NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND,
No, 188. 1907.
Maandag 13 Mei.
21e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
WedL S. X DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van verdrukking en
gewetensdwang.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25.
Enkele nummers0,026.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
IJK.
Breskens 13 Mei en 14 Mei des voorm.
Groede 14 MeidesnamiddagsenlöMei.
Nieuwvliet 16 Mei des voormiddags.
Cadzand 16 Mei des namiddags.
Zuidzande 17 Mei des voormiddags.
Retranchement 17 Mei des namiddags.
Sluis, met uitzondering van Oud-Heille,
22 en 28 Mei.
Gisteren hebben wij de „tegenspraak"
nit Bergentheim inzake de wegjaging van
Klaas Mennink opgenomen. De lezer kent
nit die „tegenspraak" v. d. Sanden's wraak
motieven, en Mennink's misdrijven. Men
weet ook dat v. d. Sanden zijn besluit om
de werklieden te ontslaan, welke hun kin
deren naar de Christelijke School wilden
zenden, na de agitatie der chr. pers heeft
ingetrokken. De quaestie scheen hiermee
uit de wereld te z\jn. „De patroon had het
zeker ook niet zoo erg bedoeld", zullen
sommigen misschien gedacht hebben. Im
mers, dat hij niet zoo slecht was, als men
hem had voorgesteld, kon wel blijken uit
een door drie zijner arbeiders ingezonden
stukje, voorkomende in Patrimonium van 4
April 1.1., waarin de heer v. d. Sanden ge
schetst wonfy als 'n patroon, die alsmensch
en als werkgever wordt hooggeacht. Gods
diensthaat is volgens dit stnkje, den heer
v. d. Sanden ten eenenmale vreemd. Hjj
raadt zelfs zijn werklieden aan om lid van
Patrimonium te worden Wat wil men nog
meer
In verband hiermede moest het wel een
vreemden indruk maken op de lezers van
ons blad, te hooren, dat de voorzitter van
de afdeeling Patrimonium aldaar, Klaas
Mennink, (een der onderteekenaren van het
adres aan H. M. de Koningin) plotseling
door den heer v. d. Sanden werd ontslagen.
Het scheen nu maar al te zeer, dat het
dezen patroon met de intrekking van zijn
besluit geen ernst was geweest. Zjjne liefde
voor Patrimonium kwam hierdoor ook in
een zeer vreemd daglicht te staan.
Het Verbondsbestnur, hoewel reeds be
schikkende over allerlei gegevens, de toe
standen op Van Kooijens veld betreffende,
oordeelde 't niet ondienstig, om een onder
zoek ter plaatse in te stellen.
Dit onderzoek had enkele dagen geleden
plaats.
Aan het rapport, dat hiervan zal worden
nitgebracht, is door ons weekblad Patrimo
nium het volgende ontleend
Het eigenlijke Bergeotheim, gelegen
in de buurt van Hardenberg, vlak bij de
Duitsohe grenzen, is eene buurtschap, be
woond door eene eenvoudige boerenbevol
king. Het Bergentheim is een uitgestrekt,
onafzienbaar veld, waarop hier en daar
verspreid, enkele armelij ke arbeidershutten.
Straten vindt men er niet, aangelegde
wegen evenmin, slechts hier en daar een
pad, door wagenwielen en mensehenvoeten
gebaand.
Uren ver in den omtrek behoort de
bodem in eigendom aan enkele personen.
Enkele brokjes slechts zijn hiervan uit-
!;ezonderd, waarvan er ook een paar ge-
egen zijn in het veld van Bergentheim,
Overigens behoort dit veld, ter grootte
Van 1.500 bunders aan de erven van
Rooijen in eigendom. Men heeft hier,
gelijk bekend is, een veenderij en turf-
strooiselfabriek, waarin bijna de geheele
bevolking werkzaam is.
Tot voor enkele jareD, toen door deze
atreek een spoorweg werd aangelegd en
Bergentheim een station verkreeg, lag dit
veld geheel geïsoleerd. Van de buiten
wereld hoorden de veenarbeiders veelal
niet anders dan bij gerucht®, „Van Kooijens
veld" was voor hen de wereld. De ge
makken en genietingen der samenleving
ïijn hun totaal onbekend. Eenvoudig,
Sober, armoedig is hun levenswijze. Veel-
eischend zijn deze veld bewoners Diet. Hun
woning bestaat doorgaans uit slechts één
{Miner, welke dienst doet ala keuken, zit-,
eet-, slaap- en kleedkamer. Het portaal,
waardoor men in de woning binnenkomt,
is meestal ingericht voor geitenstal
Doordat er doorgaans gebrek aan wonin
gen bestaat, gebeurt het meermalen, dat
jonggehuwden bij hun ouders intrekkep.
