwat is het be
trekkelijk nog stil I
In 1905 was sinds maanden en maanden
lang het heele vaderland in rep en roer
gebraoht, werden er zelfs vóór Kerstmis
van 1904 reeds eandidaten geproclameerd,
en nu, in de tweede helft van Mei 1907,
zijn zelfs nog niet eens in alle districten
de oandidaten aangewezen.
Het verschil is inderdaad opmerkelijk.
En tooh, wie zich zou inbeelden, dat
straks de stembusstrijd met minder hevig
heid zou gevoerd worden, zou zich groote-
lijks kunnen vergissen.
De vrijzinnigen timmeren zeer stellig
thans niet zoo hard aan den weg, maar
daarom behoeven wij niet te denken, dat
zij ook niet bezig zijn binnen de muren,
in hun werkplaats.
In 1905 ging de strijd tegen Dr. Kuyper.
Dit wil zeggen, tegen Dr. Kuyper, als
drager van een beginsel.
Het is, zooals wij het schreven ca den
Juni-uitslag in 1905, dat Dr. Kuyper als
in een hoek werd weggeworpen, omdat
hij God vreesde.
In 1907 staat de strijd niet anders.
De bekende vrijzinnig-demoeraat V. D.
sohreef het immers nog dezer dagen in
de Middelburgsche Courant, dat de vrijzin
nigen weer eendrachtig zouden optrekken
tegen diegenen, die op staatkundig terrein
voor „de eere Gods" propageeren, en dat
de vrijzinnigen zioh verzetten zouden als
één man tegen de „drijvers", die in het
politieke leven wilden rekenen met een
„Openbaring Gods".
Zelfs de Christen-Democraat, die meer
malen een andere partij groep eering be
pleitte' dan onzerzijds Christelijke roeping
wordt geacht, gevoelt zich gedrongen na
de woorden van V.-D. aldus te schrijven
„Dat de vrijzinnigen zich kanten tegen het
clericalisme, het was ons bekend. Ook wij
binden tegen dat bederf en gevaar den
strijd aan. Maar dat doel van hun politieleen
strijd zon zyD, ook thans nog Gods Naam
te bannen van 't staatkundig erf, dat wisten
we niet".
Nu, dan kan de Christen-Democraat in
dezen opzichte ietwat ontnuchterd zijn,
immers doel der vrijzinnigen is wel degelijk
alle rekening-houden met de ordinantiën
door God in zijn Woord gegeven nithet
politieke leven te weren.
De radicale vrijzinnigen, zooals V.-D.,
zeggen herhaaldelijk, dat zij innig verlan
gen naar 'n partijsplitsing in „democraten"
«n „conservatieven".
Maar hun wachtwoord is ten slotte dit
eerst moet de Christelijke politiek weg.
Wij kunnen die houding niet karakter
vol noemen.
Als men inderdaad de antithese tusschen
geloof en ongeloof op staatkundig terrein
niet wil, en men liever de antithese tus
schen „democratie" en „conservatisme" op
den voorgrond zou zien, waarom beginnen
dan inzonderheid die „democraten" niet
met fier en kloek hnn beginselen bij de
stembus op den voorgrond te stellen om
met die beginselen te vallen of te staan?
Toen onze anti-revolutionaire partij nog
klein was, heeft zij tientallen van jaren
lang dat standpunt ingenomen. Ze pre
dikte beginselen en streed voor beginselen,
maar leed ook voor die beginselen tallooze
malen de nederlaag.
Zoo doen de radicale vrijzinnigen echter
niet.
Zoodra hun immers de christelijke rich
ting voor de aandacht komt, dan vergeten
zij tijdelijk hun „democ-iatisehe" beginselen
en stellen zich schoader aan schouder met
het door hen gehate „conservatisme" in
Blagorde, en stemmen en steunen zij een
aonservatief-liberaal tegenover een man
der Christelijke partijen.
Wat hen daartoe drijft, zou 't iets anders
zijn dan bewuste of onbewuste vijandschap
tegen het Woord van God.
