NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND,
No. 191. 1907.
Donderdag 16 Mei.
21e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISeH
Suitenlandsch Overflew.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed, S, X DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Een droom van John. Newton.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
We zouden onzen lezers een droom van
den in christelijke kringen nog al beken
den schrijver Newton verhalen. Doeh eerst
een enkel woord over den droomer zeiven.
En dan sta voorop, dat de lezer dit woord
neme in den gewonen, alledaagschen zin
zooals wij het kennen, want anders zou
hij allicht het spoor bijster worden, vooral
indien hij mans interessante levensbij
zonderheden niet kent. Newton tooh was
alles behalve een onbeduidend persoon,
van weinig talent of geeBt; bezwaarlijk
kon hij vanaf zijn eerste optieden in de
wereld onder de nullen en sullen gerekend
worden. Integendeel, uit alles wat hij ons
van zijn handel en wandel heeft verhaald,
blijkt dat hij een begaafd mensch is ge
weest, vol moed, geest en levenskracht,
die ter dege wist, wat hij wilde, dooh
jammer genoeg al die gaven en talenten
besteedde op verkeerde wijze en op wegen,
die alle waren tegen zijn eigen belang,
omdat zij waren tegen het woord der
Schrift. Dooh op lateien leeftijd jammer
dat het niet vroeger was leerde Newton
het dwaze zijner handelingen en wegen
inzien en de waarheid verstaan van het
veelzeggend woord des apostels, dat ons
predikt het doel van Jezus komst óp aarde,
om n.l. zondaren zalig te maken. 4loe dit
alles in zijn werk ging, kan de belang
stellende lezer breedvoerig vermeld vinden
in 'smans geschriften, waarvan een nieuwe,
betere vertaling dezer dagen het licht heeft
gezien. Hier stippen we sleehts enkele
bijzonderheden aan, welke dienen moeten
tot het beter verstaan van den droom.
John. Newton werd 24 Juli 1725 geboren
en was het eenig kind zijner ouders. Zijne
moeder was eene godvrnehtige vrouw, lid
der Presbyteriaansohe kerk. Ze genoot
een zwakke gezondheid, en was dikwijls
met haar kleinen John. alleen, daar haar
man op zee voer. Wat waren die oogen-
blikken kostbaar voor moeder en kind
beiden. De opvoeding van haar jongen,
eene opvoeding in de vreeze des Heeren,
was schier haar eenige zorg. Op 3-jarigen
leeftijd leerde John van zijne moeder de
eerste beginselen van het Engelseh, ge
deelten van den Bijbel en godsdienstige
liederen eB het was zijn lust om stillekens
by moeder in de huiskamer te luisteren
naar haar onderwijs, dat ook het hart
sooht te treffen. En meermalen placht zij
in het stille bidvertrek den kleinen lieveling
óp te dragen aan den God des verbonds
in vurig gebed en den Heer te smeeken,
dat hij den jongen toch genadig mocht
zyn naar zijne belofte.
Op lateren leeftijd, toen deze moeder
al lang dood was, kon zich de zoon dit
alles nog wel herinneren. „Gods barm
hartigheden", zoo zegt hij, „waren reeds
van de eerste oogenblikken mijns lerens
groot over mij. Ik werd, als het ware
geboren in Zijn huis en in mijn kindsheid
aan Hem opgedragen". En ais Newton
later aan een en ander daeht, met schaamte
daaraan daoht, omdat hij later al die
«vroege indrukken" door de godvruchtige
opvoeding zijner moeder verkregen, had
„weggezondigd", dan was hij wel gewoon
met kinderlijken ootmoed de bede van
David na te stamelen „Ooh, Heere, zeker
lijk ik ben uw knecht, zekerlijk ik ben
uw knecht, een zoon uwer dienstmaagd."
Nimmer kon Newton de stille, eenvou
dige en tooh zoo krachtige opvoeding zijner
moeder vergeten, zelfs niet in de hache-
lijkste en meest treurvolle omstandigheden
van zijn veelbewogen leven. Die indruk
ken zijner jeugd, uit de stille omgeving
▼an het ouderlijk huis, Newton kon ze
niet verdringen, ze keerden gedurig wêer,
«onder zelfs tegen zijn wil en waren dik-
wijls nog een middel om hem van het
kwade of van erger kwaad terug te houden.