Geen zeldzaamheid is het, dat in één ver
trek vader, moeder, vjjf k zes groote en
kleinere kinderen, benevens een getrouwde
zoon met vrouw en kinderen, soms ook nog
een kostganger, huizen. Z\], die meenen,
dat zedelijkheid en matigheid in deze
streken wel eens iets te wenschen overlaten
dienen met dergelijke toestanden rekening
te houden.
Dat huisraad en kleeding van de bewo
ners niet bovenmate weelderig zijn,behoeft
nauwelijks gezegd te worden. De Bergent-
heimer loopt zoowel op het veld als in zijn
kamer op klompen. Als zuigeling torst hij
liggende in de wieg reeds een paar houten
klompen aan zijn voetenop klompen
maakt hij de eerste oefeningen in de loop
kunst en op klompen wandelt hij heel het
leven door.
Menig stedeling zou deze heidebewoners
wat ruw, plomp en ongemanierd vinden en
misschien niet geheel ten onrechte, doch,
en dit is meer waard dan uiterlijke bescha
ving, ze zijn over het algemeen eerlijk,
trouw en arbeidzaam. Bovendien, wat nog
meer zegt, bij 't meerendeel der bevolking
is het geloof aan der vaderen God nog be
waard gebleven. Gods Woord is bij de
meesten hunner nog in eere. Ds. Diemer,
wiens kerkgebouw ongeveer 400 personen
kan bevatten, moet klagen, dot dit gebouw
eigenlijk veel te klein is voor Bergentheim,
dat 700 zielen telt.
Men zal het wellicht vreemd achten, dat
in een plaats als deze, tot voor korten tijd
nog geen christelijke school bestond.
De behoefte hieraan werd in vroeger
jaren niet zoo zéér gevoeld, omdat de
openbare school in de buurtschap geen
godsdienstlooze school genoemd kon wor
den. Gods Woord werd er niet geweerd,
maar zelfs onderwezen. Aan het kanaal
is het eohter sinds eenige jaren geheel
veranderd. Er kwam een onderwijzer, die
naar vrijzinnigen trant de kinderen „de
christelijke en maatschappelijke deugden"
zou inprenten. En deze onderwijzer haatte
de „fijnen" met een volkomen haat, waar
aan hij bij zijn bezoek in de kroeg van
v. d. Sanden's zwager, meermalen lueht
gaf. En als men nu weet, dat dat deze
opvoeder der jeugd 's avonds na de school
uren op het kantoor van den heer v. d.
Sanden werkzaam is, met wlen hij op zeer
goeden voet staat, dan geeft dit, als men
de geschiedenis, die hier in de laatste dageD
is afgespeeld, nagaat, zeer veel te denken.
Bekend is, hoe de arme heidebewoners
hebben gebeden en gestreden om voor
hunne kinderen een school met den Bijbel
te verkrijgen en hoe de pogingeD, daartoe
aangewend, boven verwachting zijn ge
slaagd.
Bekend is eveneens, welke bedreigingen
de heer v. d. Sanden zijne werklieden deed,
die hij later weliswaar beloofde niet te
zullen uitvoeren, maar waaromtrent, gezien
tegenover Klaas Mennink, bij velen geen
zekerheid bestond.
Uit het volgende kan eenigszing worden
afgeleid, wat in dit opzicht van den rent
meester van v. Rooijen's veld valt te hopen
of te reezen.
De heer v. d. Sanden, die als rentmeester
van de erven v. Rooijen, zijn scepter
zwaait over het veld van Bergentheim,
wordt door de meesten zijner werklieden
meer gevreesd dan geacht. (Trouwens ook
in zijn vroegere woonplaats, Heemse, waar
hij winkelier was, werd hij niet gerekend
onder de „algemeen geachte ingezetenen'').
In zijn omgang met de arbeiders toont hij
zieh doorgaans als „machthebbende"; soms
evenwel kan hij, zij het dan ook neder-
buigend, gemeenzaam zijn. Doch in beide
gevallen is zijn toon ruw en meestal gaat
zijn spreken gepaard met een ergerlijk
misbruiken van Gods Naam.
