NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 192. 1907
Vrijdag 17 Mei.
21e jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Het Legervraagstuk.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
WecL S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENT1ËN
196
fxvillzïqn.
Snippers uit de oude doos.
Ia 1587 werd hij van hier beroepen
1EDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p.1,25.
Enkele nummersv 0,02E.
UITGAVE DER FIRMA
EM VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Ook van antirevolutionaire zijde blijft
man niet achter om ernst te maken met
de bestudeering van het legervraagstuk.
Van den heer J. F. Heemskerk te Gro
ningen, broeder van het Kamerlid, ver
soheen toch bjj Jan Haan aldaar, een
brochure, getiteld:
Het Volksleger. Voorstel tot oplossing van
't Defensievraagstuk voor Nederland in natio-
naUn zin.
Na gewezen te hebben op het zeer ver-
groote gevaar dat ons vaderland in een
oorlog tusschen groote mogendheden kan
worden meegesleept, en op de lessen nit de
ervaring met name van Korea, door ons te
trekken, betoogt de schrijver, dat Neder
land tot den oorlog toegerust en daartoe ten
allen tijde gereed zijn moet. Een oplossing
van het defensie-vraagstuk in dien zin acht
h\j niet gemakkelijk, maar evenmin onmo
gelijk.
Bezuiniging vóór al moet men zich dan
uit het hoofd stellen. Bij de moderne wijze
van oorlogvoering, die de hans op wel
slagen van frontaanvallen vermindert, is
echter ons vlakke land lichter te verdedigen
dan vroeger. „Het sprookje dat nimmer
recht waarwas, maar altijd ingang bij velen
vond, dat verdediging tegen een beduiden
de overmacht ons toch niet baten kan, dat
sprookje dat in 1672 zoo heerlijk gelogen
straft werd, maar dat ons toch tot in dezen
tjjd zoo ontzaglijk veel kwaad deed, dat
sprookje onzer machteloosheid heeft dan
ook jaist tegenwoordig allen grond van
waarheid voor goed verloren".
Vervolgens toont hjj aan dat ons land zelfs
zeer goed verdedigbaar is.
Ook met onze tegenwoordige defensie-
middelen zon 't voeren van een oorlog niet
hopeloos zijn.Wel voor een «enigszins lang
durige verdediging. Om deze te doen slagen
moeten allereerst de kustversterkingen in
beteren toestand gebracht worden. Wat het
leger betreft de talrijkheid daarvan kan,
indien de mobilisatie van militie en land
weer ongestoord gereed komt, voldoende
geacht wordenslechts is behoefte aan wat
meer cavalerie, houwitsers en machinege
weren bij de rijdende artillerie, eenige ver
sterking der infanterie. Voorts: afwerking
en goede bewapening der stelling van Am
sterdam, wijziging in de bewapening der
cavalerie (sabel en scheede aan het zadel,
DOOB
S C A L D I S.
1 e r s e k e.
(Slot.)
Van de openbare gebouwen gaan wij
nn de kerk een bezoek brengen. Dit bede
huis is zeer oud en dagteekent zijn be
staan reeds nit de 13e eeuw.
Het was eertijds eene mooie kruiskerk,
van duifsteen opgetrokken, dit laatste wel
een bewijs dat het gebouw een hoogen
ouderdom heeft. Bij den door ons reeds
genoemden hevigen brand moest ook het
westelijk deel der kerk vernield worden.
Van het nog overgebleven gedeelte wordt
thans nog alleen het oude Koor gebruikt,
hetwelk, zooals we zien, een zeer nette
gedaante heeft.
De toren, door gezegden brand van de
kerk gesoheiden, werd den 11 Mei 1821
▼oor afbraak verkocht, en werd op dien
dag ook aanbesteed het bouwen van een
nieuwen, houten toren op de kerk.
In 't laatst der vorige eeuw, was het
bedehuis in zoo'n bouwvalligen toestand
geraakt, dat er noodwendig groote her
stellingen moesten plaats hebben.
Tot deze flinke restauratie ging men
eindelijk over en werd 30 Sept. 1885
aanbesteed -. het afbreken van den toren,
het herstellen van het dak der kerk;
)wt Hsbrt&ges v&b plafooS dgwï» do
de man met het gewone infanterie-geweer
en bajonet te bewapenen)de compagnies
commandanten der infanterie bereden te
maken; weduwen- en weezenpensioen ra
te voeren voor het beroepskader.