Breed betoog behoeft het dan ook niet,
om vast te stellen, dat het standpunt der
Christelijke groepen zooveel zuiverder is,
en hun optrekken onder het teeken der
antithese zooveel beter kan worden gerecht
vaardigd, dan de partij-politiek dergenen
die om eene andere party-groepeering roe
pen, en toch eindigen met te zijn kortweg-
anti-clericaal.
O zeker, er is altoos ook onder de Chris
tenen verschil van meening, van inzicht,
van overtuiging geweest hoe de Schriftuur
lijke beginselen in vraagstukken van min
der aanbelang moesten worden toegepast
doch in de hoofdvragen waren zij, gelijk
trouwens zelfs Mr. Van Houten erkend
heeft, steeds één.
En zou men de vrijzinnigen al kunnen
verdoelen in vrijzinnig-democraten en vrij
zinnig-conservatieven, het is tooh waar,
zooals wij reeds vroeger opmerkten, dat
die scheiding tusschen „conservatieven"
6n „democraten" onder de mannen van
Christelyken huize moeilijk kan worden
gemaakt.
Ze zijn conservatief, uiterst behoudzuch
tig, als het gaat om „het behoud van de
Christelijke grondslagen onzer saamleving"
om het Goddellyk karakter van het Over
heidsgezag, om het huwelijk, om het huis
gezin, om het heilig karakter van den
eigendom, om den Schriftuurlijken grond
slag van het strafrecht, om een Christelijke
basis voor sociale wetgeving, ook al noemde
eergisteren een vrijzinnig orgaan een en
ander eenvoudig „larie".
Maar anderzijds streed steeds inzonder
heid de anti-revolutionaire party voor
meerderen invloed aan alle rangen en stan
den van ons volk op de Landsregeering,
beriep reeds Groen van Prinsterer zich op
„het volk achter de kiezers", en komen wij
heden ten dage op volstrekt niet alleen voor
de verzekering van de rechten der patroons,
maar evengoed voor de behartiging van de
rechten van den „arbeidenden" stand.
Toestanden als nu weer in Ryssen wer
den aanschouwd, vervullen met ontzetting.
Men ziet daar, hoe er door overmachtige
patroons met honderden arbeiders kan
worden gespeeld.
Als het ware op leven en dood, op ge
nade en ongenade, zijn zy aan hun patroons
overgeleverd.
Hun werk is hun brood, en hun brood
is hun leven, en zie deze alle staan onder
de overmacht van den ryken patroon, die,
zelf in weelde badend, met die alle kort
weg doet wat hem behaagt.
Zoolang het hem gelieft, geeft hy karig
bezoldigd gevaarlyk werk.
Zoolang het hem gelieft, betaalt hij dus
een sober loon.
En zoodra het hem gelieft, kan hy den
arbeider ter zijde werpen, zonder zich er
om te behoeven te bekommeren, dat zulk
een werkman dan ook geen penning bezit
om een eind van zijn levensdagen als
mensch naar Gods beeld geschapen te
kunnen slijten.
Waarlyk by zulke verhoudingen tus
schen patroon en arbeider is de Overheid
geroepen recht te doen, en er voor te waken
dat de sterkere en machtige hier den
zwakkere en krachtelooze onrecht?aardig
zal bejegenen.
„Conservatief" en „democratisch" in
goeden zin opgevat, zyn dan ook de
Christelyke party en tegelijk.
Splitsen in „democraten" en „conserva
tieven" kunt ge de Christelijke groepen
niet.
Ook de vrijzinnigen zullen dit niet ver
mogen.
Voor „de eere Gods" zal steeds hun
heilig strijden zijn.
Aan het „Woord Gods" zullen zy zich
steeds gebonden gevoelen.
Voor de heerschappij der Goddelijke
Openbaring zullen de vrijzinnigen hen
steeds zien ijveren.
Onder deze teekenen zal dan ook weder
onzerzijds de strijd worden doorgezet, die
officieel op den 4den Juni zal beginnen.
Hoe zal het gaan
Wat zal het worden in zoo menigdistrict?