Als rentmeester schijnt hij, gelet op zijn
zelfstandig optreden, het volle vertrouwen
van de heeren v. Rooijen te hebben.
De werklieden zien met een zekere
slaafeche vrees tegen dezen maohtigeop. Zij
weten dat hij het ia zijne hand beeft, hen
te ontslaan niet alleen, maar ook ait hun
woDing te verjagen. Eu waar zullen zij
blijven in dat geval In geen der naburige
veenkolonies kunnen zij terecht, als zij niet
een getuigschrift van hun vroegeren pa
troon kunnen toonen.
Allerlei onrechtvaardige handelingen
konden dan ook plaats hebben zonder dat
van de zijde der arbeiders eenig protest
werd vernomen. Sedert jaren wordt
den werklieden betaald in Duitsche munt
wat aan de patroon een voordeel oplevert
van 60 a 70 gulden per week.
Niemand der werklieden heeft zich daar
tegen ooit durven verzetten.
En nu kan men wel zeggen, dat de
arbeiders hierdoorgeen sehade lijden, omdat
de winkeliers de vreemde munt aanne
men, zonder korting te berekenen, doeh
dit is in de werkelijkheid niet zoo.
De winkeliers zeggen dat zij er zich wel
mee redden en zij redden er zioh mee,
want de prijzen, die zij berekenen, zijn
ongeveer 10 hooger dan bij andere
winkeliers in den omtrek.
Iets anders. De veenarbeiders van Ber
gentheim zijn natuurlijk geen belasting-
kiezers. Huurwaarde hebben hunne wonin
gen eigenlijk niet, veel minder belastbare
huurwaarde en meubelen houden ze er
weinig op na.. Maar ze kunnen loonkiezer
worden. Nu deed zich in 1905 meermalen
het geval voor dat als een der arbeiders ge
vraagd werd „of hij geen loonkiezer wilde
worden", het antwoord vernomen werd
„Né, dat mag ik niet, daar wil menheer me
geen briefje voorgeven". Dat wil natuur
lijk niet zeggen dat geen der arbeiders het
kiesrecht bezit. Tenminste toen in 1904 de
heer v. d. Sanden met 12 stemmen meerder
heid tot lid der Prov. Staten werd gekozen,
waren dien dag de kiezers bij wagenvrach
ten van het veld van Bergentheim "gehaald.
Dat er bij de arbeiders 'n slaafsche vrees
voor den patroon inzit, kan ook blijken uit
het volgende staaltje
Ds. Diemer, welke gelijk bekend is, niet
in blakende gunst staat bij den heer v. d.
Sanden, stond op zekeren dag op den over
weg van den spoorweg voor den afsluit
boom tegelijk met een arbeider, een lid
zijner gemeente, te wachten op een nade
renden trein.
Toen de trein passeerde, viel de arbeider
plotseling plat op den grond. Ds. Diemer,
hem vragende naar de reden van dit vreem
de gedrag, kreeg ten antwoord „Menheer
zat in den trein, en nu was ik bang, dat hij
zou zien, dat ik met u praatte".
Met dit een en ander voor oogen, moet
verwondering wekken dat zoovele arbei
ders het bevel van den patroon, om hunne
kinderen niet naar de Chr. school te zenden,
durfden weerstreven. Maar juist dit is
een bewijs te over, dat deze zaak voor
hen een zaak des gewetens was.
Zullen nu deze werklieden voor hunne
ongehoorzaamheid niet gestraft worden
Dat ze hiervan vrij loopen, is niet zeker.
Een week voor Mennink zijn ontslag
kreeg, toen deze zelf nog niets kwaads
vermoedde, werd door iemand, welke ver
klaarde, dit van den heer v. d. Sanden te
hebben gehoord, gezegd „Mennink krijgt
over 8 dagen z'n ontslag en de andere
fijnen moeten met November allemaal
weg". Het eerste gedeelte zijner profetie
is vervuld. Mennink heeft zijn ontslag.
Waarom Trouw en nauwgezet heeft hij
28 jaar lang zijn patroon gediend.
Soms in de oogen zijner mede-werklieden
al te nauwgezet.
