ZILVEE
Frank,
NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
jde Muziek
No. 167. 1907.
Woensdag 17 April.
21e Jaargang.
ap zoader Lam,
of aaofaiMie Katcfet
GHRISTELIJK-
HISTORISCH
UITVOERING
CAZIJN
alen en Gitten
dienstbode
kersleerling
IB BE LB LEG. -
VAN
dag 17 April 1907,
len ingang zijn geen
amina's verkrijgbaar.
lULOEM
tLOGEB,
lts voor reparaties.
5 KOOP
KOOP
3 Joeld
en alleenwonende We-
C. WILLEMSE Sr.,
St. Laurens.
Jonge-Verwest - Goe*.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed.
S. J. DE JONGE-VERWEST, te
Goes
F. P. D'HUU. te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Familienamen in Zeeland.
16)
8 uren, in het kerkge-
Herv. Gem. te Goes, met
edewerking van de H.H.
E BOER (Amsterdam),
viool.
ARD (idem) violoncel.
IAN, (Goes), orgel.
en, tevens programma's,
jserveerd en f0,50 niet-
ijn tot beperkt getal ver-
e boekhandelarenP. A.
IN, E. H. HOP8TER en
DEKKER Jr.
olaatsen onder en for tijde
ijn ditmaal KAAL TEN
0,25.
deuren 7x/t uur.
cies 8 uur.
nd en puik van smaak,
van 50 kilo f 5,10.
3, Noordstr., Middelburg.
VAN
EN
3t garantie).
nieuw. Ook los
iedere gewenschte hoe-
Goud en Zilver wordt
ste koers ingeruild
van H. At. de Koningin
leljt 142—143.
J. CORRÉ Jz., Aagte-
lige Zeug, rek. Mei
li een aankomende
gevraagdb(j E. DE
a t e 1 a n d e.
WNAAR met goede
kind, wenscht in kennis
)n jonge dochter,
godsd., om na weder-
en een huwelijk aan te
ïeimhouding verzekerd.
A Z, boekh. R. M.
51 b u r g.
üelling met Mei a.s.
leneden de 20 jaar, bij
LAL te K a p e 11 e.
Jet Mei
Iet Mei
N. DE KLERK te
aan iemand om terstond
en, 't zij voor paarden-
r of dergelijke.
Ih bureau DE ZEEUW,
I of met Mei
gevraagd, bij P. KOR'
Hendrikskindenn.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25.
Enkele nummers0,02®.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
IJK.
Kapelle, ook voor Schore 17 en 18 April.
Wemeldinge 22 en 23 April des voorm.
Ierseke 28 April des namiddags, 24 en
25 April.
Kruiningen, met uitzondering van
Hansweert 26 April.
Hansweert 27 April.
IV.
De namen, aan plaatsnamen ontleend,
komen in verschillende vormen voor.
't Meest voor de hand liggend is de samen
stelling met „van", b.v. „van Brugge(n)".
Dit van wordt in ons land steeds los naast
den plaatsnaam geschreven, in België (naar
't Fransche voorbeeld) veelal daarmee ver
bonden. Wij schrijven „van Damme", ter
wijl men in België „Vandamme'' schrijft,
't Is maar goed dat 't Belgische voorbeeld
bij ons geen navolging vindt, wijl de schrijf
wijze als één woord de afleiding onduidelijk
maakt. Bij enkele namen is dit „van" weg
gevallen en dus de plaatsnaam zelf familie
naam geworden. Zoo is 't b.v. gegaan met
den, vooral onder Westkapelle zoo veel
vuldig voorkomenden naam „Minderhoud',
juister: Minderhout, afgeleid van 'tdorp
Minderhout in de Belgische provincie Ant
werpen, dicht aan de Nederlandsohe grens.