Wat zal Middelburg geven Hoe zal het
loopen in Vlissingen Zal Goes zich flink
houden Zal Zierikzee vertoonen wat
het vermag? Zal Tholen winst brengen?
Het zijn alle vragen, waarop het ant
woord moeilijk valt te geven.
De uitslag ligt in Gods hand.
Maar dit zullen tooh alle Christenen wel
bedenken, dat zij ook ditmaal staau zullen
tegenover een eend racktigen en zeer mach
tigen vijand, wiens krachten, geestelijke
en stoffelijke, niet mogen worden onder
schat.
Doe daarom ieder in zijn werkkring,
ieder in den tijd, die hem voor den ver-
kiezingsarbeid oveiig blijft, wat mogelijk
is, om bij de aanstaande stembus de Chris
telijke eandidaten op te voeren tot de
hoogstbereikbare cijfers.
En mocht het zoo wezeu, dat ook in onze
provincie onze Christelijke partijen de
meerderheid behielden.
Dan bleef ook de Christelijke richting in
de Eerste Kamer overwegend, en bleef ons
vaderland behoed voor een nieuw bewind
van de vereenigde vrijzinnigen in beide
Kamers.
Welke vrijzinnige overheersohing nooit
anders dan tot schade bleek voor het
landsbelang.
Ja steeds afbreuk deed aan de „vorde
ring" in onze landpalen van het Konink
rijk Gods. Rotterdammer.
21 Mei 1907.
Vrijheid van gedachte.
Steeds wordt van liberale zijde er op
gewezen, dat onder de werking van haar
beginselen alle richtingen evenveel vrij
heid genieten, dat meer in 't bijzonder de
wetenschap op een vrij standpunt staat.
Een wetenschappelijk man maggelooven
wat hij wil, als hij maar wetenschappe
lijk is.
Het is altijd moeilijk te bewijzen, dat
ook op dit punt de liberalen ten onzent
zioh zeiven, althans andereD, een doek
voor de oogen binden, al erkennen wij,
dat in de laatste jaren onder den mach
tigen drang van „geloovige" zijde de libe
ralen hun gewonen wijn wel wat hebben
aangelengd. Maar, waar zulk een machtige
oppositie niet bestaat, waar de liberalen
werkelijk, „de baas" zijn vindt men
daar ook dien eerbied voor „vrijheid der
wetenschap Dezer dagen lazen wij in
de Haarlemmer Ct. het volgeiade
Uit radicalenvrees heeft de Fransche Regee
ring, of liever de Fransche minister van Onder
wijs, dezer dagen geweigerd voor den leerstoel
in de Assyriologie te Parijs den heer Schail te
benoemen, die door de professoren van 't Col
lége de France en de Académie des inscriptions
de eerste op de voordracht was geplaatst, en
aan wiens bekwaamheid geen twijfel bestond,
maar die 't ongeluk had Dominicaner geweest
te zijn, toen minister Combes en zijn aanhang
oan de geestelijke orden nog geen einde had
gemaakt. Deze omstandigheid had van de pen
voerders der uiterste linkerzijde zulk een protest
doen opgaan, dat de minister hem niet durfde
benoemen.
Dit is reeds de derde maal, dat in Frankrijk
de politiek op dergelijke wijze in onderwijs
zaken gemengd wordt.
Zou men niet, als onzerzijds de oppositie
verflauwde en wij minder krachtig op
kwamen voor ons goed reoht, in Nederland
al spoedig dezelfde uiting van vrijzinnig
heid ontwaren als in het vrijzinnige, vrij
denkend Frankrijk
Het schieten der Zwitsersche Infanterie.
W y lezen in 't liberale Utrechtsch Dagblad:
Zoools men weet, begint Zwitserland
van zijn „volksleger", dat weinig waar
biedt voor veel geld, allengs terug takomen.
Gunstig gezinde beoordeelaars meenen,
det althans in Zwitserland een betrekke
lijk korte oefentijd, al heeft de Bonds
raad dien onlangs met 50 pCt. verhoogd
mogelyk is, omdat zy' berust op een daar
te lande werkelijk voorhanden grondslag
van voorgeoefendheid en toewijding.