De heer v. d. Sanden had het hem
vroeger nooit lastig gemaakt om zijn chris
telijk beginsel, 's Zondags naar de kerk kon
er mee door. De patroon spotte daar wel
mee, maar hinderde de werklieden er niet
in. Maar nu, een Chr. school I een afdeeling
van „Patrimonium"dat ging te ver.
Of den anderen werklieden- eenzelfde lot
bereid is Volgens de zooeven medege
deelde profetie wel. Volgens verklaring
van verschillende arbeiders had de heer
v. d. Sanden gezegd „alle fijnen moeten
weg". Op een anderen keer had hij gezegd:
„ik wil met die hemeldragonders niks
meer te maken hebben". Door de kinderen
van v. d. Sanden was aan schoolmakkers
verteld, dat hun vader al de „fijnen" zou
wegjagen.
De rentmeester is trouwens reeds bezig
de bedreiging uit te voeren. Een zoon van
een der bestuursleden van de Chr. school
werd plotseling ontslagen.
Een andere werkman, die als opperman
had gewerkt aan de Chr. school, kreeg
op zekeren dag zijn vrouw en kinderen,
welke allpn op „het veld" werkten, thuis.
De man was „fijn" en werkte bovendien
mee aaD den bouw van de „fijne" sohool.
Daarvoor verdiende hij gestraft te worden.
Gelukkig woonde hij niet in een huis van
de erven v. Rooijen.
Bovenstaande geeft genoeg te denken.
De geschiedenis van Bergentheim is nog
niet ten einde.
En nu ten slotte. Er is op dit oogen blik
een gunstige gelegenheid, om op waardige
wijze dezen aanslag op de gewetensvrij
heid te wreken.
De onlangs gebouwde Chr. school te
Bergentheim kan 90 leerlingen bevatten.
Dat getal was reeds half April bereikt.
De ouders van nog een 40-tal kinderen
vragen en smeeken om toegang voor hun
kroost.
Een nieuwe looaliteit moet aangebouwd
worden doch het geld ontbreekt om
dit plan te kunnen volvoeren.
Laat thans heel ons Christelijk Neder
land toonen, mede te leven, mede te lijden
met de arme verdrukten van Bergentheim,
door hun wenseh te helpen verwezenlijken.
11 Mei 1907.
Wij noemden in ons vorig no. een drietal
gestorven groote Amerikanen, onder welke
Ian Maelaren. Van geachte zijde ontvingen
wij onderstaande door den inzender ver
taalde mededeelingeD, waaruit blijkt dat
nog een vierde bekend en geliefd persoon,
een geboren Zeeuw, dezer dagen is heen
gegaan, omtrent welken wij 't volgende
gaarne opnemen, gelijk wij het ontvingen.
In memoriam ds. A. C. Tris.
(Ter herinnering).
Abraham Cornelis Tris werd geboren te
Zierikzee in Nederland den 13den Juli 1817.
Hij geBoot onderwijs op de sohool te
Arnhem en aan de Theologische School
van de Gereformeerde Kerk iiaNeder]and(*)
Hij werd bevestigd tot predikant te Groede
19 December 1845. Naar Amerika gekomen
bekleedde hij het leeraarsambt in de Holl.
Geref. Kerk van 18511854. Van 1856—
1864 predikte hij te Zaaona, Iowa (spreek
uit AaiooweeIn 1864 richtte hij de
eerste vereeniging op om het Christendom
te bevorderen onder de Joden inNew-York.
In deze zending arbeidde hij tot 1876.
Zeer geschikt was hij voor dit werk, omdat
hij een uitmuntend kenner was van het
Hebreeuwsoh.
In 1856 huwde hij met Mevr. Agnes.
J. I. Anderson, van La Porte, Indiana.
Zij hadden twee dochters, die hen op
jeugdigen leeftijd reeds voorgingen naar
de gewesten der eeuwigheid, en twee zoons,
W. A. Tris te St. Charles, en John. A.
Tris, te Burlington, Iowa. Deze beiden
waren tegenwoordig bij de begrafenis.
De laatste twee jaren woonde hij in bij
zijn zoon te St. Charles.
Zondagnacht, den 8sten April, werd hij
bezocht met een hevisre pleuris. Hij leed
verschrikkelijk tot 's Maandags, maar hij
droeg zijn lijden geduldig. Dinsdagmorgen
was er een merkbare verandering ten goede,
'o Avonds keerde de pijn echter terug,
hoewel niet zoo hevig.