Naar eigen bekentenis, twijfelde hij niet,
of hij gen00t de vruchten van de god
vruchtige opvoeding zijner moeder zijn
gansche leven laDg.
Tw» de kotap nauwelijks «eve» jaar
was, stierf de moeder. Zijn vader was
destijds ver van huis ergens op de Middel-
landsche zee als kapitein van een koop
vaardijschip. Eerst in het volgende jaar
kwam hij weer, om spoedig daarna een
nieuw huwelijk aan te gaan. De kleiDe
John hield niet veel van zijn vader. Hij
zag hem zelden, want de man had het
volhandig genoeg. Hij was op en top een
„business man". Meestal in de vaart, bleef
er niet veel tijd over om aan land te zijn.
En in geen geval tijd om zich met den
jongen knaap bezig te houden. Daaren
boven was hij een Spanjaard, gewoon om
te bevelen, en eenigermate ruw in zijn
optreden. John was vol vreeze voor zijn
vader en zonder liefde. Wel deed de man
zijn best om zijn vaderlijke pliehten tegen
over zijn kind te vervullen, en hem on
derwas te geveD, maar het ging zooals
het ging, en het was tooh de stille, ver
trouwelijke omgang met zijn moeder niet.
Dit zag trouwens de man zelve in. Het
was maar het best, meende hij, den klei
nen John op een kostschool te doen in
Essex. Daar zou het wel beter gaan.
Zoo geschiedde dan ook. Dooh het ging
niet beter. De daar heersohende strenge
tucht ieder die Niekleby van Dickens
gelezen heeft weet genoeg van Engelsehe
kostscholen soms ontaardende in wreed
heid, pasklaar gemaakt voor eiken internen
leerling, was alles behalve in staat om
het teere gemoed van den jongen kwee-
keling, wellicht niet veel meer dan een
nummer zóóveel, bij zijne ontvankelijk
heid te bewaren. Ze was ook zeer nadeelig
voor het onderwijs. Ik vergat, zegt
Newton, daar op dat instituut, zelfs de
eerste gronden der cijferkunst, welke mijn
moeder in mij al spelende had geleerd.
Hij wilde anders wel leeren. Dit bleek
toen er een nieuwe onderwijzer kwam.
In het Latijn maakte hij naar het scheen
goede vorderingen en las op zijn tiende
jaar Virgilius; doeh het bleek alras, dat
er geen goede grond gelegd was, want
spoedig was hij zoo goed als alles ver
geten. Zijn vader besloot dan ook maar
hem van de kostschool aftenemen. Op zijn
elfde jaar ging hij mee naar zee, deed
verscheidene reizen en werd op ongeveer
15-jarigen leeftijd te Mioante in Spanje
in eene betrekking geplaatst en wel met
schoone vooruitzichten. Hier kwamen de
indrukken van de huiselijke opvoeding
weer boven.
Een val van een paard, nog gelukkig
afgeloopen, maar bovenal het plotseling
sterven van een zijner makkers door een
bijzondere omstandigheid, Gods goede
voorzienigheid over hem, werd Nicolaas
zelve gespaard deden hem te zamen met
't lezen van Shafterbury's characteristics,
een werkje dat bij te Middelburg ineen
boekwinkel zag liggen en dat hy kocht,
wel eenigermate tot bezinning komen. Op
het laatst van 1742 kwam hy weer tehuis,
meer geneigd om na te denken en zich over
te geven aan godsdienstige bespiegelingen
dan wel zich met y ver toe te leggen op het
uitoefenen van een te kiezen beroep. In die
periode ontfermde zich een vriend zijns
vaders, n l. een koopman te Liverpool, over
den zeventieDjarigen jongeling en stelde
hem voor naar Jamaica te gaan, waar hy
hem een geschikte werkkring zou aanwij
zen, terwijl hy tevens beloofde voor zyne
toekomst zorg te dragen-
Hierin bewilligde John Newton. Hy had
zich dan ook reeds voorgenomen de vol
gende week onder zeil te gaan en naar zyne
nieuwe standplaats te vertrekken, doch een
opdracht zijns vaders naar een plaatsje in
de nabijheid van Maidstone in het graaf-
schap Kent, een reisje van drie vierdagen
bracht hierin verandering, ja, deed de ge-
heale reis naar J&maïoa mislukken. In
plaats van drie dagen, bleef hy drie maan-
den in Kent, en wel met opzet zoolang,
omdat hy zekerheid wilde hebben dat het
schip, waarmede hij de reis zou doen, reeds
vertrokken was. De kennismaking met een
meisje ergens in Kent, nog eenigszins uit
4e familie deed he» geheel Jamaica en zyn
vooruitzichten aldaar vergeten. En zoo
kwam hij te Londen by zyn vader, die alles
behalve op zyn gemak was over 't zonder
ling gedrag zijns zoons.
