NIEUWSBLAD
TOOR ZEELAND.
No. 166. 1907.
Dinsdag 16 April
21e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Hetverlorea testament ia ie spttamer
Standsverheffing.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
FEUILLETON.
Set is aftobt. AUea sehynt in zoete, stille
i-aaa
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25.
Enkele nummers 0,02'.
UITGAVE DER FIRMA
SN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Laatst een onzer eilanden bezoekende
kwam ik na een vrij gezellig boottochtje
terecht in een omnibus, die mij naar de
plaats mijner tijdelijke bestemming zou
voeren. Tegenover mij in den hoek zat een
spraakzaam kerelije de man diende zich
aan als veekoopman die al spoedig een
boom begon op te zetten over alles en nog
wat. Bereisd als hij was, seheen hij ook
in dio streek goed bekend. Aan beide zijden
van den dijk lagen de vruchtbare lan
derijen in rustige rust, lieflijk beschenen
door het lentezonnetje, dat des te welkomer
was, omdat het zioh in de laatste dagen
zelden had laten zien. Wat verder op
op stonden eenige vaarzen te knabbelen
aan de jeugdige grassprietjes, een begeerig
voedsel voor de blijkbaar hongerige magen.
„Mooi goedje, mijnheer", zei de koop
man met een helderen oogopslag de jonge
dieren monsterend, terwijl we voorbij reden.
„Het vee is prijzig tegenwoordig, vooral
ook de paarden. De boer behoeft er niet
mede verlegen te zitten'*, 't Is bepaald nu
geen slechte tijd om er vee op na te houden.
Dooh niet alleen den veeman, maar ook
den landman kan het goed gaan. De
pachten zijn wel wat duurder en de be
lastingen wat hooger, dooh het beschot is
in de laatste jaren niet tegengevallen en
de marktprijzen zijn tamelijk hoog.
Ook de daggelden voor den arbeider
gaaB wel wat naar boven. Jammer dat de
boeren er in sommige streken toe ge
dwongen moeten worden, maar de men-
gohen hebben het dan toch".
En hier haalde mijn reisgenoot enkele
pakkende voorbeelden aan om zijn be
weren met bewijzen te staven. Zoo ver
telde hij mij, dat sommige landbouwers
in Westen-Schouwen de dagloonen aan
merkelijk moeten verhoogen, als ze niet
zien willen, dat hun werkvolk naar de
bloemvelden gaan, om in de bloemencul
tuur te werken.
„Ja, ja, 'tis bepaald een goede tijd voor
de boeren, ten minste naar vroeger gere
kend. Ze hebben de uitzonderingen daar
gelaten, niet te klagen".
„Jammer", zoo ging onze spraakzame
reismakker voort, „jammer, dat er in den
regel zoo weinig wordt overgehouden.
Men boert wel, maar boert niet over. Er
is over 't algemeen te veel kooplust mijn-
15)
Een kijkje in „de groote wereld".
Agues zond de kamenier weg en liet zich
op de kanapé neerzakken. Victorine zette
zich naast haar en vroeg zeer onbevangen
„Weet gij zeker, dat er geen testament
van den ouden graaf bestaat, Agnes?"
„Wel, hoe kunt gij dat vragen Stellig
en zeker. Het gerecht heeft gezocht en weer
gezocht, maanden lang. Met zulke dwaze
praatjes moet gij mij niet aankomen, daar
heb ik geen tijd voor. En gemelijk keek
Agnes het raam nit.
„Maar lieve Agnes, gij moet niet boos
worden. Gij zijt altijd eerlijk en opreoht
geweest en ik ben uwe vriendin".
„Nu wat bedoelt ge daarmee?"
„Er moet een testament geweest zijn,
Agnes. Ik weet dit zeker."
„En ik weet zeker, dat gy liegt, Victo
rine". Verschrikt sprong Victorine op, zóó
grof en zóó hevig was Agnes nog nooit
tegen haar geweest. Maar zij ging toch
voort
„Agnes, ik begrijp niet, welke reden gij
kunt hebben om u zoo boos te maken. Ik
herhaal het uhet testament moet wegge
raakt zjjn, maar het is er geweest."
„Hoe weet gij dat?"
„Een doode heeft gesproken, Agnes." En
dit zeggende hield zij haar den brief voor.