Hun zal nu zeker een artikel belang in
boezemen, dat geschreven is in de Allge-
meine Schweiserische MiHtareeitung van 27
April j.l. door den Zwitserschen kolonel
Wille.
Kolonel Wille legt er aanstonds den na
druk op, dat niettegenstaande de groote
steeds stijgende geldsrmmen voor deschiet-
oefecingen uitgetrokken, de schietvaardig
heid der Zwitsersche infanterie stcecU ver
beneden het voldoende blijft.
Alleen het buitenland bewondert de
Zwitsersch als schuttere. In het eigen leger
echter ontbreekt aan deze bewondering
zeer veel, en de Zwitsersche schuttersfees
ten vermogen daarin niet de minste ver
andering te brengen, ook omdat daarby
het schieten met modelgeweer slechts als
bijzaak wordt beschouwd.
Hoe slecht de Zwitsersche infanterist
schiet, kan hieruit blyken dat, volgens
een statistiek aan de schietboeken ont
leend, by individueele schietoefeningen
buiten dienst, zelfs in een district dat om
zijn betrekkelijk goede schutters bekend
staat, meer dan 50 pCt. van alle schoten
op 300 en 400 Meter een schijf van 1,5
M. middellyn hebben gemist.
Voor deze geringe schietvaardigheid der
Zwitsersche infanterie stelt nu kolonel
Wille openlijk den te korten tegenwoor-
digen oefentijd verantwoordelijk.
Bij de opleiding der recruten wordt niet
die vaste basis van schietvaardigheid ge
legd, waarop verder voortgebouwd kan
worden, die by den individueelen man den
don lust opwekt om zich verder te oefenen,
en waarvan altijd iets over blyft, ook in
dien men zich later niet veel meer oefent.
Daarby komt dat een groot deel der
Zwitsersche soldaten de verplichte schiet
oefeningen buiten dienst als een lastigen
dwang beschouwt, waarvan zij zich zoo
snel mogeljjk en met zoo weinig mogelyk
moeite afmaken.
Niettegenstaande de hooge kosten, aan
de schietoefeningen besteed, hebben dan
ook tot dusver alle pogingen om de schiet
vaardigheid van het Zwitsersche leger te
verhoogen, gefaald.
Nu blijft in den modernen oorlog het
vuurgevecht, m. a. w. de schietvaardigheid
der infanterie, het moment, dat boven alle
andere den doorslag geeft.
Men kan dus nagaan wat men, uit dit
opzicht, van de krijgsvaardigheid van het
Zwitsersche leger heeft te denken.
Landsverdediging geen partjzaak.
Onder dit hoofd bespreekt jhr. mr. A. F.
de Savornin Lohman de ministerieele crisis
die z. i. te veel als een incident in den par-
tyenstrijd wordt beschouwd, en niet ge
noegzaam wordt ingezien, dat zij verband
houdt met de landsverdediging.
De geschiedenis der crisis wordt in dit
geschriftje door den schry ver medegedeeld
zooals hy die ziet, en hij besluit
Uit deze eenvoudige uiteenzetting der
feiten blijkt naar mijn meeniDg
le. dat de quaestie van het blijvend ge
deelte vooral door een gedeelte der linker-
groepen tot een politieke quaestie gemaakt
is, hoewel zij met de politiek geen verband
houdt, doch van technischen aard is.
2e. dat het Kabinet door zijn ontslagaan
vrage gepoogd heeft, in het vervolg aan de
leden der rechterzijde in de Tweede en in
de Eerste Kamer het onmogelijk te maken
die quaestie op zich zelve, als maatregel
van technischen aard, te beoordeelen en al-
zoo een politiek machtsmiddel heeft gebe
zigd om dien tegenstand te fnuiken
3e. dat echter de houding derrechter-
zyde die poging heeft verijdeld, vermits
deze getoond heeft het overnemen der be
stuurstaak evenmin te vreezen als te ver
langen, zoodat, indien mocht blyken, dat in
het vervolg geen politieke machtsmiddelen
mochten worden aarigewend om maat
regelen van louter technischen aard door te
drijven, die haar gevaarlyk toeschijnen
voor de verdediging des lands, zy niet
aarzelen zal te beproeven dien toeleg te
verijdelen.
