NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND,
No. 181. 1907.
Vrijdag 3 Mei.
21e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENT1ËN
file Grondwet.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,26.
Enkele nummers0,02s.
UITGAVE DER FIRMA
EM VAM
van 1—6 regels 40 cent, Iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
IJK.
Krabbendijke, ook voor Waarde, 6 en
7 Mei.
Rilland-Bath 8 Mei.
Nu het ministerie-De Meester weer aan
den arbeid toog na tweemaandsche rust,
komt de quaestie der Grondwetsherziening
wéér aan de orde.
Om in 1909 deze zaak tot een einde ge
bracht te hebben, zal het Kabinet reeds in
het volgende jaar met zijne voorstellen tot
Grondwetsherziening dienen te komen.
Deze quaestie laat over het geheel de
natie koud. Wel een bewijs dat zij beter
van de agenda ware afgebleven. Maar op
het blanco-artikel is in 1905 de overeen
stemming tusschen unie-liberalen en vrij
zinnig democraten tot stand gekomen, uit
de vrijzinnige geconcentreerde actie is ook
dit con centratie-kabinet tot stand gekomen
derhalve moet ook de pers van Rechts, of
schoon zy liever de sociale wetten voor zag
gaan, zich ook nu wel over deze quaestie
uitlaten.
De Grondwet is door de liberalen en
conservatieven van 1848 lange jaren voor
een heilig huisje gehouden waaraan men
niet raken mocht.
Toen in 1886 het voorstel-Heemskerk
tot Grondwetsherziening in de sectiën der
Tweede Kamer in behandeling kwam,
wierp een anti-revolutionair de vraag op
of men de Grondwet niet kon afschaffen.
Een conservatief werd wit van schrik op
die vraag.
Deze gehechtheid aan de Grondwet,
haast zeiden wy deze Grandwetvereering
vindt haar grond in de vrijzinnige opvat
ting omtrent die Grondwet. Thorbecke be
schouwde haar als het plechtanker, den
waarborg onzer volksvrijheden, den oor
sprong, het fundament onzer staatsinstel
lingen en reohten.
De Fransche revolutie, zoo was de alge
meen gangbare opvatting, gaf ons die bur
gerlijke vryheden, doordat zij ons de grond
wet schonk. In dien geest wordt het in
de leerboeken over Staatsregeling by 't
openbaar middelbaar onderwys nog ge
leerd. De Grondwet, de waarborgster onzer
vryheden. Een grondwet zoo luidt het
daar is een samenstelling van bepalin
gen die aan de bewoners van den
Staat hoofdrechten toekennen en waar
borgen geven tegen willekeur.
Die geschreven Grondwet was als een
mystiek wezen dat zweefde boven den
Staat en het volk overschaduwde met zijn
zegen. Deze opvatting heeft lange jaren
onder de eenzijdige voorlichting der vrij
zinnige pers, onder 't volk als de ware ge
golden, hetgeen dan ook een der oorzaken
is geweest van de meerderheid der liberale
party in Tweede en Eerste Kamer, niet
tegenstaande zij de meerderheid uitmaak
te onder het volk.
Langzamerhand echter zyn zich deze
denkbeelden omtrent de alleen-heil-aan-
brengende kracht der Grondwet gaan wij
zigen. Die Grondwet is niet meer zoo het
afgodje dat men achter glas zet om er niet
aan te raken; maar de speelpop, die men
verfonfaait en ten laatste openmaakt om te
zien wat er in zit.
Na is 't het nakroost dierzelfde liberalen
dat zich tegen die onaantastbaarheid der
Grondwet verzet.
Men beroept zioh dan daarbij zelfs op
Groen van Prinsterer, die eertijds wat
verontwaardiging wekte, ats hij kortweg
zeide„Een grondwet, hoe voortreffelijk
ook, is niets meer dan een vorm. Een vorm,
dien de vrijzinnigheid, ter ontfutseling van
historische en ook grondwettige rechten
en vrijheden, maar al te dikwerf heeft
overmeesterd".
