NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 126. 1907,
Woensdag 27 Februari
21e Jaargang
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
WOLFAARTSDIJK.
1). VLEUGEL.
Helden vsn onzen ïüd.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S.
DE JONGE-VERWEST, te Goes
FEUILLETON.
Henry Wadsworth Longfellow.
Sprokkelingen uit de historie.
F. P. D'HUU, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25.
Enkele nummers0,026.
UITGAVE DER FIRMA
SN VAN
Voor de stemming voor een lid van
den gemeenteraad op Vrijdag 8 Maart
a. a. steunen wij de candidatuur der
antirev. kiesvereenigicg van dhr.
Met spanning en ontroering hebben on
getwijfeld onze lezers de beschrij ving van
de scheepsramp die Donderdag in den
vroegen morgen 'aan den Hoek van Holland
plaats had, gevolgd.
Het ontzettende oogenblik dat het ach
terschip met zijn bemanning wegzonk werd
gevolgd door lange en bange uren, door
achttien uren voor sommigen op het voor
schip samengepakt, op een schip dat een
wrak geworden was en geen beschutting
en bescherming meer aanbood, blootge
steld aan al de verschrikkingen van een
stormzee, zoo woest als ooit, en van koude
sneeuwjacht, met den dood voor oogen.
Daar, op dat wrak, vastzittende op den
steenen dam, zoo nabij dat men menschen
zien kon, hun roepen hooren en hun wuiven
begrijpen kon. baden en smeekten men
schen in doodsnood.
Toen is het gebeurd dat tot driemalen
toe de reddingsboot uitging, om, niet ach
tende op eigen leven, zoo mogelijk het
leven van anderen te redden. Eu de derde
maal, gevolgd door andere hulp vaardigen,
kon een der manschappen van de reddings
boot, tot den halB in het kille water, ver
blind door sneeuwjacht den dam bereiken,
nu eens loopende en dan weer zwemmende.
Hij verbond hel wrak door een lijn aan
den, door storm en sneeuwjacht onher-
bergzamen oever, spoedig sprongen zeven
mannen hem na, en nu vormde dit aehttal,
elkander steunende een levende keten die
stand houden kon tegen het bruisen van
de zee en het brieschen van den storm.
Als leeuwen hebben deze mannen ge
vochten, gedurende anderhalf etmaal, en
zij hebben de voldoening gehad vijftien
menschen van een wissen dood te mogen
redden, op een plaats waar niet minder
dan 129 hun levenseinde hebben gevonden.
Zeker, niemand kent zijn eigen kracht
in zulke ontzettende uren. Omstandigheden
vormen den held. De mannen aan den
Hoek stonden voor geen onbekende taak,
ze zijn den strijd tegen de zee gewoon.
En toch meer dan gewone waardeering,
bewondering en dankbaarheid volgt deze
mannen, na hun heldhaftig pogen., Geest
drift ontvonkt bij het lezen van het roerend
(Vervolg en slot).
Hoe komt ook in 's dichters natuurbe
schouwingen enbeschrij vingen demachtige
bekoring van de schoonheid van eigen land
ten volle uit. "Wie zjjn ^Evangeline" kent,
vraagt geen nader bewijs. Hoe rijk gestof
feerd is bet landschap van Acadia,, hoe
^afgezonderd ligt daar het dorp Grand-pré,
:hoe rustig liggen de vele landhoeven in den
•omtrek.
Het i» al natuur, met al haar eenvoud, in
■al haar pracht. Zoo ook de beschrijving
van Amerikas reuzenrivier de Missisippi
met hare zilveren zandbaren, zich verlie
zend bij de kust in een „maze of sluggish
and devious waters", een doolhof van trage,
sluimerende, troebele wateren. Voor de
natuur moet de kunst onderdoen. „Art is
the child of nature", zegt Longfellow. De
natuur de moeder, de kunst haar dochter.
Maar dan toch haar liefste dochteruit
haar gelaat spreken de trekken de moeder
eigenin houding en gebaar verloochent
zij. hare afkomst nimmer; in haar weer
spiegelt zich „all the majestic Jovelings"
van die moeder.
Geen wpnder dat voor Longfellow hy
verhaal van deze ramp, als zeker zelden
op onze kust voorviel, voor de mannen
die zich helden betoonden in den strijd
tegen de krachtigste der elementen, water
en wind.
Voor zoovelen onbekend of vergeten
rijst daar op eenmaal voor ODzen ver
baasden blik een heldenschaar uit onze
kustbewoners en landgen loten op voor
wier bezit we trotsch zijn, en voor wier
behoud we God danken en bidden tevens.
Het was goed gezien, teer gevoeld zelfs
van de menigte die Zaterdagavond over
het Koninklijk Paleis in Den Haag
samenkwam, om te midden van zooveel
rouw en ellende als de laatste dagen
doorleefd was, geen ovatie met vlaggeD-
tooi en licht te brengen aan den Prins
die onverplicht was gegaan ter plaatse
van de ramp en onverschrokken zich had
aangesloten bij de redders.
Hij de Mecklenburgsehe Prins, ver van
de zee geboren en opgevoed, waagde zich
als zij het schrikkelijkst zich vertoont en
helpt als allen waar hij helpen kan.
Ook dit is de daad van een held en we
stemmen in den geest in met den spon-
tanen jubel die hem Zaterdagavond opriep
naar buiteD.
Slechts weinige waren zijne woordeD,
zoo geheel passende bij den ernst van het
oogenblik.