Mocht, door dezen loop de zaken, de
defensie-quaestie, die meer en meer dreig
de tot voorwerp te worden gemaakt van de
ouderlingen strijd der partyen, uit het
moeras dor politiek zyn opgehaald, dan zal
de langdurige ministerieele crisis niet ge
heel nutteloos zyn geweest.
Oostenrijk-Hongarije.
Zooals reeds met een enkel woord is
gemeld, heeft de Hongaarsohe minister
van landbouw, de heer Daranyi, in de
Kamer een laDge rede gehouden ter ver
dediging van zijn ontwerp tot regeling
van de rechtspositie der arbeiders in het
landbouwbedrijf.
Hij deed uitkomen, dat zijn ontwerp aan
aanvallen blootstond zoowei van de zijde
van landeigenaren als van arbeiders, maar
dat dit juist bewees, dat zijn ontwerp niet
eenzijdig de belangen van een enkele klasse
diende, doch de belangen van patroon en
werkman beiden in het oog hield. De
minister wees op de vele bepalingen in het
belang der humaniteit. De patroons worden
gedwongen hun werklieden een beter logies
te verschaffen en hun schadevergoeding te
geven in geval van ziekteook zullen de
patroons moeten zorg dragen voor' het
onderhoud der scholen en nog vele andere
schikkingen zijn getroffen om den arbeider
tegen uitbuiting van de zijde van den
patroon te beschermen.
Aan den anderen kant is opruiing van
de arbeiders tot collectieve oontract-breuk
strafbaar gesteld, daar de rechten der
patroons anders zeer in gevaar zouden wor
den gebraoht.
Op dit punt, zeide de minister, zou hij
geen wijziging van zijn ontwerp kunnen
toelaten.
Ten slotte verzacht de heer Daranyi de
Kamer zioh niet te laten beïnvloeden door
pressie van terroristen, die de publieke
opinie tegen het wetsontwerp trachtten
in te nemen.
De minister werd levendig toegejuicht.
De Pest in Engelsch-Indië.
De Engelsohe bladen staan sedert weken
vol van berichten over 't oproerige Punjab,
waar een veertig mannen als verdacht
van opruiing in hechtenis zijn genomen,
maar dat er in land met ruim twintig mil-
lioen inwoners, volgens een Reuter-tele-
gram uit Simla, in zes weken tijds, tot 11
dezer, 286,777 mensehen aan de pest zijn
gestorven, schijnt van minder belang.
Trouwens, het allerverschrikkelijkste treft
niet meer, wanneer het lang duurt, en hoe
lang woedt de ziekte nu al in Engelaeh-
Indië t
Een te Simla versohenen ambtelijk ver
slag geeft het volgend overzicht van de
ziekte in de laatste jaren
In 1901 stierven er in Engelsch-Indië
aan de pest, in ronde getallen, 274,000
meuschen, in 1902 577,000, in 1903851,000,
in 1904 1,143,000, in 1905 1,069,000, in
1906 332,000.
In 1907 is de sterfte eebter weer sterk
gerezen. In de week, eindigende 23
Februari stierven er, in ronde getallen,
24,000 aan, en in de volgende weken
33,000, 42,000, 49,000, 54,000, 53,000,
62,000, 75,000 (week eindigende 13 April).
In April is de sterfte gewoonlijk het grootst.
In de zes wekeD, eindigende II dezer,
was de sterfte 451,892. In tien jaar tijda
zijn er een vijf millioen menschen aan de
pest gestorven.
Volgens den correspondent van de Tri
bune staat de regeering van Engelsoh-
Indië er machteloos tegenover. Zij heeft
indertijd strenge maatregelen van afzon
dering, ontsmetting, vernieling van be
smette woning-en en goederen toegepast,
maar dat dreet de bevolking bijna tot