Tot die kentering der meeningen, die aan
het ohristelijk-historisoh, het anti-revolutio
nair staatsrecht recht doet wedervaren,
heeft allereerst medegewerkt een hetere
(kennis der historie.
Vroeger heette het altijd gelijk wij
hierboven reeds opmerkten dat de
Fransche revolutie ons onze vrijheden bad
bezorgd door ze in een Grondwet te doen
decreteeren. Abt Siéyèa had dit den men-
schen wijsgemaakt. Doch wat de Fransohen
gaven, was ontleend aan de Amerikaansehe
wetten, waarin de Pelgrimvaders en hun
kroost hunne vrijheden hadden gecon
stateerd.
Want zoo is 't. De vrijheden kwamen
niet doordat de Grondwet ze sehiep maar
zij waren er al.
In ons land waren ze reeds verkregen
of verworven onder de grafelijke
regeeringzij waren bekrachtigd door
opvolgende landsheeren en ten slotte door
de staten der verschillende gewesten, zoo
dra deze in de reohten der vroegere graven
traden, voorgestaan. Toen de Vorst in 1814,
of de regeering in 1798 ons volk een
Grondwet schonk bracht hij geen nieuwe
vrijheden, doch stelde slechts in de Grond
wet het bestaan dier vrijheden vast.
Hetgeen heel iets andeTS is.
Ook moest het feit dat Engeland en
Hongarije het nog altijd zonder grondwet
doch met een constitutie doen, tot een meer
nuchtere grondwetsbe6ehermiDg leiden.
Een constitutie kan zeer goed bestaan
zonder dat zij afzonderlijk omschreven
wordt. En in Engeland kan 't dan ook zeer
wel gebeuren dat een regeering met een
enkele wet die constitutie krachteloos
maakt. Doch geen enkele regeering zal
het doen wanneer de constitutie, gelijk de
Engelsche, geworteld is in de historie en
vast ligt in het rechtsbewustzijn van het
volk.
Omgekeerd, baat een volk een geschre
ven grondwet niets, wanneer haar inhoud
niet in het rechtsbewustzijn van een volk
leeft.
Ook met de fraaist geschreven grond
wet is het mogelijk de rechten en vrijheden
der burgers met voelen te treden, wat de
geschiedenis van ons volk in de vorige
eeuw, onder anderen in de vervolging der
afgescheidenen, de tegenwerking der vrije
school, de oplegging van den vaooine-
dwang, altegaar aanranding der oonsien-
tievrijheid, zoo klaar reeds heeft bewezen.
Daarom zijn de antirevolutionairen dan
ook niet tegen Grondwetsherziening op
ziobzelf. Ons Program (artikel 7) aan
vaardt slechts de grondwet als uitgangs
punt, om langs wettigen weg tot een
hervorming van onze staatsinstellingen te
komen, naar eisoh onzer Christelijk-
historische beginselen.
Maar de vrijzinnigen, die nu van hunne
Grondwetsliefde zijn genezen, en nu om
Grond wetsherziening roepen, loopen gevaar
in 't andere uiterste over te slaan, door
't verschil tusschen grondwet en gewone
wet te willen doen vervallen, of uit de
grondwet uit te lichten wat er in behoort.
De politiek van het blanco.
Dat wij als Christelijk Historischen, met
onze opvatting omtrent den aard eener
Grondwet, ook van de Nederiandsohe
Grondwet prineipiëel niet tegen een Grond
wetsherziening zijn, weet men nu.
Maar men wete ook dat wij op den
zelfden grond elke Grondwetsherziening
afwijzen die eenig in die Grondwet om
schreven recht tot een blanco bepaling
maakt, of raken zou aan een reoht van
eenige minderheid.
Wat een geschreven Grondwet moet
bevatten, staat nog niet zoo vast.
Maar wat wel vaststaat is dat zij een
samenvatting moet zijn van de in de loop
der historie verkregen rechten van over
heid en volk, en een vaststelling van de
rechtsregels die de verhouding van over
heid cn volk, en de macht der eene en
de beteekenis der organen van het andere
beperkt.