(Slot volgt).
15 Mei 1907.
Het Commissie Kabinet.
De Standaard sohrijft:
Wat men het huidige Kabinet ook ver-
wijte moge, zeker niet dat het nalatig bleef
in de benoeming van allerlei Staatscom
missies.
Er is er nu weer een bijgekomen.
Een Staatscommissie voor het toezicht
op de weegwerktuigen.
Nu hebben we hierop niefsaantemerken.
Een Commissie meer of minder sehaadtniet.
Maar wel achten we de vraag gewet
tigd, waarom, als men zoo mild met Staats
commissies is, niet ook eindelijk eens een
Staatscommissie aan het werk wordt gezet
om het vraagstuk van de werkloosheid te
onderzoeken.
Hier vooral is licht noodig en ieder stemt
toe, dat dit noodige licht nog steeds
ontbreekt.
Reeds op zioh zelf is werkloosheid tooh
een veel dieper ingrijpend nationaal belang
dan het toezicht op de weegwerktuigen.
Zoo men dan voor 't mindere zorgt,
waarom ook voor het meerdere niet?
Met genoegen lazen wy dezer dagen de
aankondiging van een nieuwe vertaling
van Newton's werken, voornamelijk van
zyne levensgeschiedenis en zyn Cardi-
phonia, d. i. taal des harten, zijnde een
aantal godsdienstige brieven aan zyne
vrienden. Meermalen zyn deze oorspron
kelijk Engelsehe geschriften in het Hol-
landsch vertaald, doch meestal niet op
voortreffelijke, zelfs niet op dragelijke wijs.
Integendeel, de stijl en woordschikking
is ongenietbaar, zoodat de inhond, welke
als degelijk valt te roemen, onder die
jammerlijk mislukte kunstbewerking nog
al heeft geleden.
Vertalen is niet ieders werk. Om het
behoorlijk te verrichten, heeft wijlen dr.
Brill eens gezegd, zijn er twee dingen
noodig. Men moet de taal, waaruit men
vertaalt, volkomen kennen, en ten tweede
moet men zelf auteur zijn in zijn moeder
taal. We hebben grond om te veronder
stellen, dat beide onmisbare vereischten
gevonden worden in den geachten en be
kenden schrijver, die zich heeft opgemaakt,
Newton's levensgeschiedenis en cardi-
phonia in een passend gewaad te steken
en dezen wavrlijk godvruchtigen man by
een nieuw geslacht van jongere christenen
in te leiden. De nieuwe of vernieuwde
kennismaking met schrijver en vertaler
beiden zal niemand tegenvallen.
Dr. Kuyper's grootheid.
Niemand roept zijne ondanks op zijn tijd
de grootheid van onzen ex-premier luider
uit dan de redacteur van het Handelsblad.
Volgens dezen is de geheele rechterzijde
een radjetoe, die slechts door 't genie van
Dr. Kuyper werd bijeengehouden.
En 't is waar, in de rechterzijde zijn
kerkelijke en politieke verschillen. Geen
geschillen, maar verschillen.
Ook is 't waar, dat de heele rechterzijde,
waarin haar deelen ook onderscheiden
m«gen zijn, niet verschillen in de hoog
achting voor de persoon van Dr. Kuyper.