De schrijver vergelijkt vervolgens de be
dragen, voor Oorlog en Marine op onze
Scaatabegrooting beschikbaar gesteld, per
centsgewijze met die van andere kleine
Staten en komt tot de slotsom, dat de onze
dan zoo hoog niet zijn, terwijl hij tevens be
toogt dat een groot deel van dat geld ook
niet gezegd kan worden de bevolking
zwaar te drukken. Evenmin, bij de veel
vuldig voorkomende werkeloosheid, de
persoonlijke lasten. Wat er gedaan moet
worden, komt dan ook vooral neer op een
verplaatsing van uitgaven en overgang tot
„het volksleger", waarmede hij bedoelt een
leger dat:
lo. dat getrokken wordt nit het volk
in al zijn geledingen en rangen en stan
den, en wel zooveel mogelyk in gelijke
verhouding naar de talrijkheid van ieder
dier rangen en standen
2o. op den daartoe geschiktsten tijd op
hnn beurt al de mannelijke burgers op
neemt, opdat ieder borger, voor zoover
hij daartoe niet ten eenenmale ongeschikt
is, een tijd lang deel van het leger uit
maakt
3o. een leger" blijft; d. w. z. zoo goed
mogelijk geoefend wordt, zoowel in krijgs
kunde als in krijgstucht, zoo goed mogelijk
voorzien wordt van wapenen en oorlogs
behoeften en aangevoerd wordt door uit
nemende officieren, èn bekwaam èn mensch-
kundig.
In één woord, een leger dat wortelt in
het geheele volk. Een zoodanig volksleger
Schr. geeft dit toe zal veel geld kos
ten, terwijl ook nog een moeilijkheid is,
dat ons volk ook de pesoonlijke lasten
niet wil. Doch het eigenlijk verschil ligt
in punt 2o. Ons tegenwoordig leger trekt
jaarlijks 17500 jongelingen tot zich, een
volksleger zon allen, 54000, behoudens de
afgekeurden, omvatten. Toch acht schr.
de bezwaren niet onoverkomelijk. Voor
alles acht hij afschaffing van de loting
noodig; algemeene dienstplicht van 19
jaar af moet voor de loting in de plaats
komen. De ééne uniforme keuring moet
plaats maken voor een naar geschiktheid
om bij het een of andere wapen te dienen
of hulpdiensten te verrichten. Een weer-
verdere hoog noodzakelijke werkzaam-
heden.Denlaagsten inschrijver dh. (Joemans
werd het werk voor 11975 gld. niet gegund,
als te hoog boven de begrooting waarop, en
nu met gunstig gevolg, den 29 Nov. d. a. v.
eene herbesteöing volgde, waarbij dhr. L.
Laban aannemer werd voor 10660 gld.
De kerk binnentredende zien wij dat het
gebouw door deze verbetering een fraai en
vriendelijk voorkomen heeft verkregen.
De verlichting door de acht stuks petro
leumlampen was een gesohenk van een
onbekende, en werden deze lampen voor het
eerst in gebruik genomen den 2 Dee. 1887.
Nu ontbrak nog een orgel en het vol
gend jaar werd ook daarin voorzien. Dit
orgel is voor hier niet nieuw gebouwd,
maar werd dit instrument in Maart 1888
te Alkmaar aangekocht voor de som van
1500 gld. De inwijding er van had plaats
op 30 Sept. d. a. v. door ds. Vermaas, die
tot grondslag zijner leerrede had Openb.
14:2 en 3.
Nog vóór de vestiging der Herv. ge
meente te Goes, in 1578 bestond te Ierseke
al eene gemeente, hoewel zeer klein.
Wij lezen daaromtrent dat er reeds den
2 Maart 1577 een Kerkenraad benoemd
werd, bestaande uit één ouderling en één
diaken, welke kerkenraad den 22 Febr.
van het volgende jaar nog met hetzelfde
getal vermeerderd werd.
Zooals op zoovele plaatsen ten platten
lande, is ook hier, bij den langzamen over
gang der Reformatie, een tijd lang de
dienst ongeregeld waargenomen doorleer-
tto elders.
plichtbelasting moet geheven worden van
allen die vr(jgesteld wordende schr.
verwacht er een opbrengst van l'/a mil-
lioen van. De diensttijd wordt gebracht
op 4 jaar in het legervijf jaar in de
landweer eerste ban daarna tot 45 in de
landstorm le ban en tot invaliditeit in
den landstorm 2e ban. Een geheel nieuwe
districts-verdeeling van het land wordt
vervolgens aangegeven. Aan den kazerne-
dienst bjj de infanterie gaat opkomst van
één dag per week gedurende ongeveer een
jaar vooraf ter oefening en voorbereiding.
