NIEUWSBLAD TOOR ZEELAND. No. 190. 1907. Woensdag 15 Mei, 21e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH he dienstbode lenstbode lende Meid 'nstbode V VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK jl Wed. S, J. DE JONGE=VERWEST„ te Goes F. P. D'HUU, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN SCHADUWZIJDEN. WLBVBG: - is t o n d ECKHARDT, Niase. Istond on, Te bevr. Boekh. ISSE, Middelburg. itond INNAAR, brieven» rendskerke. Jctober rISSE Sz. te Melis- 'GE, Biesélinge. de Wester-Schelde. HANSWEERT. lere aankondiging, he of Spoortijd. Walsoorden naarHans- 15*. 12,30, nam. 3,25. ir Walsoorden voorm. 38, 5,38. worden geen goe- |HAVENDIENST. 6.20, 7.— 7.50, 8.20, 10,10.40 11—,11.30, 30*, 2.40*, 3—, 3.25, |6.10, 6,55, 7,15, 7.35, 6.10, 6.30 7.20, 10.10, 10.30, 10.50, 15,1.20*, 1.40* 2.50*, -,5,30,6.30,7.05, allen Zondags nit. 'ELEGBAAF. ^lyks (behalve Maan» van Antwerpen Sag) 'am org. 7.— n ROTTERDAM. ierd Zondags, van liddelburg en Rot- nksteren) van Vlis- lelbnrg 6,80en van i g e 1 ij k salleen naf 18 Mei 's mid» p-Zondag en -Maan- 21,22, 23, 29,30 en 3,— 3,- 3,- 3,- 3,- 3- 3,- 3,- 3- )ond. 23 6,30 'rjjd.24 7,30 later. 25 7,30 ond. 26 |aan. 27 ins. 28 /oen 29 ond. 30 7,30 7,- 6,30 7,30 6,30 rjjd. 31 7,30 „SCHELD B" lins. 2110,— 12,— /oen 22 9,12,— ond. 23 8,30 1,— rijd. 24 8,30 9,— kter.25 9,— 9,30 ind. 2610,10,— aan. 2710,30 11,— ns. 2810,30 11,30 oen 29 6,30 12,— )nd.30 1,— :gd.31 7,30 12,— ehter een datum ia ot tweede getal i» of Spoortijd. 3,23#) en 6,15 s) 0,50$) en 6,45 en 4,45 en 6,15e)f) |a hst vertrek van Neuzen vm.8,3C as, Borsselen en kelen en Neuzes - 31 Augustus 15 nit Neuzen ten *1 1EDEREN WERKDAG DES AVONDS, Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25. Enkele nummers 0,026. UITGAVE DER FIRMA EM VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. In den socialen oorlog is alweder een veldslag geëindigd, ditmaal met overwin ning van den patroon en met nederlaag voor de arbeiders. Reeds eenige dagen geleden brachten we ter kennis van onze lezers dat de staking te Rijssen geëindigd was, met het zich presenteeren van de arbeiders op de oude voorwaarden. De heeren Ter Horst gaven niets toe en de arbeiders en arbeidsters hebben gebogen. Napleiten op deze geschiedenis die maan den lang het sociale leven in ons land in spanning hield is zeker van weinig nut. Liever wijzen we, als zoovele malen reeds en passant, nu eens in 't bijzonder op de schaduwzijde aan het opbloeien der vakvereenigingen verbonden. Ongetwijfeld, men zou ook de lichtzijde en die is er kunnen laten zien, maar alle ding op deze onvolmaakte aaide heeft twee handvatsels. De vakvereenigingen brengen o. i. dit gevaar of bezwaar dat men meer aan het denkbeeld gewoon wordt dat het sociale leven in tweeën gescheiden wordt. Aan de eene zijde de patroons en aan de andere zijde de arbeiders. Beiden gewapend. De arbeiders met hun werkstaking en de patroons met hun uitsluiting. Strike en lock-out om het in de vak-taal te zeggen. Die versehgnselen woiden zoo gewoon, dat we er iets natuurlijks, iets heel ordinairs in beginnen te zien. Zoo gewoon dat kleine stakingen als op een werf te Dordt en bij de sigarenmakers te Eindhoven, die thans aan de orde zijn, nauwelijks meer meetellen, of onze attentie trekken. Het wordt zoo langzamerhand een axioma, een stelling voor geen tegenspraak vatbaar, dat arbeider en patroon ieder hun eigen belang hebben, waarvoor ze hebben te werken, en omdat die belangen noodza kelijk uiteenloopen en botsen moeten, een botsing die niet anders kan opgelost wordeu dan door het kruisen der zwaarden zooals we reeds zoo dikwijls, en nu weder laatste lijk te Rijssen, hebben gezien: Wie arbeider is, is mijn vriend en lot genoot, zegt men aan de eene zijde en wie patroon is, is mijn vijand. En aan do andere zijde zegt men juist het tegenovergestelde. Zoo iets van een beschouwing als van prooi en