Er zijn een aantal plaatsnamen, waar 't lid
woord de(nof het vóór staat, b.v. De
Kauter, Den Briel, Het Zand. Een af komst-
naam, daarvan gevormd, werd dus ingeleid
met »van de(n)", of, daar men aohter „van"
vroeger steeds den derden naamval schreef,
en deze voor 't vrouwelijk enkelvoud door
„der" werd aangewezen, ook door „van
der". Dit „van der" is veelal tot „ver"
samengetrokken zoo bestaan naast elkan
der „Van der Hage" en „Verhage". Een
enkele maal is dat „ver" nog weer samen
getrokken lot „vr", b.v. in den naam
Vreke Vereke Van der Eke. Enkele
soortgelijke namen zijn niet zonder belang
voor de afleiding der plaatsnaam zelfzoo
bewijst de naam Verhuist Van der Hulst,
dat „Hulst" vroeger „De Hulst" genoemd
werd, en dus een tot eigennaam geworden
soortnaam is. Bij de verklaring der afkomst-
namen met een lidwoord moet men voor-
ziohtig zijn. Plaatsnamen met „de" waren
FEUILLETON.
Een kijkje in „de groote wereld".
XI.
DE OVERWINNING.
Agnes ging met de sleutels naar boven.
Het portaal en de trap hadden nog alle her
inneringen voor haar. Zjj greep den sleutel
en stond weer achter het zware groene
gordyn voor de tweede maal van haar leven
in de spookkamer.
Zij toefde er niet lang. De ouderwetsche
kast te openen en den slaaprok er uit te
krijgen, was het werk van een oogenblik.
Daar had zy weder het noodlottig perka
ment in handen.
„Ik heb u ten vure gedoemd", sprak zy,
met een grijnslach het onnoozele papier,
dat tegen haar getuigde, beschouwende.
„Waarom heb ik n nog zoo lang in wezen
gelaten
Zij keert zich om heen te gaan. Daar
valt haar blik op een kleine schilderij aan
den muur, die zij vroeger in de duisternis
tiet bemerkt had. 't Was een kinderkopje.
Wel heeft ze op dit oogenblik geen lust om
schilderijen te bezien, maar de nieuwsgie
righeid dringt haar toch het even te be-
Bchouwtn. 't Is een meisjesportret. O, heel
ouderwetschzij keert het om. Daar achter
staatMijne moeder toen zij tien jaar oud
was. De moeder van den graaf
De moeder van den graafdenkt Agnes.
De moeder van Van Zelm, de moeder van
mij. Achalle moeders zijn goed, maar ik
jwd nooit eene goede moeder wordenNeen
oorspronkelijk gewone soortnamen Vere
was „een" veer. Sluis „een" sluis, enz.
Heet nu iemand „Versluis" Van de(r)
Sluys, dan kan deze naam aangeven, dat
zyn vooronders in de stad Sluis gewoond
hebben, maar ook, dat zij woonden bij deze
of gene sluis. Heet iemand „Verhage" of
„Van der Hage", dan kon hij werkelijk af
komstig zijn uit onze tegenwoordige hof
stad, maar er is minstens evenveel kans, dat
zijn voorouders woonden in of bij een of
andere „hage", d. w. z. bosch (dat „haag"
vroeger „bosch" beteekende weten Bijbel
lezers o. a. uit Richt. 6 25 en 26). 't Zelfde
geldt van Van den Bosch, Van der Veer,
Van (der) Veen, enz., waarbij men aan
's-Hertogenbosch, Veere, Veen (bij Heus-
den) kan denken, maar ook aan „een" bosch
„een" veer, „een" veen.