Agnes werd bleek als kryt en las het
T&pistel alsof het haar doodvonnis bevatte.
pMfffl* hield zy de banden etyf voor bare
heer. Die een gulden overhoudt, heeft wel
voor twee kooplust. Zoo is de toestand.
Ge kunt het wel zien aan de kleeding,
vooral der boerendochters. Sommigen kunt
ge niet van de rijkelui's kinderen onder
scheiden. En dat gaat tooh niet
Tot zoover onze zegsman. Belangstel
lend had ik naar hem zitten luisteren,
want de mensch hoort gaarne repeteeren,
wat hij zelf gelooft of gevoelt. Alleen
maar, is het de vraag, of het euvel, hier
als met den vinger aangewezen, zich alleen
maar bepaalt tot den boerenstand of een
deel er van, dan wel of hel zioh ook tot
andere standen bij name den burgerstand
uitstrekt. En dan gelooven we het laatste.
Wellicht komt het in dergelijke kringen
nog wel in erger mate voor dan wel bij
den boerenstand, ten minste in de steden
loopt het meer in het oog dan op het
platteland.
Er zijn daar ook wel oorzaken voor.
En summa summarum staan allen schuldig,
zoowel boer als burger. Wat zal men daar
van zeggen P
Er is nn eenmaal een streven in den
mensoh naar lotsverbetering, welk woord
jammer genoeg door velen als gelijk van
zin en beteekenis genomen wordt met
standsverheffing. De een doet daaraan al
harder mee als de ander. Niet in één op-
opzioht, maar in veel opzichten. Alle moge
lijke middelen, waarlijk niet altijd even
kieskeurig, neemt men te baat om een
hoofdje grooter te worden of te schijnen
dan andere mensehen, Men wil niet groot,
maar voornaam zijn en gaat voornaam
doen. Zooveel mogelijk in alles. Vandaar
dat er zooveel vraag is naar imitatie. In
de conversatie komt het niet minder uit
dan in de kleeding. Met lieden van waar
lijk grooter komaf zoeken de eerzuehtigen
tevergeefs aanknoopingspunten daar klop
pen zij arrogant genoeg aan, dooh hun
wordt niet opengedaan, en om hun aftocht
te dekken, zijn sommigen onbeschaamd
genoeg om met de welbekende dochter
van den schatrijken parvenu Jan Adam
Kegge, welke dochter later huwde met
een kapitein der rijdende artillerie, en
zioh eveneens had zoeken intedringen in
hoogere kringen, in medelijdend schouder
ophalen dit verschijnsel aldus te verklaren
„Ach men moet denken, de mensehen
zijn hier verschrikkelijk stijf; het zijn
oogen. Victorine meende dat zij zich ge
wonnen gaf en wilde haar schreiende om
helzen. Maar neen, zij vergiste zich. Agnes
stootte haar van zich af of een slang naar
haar beet en gilde:
„Die brief beteekent niets. Wanneer het
testament er niet is, kunnen ze mjj niets
maken. Ik sta Waldstein niet meer af".
„Gij staat het niet meer af P Ook niet aan
Van Zelm, den basten der mannen, uwen
bruidegom? Ik meende, dat gij hem eerlang
vrijwillig alles geven zoudt wat gij bezit.
Agnes, ik begrijp niets meer van u. De
rijkdom heeft u geheel veranderd."
„Victorine, zult gij dien brief openbaar
maken
„Als hij het niet doet, Agnes, dan ben ik
verplicht het te doen?"
„Gij verraadster, daar gij zijt. Het zal u
toch niets baten," dreigde de gravin. „Ga
weg, ik wil u niet weer zien, ondankbare 1"
„Agnes, zóó wil ik u niet verlaten. Ik
heb u lief. lm gun n Waldstein, en ik heb
ook Van Zelm aan u afgestaan, maar het
spijt mij dat gü zoo onoprecht, zoo oneerlijk
zijt. Denk Agnes, er leeft een rechtvaardig
God in den hemel. Hem kunt gij niet be
driegen en niet ontloopen."
„Victorine, ik heb niet noodig door u
bepreekt te worden," zei Agnes en Victo
rine verborg haar gelaat in haren neusdoek
en ging weg.