Daarom verzetten wij ons tegen een
blanco-AcWktl waar 't geldt de omsohrijving
van het kiesrecht, immers een der functiën
van den volksinvloed.
2 Mei 1907.
De liberale pers heeft van de quaestie
der landsverdediging een politieke quaestie
gemaakt.
Hoe dwaas toch!
Hoe kan nu toch dit netelige vraagstuk
der landsdefensie worden opgelost als men
er de politiek in sleept
Wat heeft nu toch, eilieve de quaestie
van 't blijvend gedeelte met de politiek te
maken
En toch zij wordt er by gesleept.
Versterkt de gelederenschreeuwt er
een in onze bnurt.
En, als schrok hjj zelf op van 't geluid
zyner eigene stem, hy laat er op volgen
Dat klinkt als een wapenkreet
Nu is dit zulk 'n vierde-rangs-schreeuwer
niet zoo heel erg kwalyk te nemen want
de regeering, of liever het kabinet zelf is er
mee begonnen, en de Staten van Noord-
Holland, die minister Staal lid der Eerste
Kamer maakten, zijn gevolgd.
Maar wat werkt men er mee uit, mag ik
vragen
Dit, dat men de kiezers laat uitmaken
wat voor de landsverdediging noodig en
voldoende is, terwyl toch geen minister er
ook maar aan denken zal zich aan dat
advies te storen, wanneer hij niet eerst uit
zijn eigen oogen heeft gezien en dan tot
dezelfde slotsom was gekomen.
Beter is, wat dr. Nolens heeft aangeraden,
kalm overleg over deze vragen
lo. Wat is het doel van alle verdedigings
maatregelen
2o. Wat is noodig om dat doel te be
reiken
3o. Wordt het voor dat doel bestemde
geld ook goed besteed?
4o. Door welk stelsel kan het doel met
de grootste zekerheid en tevens met de ge
ringste persoonlijke lasten bereikt worden
Dat behoorde door eene commissie te
worden onderzocht; en de heer Talmaheeft
dan ook bij motie reeds op 20 Dec. van het
vorige jaar de instelling van een zoodanige
commissie voorgesteld.
Ons volk is nu eenmaal niet militair
aangelegd. Voor den militieplicht gloeit
haast niemand. De oorlogsuitgaven kosten
veel geld. Bezuinigd moet er worden.
Oorlog is de groote slokop die moet ge
breideld worden.
Dat is altemaal waar.
Tegen wegzending van het blijvend ge
deelte is dan ook niemand. Daartegen als
zoodanig was ook de Rechterzijde in de
Eerste Kamer niet.
Wie zonder meer zegt; dat „de
olericalen in de Eerste Kamer weer tegen
dit afschaffen van het blijvend gedeelte
hebben gestemd'', die misleidt de schare.
Niet tegen die afschaffing was men, maar
tegen het doorzetten dier afschaffing zan
der dat de volksvertegenwoordiging was
gehoord, tegen 't voteeren van maatregelen,
die niet voldoende waren toegelicht en
waarvan derhalve de gevolgen niet konden
worden berekend.
Dat is herhaaldelijk door de oppositie
gezegd.
Alleen de heer Van Houten was tegen
de afschaffing. En die is niet clerioaal
tntegendeel, onder de vrijzinnige anti-
clericalen is hy de felste
De vorige week is, zooals wij reeds be
richtten, ook te Amsterdam een kweek
school voor ohristelijke onderwijzers ge
opend, uitgaande van de VereenigiDg voor
Christelijk Volksonderwijs, dus van Her
vormde zijde. Niet met aller sympathie,
ook zelfs niet met de sympathie van allen
die zeggen te ijveren voor christelijk on
derwijs zelfs.