We willen nu de af komstnamen pro vin-
ciesgewijs nagaan, zoowel die, welke naar
Zuid- als welke naar Noord-Nederlandsche
plaatsen wijzen. Uit den aard der zaak zijn
niet veel namen aan plaatsen in Zeeland
ontleend (Zeeuwsch-Vlaanderen voorhands
buiten rekening gelaten)verhuizing van
't eene eiland naar 't andere was (en is) be
trekkelijk zeldzaam. Ik herinner me de vol
gende: Verburgh (Van der Burgh of -Burght)
waarbij men aan Burgh op Schouwen kan
denken, maar er zijn meer plaatsen van
dien naam er is dus geen zekerheid. Van
der Veer, naar Veere of naar eenig „veer"
benoemd, Vermaire, d. i. Van der Maire,
naar Maire in 't O. van Zuid-Beveland (het
zy het verdronkene, het zij het nieuwere),
Verschoor, d. i. Van der Schore (Maire en
Schore waren dus oorspronkelijk soort
namen naast Maire staat Zonnemaire
of Schore schorre is, weet ik niet zeker,
maar ik vermoed het). Van den Broecke,
naar Den Broeck, Van der Kreecke, naar De
Kreecke (Den Broeck en De Kreecke lagen
in het thans verdronken Land van Zuid-
Beveland), Van der Welle, waarbij men kan
denken aan Welle op Noord-Beveland, Van
der Weele (id. aan Weele aldaar). Van
Hoek'e) (id. aan Hoeke aldaar). (Omtrent
de laatste drie zy opgemerkt, dat de aflei
ding onzeker is, wijl de genoemde vergane
plaatsen ook wel elders naamgenooten had
den). Kats, ontleend aan het nog bestaande
dorp op N.-Beveland. K. W.
slecht ben ik, dat is waar. Victorine heeft
wel gelijk. Ik sta aan den oever van een
afgrond. En hare gedachten zwerven heen
en weer, zoo snel als gedachten maar zwer
ven kunnen. Daar staan voor haar blik een
paar kinderen. Een meisje dat een versje
opzegt. Hoe was het ook weer
„Diepe wijsheid zijn Gods paden
Hoe is het mogelijk Is dat wisheid, dat
ik eerst arm toen rijk moest worden, en nu
weer tot armoede gedoemd zou zyn Neen,
dat kan niet.
„Wysheid zonder eind of paal,
„Zijn, o hooge God, nw daden,
„Zyn uw wegen altemaal."
Onzin, onzin 1 denkt Agnes. Maar de
herinnering gaat voort:
„Zyn ze zuurheid, zyn ze zoetheid,
Wy aanbidden, zwijgen stil,
Want de wezenlijke goedheid
Maakt het goed met dat zy wil".
Vreemd, vreemd! denkt Agnes. God is
goed, zegt mama. Het schemert my alles.
Maar dit weet ik toch, dat ik niet goed ben,
en niet gelukkig ook. Zoo denkende wordt
de kamer weer gesloten. Zij komt naar be
neden en vindt m het sombere vertrek van
den ouden graaf reeds 'n knappend vuurtje.
Daar is de ledige plaats aan den wand waar
de mama van Van Zelm heeft gehangen. Al
vernietigt zy nu dit geschrift, dan blyft dat
andere toch tegen haar getuigen. Maar dat
heeft geen kracht, meent zjj. Welnu, maar
die alwetende en rechtvaardige God, over
wien Victorine sprakO, zy begint te
beven.
De deur wordt zorgvuldig gesloten. De
vlam flikkert hoog op. Zy is ais versteend.
Over praten en zwijgen.
Het volgende, ontleend aan De Vrije
Holl., verdient zeer zeker everweging
Eene mevrouw, die op eene buitenplaats
woonde in eene bergachtige streek, had een
koetsier noodig. Zij liet drie sollicitanten
bij zich komen. Omdat de weg naar haar
landgoed langs een diepen afgrond liep,
vroeg zij den eersten koetsier„Hoe dicht
durft gij langs den afgrond rijden Bet
antwoord was„Op het kantje af, me
vrouw". De tweede werd dezelfde vraag
gedaan. Deze antwoordde „Op een meter
afstand, mevrouw". De derde echter ant
woordde op de vraag„Altijd zoo ver
mogelijk er af". „Dan zijt gij mijn koetsier".
Als men altjjd zoo voorzichtig was over
anderen te praten als de laatste koetsier,
er zou rust zijn in de wereld.