roofdier. Zoo is de toestand, maar behoort die zoo te blijven Is er niet een weg die uitnemender is om te geraken uit den jarenlangen strijd, die gestreden wordt als nu weer in Rijssen en op zoo menige plaats P Bepaalt zich de vakvereeniging zooals die thans bestaat niet al te eenzijdig tot het opkomen voor speoiale arbeiders- en patroonsbelangen Als we ons niet vergissen vormt de bespreking van deze beiangen nagenoeg het eenige onderwerp van behandeling. En toch is dit belang slechts een klein onderdeel van hetgeen met goede vrucht door de vakvereeniging zou te behande len zijn. Ons heele leven wordt meer en meer omringd door verzekeringen. Ziektever zekering, invaliditeits-verzekering, onge vallen-verzekering,ouderdoms-verzekering, levens-verzekering. Overal en allerwegen is het leven omringd door verzekering. Ook in het teeken aer verzekering staat ons leven. Straks komt nog verzekering tegen werkeloosheid. indien er nu eenig sociaal belang is, zou het dan dit niet zijn P Terwijl de vakvereeniging praat over den belangenstrijd tussohen arbeiders en patroons, laat zij de zorg voor haar eigen belangen over aan andere standen in de maatschappij. De Staat heeft een leger van ambtenaren in dienst om te zorgen voor de tiuaneieële, voor de private, persoonlijke belangen van hen die zich uu zeer druk makfeü jnè.t andere dingen. En voor het overige is het de administratieve wereld die de arbeiders wereld helpen moet bij het behartigen harer belangen. Naast die wereld van het verzekerings wezen staat een wereld van het vak onderwijs. Wat is daar nog niet te orga- niseeren of te reorganiseeren Wat inspanning van krachten zou het niet jaren lang kosten om ons teehnis'oh onderwijs te brengen op de hoogte van dat in Duitschland, misschien ook wel van Engeland en België. Zou dit onderwerp, van het hoogste be lang voor het welvaren van patroon en arbeider beide, wel ooit tot een punt van onderzoek of bespreking zijn verheven op de vergadering van eenige vakvereeniging? Niemand zal er aaD twijfelen of ook staats hulp bij verzekering of vakonderwijs nood zakelijk is. Dat spreekt wel van zelf. Maar dat zijn dan toch belangen in de eerste plaats de verschillende vakken rakende, zouden wij zeggen, en der behar tiging overwaard. En nu zegge men niet, dat de kracht'bijj zoodanige reorganisatie uitsluitend bij de patroons zich openbaren zou, waut 't over wicht van den patroon bij intellecten admi nistratie zou lichtelijk door de practijk van den arbeider geëffend worden. Ende schaduwzijde, het opbloeien der vakvereeniging volgende, zou op deze wijze verlicht kunnen worden. Dan zou de vakvereeniging niet meer als de huidige een instrument, een machtig instrument in den klassenstrijd zyn, maar een middel om den arbeid op zijn eigen terrein te organiseeren. Ook de arbeid, of liever de arbeid in de eerste plaats, om hare uitgebreidheid en belangrijkheid, heeft behoefte aan een ge regelde en ordelijke huishouding, die haar eigen wetten en instellingen heeft en daar aan gehoorzaamt. De arbeid moet haar eigen taal spreken. Wat ze nu niet doet. Nu spreekt de arbeid de taal van hen die buiten haar staan, van hen die er nooit iets mee te maken hadden of zullen hebben. Dat kan nooit goed zijn en de gevolgen openbaren zich dan ook overal. Zooals het nu staat vormt een vakver eeniging een georganiseerd bataljon, aan strenge discipline onderworpen, voortdu rend in den wapenhandel geoefend, gereed om op commando der besturen den tegen stander te bevechten. Zooals 't zijn kon zou de vakvereeniging de belangen van het vak kunnen dienen, die tevens de belangen der personen zijn. De reuzenkamp, waarin men nu zijn krach ten en gaven verslijt Rijssen moge het voor de zooveelste maal getuigen zon dan in plaats van een bitteren klassenstrijd een gezegenden wedstrijd voor belangen kunnen worden, waarbij patroon en werk man en zijne kinderen proficeeren zouden. W e