De bekende dr. Bronsveld is alweder,
gelijk zoovele malen, de tolk dier onte
vredenheid. In het Maartnummer van de
Stemmen zegt dr. Bronsveld „Het openen-
van zoo'n school staat aan Christelijk
Volksonderwijs vrij, maar wat baar niet
vrij staat, is de Normaalschool op den
KlokJsenberg te Nijmegen verdacht te ma
ken. Dit gesohiedde o. a. op de jaarver
gadering dier vereeniging waarin haar
voorzitter zeideOnderhandelingen met
de school op den Klokkenberg waren van
zelf uitgesloten, omdat deze inrichting ook
opleidt voor het openbaar onderwijs. Dit
is een onware voorstelling. Men wordt in
Nijmegen niet opgeleid voor dit of dAt
onderwijs, voor deze of geene school, maar
men tracht de onderwijzers zóó te vormen,
in ,ohristelyken zin en geest, dat zij later
op iedere school, waar hun geweten hen
niet verbiedt te gaan, met eere kunnen
werkzaam zijn.
„Tot de kennis van het bedenkelijk ka
rakter der Klokkenberger school sohijnt
de Vereeniging voor Chr. Volksonderwijs
eerst onlangs gekomen te zijn. Immers
heeft zij aan die inrichting eenige kweeke-
lingen doen opleiden, en zij versmaadt aan
haar kweekscholen geen mannen die te
Nijmegen zijn gevormd.
„Waarom moet eehter de oude Normaal
school zwart gemaakt worden Omdat er
niet heerscht die booze geest van depolitiek,
welke niet tevreden is met eenvoudig
christelijk onderwijs, maar daarbij verlangt
een politieken bijsmaak.
„Indien het Bestuur der oude Normaal
school liet verluiden, dat zij mannen als
dr. De Visser gaarne gekozen zag als lid
der Kamer, en haar kweekelingen opleidde
óók tot aanstaande leden eener ohristelijke
staatkundige partij, dan zou de Normaal
school lof verwerven bij hen, die ook van
het onderwijs een politiek belang willen
maken".
Dit stekelig stukje dacht ons merk
waardig genoeg om eens den geest te
openbaren van een groep in ons midden,
die zegt alle politiek te willen mijden en
verzekert zich te onthouden van praotische
politiek.
In hoeverre dit waarheid of verdichting
is kan een opmerking als bovenstaande
voldoende toelichten.
Weten en Oelooven.
Een monnik lang geleen plantte eens
[tot zyn gerijf,
Om de olie voor zyn disch, een jonge en
[schoone olyf,
Aanstonds, recht vroom van zin, zag hij
[omhoog en sprak
Zend, Heer, uw regen nu op wortel neer
[en tak
En God, zoo goed als groot van macht,
Schonk wat de monnik noodig dacht.
Oprecht van ziel en zin, sprak de oude
[nuGewis
Nog meer behoeft myn boom dan regen
[malsch en frisch,
Opdat hij welig groei', zyn zoete vrucht
[gedij
Voeg, Heer, in uw gena, er zonnewarmte
[bij!
En God, zoo goed als groot van macht,
Schonk wat de monnik noodig dacht.
Nog bad de monnik voort en zeiIk weet
[het goed
Dat regen noodig is en warme zonnegloed,
Maar 'k weet ook dat de kou el 't schepsel
[sterkt en staalt:
Geef, Heer, dat ook de vorst op myn
[olyfboom daalt!
En God, zoo goed als groot van macht,
Schonk wat de monnik noodig dacht.
Maar zie nauw week de dag of 't droevig
[avondrood
Vond al het loover dor en zijn olijfboom
[dood
De monnik gansch ontsteld, tot denken
[niet in staat
IJlt naar zijns broeders cel om licht en
[troost en raad.
De broeder sprakIk ook plantte eens
[een jonge olijf,
Als de uwe jong en sterk, en prachtig
[buiten kyf,
Maar toen ik 't boompjen plantte en om
[een zegen bad,
Maakte ik niet een beding aan God
[vertrouwde ik dat.
UnMHmiBKBUHaMaMMBf
Want God alleen is wijs, en God alleen is
[groot,
Hy kent zyn eigen tyd en zyner sc.heps'len
[nood
Hij geeft als 't noodig is, 'f zii regen, zon
[of vorst,
't Is daarom dat 'k myn God geen eisohen
[stellen dorst.
Mijn welig groene olyf zeer schoon om aan
[te zien,
Komt mij nu reis op reis zyn rype vrachten
[bien.