Een huisvader vroeg aan een vriend
„Wat moet mijn zoon leeren en deze
antwoordde„Leer heou vooral zwijgen".
Een onderwijzer zeide„In mijn school
leeren ze hooren en zwijgen, in andere
scholen leeren ze spreken". Plutarehus
zeide„In 'tzwijgen hebben wij de goden tot
leermeesters, in het spreken de menschen".
Een man kwam tot Aristoteles en deed
hem een lang verhaal van eene onbedui
dende zaak en eindigde met de vraag „Is
het geen wonder F' Hij antwoordde„Is
het geen wonder, dat een man die beenen
heeft van u weg te loopen, uw,ijdel ge
klap verdragen wil P"
Een praatachtig mensoh is een verdriet
voor een verstandig mensch. Praatachtige
menschen worden bij den krekel verge
leken. Het praten over een ander is zeer
algemeen. In elkanders tegenwoordigheid
houdt men zich stil, hoewel met moeite en
onder den senijn dat men zeer zwijgzaam
is. Zij heeten potdicht, maar gelijken een
zeef. Wanneer hij, wien het aangaat, zich
niet verdedigen kan, wijl hij afwezig is,
begint het klappen.
En zoo maken zjj een ander, maar, naar
Gods oordeel, veel meer zichzelven vuil.
Die veel praat liegt veel. Velen spreken
kwaad van een ander zonder te bedenken
hoe gevaarlijk en zondig het is.
Hoe spoedig zijn wij in gezelschappen,
op visites, om den tijd te dooden, anders
verveelt men zich, weet u. Om een ander
Zy grijpt het testament aan en heft het op
boven de vlammen. Daar gaat het recht
van Van Zelm. Nog éene seconde en het
wordt in den gloed verteerd.
Maar neen God in den hemel sprak
„tot hiertoe en niet verder." 't Is Agnes of
eene almachtige hand haar aangrijpt. Zjj
trekt het document uit de vlammen terug,
werpt het op het tapijt en zakt zelve er
naast op de knieën. Een stroom van tranen
vloeit uit haar oogen. Zy kermt„O, God
vergeef mijO, Godred mij uit deze ver
zoeking Ik ben de slechtste mensch, die
op aarde leeft."
Het feit was beslist en de overwinning
behaald. „Neen", roept Agnes, „het koste
wat het wil, maar ik zal niet meer oneerlijk
zyn. Ik begeef mij straks tot Van Zelm, ik
geef hem zyn eigendom weer en zeg hem
alles, fly moge my verachten en vloeken.
Het zy zoo. De geheele wereld moge van
my zeggen wat zy wil. Ik moet myne ge
wetensrust terug hebben. Ik moet weten
dat God my vergeeft. Hij moet myn lot
besturen, niet ik.
Zijn ze zuurheid, zyn ze zoetheid,
Wij aanbidden, zwijgen stil
Agnes staat op van den vloer, bergt het
document weder in haar zak en zet zich in
den leunstoel van den ouden graaf.
„Uw testament zal worden uitgevoerd,
heer van Waldstein. Ik heb voor het laatst
hier iets te bevelen gehad". Zoo zegt zy, en
gevoelt zich voor het eerst na vele weken
en maanden weder vry.
Zy trekt aan de schel, en mejuffrouw Eva
komt binnen.
„Lieve juffrouw", en haar stem klinkt
weer helder zoet, „geef mij een kop koffie
en beveel den koetsier vóór te komen",
te vleien, om gezien te worden, om elkan
der bezig te houden of als nieuws-courant
geprezen te worden, over een ander te
spreken en zeggen dan veel meer van den
afwezende, dan men hem in het aangezicht
zou durven zeggen. De een weet er dit
van, een ander iets meer, een derde neemt
de houding aan, dat hy er nog meer van
weet maar 't niet zeggen wil, en toch zegt
en zoo wordt de naaste in 't geniep met
slijk geworpen.