Ook voor de legerindeeling heeft schr.
een nieuw schema ontworpen.
De meerdere uitgaven die van dit alles
het gevolg zjjn, zullen ten deele gecom
penseerd worden door het vervallen der
voorbereidende militaire oefeningen, de
opbrengst der weerbelasting, het ophou
den met bijbouwen van kazernes en een
groot aantal van mogelijk wordende kleine
bezuinigingen. De schr. denkt in zfjn stel
sel de sterkte der infanterie op te voeren
van 49 tot 147 bataljons (36 regimenten
en 3 bataljons jagers en de landweer van
48 tot 144 bataljons.
Bij deze berekening en toelichting staat
de schrijver lang stil. Voor ons bestek en
voor het verteringsvermogen van een ge
woon krantenlezer achten wij 't minder
gewensoht, hem daarin te volgen. Genoeg
zjj 'top te merken dat wij zijn sehema
alleszin de bespreking waardig achten.
Hij heeft dit vraagstuk nu eens bekeken
los van de bezuinigingsvraag van onzen
tjjd, en ook los van de politiek. Aan de
hand der historie laat hij zien hoe die
geest van bezuiniging te kwader nre is
opgekomen, en bij het licht der jongste
gebeurtenissen veroordeelt hij de nood
lottige" wijze waarop sinds 1905 en 1906 de
politiek in het Defensievraagstuk gehaald is.
Vooral om twee redenen.
Het ministerie-Kuyper stond in 1901 voor
de uitvoering van de legerwetten van het
ministerie-Pierson. Natuurlijk bracht dat mede
verhooging van de oorlogs-begrooting, En nu
werd door tal van politici aan het ministerie-
Kuyper vei weten, dat het de oorlogs-begrooting
had opgedreven, alsol de verantwoordelijkheid
niet rustte op minister Kool uit het ministerie
Pierson. Evenzoo vond het Ministerie-Kuyper
door zijne voorgangers voorbereid de aanschaf
fing van snelvuurgeschut; nu ware het land
verraad geweest niet te zorgen voor dit onmis
bare moderne wapen. Toch werd in 1905 dat
Wij vinden althans geen gewag gemaakt
van een vasten predikant vóór 1581, in
welk jaar voor het eerst vernoemd wordt
JAN GHIJS.
Deze, te Oostende den dienstwaarnemende,
waar hij een zeer geliefd en begeerde
leeraar was, werd op bevel der Classis
den 9 Febr. 1581 aan deze gemeente ver
bonden. Niet laDg bediende hij haar, want
in 't najaar vertrok hij weder naar zijn
oude standplaats, en is vermoedelijk ook
aldaar overleden.
Bij is gehuwd geweest met Francvjntje
Hachis, die na zijn overlijden den 27 Juni
1587 te Leiden trouwde met ds. Caret van
den Broeckepred. te Eenesse c.a. Toen
os. Van den Broecke in 1600 te Oeltgens-
plaat overleed, was er nog een zoon uit
haar eerste huwelijk in leven, mede Jan
Ghijs. Opvolger van ds. Ghijs was
MATTHIAS VAN ESSEN.
Ook wel Matthias Carnopius genoemd.
Hij was omstreeks 1580—'öl te Haamstede
in dienst. Hij is zeer waarschijnlijk dezelfde
van wien bekend is, dat hij den 23 April
1582 te dezer plaatse beroepen werd.
Hier den dienst waarnemende, werd hij
elders begeerd, maar de cl. van Z-Beveland
besloot den 1 Mei 1584, dat hij te Ierseke
zou blijven „aangezien de vroomsten dezer
plaats verlangden hem te behouden, ver
klarende zulk een welgevallen in zijne
predicaliën te hebben, dat zij vreesden dit
in een anderen leeraar met te zullen
vinden".
snelvuurgeschut geweten, zelfs verweten, aan
het ministerie-Kuyper, en niet ook aan het
ministerie-Pierson. Zoo is ook te vreezen, dat
wanneer een toekomstig kabinet tot stand
brengt de formatie der nog ontbrekende bat
terijen veld-artillerie, escadrons cavalerie en
batailions landwt er, die de wetten van 1901
eischen, de dan daaruit voortvloeiende ver
hooging der oorlogs-begrooting onbillijk op
rekening van dat kabinet zal worden gebracht,
in plaats van op rekening van het ministerie-
Pierson.