Maar wanneer de rechterzijde daarom
een radjetoe moet worden genoemd wat
mag dan wel van de linkerzijde worden
geoordeeld
Wat een verschil in wijsgeerige opvat
ting tussohen haar verschillende deelen 1
De één volgt Kant, de tweede Hegel, de
derde Feuerbaoh. Ja, wie teltdegoden, waar
aan het modern salon-heidendom offert P
Wie telt de sociale en politieke ver
schillen aan de linkerzij ie? Wie kan
eenige samenstemming op eenig gebied
vinden tussohen Karnebeek, Varj Houten,
Borgesius, Druoker, Troelstra P
En hier zijn niet alleen verschillen, maar
ook legio van geschillen.
Van Houten ziet in de liberale politiek
de onoprechtheid tot beginsel verheven.
TreuS noemt de liberale unie een alle
gaartje van politieke avonturiers. Hij ver
kiest Van Houten boven Borgesius, in wien
de troebelheid van de liberale-unie-politiek
verpersoonlijkt is.
En toch wordt ook deze radjetoe, die
men linkerzijde noemt, bijeen gehoudeD.
Door wien
Doer niemand minder dan door onzen
ex-premier Dr. Kuyper.
Inderdaadzij n genieis zelfs nogiets grooter
dan het Handelsblad waant. Rotterdammer
Pltcairn. Naar aanleiding van onze
driestar van gisteren over 't eiland Pitcairn
is der vermelding waard, dat ook een
Goesenaar het eiland aandeed in December
1905 en kennis maakte met de bewoners,
n.l. C. L. Oranje als stuurmansleerling
a/b van de Engelsehe bark „Beeswing".
Uit zijn dagboek dat ons welwillend ter
inzage werd verstrekt Bemen wy het
volgende over:
Zondag 31 December 1905. Stille Zuid
zee 25® 2 Z.B. 110» W.L. wind W.Z.W.
Het is heden als de geheele vorige week
doodstil afgewisseld met hevige beroerin
gen der zee en buiën die plotseling van
alle kanten komen opzetten. Het was van
daag ondraaglijk heet. Het pek liep de
naden van het sohip uit. Woensdag vingen
we nog een haai en Donderdag een heele
groote met 8 jongen.
Thans komt een frissche koelte wij loopen
nu 7 mijl. Vanmorgen 9 uur kwam nadat
wij Coquimbo (Chili) verlieten het eerste
land in 't zioht. Het is het eilandje Pit
cairn, een paar graden bezuiden den Z
keerkring. Woensdag waren we op 119°
36' W.L. en 23° 56' Z.Br. Hedenmiddag 2
uur waren we juist tegenover het eiland.
Het is een prachtig hoog koraaleiland,
geheel begroeid met bosschen en planten.
Het is heerlijk om te zien. De blauwe
zee, hooge bergen en diepe dalen met dicht
groen begroeid, hier en daar veelkleurige
koraalriffen uitstekend, het is in één woord
een prachtig en majestueus gezicht.
Toen we ongeveer op gelijke hoogte met
het eiland waren zagen we 2 booten op
ons afroeien. De kapitein liet het schip
bydraaien en zoo wachten we ze af. Ze
waren spoedig langs zjjtwee flinke booten
elk door ongeveer 12 personen bemand
en vol met fruit, groenten en snuisterijen.
Deze bewoners zyn blanken en leven hier
geheel afgezonderd van de bewoonde
wereld. Eenmaal per jaar komt een Eng.
oorlogschip dat de bewoners van eenige
noodzakelijke dingen voorziet en overigens
moeten ze alles krygen van voorbijgaande
schepen.
'k Heb een boek van die lui geruild
(want geld heeft voor hen geen nut) daar
is de geschiedenis van deze bewoners in
beschreven van af de vestiging op het
eiland 1790 tot 1894, er zijn ook heel wat
platen in met portretten van de bewoners
en gezichten op het eiland, ook van de
voornaamste gebouwen enz. De bewoners
zijn oorspronkelijk muiters van een
Engelseh oorlogschip, die gehuwd zijn
met vrouwen van Tahiti, daar stammen
de tegenwoordige bewoners van af. Er
zyn nu plm. 150 bewoners op het eiland.
Het zijn gezonde, groote en krachtige
menschen, gebruind door de zon, met een
open en eerlyk uiterlijk Toen ze aar boord
kwamen werd bet schip letterlijk over
stroomd met fruit, bananen, pijnappels,
sinaasappels, citroenen, broodvrucht, zoete
aardappels, meloenen, paradijsappels, alles
waar ik nog alleen slechts in de boeken van
Jules Verne e. a. van gelezen en gehoord
had. Het was als een droom, nu dat alles
n werkelijkheid te zien wat ik tot nog toe
slechts in boeken gelezen had. De z.gen.