Een veelprater is zoo sterk, omdat hij
zoovele gretige ooren vindt. Hij weet het
nieuws luister nu maar. En de aandach
tige hoorders openen mond en ooren, opdat
niets hen ontga, in plaats van den kwaad-
geruchtverspreider den rug toe te'keeren.
Hoe gaarne hoort men hem Hy is in zulk
een oogenblik een gewichtig persoon.
Jammer.
Laster komt voort uit verborgen haat.
De menschen zijn elkander hatende, daarom
spreken zij kwaad van een ander. Zij zien
den splinter in huns broeders oog. maar
niets van den balk in eigen oog. „Weet gij
het al men vertelt vreemde dingen van
N. N." „Zoo wat dan „Nu, gij zult er
wel meer van hooren. De meid is de deur
uit. Mijnheer en mevrouw hebben hevige
ruzie, men spreekt al van scheiden, enz."
of„Gij hebt toch geen geld bij A Zijne
zaken moeten gevaarlijk staan." Zoo gaat
dat lieve leven de wereld door op aller
lei wijzen.
De Arabieren zeggen „de schorpioenen
zijn aan 't kruipen." Als schorpioenen
kruipen dergelijke kwade geruchten rond.
Wee hem, dien zij steken.
Is deze wortel der bitterheid uit uw hart
dit vergif van uwe tong Deze zonde is in
strijd met de ware bekeering.
Hebt gij geen haat in 't hart, als gij van
aDderen spreekt
Meent gij wat gij zegt?
Is uw woord niet in strijd met uwe
ware gevoelens
Brengt gij uwen naaste niet in een ver
keerd lieht, opdat uw naam blinke op de
puinhoopen van de zijne P
Denk aan Gods oogen, aan het nienwe
gebod der liefde.
Zuiver ons hart, Heere, van bedekten
haat, door den Geest des oordeels en door
den Geest der uitbranding.
De koetsier is spoedig gereed en Agnes
maakt zich klaar om in te stappen. Mina de
kamenier is evenzeer gereed, maar hare
meesteres zegt: „Neen Mina, ik zal geheel
alleen gaan".
„Waarheen, gravin?" vraagt de getrouwe
Adriaan.
„Naar de stad, maar niet naar myn huis
naar de kamers van kapitein Van Zelm, gy
weet die wel Adriaan legde de zweep op
de paarden, Agnes knikte juffrouw Eva nog
eens vriendelijk toe en liet deze hoofd
schuddend achter.
Kapitein Van Zelm was niet weinig ver
wonderd toen hem bericht werd, dat eene
dame hem wenschte te spreken. Hy schoot
in alle haast zyn uniformjas aan, want hy
zat geheel saus gêne eene Duitsche pyp te
rooken.
De dame kwam boven. Door haar winter
mantel en hare dikke voile herkende hy
waarlijk zyne Agnes op het eerste gezicht
niet, en maakte eene diepe buiging.
Maar pas had zij haar voile achterwaarts
geworpen of hy riep verrast uit
„Zijt gy het, Agnes wat drijft u tot my
in dit gewaad Doe uw mantel af en zet u
op de kanapé".
Dit zeggende wilde hy haar omhelzen.
„Neen, Van Zelm", zei Agnes, „wacht
daar nog wat mee. Neem eerst dit papier
en lees het".
Van Zelm nam het document aan en ont
vouwde het.
„Zoo", zei hij droogjes, „is het gevonden
en u hebt zoo gehaast het mij te brengen.
Wel dit vind ik recht mooi van u. Laat my
u nu omhelzen, gij zyt en blyft myne Agnes.
„Neen, Van Zelm, gij weet alles nog niet.
Als gy alles weet dan zult gij my wel ver-
16 April 1907.
Het maandelijksoh overzicht van de
opbrengst der Rijksmiddelen geeft ditmaal
weder een gunstige uitkomst voor de schat
kist. De opbrengst in Maart 1907 bedroeg
toch f12,893,884,46, tegen f 12,452,460.60
in Maart 1906, alzoo een vooruitgang van
nagenoeg 4ton aanwijzend.