Maar bovendien kwam in 1905 de allerbe
droevendste leuze opBezuiniging op onze
defensie ten behoeve der sociale maatregelen.
Die leuze klinkt bij verkiezingen voor vele
argelooze kiezers zoo schoon. Maar toch hoe
ledig, neen hoe schadelijk is die leuze. Zouden
de sociale maatregelen, en dan in het bijzon
der ziekte-verzekering en invaliditeits- en
ongevallen-verzekering, afhankelijk kunnen
zijn van de vraag of op Oorlog en Marine
eenige tonnen of misschien eenige millioenen
kunnen worden Zouden die sociale maat
regelen afhankelijk mogen worden van zulke
bezuiniging Neendat nooitAl zouden de
andere takken van dienst in ons goede vader
land nog duurder moeten worden, geld voor
de sociale wetgeving moet gevonden worden,
kan gevonden worden, zal gevonden worden.
En danmoet op onze defensie bezuinigd
worden óm onze sociale wetgeving. Immers
neenook dan wanneer onze sociale wetge
ving geheel gereed was zou het de plicht der
Regeering zijn alle takken van dienst zoo zuinig
mogelijk te beheeren, mits niet met een zuinig
heid die de wijsheid bedriegt. Maar indien
bezuinigings-maatregelen op een tak van dienst
mogelijk zijn, moeten ze worden genomen
maar dan alleen wanneer in dien tak van dienst
afdoende is voorzien mag dat invloed hebben
op het eindcijfer der betrekkelijke begrooting.
En aangezien nu ons leger en onze vloot nog
niet zijn wat wij noodig hebben, zal bezuiniging,
indien die mogelijk is, moeten dienen om het
ontbrekende aan te vullen.
Mogen de hier bedoelde politieke partijen,
die deze onzalige leuze in hun program be
zitten, om die leuze eens en voor goed daarvan
af te nemenZij zullen daarmede krachtig
bevorderen zoowel de handhaving van ons
nationaal volksbestaan als de sociale maat
regelen die zij wenschen.
In dien zin is de defensie-paragraaf van het
program der vrijzinnig-democratische partij
een heele vooruitgang, als is een groot deel
dier paragraaf gevaarlijk en onnationaalmet
name het geheel verwaarloozen van de waarde
van vrijwilligers.
Dat de schrijver van deze klippen verre
bleef, maakt de lezing van zijn geschrift
zoo aangenaam eD bespreking zoo noodig.
de Combinatie Kapelle-Biezelinge, alwaar
hij in dienst bleef tot aan zijn dood den
3 Juli 1595.
Als diens opvolger vinden wij geboekt
GEORGIUS DE RAAD.
Ook wel bekend als Joris de Raed of Geor-
gius Consiliarius. Aangezien ds- Van Essen
van 1582 1587 als predikant alhier ver
noemd wordt, geeft Te Water in zyn „Kort
verhaal", ook ds. De Raad op.
„Vermoedelijk", zegt Te Water, „is hij,
tijdens den dienst van Van Essen, tijdelijk
van eene andere gemeente geleend", wat
meermalen in het begin der reformatie
plaats had.
Onze ds. De Raad was eerst in 1574
diaken te Vlissingen ea mede-rector der
Lat. school aldaar. Hij werd vervolgens
den 1 Dec. 1578 tot predikant te Kapelle
aangenomen, was alhier in dierst in 1583
en sedert 6 April 1587 tot aan zijn dood, 8
April 1597 te Ho edeken skerke.
Hjj was een ijverig, godvruchtig, geleerd
en der kerke zeer nuttig man. Hem werd
door de classis opgedragen een formulier
▼oor den ondertrouw op te stellen en een
gebed voor proponenten. Hij vertaalde ook
uit het Latijn het kort begrip van Calvijns
„Inatitutio", dat in 1594 in hnt licht kwam.
Hij was geboren te Nieuwkerke, ten zuiden
van Yperen gelegen.