Maar Agnes ging niet naar het bal. Zij
kwam dien ganschen middag niet weder
van hare kamer. Angstig liep zij daarin
rond. Nu en dan stond zij stil en sprak in
zich zelve- Is het dan toch alles te vergeefs
wat ik gedaan heb? Hoe is het mogelijk,
altemaal coteries, waar men niemand in
opneemt. En in het gevoel van eigen waar
digheid voegen ze er met bovengenoemde
brunette bij „Daar zijn nog wel families
genoeg, die gaarne met ons zouden omgaan;
maar,die eonvenieeren ons weêrminder".
Hildebrand begreep zulk een toestand
volkomen, maar kon dien volstrekt niet
goedkeuren.
Hoor slechts„Lieve menschen", zoo
zegt bij, „van waar komt u deze aanma
tiging? Moeten dan, mevrouw, omdat uw
echtgenoot een ambt bekleedt dat hem tot
het waterpas van zes zeven groote heeren
in de stad opvoert, de zes zeven groote
vrouwen dier groote heeren terstond ver
geten, dat uw geboorte burgerlijk, nw
afkomst burgerlijk, uw toon burgerlijk is
Weet gij dan niet, dat indien de kringen,
welke gij zoo verlangend zijt in te treden,
zich voor u openden, gij in gestadigen angst
zoudt verkeeren voor eene toespeling op
uws vaders afkomst, een hatelijkheid op uw
aangewaaiden rang? Zou het niet veel
beter zijn, indien gij u rustig aansloot aan
den stand waartoe gij behoort, die even
goed is als een hoogere, en waarin gij zoudt
worden geëerd en ontzien Moest gij niet
veel liever de eerste onder de burgers, dan
de laatste, de bij gedoogen toegelatene,
onder de grooten zijn En dan volgt later
de guitige, zoo geestig uitgewerkte ver
gelijking van de ordinaire kip en de fazan
tenhen, vol leering en vermaan, by velen
onzer lezers wel niet onbekend.
Doch het wordt tijd aan dit sermoen een
einde te maken. Met den Britschen zeden
meester, nu anderhalve eeuw geleden, heeft
de schrijver niet de minste vrees, metal
'tgeen hij zich onderwindt te schrijven,
aangaande onze mannen en vrouwen,
„ymand onzer Vaderlanderen te beledigen,
dewijl tegenswoordig in de gansche Natie
geen mans of vrouwen gevonden worden,
en dezelve geheel en al bestaat uit Heeren
en Dames".
En evenals Breero durft hij volmondig
verklaren: „Nu en heb ick't in der waar-
heit op niemant in 't besonder gemeent,
maer heb 'ne kluppel in'thondertblindeling
geworpen, luck raeck; die getroffen is,
volght het rijmpjeDoetet u seer, Wachtet
u meer".
Overigens wenscht hy den lezer heil.
dat die schildery het nu uitbrengen moest
Maar ik zal onmiddellyk het testament ver
nietigen. 'kHad het reeds veel vroeger
moeten doenmaar ik vreesde die spook-
kamer opnienw in te gaan. Nu echter moet
ik niet langer dralen. Morgen vroeg ga ik
naar Waldstein en vernietig 't noodlottige
testument. Ze zullen my met uit deze be
zittingen verdryven, die ik zoo duur ge
kocht heb."
W eder gaat zij haars moeders beeltenis
voorby. Het schildery hangt nog altyd om
gekeerd. Ja, mama, ik weet het, gij kunt
myne daad niet goedkeuren. Gy zoudt wil
len dat ik eerlijk was. Maar ik ben nu een
maal te ver gegaan. Wat zou de wereld
zeggen P De wereldMaar God, een
rechtvaardig en alwetend God, zegt Victo
rine. Hoe komt zy aan die woorden. Is zy
vroom geworden nu de erfenis aan haren
Van Zelm toekomt Ja, dat ware recht
schoon. Zjj beiden hier heer en meesteres,
en ik weder secondante by Madame Ver
loop 1 Een schrille schaterlach volgde.
Diep beklagenswaardige Agnes 1 Wie
heeft zich ooit tegen God verhard en vrede
gehad
Zy roept hare kamenier. „Zeg eens,
Mina, morgen vroeg moeten wy naar buiten
Ik vertrek met den eersten trein. Maak alles
gereed en zorg dat ik my niet verslaap".
„Maar gravin, zoo vroeg t De ochtend
lucht zal n ziek maken".