leven snel tegenwoordig en de stroom znigt van alle kanten zoo geweldig, dat als we niet vast in onze anti-revolutionnaire schoenen staan, we al spoedig heel of half socialist zijn eer we het weten. Volgens socialistisch begrip zijn kapitaal en arbeid -nu eenmaal met elkander in on verzoenlyken strijd, een strijd die slechts met de volko men onderwerping van de eene partij of de andere kan eindigen. De belangen van beide zjjn nu eenmaal onvereeDigbaar. Van samenwerking tusschen patroon en arbei der te droomen is voor den socialist klink klare onzin. De anti-revolutionair evenwel meent dat men, waar het getij verandert de bakens niet alleen verzetten moet, maar ook ver zetten kan. De anti-revolutionair wenscht te bouwen op den grondslag door de historie gelegd, niet eerst een revolutionaire opruiming te houden, en dan op het overgebleven puin te gaan bouwen. 14 Mei 1907. Naar Goes I Wij hebben uit de advertentie in ons vorig no. gelezen dat Dinsdag a.s. de anti revolutionairen in onzeprovinciehunpartij- dag te Goes hopen te vieren. Het zal wel onnoodig zijn tot een ruime, flinke opkomst op te wekken. Te minder is die aanmaning noodig nu de populaire, welbeminde oud-Zeeuw, maar die de Zeeuwen maar niet vergeten kan ds. Talma op de hem eigen wijs de dwaas heid en onwaarheid van de Staal-tactiek der vrijzinnigen en van dit kabinet zal blootleggen. Is er ooit waarheid in 't bekende spreek woord hoe meer zieltjes, hoe meer vreugd, dan blijkt dit vooral op onze Partijdagen. De bladen hebben ons verteld dat er maar weinig volk was in de joDgstge- houden vergadering van 't Provinciaal Comité. Waaruit wij 't besluit trekken dat dan ook de geestdrift moeilijk op te wekken zal geweest zijn. Laat men dan door ruime opkomst in de vroolijke zaal in de Prins toonen dat men de beteekenis van bovengenoemd spreek woord verstaat en aanvaardt. En levere de bijeenkomst een goede vruohl op voor de komende stembus-actie 1 Een strijd. Een voortdurende strijd wordt ergevoerd in alle beschaafde landen tusschen de duizenden misdadigers van allerlei soort ter eener en de politie en justitie ter anderer zijde. "Van dezen strijd wordt het publiek weinig of niets gewaar. Maar de strijd is er, en 't waakzaam oog van politie en justitie, en van God over ons gestelde overheid, doet ons een gerust leven leiden. Kort geleden is te Weenen een tentoon stelling geopend, die ons een zeer in teressant kijkje geeft in de wereld der misdaad, maar ook op de hulpmiddelen, die men heeft, om misdadigers te ontdekken en want dat is vaak het moeilijkste het overtuigend bewijs te leveren van hun schuld. De tentoonstelling leert ons, op hoe t elerlei wijze men met goed gevolg gebruik maakt van de fotografie, om mis dadigers te ontdekken, die men op andere wijze maar niet op het spoor komen kan. We laten hier enkele voorbeelden volgen. Er was ergens een moord gepleegd en men kon geen enkele aanwijzing vinden van den dader, dan de laadprop van zijn moordtuig, die teruggevonden werd in het lichaam van zijn blaohtoff;r. Die prop was echter geheel verkoold, zoodat men van het oorspronkelijke papier niets over had dan een zwart stukje bladasch. Toen werd de vergroote fotografie toegepast en 't werd daardoor mogelijk te lezen wat er oor spronkelijk op had gestaan, 't Bleek een enveloppe te zijn waarop 't adres van den moordenaar stond. Een andere moord was geschied door verworging. Men vond een eind touw en bij den vermoedeiijken moordenaar werd een soortgelijk stuk gevonden. Als bewijs was dit echter te zwak. Weer kwam de vergroote fotografie te hulp. Op de sterk vergroote platen bleek, hoe de beide einden rafel na rafel met elkaar overeenkwamen en in elkaar pasten, zoodat ze ongetwijfeld nog maar sinds korten tijd van elkander gescheiden konden zijn. In een andere zaak was het resultaat niet minder verrassend. Twee brieven wareD, naar de afzenders zeiden ten minste, mét