Door twee-en-dertig leeraars werd de ge
meente tot op den tegenwoordigen tijd be
diend De lijst nagaande, trekken twee
dienaars nog even onze aandacht:
De vijfde predikant ES DRAS VLAS
MAN,die hier in zijne vaders plaats Quirijn
De legerquaestie is er nu eenmaal een
die men niet doodzwijgt, en die ter wille
van 's lands belang, dus zonder politiek,
onbewimpeld, objectief dient besproken.
De schrijver komt tot deze optimistische
slotsom en sluit met den volgenden geest-
driftigen oproep
„Met betrekkelijk zeer geringe kosten,
en ook feitelijk niet zéér hooge kosten,
zal dan ons leger zóó sterk en ons volk
zóó geoefend zijn, dat wij, bij dreigend
oorlogsgevaar als een egel de stekels
kunnen opzetten, zoodat wij vrij zeker
mogen zijn van behoud van den vrede.
„En moeht, wat God verhoede, de oor
logsfakkel toch over ons land geslingerd
worden, dan zal ons leger onuitputtelijk
van kraoht blijken, omdat het zal wortelen
in de geheele bevolking; omdat het zal
zijn „Het gansche volk weerbaar".
„Volk van Nederland, stuur roede op
dat doel aan en bedenk, dat wij dan slechts
kunnen bidden, dat God ons vrede en
zelfstandigheid blijve sohenkeD, als wij bet
daartoe mogelijke, dat in onze hand ligt,
verrichten".
Wij wensohen dit geschrift in veler
handen. Het werd bereids aan oud-liberale
zijde gunstig beoordeeld. Van een gunstige
ontvangst bij een anderdeel der Linkerzijde
waar men meer op kiezersvaDgst dan op
landsverdediging uit is, stellen wij ons niet
veel voor.
Maar laat men dan de bespreking, bij
voorbeeld tot Juli, uitstellen.
-
16 Mei 1907.
Een ontzettende loonstrijd wordt op
'toogenblik te Eindhoven gestreden.
Daar moet 't reeds lang gegist hebben.
Niet alleen sooiaal-demooratische maar ook
katholieke werklieden klaagden dat het
in 't sigarenvak niet goed ging. Klachten
en grieven, kleine conflicten en protesten
waren aan de orde van den dag.
En nu sohijnfc 't besluit van de firma
Aalfs en de Jong om de driecentssigaar
niet meer in handwerk, maar in vormwerk
te doen verrichten tegen 45 oent, terwijl
de werklieden 50 cent eischten, in plaats
van de vroeger in handwerk genoten 60
cent, de druppel te zijn geweest, die den
vollen beker deed overloopen, en de werk
lieden aan die fabriek tot staking deed
besluiten, niettegenstaande de voorzitter
Vlasmanwerd beroepen en deze gemeente
diende van 1625 tot aan zijn overlijden in
1655, kreeg het met de Staten van Zeeland
aan den stok over de toepassing der plak
katen „ter wering van de Papisten".
De Staten vaardigden n m. wel hunne
plakkaten uit tegen de Papisten, doeh zij
wilden niet, dat iemand hen in hnnne
laak zou helpen, ten minste niet een kerke
lijk persoon. Dit bleek toen ds. Vlasman
zekeren Paap aan de Justitie overgeleverd
had, want toen toonden zij hun ongenoegen
daarover, omdat (zooals zij zeiden) zulks
zaken waren, waarmede een predikant
zich niet behoorde te bemoeien.
De Staten hadden nu hierin wel gelijk,
maar wellicht zou Vlasman zich hiermede
ook niet bemoeid hebben, indien de E.
M. Heeren trouwer hun plicht, tegenover
hun plakkaten hadden gedaan.
Op noodlottige wijze werd, op jeugdigen
leeftijd, door den dood weggerukt ds.
GIJSBERTUS KOOL, hier in dienst van
1816 tot 1824.
Een zware val op het hoofd uit een
rijtuig, 't welk veroorzaakt werd door het
schrikken van het paard, en die hem
terstond geheel bewusteloos maakte, had,
na twee dagen iijdens, zijn dood tengevolge
op 13 Mei 18M, oud zijnde nog geen 36
jaren. Den 16en dito gedacht hier ds.
Burgerhoudt van Wemeldinge dit ongeval,
predikende over Matth. 25 13 en hield
deze den 23 de lijkrede naar Hand. 8 39b.
(Bevolking in 1824 645 en in 1907
4172 zielen).