„Gy hebt mjj verstaan En het meisje
spoedde zich weg met de gedachte: wat
is toch de gravin veranderd 1
15 April 1907.
Eén slachtoffer moest er zijnl
Onze lezers herinneren zich zeker nog
wel de treurige geschiedenis v&nBergen-
theim.
Zooals men weet, is de heer Van der
Sanden ter elfder ure nog op zyn besluit
terug gekomen, om de arbeiders, die hunne
kinderen naar de Christelijke School wil
den zenden, in den broodkorf te straffen.
Toch is er nog één werkman als 't slacht
offer gevallen.
Dit blijkt nit het „ingezonden stuk", dat
wij op vriendelijk verzoek van ds. Diemer
gaarne overnemen.
Het luidt aldns:
Bergentheim.
„Hier hebt ge uw loon, en ge zijt machinist af!"
Op de vraag „waarom" slechts het antwoord
„Dat hebt ge allang geweten".
Met zulk een woord werd op 6 April de trouwe
werkman Klaas Mennik afgescheept aan het
kantoor van den heer J. A. t. 4. Sanden, rent
meester van de erven mr. I. A. vanRoyen
te Zwolle.
Dat is de dankbaarheid na 28-jarigen trou
wen dienst!
Man en vrouw met 6 kinderen broodeloos
Een man, die niets misdreven heeft, dan een
klacht uiten bij Hare Majesteit, omdat hij zijn kin
deren naar de Christelijke School wou zenden
Daarom kreeg hij gedaan „Allang hebt ge het
geweten".
Wie helpt Klaas Mennik bij 't einde der week
aan een weekgeld, opdat hj ge vrij waard wordt
voor gebrek? Bovendien moet hij met „lMei
het huis verlaten".
We vragen liefdegaven voor deze week, ter
wijl er eene commissie zal gevormd worden om
hem verder een weinig te helpen, wijl hij zwak
naar het lichaam, een zaakje moet beginnen.
In de eerste dagen moet hij brood hebben voor
zich, en zijne vrouw en een zestal kinderen.
Wie zendt een gave aan ondergeteekende, opdat
hem die gelden kunnen overhandigd worden
Wacht niet tot de volgende week, maar zendt
s. v. p. deze week eene bijdrage, opdat 'n trouwe
arbeider geen gebrek behoeft te lijden.
Uwe gave, Christenouders, die van den Heere
gezegend zijt, tegemoet ziende, waarvoor we u
onzen dank bij voorbaat brengen.
Bergentheim. C. DIEMER,
Geref. pred.
Onze Courant, ons anti-revolutionair blad
voor Overijsel, dus ook voor Bergentheim,
voegt aan dit schrijven van Ds. Diemer
nog toe
„Zoo moest er dan tooh éen slachtoffer
zijn"
rust. Maar Agnes slaapt niet. Zy werpt
zich om en om op haar leger en strijdt een
wanhopigen strijd. Daar gaat hare deur
open en een witte verschijning treedt bin
nen, begeeft zich behoedzaam naar haar
ledikant en knielt daarvoor neder.
„Agnes", fluistert het, „Agnes, slaapt gy
reeds. O, ik kan het Diet laten u nogmaals
op te zoeken. Wel hebt gij my van u ge-
stooten en weggezondenmaar ik laat u
nog niet los. Gij staat aan den rand van een
afgrond en dreigt er voor eeuwig in te
storten. Kies heden, lieve Agnes. Kies
heden het leven voor den dood. Gy kunt u
tegen God niet verharden. Gy zult het toch
moeten opgeven. Wat baat u al's werelds
goed, wanneer gij de rust van uw geweten
daarbij inboet! Lieve Agnes, denk aan uwe
mama. Lieve Agnes, bid, bid tot den
Almachtige, dat Hy u kracht geve om alles
op te geven".
Agnes keerde zich om.
„Zyt gy het, Victorine?"
„Ja, ik ben het, Agnes I"
„Welnu ga dan heen en leg u ter ruste.
Ik zelf zal de zorg voor mijne eigene ziels
rust op my nemen. Ik zal den afgrond wel
ontspringen."
„Dus gij zendt mij weer van u?"
„Victorine, laat mij ten minste in myne
slaapkamer met rust."