Magistraat tevens zendeling der kolonie
ging aohteruit naar de kapitein om zaken
te doen en de andere kolonisten kwamen in
't vooruit bij ons om hunne vruchten te
ruilen tegen alle benoodigdheden die we
maar konden en wilden missen. In minder
dan geen tyd had ik mijn hut haast vol met
de heerlijkste vruchten en onwillekeurig
dacht ik dat moesten ze thuis toch ook eens
kunnen zien.
Van bedrog of afzetterij geen sprake,
het waren oprechte en eerlijke lui, ook
zeer godsdienstig. Bijbels wilden ze gaarne
inruilen, mits we er méér dan een hadden,
want ze meenden zonder Bijbel mag een
zeeman niet zijn.
'kHeb ook nog eenige merkwaardige
schelpen van hen ingeruild, door hen inge
maakte bananen, mandjes door hen ge
maakt van een cocosnoot, enz. enz. Het
waren aangename lui omeensmeetepraten,
er waren ook verscheidene jongens onder
van myn leef tyd 15 16 jaar, die wilden
graag met ons schip mee, doch ik zou liever
eens mot hen zyn meegegaan naar hun
eiland. Ze spreken gebroken Engelseh, en,
hoewel we er best mee konden spreken, is
hun taal toch maar gebrekkig.
Nadat ze hun zaken afgedaan hadden,
bleven ze nog wat praten en vragen naar
een en ander van de overige deelen der
wereld, we deelden hen mee zooveel we
konden, want als je al 15 maanden van huis
zijt weet je 't laatste nieuws ook niet, en te
6 ure vertrokken ze weer naar hun prachtig
eiland.
We brasten de groote ra's weer naar den
wind, stagzeilen, bezaan en gaff-topzeil
werden weer bijgezet en voort ging het
weer naar een ander strand, doch de sym
pathieke gevoelens voor de eenvoudige be
woners van dit afgelegen oord zullen by my
niet spoedig weggaan.
Voor ze weggingen ruilden ze nog kam
men, haarborstels en allerhande toilet
artikelen in, een bewijs dat ze daar ook
veel zorg aan besteden. Allen zagen er
frisoh en helder uit.
Het oude jaar eindigt hier aan boord
met deze kennismaking zeer aangenaam,
'k Zou gaarne van mijn overvloed geven
om ze thuis ook er van te laten genieten
maar dat kan niet. Nog l'/a uur en het
jaar 1905 sterft weg en is verslonden in
den stroom des tyds. Nog een laatste ge
dachte in dit jaar is gewijd aan myn ge
liefde ouders, broeders en zusters en een
wensch en bede eer het volgend jaar ten
einde spoedt hen allen in gezondheid te
mogen ontmoeten.
F r a n k r ij k.
In een vorig overzicht hebben wy al
een en ander gezegd van de philippica
(strafrede) welke de leider der socialisten
in de Fransche Kamer tegen zijn oude
vrienden richtte.
Het kabinet is er een van het meest
roode soort. Het steunt op een meerder
heid van radicalen en socialisten. Toen
het verleden jaar aan het bewind kwam,
schreeuwde de revolutie van allen kant:
nu zal men eens flinke sociale wetten
krygen
Doch wat men kreeg, geen sociale wet
ten Maar wel strenge maatregelen tegen
vakbonden, als die van postbeambten en
onderwijzers, die, ambtenaars van den
Staat, openlijk tegen den Staat opstaan,
revolutie maken.
Daartegen nu ging Clemenceau, ging
Briand zelfs in.
En men weet het ergens tegen in
gaan, heet reactie.
Een reactionair ministerie dus, in plaats
van een vooruitstrevend
Li de jongste Kamerdebatten heeft het
kabinet, in weerwil van zyn groote theo
retische roodheid, vierkant party gekozen
tegen zijn geestverwanten, de arbeiders,
laDgs wier schouders 't was opgeklommen.
Een der ministers Deschanel 1 zei:
wy willen geen reactie. Wie denkt bier
niet aan minister Kuypers woerd by de