geldswaarde afgezonden, als zoodanig ook aaDgeteekend en zónder geld bij den geadresseerde aangekomen. De justitie had echter vermoeden, dat een van beiden of beiden de post trachtten op te lichten. Beide brieven bleken echter ongeschonden; het scherpste oog kon geen afwijking con- stateeren. De vergroote fotografie echter teekende dadelijk waarheid en leugen. Duidelijk toonde zij bij een der brieven een dubbelen kleefrand aan, benevens een uiterst kleine onderbreking van het post- stempel, dat óver dén rahd gedrukt was. Déze brief was dus klaarblijkelijk na de afstempeling geopend. Maar op de ver groote foto van den tweeden brief waren deze verraderlijke teekens niet te ont dekken. Daarentegen deed de foto der witte blaadjes, die ter vervanging der bank biljetten in den brief waren gedaan, de flauwe ronde schaduw zien van den met het bloote oog niet waarneembaren indruk, dien het poststempel op den inhoud had gemaakt. Daar moest de verwisseling van den inhoud al vóór de afstempeling zijn geschied en dus hoogst waarschijnlijk door den afzender zeiven. Of het nu goed is, deze en vele andere bijzonderheden door een tentoonstelling wereldkundig te maken, is een open vraag. De heeren boeven zijn zoo sluw I Maar aan den anderen kant is 't óók waar, dat de wetenschap der hulpmidde len, waarover tegenwoordig de justitie beschikt, menigen boef vreesachtig maken kan en terughouden van stoute stukjes, waartegen hij overigens in 't minst geen gewetensbezwaar hebben zou 1 Ofschoon wij van harte een beweging om de automobiels, motors en andere stof zuigende tufs te belasten, steunen zouden, willen wij toch het nut dezer dingen in de toekomst niet te laag aanslaan. Een automobiel (van auto (zelf) en mobile (bewegen) is een voertuig dat zichzelf in beweging brengt, dat wil zeggen niet door mecsch of dier maar door mechanisch arbeidsvermogen wordt voortgestuwd. Zoo was de zeilwagen van Simon Stevin, waar mee Prins Maurits reed, een automobiel. Maar hier deed de wind wat in de 18e eeuw de stoom zou doen. In 1712 kende men in Engeland de door stoom bewogen pompen in de mijnen reeds, en in de vol gende eeuw, dank zij de verbetering van het stoomwezen door James Watt (spreek nit Zjeems Oeat) werd de stoom in allerlei fabrieken voor allerlei doeleinden ge bruikt, en trachtte men hem ook tot het voortbewegen van rijtuigen te gebruiken. Een Fransch officier, Cugnot, vond in 1769 een stoomwagen uit, dien hij met suooes door de straten van Parijs liet rijden. Doch de proef met een zwaarderen wagen die ook geschut zou voorttrekken, mis lukte, en de regeering, die hem eerst steun had toegezegd, trok de hand van hem af. Hancock te Londen, in 1835, was ge lukkiger. Hij had tenminste, voordeel van zijn uitvinding, daar hij gedurende enkele jaren een geregelden automobieldienst tusschen Londen en Birmingham wist te onderhouden, en ook nog enkele zijner wagens naar het buiten i and afleverde. Doeh de slechte wegen, bet publiek en de overheden waren hem tegen. Deze laatsten stelden de tolgelden voor de auto's zoo hoog dat Hancock zijn stoomwagens moest opruimen. En eerst in 1895 werd de wet inge trokken, waarbij' bepaald werd dat voor eiken wagen zonder paarden, op een af stand van honderd meter, een man met een roode vlag moest loopen om het pu bliek te waarschuwen. De grootste vijand van den stoomwagen was echter het spoor de concurrentie van dezen gaf den doorslag In 1824 had Stephenson zijn eerste locomotief gereed gekregen die steenkolen uit de mijnen van Killingworth over rails vervoerde, en reeds in 1825 reed, de eerste personentrein tusschen Stockton en Darlington over spoorstaven, sneller dan men het ooit van stoomwagens op de gewone wegen mocht verwachten. Het is voor onzen tijd, voor de 20e eeuw bewaard gebleven, aan de stoom wagens een beweegkracht te geven, welke die van den stoom evenaart of overtreft. Dat doet de benzine. Benzine of