Waarschijnlijk is de opleidingsschool te
Schoonhoven bedoeld onder leiding van ds. F»
A. Kua; of te Hoogeveen onder leiding van
diens broeder ds. W, A. Kok.
Om 9 uur ontsliep hij om in den hemel
te ontwaken en daar zijn vrouw te ont
moeten en zijn geliefde betrekkingen, die
wachtende waren om hem het welkom
toe te roepen.
Woensdagmorgen werd te zijnen huize
een korte lijkdienst gehouden, waarna
zijne twee zonen het lijk vergezelden naar
Keokuk, om in het familiegraf op het
Oakdale-kerkhof te worden bijgezet.
Aldus brak het schitterend einde aan
van een lang, bezig en nuttig leven, door
gebracht in den dienst zijns Meesters.
Hij was een man, die den moed had van
zijn overtuiging. Hij had het woord Gods
lief, en kende geen vrees als het gold het
veroordeelen van datgene, wat hij als
een belemmering van het werk Gods be
schouwde.
Zijn aardsohe dagtaak is afgedaan, maar
„Zijn werken volgen hem".
„De dood is verslonden tot overwinning!"
Huldebetuiging voor de poorten des doods.
Ds. Tris ontvangt eere, toen zijn
aardsche arbeid reeds geëindigd was.
Een der drie groote mannen.
Het ontvangen van hulde op den dag
zijns doods voor zijn langdurig levenvol
schitterende diensten vanwege het bestuur
van zijn kerk, viel samen met het overlij
den van ds. A. C. Tris, die overleed in
zijn woning te St. Charles den lOen April,
op denzelfden dag, toen het bestuur van
de kerken in Des Moines, afdeelingen
van de Yereenigde Presbyteriaansche
Kerk, hunne gelukwenschen overbrachten
aan ds. Tris en twee zijner ambtgenooten,
die de drie oudste predikanten waren van
hun kerkgenootschap.
Drie uit een duizendtal.
Van de duizend predikanten van de
Vereenigde Presbyteriaansche Kerk in de
Vereenigde Staten zijn, de drie oudsten
woonachtig in Des Moines. Zij zijn ds. C.
T. Mc Coughan te Winterset, die reeds
zijn 93sten geboortedag heeft beleefd, ds.
John Gilmore te Oskalossan, die 90 jaar
oud is en ds. Tris die in denzelfden ouder
dom juist overleden was.
Hem is hulde betuigd.
De predikanten, die de vergadering van
het bestuur der kerk bijwoonden, wijdden
het eerst hun opmerkzaamheid aan het
feit, dat in Des Moines de drie oudste
predikanten van hun kerkgenootschap
woonden, en achtten het dus zeer ge-
wenscht, dat deze een dankbetuiging zou
den ontvangen voor hun langdurig en
nuttig besteed leven, tengevolge waarvan
hun schriftelijke gelukwenschen werden
toegezonden. Weinige uren later nadat
dit was geschied, werd één van de in de
adressen genoemde predikanten plotseling
ziek en overleed nog zonder kennis te
hebben kunnen nemen van de hem toege
brachte huldebetuiging.
Dankbetuiging.
Wij wenschen onzen dank uit te spreken
aan buren en vrienden, die op velerlei
wijze zoo vriendelijk en hulpvaardig waren
gedurende de ziekte en het overlijden van
onzen vader A, C. Tris.
De heer en mevrouw W. A. TRIS.
Uit de rijke openingsrede van het ooa-
gres voor Zondagsrust, die prof. Van Veen
hield, stippen we het volgende aan, ook
in eigen kring wel eens behartigingswaard.
Bestrijding van onverschilligheid en zelf
zucht blijft de moeilijkste taak voor dezen
arbeid. Velen deriken er geen oogenblik
over na, wat zedelijke schade zij met hun
eisehen op Zondag aan hunne medemen-
schen berokkenen.
Zij denken er niet over dat ook de
werkman, ook de koetsier, ook de winkel
bediende, als menschen recht hebben op
Zondagsrust, indien hoogere belangen dan
de zijne hem niet dringen daarvan vrij
willig afstand te doen.
Noodeloos wordt dat reeht voor wat
zilverlingen verkocht en gekocht. Door
dwang om den broode wordt de meDseh
mishandeld. Veroordeeld wordt hij om