Beide maanden vergelijkende, zien we
in den gespeoificeerden staat, dat Maart
van dit jaar meer opleverde dan Maart 1906
de volgende bedragenbedrijfsbelasting
f64,000, vermogensbelasting f136,000,
wijnaecijns f7000, gedistilleerd f3000, zout-
aeoijns f 2000, geslacht f 27,000, gouden
en zilveren werken f1000, zegelrechten
f 46,000, successierechten f 342,000, poste
rijen f 33,000, rijkstelegraaf f L'8,UOO, staats
loterij f7000, en loodsgelden f24,000. Min
der werd ontvangen uit de grondbelasting
f148,000, de personeele belasting f5000,
de invoerrechten f24,000, de suikeracoijns
f27,000, de aooijns op bier en azijn f 7000,
de registratierechten f35,000, de hypotheek
rechten f7000, en de domeinen f26,000.
Een en ander wijst derhalve op ge-
stadigen, kalmen vooruitgang.
Verhooging van Invoerrechten.
In de Gooi- en Eemlander pleit de heer
A. L. H. Obreen te 's-Graveland in een
reeks artikelen voor verhoogiDg van in
voerrechten.
Aan het laatste dier artikelen een
polemiek met den heer Hartong ver
dedigt de heer Obreen zijn standpunt als
volgt
Wie zich een duidelijk denkbeeld wil
maken van den hedendaagschen toestand
van ons Vaderland, heeft niets anders te
doen, dan voor zioh te nemen de Effek-
tennoteering van de Amsterdamsohe Beurs.
Daarop Btaan niet minder dan veertien
honderd vijftig waarden aangeteekend,
deels aandeelen en deels obligatiën, en
weet gij, waarde lezer, hoeveel Neder
landsohe industrieele ondernemingen daar
bij zijn Niet meer dan een twintigste,
navwelijks zeventig. Al de overige zijn
Staatsleeningen (alleen voor Rusland negen
en zeventig), dan Prov.- en Gemeenteore-
diet in Nederland en elders. Grediet-instel-
lingen van allerlei aard. Hypotheekbanken.
achten. Wy moeten scheiden".
„Wat is dat voor praat O, geloof het
vrij, Waldstein is my niets zonder u. Alles
blyft hetzelfde hier, wat hindert het of het
van my of van u is".
„Neen, Van Zelm, ik heb u slecht behan
deld. Ik heb u dubbel bedrogen; ik had dit
testament reeds vroeger, op den avond van
het feest gevonden. Maar ik verstopte het
voor n, en ik heb u alleen gezegd, dat ik u
trouwen wilde, omopdiewijzemyngeweten
te stillen. Maar ofschoon ik u als een broe
der hoogachtte, heb ik u tooh nooit lief
gehad.
Het was den armen Van Zelm of hy neer
zou vallen. „Verklaar u nader", riep hy.
„Ik begrijp u niet".
„Van Zelm, wat moet ik meer zeggen Ik
heb mij laten verleiden door het genot van
den rykdom. Ik kon niet scheiden van myn
schatten. Ik verstopte het testament, doch
ik had geen rust of duur. En nu heeft er
gisteren een doode gesproken
„Een doode, Agnes?"
„Ja, Van Zelm, en zyn woord staat in
dezen brief.
De kapitein hoorde alles met verbazing
aan.
„En vanwaar die angst die u nu bezielt?"
vroeg hij.
„Ómdat ik bang ben dat de Booze weer
machtig over mij wordt; niet een uur langer
wil ik dit onrechtvaardig verkregen goed
gebruiken. Ik heb slechts nog ééne vraag
aan u".
„En dat is
„Dat gy my vergeeft wat ik jegens u mis
deed. Maar heb nog zooveel medelijden
met mij door niet ron-lojoos operh^ar tg
maken wat geschied is". Wordt m vulgU/-