benzol, ook phenyl-waterstof geheeten, is een vloeistof die in 18.14 door Faraday uit gasolie, door Mitscherlich 't eerst uit banzoëzuur, en door Mansfeld uit steenkolentéër W'jrd verkregen, Zij is kleurloos, dan-vloeibaar en olie achtig, riekt aetherisoh, heeft een soortelijk gewicht van 0,89, wordt vaat bij 0° Celsius, kookt bij BO'/j graden Celsius, en be staat uit 92,8 proeent koolstof en 7,7 pCt. waterstof. Het goedje is zeer ontvlambaar. Een benzine-motor berust dan ook op een heel ander beginsel dan de stoom machine. Het is een ontploffiogswerktuig in beginsel overeenkomende met de bus- kruitmachine waarmee reeds Christiaan Huygens en later Papin proeven namen. Een beelje buskruit in een cylinder ont stoken, waarin een zuiger kon bewegen, en dit telkens herhaald, deed die zuiger heen en weer gaan en bracht zoo een machine in gang. Zoo had men al lang voor vaststaande machines de gasmotoren in gebruik, waarin een mengsel van lucht en gas ontplofte en beweging veroorzaakte. Zoo kwam Otto te Deuts in 1855 tot de uitvinding van de benzinemotor, waarin het steenkolengas door benzinegas werd vervangen, dat met luoht gemeDgd, evengoed ontplofte. En het was een zijner leerlingen, Daimler, die vervolgens de toe passing op het voortbewegen van rijtuigen aanvatte. Zoo heeft men dan nu, dank zij de ge bruikmaking van de overwinningen in de staal-industrie en de vlucht der velocipède- fabrieage, inzonderheid die der gummi banden in de tegenwoordige auto's een kleine, lichte, ongevaarlijke gemakkelijk te bedienen, steeds tot onmiddellijk ge bruik gereede, en een ontzaglijke kracht uitoefenende machine, die als reiswagen, vrachtwagen en dagöljjksch vervoermiddel voor personen en goederen een goede toe komst tegemoet gaat. Pücairn. Onderstaand uit de N. R. C. trok onze belangstelling. Wij nemen het, aangevuld uit de Enoyclopaodie, over. Pitoairn is het Zuid-Oostelijke eiland van de Frarse' Toeamotoe-arohipel, in 'tZ. van Polynesië. Het werd in 1767 ontdekt en ligt op 25° Z.Br. en 112° W.L. van Greenwich, is ongeveer 5 K.M2. groot, bergachtig en vulcanisoh van aard, is 't door koraalriffen omgeven en niet in 't bezit van goede havens. Het ligt in den Grooten Oceaan, een van die ver vau het wereldrumoer gelegen plekjes in die wijde zee, waar vreedzame wilden in een idyl lische natuur een zorgenvrij leven leiden. De goedige aard der Polynesiërs is bekend en zij verloochent zich niet in de geschie denis van het interessante Pitoairn,. want dat eilandje geeft het beeld te zien van een volkomen patriarchale wijze van leven onder de bewoners. Het is dan ook een eigenaardige be volking, die men er vindt. Zij stamt na melijk af van de bemanning van het En gelsehe schip de Bounty, die in 1788 in de wateren van Tahiti ópstond tegen haar kapitein, Bligh, dien van boord zette en met zes man en twaalf vrouwen van Tahiti op Pitoairn landde in Januari 1790. Uit de verbintenissen van de Engelsohen met de vrouwen van Tahiti werd een geslacht geboren van groote schoonheid. Eerst in 1808, toen het ontdekt werd door den Amerikaansohen gezagvoerder Folger, kwamen berichten van hun bestaan naar Engeland, en sinds dien tijd wordt het. eiland, dat onder het bestuur van den gouverneur van Nieuw Zuid-Wales staat, nu en dan bezocht door Engelsehe schepen. In 1825 vond kapitein Beeohey er een bevolking van 66 personen. De Engelsehe regeering liet die in 1830 naar Tahiti brengenmaar de mensohen keerden al gauw naar hun eiland terug. Ook van Norfolk, waarheen een verplaatsing werd beproefd in 1856, toen de rotsachtige bodem van Pitoairn met gebrek dreigde, keerden de meesten terug. In 1896 heeft weer een verhuizing plaats gehad, maar dat er nog bewoners zijn, is nu pas weer gebleken door een bezopk van de Engelsehe oor logsschepen de Flora en de Cambrian, dia er verscheiden dagen zijn geweest.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1907 | | pagina 1