Victorine ging. Dit was de laatste waar
schuwing. Toen de morgenstond aanbrak,
had Victorine geen oog dicht gedaan, maar
ook Agnes niet. Zy zag bleek, holoogig en
vermoeid.
By de eerste stralen der zon stond reeds
bet ry tuig aan het station. Het had Agnes i
Na 28 dienstjaren wordt de man gewoon
op straat gezet! Nu zelfs geen opgave
van redenen
Niet, is 't wel omdat hij zijn kinderen
naar de ehr. school zendt Neen
thans om „onbekende redenen." Die hij
„zelf wel weet". Natuurlijk wie 'n hond
wil slaan, kan wel 'n stok vinden
We twijfelen er niet aan, of de heer
V. d. Sanden zal wel een voorwendsel
hebben, waarom die man achtentwintig
jaar bij de „Er\ en" in dienst nu plot
seling gesjeesd moet worden 1
Christen-broedersWat zal op deze
nieuwe daad vantyrannieuwantwoordzijn?
Zal uw verontwaardiging zieh ander
maal richten lot dezen harden rentmeester
of tot de „Erven Van Roijen", die nü tooh
wel zullen zijn op de hoogte der zaak
Neen. Gij zult thans een edele wraak
nemen. Mennink is uit zijn werk gestooten,
maar zijn brood is in de hand des Heeren.
Dient gij dan den Heere van uwe goederen
In bergentheim zelf zal men bem niet
loslaten. Een woning wordt voor hem
ingeruimd en als hij daar'n winkelzaakje
begonnen is, zullen de BergenfheimeTS
zijn deur niet voorbijgaan
Maar de man moet eerst in 't z&al
geholpen. Zit hij eenmaal, dan rijdt hij
wel voort.
En in de eerste weken moet hij zyn
dagelijksohe nooddruft hebben. Voor een
en ander is een sommetje noodig, nog niet
dadelijk te bepalen, maar ook niet zoo
heel klein.
Welnu dan vele handen maken licht
werk l Bedenkt alleen, dat hier snel gehan
deld moet worden I
Zend uwe gaven, maar dadelijk!
Opdat eer we acht dagen verder zijn, een
danklied rijze uit de velden van Bergent
heim tot den Heere, die met de beproeving
ook de uitkomst geeft
Wie van de broeders gaat in stad en
dorp even bij vrienden en kennissen rond
Ook onze redactie belast zioh gaarne
met ontvangst en overmaken van giften,
'tzij groot, 't zij klein. Zoo er ook vrij
zinnige menschen onder onze lezers zijn,
dan doen wij vooral een beroep op hen,
dat zij dooreen bijdrage protesteeren tegen
dit stuitend bedrijf van hun geestverwant.
en haar kamenier gebraeht. Beiden waren
gehuld in mantels en voiles en niemand in
huis hadden zy gewekt. Zoo waren ze weg
gevlucht. Mina begreep niet wat dit be
duidde, maar zy waagde het niet ophelde
ring te vragen. Agnes zou die bovendien
ook niet gegeven hebben. Zy sprak niet
een woord, maar haar hart klopte bijna
hoorbaar. Zy jaagde naar het doel, dat zij
wilde bereiken De spookkamer en in die
kamer het noodlottig document.
Op Waldstein aangekomen vond zy alles
in rep en roer. Daar werd schoonmaak
gehouden, en het was nog zoo vroeg op den
dag.
Mejuffrouw Eva kwam verschrikt aan-
loopen.
Hó I gravin, welke is de reden, dat wy
zoo vroeg de eer van uw bezoek krygen
En het geheele huis ligt overhoop".
„Stel u gerust, juffrouw Eva; ik blyf
maar kort. Weet ge wat? Laat maar een
flink vuur aanmaken in de sombere kamer
van den ouden graaf".
„Zooals gij het gebiedt, gravin".
Mejuffrouw Eva schudde het hoofd, zooals
zij altyd deed, wanneer zij 't met zich zelve
niet eens was.Wat stak er achter dit bezoek?
„Wil uwe hoogheid koffie of thee ge
bruiken
„De gravin heeft nog niets gebruikt",
zeide de kamenier.
„Ik heb geene behoefte aan iets ter
wereld, lieve menschen, alleen aan vuur.
Laat een goed vuur aanmaken in de sombere
kamer, ik zal intusschen naar boven gaan.
Geef mij de sleutels.
Wordt vervolgd^