Mijn broeder, dit staat vast ons on-
[verstand is groot:
God kent Zyn eigen tyd en Zyner
[schepselen nood.
Ons dwaze handelsstelsel.
Bij de behandeling van hei ontwerp
tot vaststelling der tarieven voor in-, uit
en doorvoer in Ned.-Indië, heeft het anti-
rev. Kamerlid Van Citters dc gelegenheid
waargenomen even op het dwaze van ons
handelsstelsel te wijzen. De min. had
tooh aan de Kamer medegedeeld, dat de
regeering de ingevoerde rechten verhooging
op wijn hef gold hier den invoer in
onze koloniën niet zou kunnen hand
haven, met het oog op moeilijkheden, die
zouden kunnen rijzen met het buitenland.
Hieruit volgt dus, dat wij niet meer baas
zijn in eigen huis.
De heer Van Citters stelde dit feit dan
ook in het volle licht en zeideDeze
mededeeling werpt een aardig licht op
de1- positie, waarin Nederland tengevolge
van ons stelsel van handelspolitiek tegen
over het buitenland is geraakt.
Allereerst toonde de heer Van Citters
door enkele sterk sprekende voorbeelden
aan, dat het buitenland ons en bagatelle
behandelt bij de vaststelling zijner tarieven.
Het buitenland beschikt, wij moeten volgen.
En in die smadelijke positie brengt ons
het dogma der liberalen.
Dat stelsel leidt er toe, dat wij beginnen
met alles te geven, dat wij alle wapens afleg
gen en dat wij ten slotte moeten afwachten
wat men ons goedgunstig wil geven en hetwelk
thans er toe dreigt te leiden, dat wij onze
vrijheid van handelen bovendien nog zullen
inboeten. Tegenover de scherpe politiek van
het buitenland hebben wij ons altijd onnoe
melijk edelmoedig en royaal betoond en alle
nadeelen, ons toegebracht door tariefsverhoo-
gingen in naburige landen, hebben wij steeds
met de grootste lijdzaamheid gedragen, zonder
hun ook maar iets van de zegeningen van
onze vrijgevige tarieven en scheepvaartrege
lingen te onthouden.
Wij hebben gezocht en zoeken nog steeds
onze kracht in de meest-begunstigings-clausule
en mocht dit vroeger al als een bolwerk
worden beschouwd, waar achter onze commer-
cieele belangen veilig -waren geborgen, sedert
het meest-begunstigings-beding in vele landen
een toepassing heeft erlangd, waardoor het tot
een parodie wordt gemaakt, zijn die belangen
allerminst veilig.
Met parodie bedoel ik hier, het stelsel,
waarbij tariefposten zoodanig worden omschre
ven en gesplitst, dat het met toepassing in
schijn aan de meest-begunstiging mogelijk
wordt, aan enkele landen zeer speciale con
cessies te doen.
Als voorbeeld mag ik noemen, wat men in
Duitschland doet met de kaas. Door voor kaas
onderscheid te maken naar gelang van soort
en afmeting, acht men bet mogelijk aan Italië
en Zwitserland speciale voordeelen te verzeke
ren, welke ons, ondanks recht op meest-begun
stiging, worden onthouden.
Zoo ook de groenten. Daarvoor hebben
sommige landen reducties verkregenmaar de
verdeeling is zoo gemaakt, dat de koolsoorten,
waarbij wij het meeste belang hebben, niet van
de rechtenvermindering genieten.
Als men de onderhandelingen nagaat, welke
in de laatste jaren tusschen verschillende Euro-
peesche Staten zijn gesloten, dan ziet men dat
al die staten bedacht waren op het verkrijgen
van voordeelen of tariefverlagingen, welke eigen
handel en industrie eischten. Nederland kon
daarin zelfstandig geen aandeel nemen, want
het zou in billijkheid wel veel te vragen heb
ben, maar het heeft, als hebbende eens en
voor immer alles gegeven, niets meer aan te
bieden. Het eenige dat men kan doen als men
pnvoordeellg behandeld wordt, is onze gezante?;