Zoo menig frappant feit uit onze ge
schiedenis stemt ons tot dankbaarheid en
erkenning, laat ons niet ondankbaar zijn
en het oog sluiten voor een frappant feit
als dit.
Straks noemt men De Ruyter als de
admiraal, de vlootvoogd, de schrik van den
oceaan, als zeeheld, als waterleeuw en hoe
al meer.
't Is best, maar vergeten we niet dat niet
alleen in dagen van krijg, maar ook in
dagen des vredes helden te voorschijn
treden, en dat de overwinning met kanon
nen en oorlogsschepen, hoe roemrijk en
gerechtvaardigd ze ook zijn moge, toch
altijd verwoesting brengt, terwijl we de
helden in den vredestijd dankbaar mogen
gedenken als medearbeidende tot behoud.
De scheepsramp aan den Hoek van Hol
land, zoo aangrijpend en zoo aller attentie
trekkend, heeft ons ook te zeggen dat we
vorige dagen niet uitnemender zouden
achten dan deze, want dat zulks niet van
wijsheid getuigen zou.
XXVIII.
Of er dan geen deernis was met de
ongelukkigen In Frankrijk niet, enkele
de grootste kunstenaar is, die de natuur
volgt.
De dichter heeft er naar gestreefd, dien
aangegeven maatstaf eerst zich zeiven aan
te leggen. In zijn balladen en verhalen,
in zijn natuurtafeleeren en persoonsbe
schrijvingen, veelvuldig voorkomende in
zijn„Evangeline", overal vindt menheteen-
voudige, het ongekunstelde, (iet ware der
natuur.
Ook vindt men om nog een andere
trek te noemen overal in Longfellow's
gedichten, een soort weemoed, een zekere
droefheid, een gevolg wellicht van den
somberen ernst, waartoe treurige levens
omstandigheden hem brachten.
Toen hij door het afsterven van zijn
dochtertje, de trots des vaders, onder leed
en droefheid gebukt, daar heneDging,
diehtte hij het sehoone lied, dat onder
den titel van „Berusting" door Ten Kate
by het lezend publiek is ingeleid.
Een enkel couplet volgt hier.
Eerst klaagt de zanger zijn leed uit.
Geen kudde, zoo zingt hij,
«Geen kudde, die niet ééns, spijt alle
[herderstrouwe,
Een ooilam sterven ziet
Geen hoekje van den haard, waar niet
[een dag van rouwe,
Een zetel lecjig Het,"
Roomsehen uitgesloten, die een zeer
loffelijk voorbeeld gaven van naastenliefde,
maar in het buitenland wel.
Groote sympathie was daar voor de
verdrukte Fransche Calvinisten. Vooral
in Brandenburg waar zij in Frederik
"Wilhelm den grooten Keurvorst, een be
schermer en schutspatroon vonden, die
hen door milde bijdragen en aanbevelingen
aan andere vorsten steunde en hen uit-
noodigde, om zich in zijne staten te
komen vestigen.
Zijn gezant aan het Fransche hof, de
geleerde diplomaat Van Spanheim, deed
op aandrang des keurvorsten al het mo
gelijke, dat vele Hugenooten de gelegen
heid te verschaffen, om uit Frankrijk weg
te komen.
Nog aan het einde zijns levens, toen
zijne nabestaanden weenecd stonden rond
zijne stervenssponde, beval de vorst, die
vroeger zijn tafelzilver had willen ver-
koopen, ten behoeve der verdrukten, hunne
belangen aan zijne familie en verwanten
ten zeerste aan. Ook Zwitserland, Dene
marken wat een verschil wat dezen staat
betreft toen of de houding tegenover de
Engelsche vluchtelingen ender Maria
Tudor niet het minst Engeland en de
Nederlanden boden hulp. Kortom, het ge-
heele beschaafdeEuropa,voorzoover daar 't
protestantisme heerschte, protesteerde door
daden van barmhartigheid tegen het ruw
geweld en de barbaarsche wreedheden
van den Franschen Koning. In ons vader
land was de geestdrift voor de arme Huge
nooten groot, inzamelingen van liefdegaven,
vast- en bededagen, uitnoodigingen om
overtekomen, het beloven van voorrechten,
ziedaar eenige vormeD, waaronder de liefde
tot, de ingenomenheid met de verdrukte
Calvinisten zioh uitte.
In ons gewest hadden de Staten, luis
terend naar de algemeene stem van ver
ontwaardiging over de handelwijze van
Lodewijk XIV, zieh Diet ontzien, een
aantal roomsehen een soort van wraak
neming alzoo de provincie te doen
ruimen. Natuurlijk zeer tot nadeel van
Zeeland, want toen men later, wijzer ge
worden, den maatregel betreurde, was het
te laat. De aldus verdrevenen hadden zioh
in Rotterdam gevestigd, en hadden vol
strekt geen zin om weer op te breken en
naar hun vorige woonplaats te vertrekken.
Beter was, wat eenige dagen na het
intrekken van het edict van Nantes door
den raad van Middelburg werd iu het werk
gesteld om de emigranten in Zèelands
hoofdstad een veilig en gemakkelijk on
derkomen te verschaffen.
Den 24sten October 1685 besloot de raad
«De lucht herhaalt alom de rauwe
[jammerkreten,
Van ouders om hun kroost.
Nog wandelt Rachels schim, de vlechten
[losgereten,
En weigert alle troost.
Doch de dichter wil geduldig zijn,
christelijk geduldig.
Laat ons geduldig zijnAl grijnst de
[smart u tegen,
Gij weet van Wien zij komt:
Hoe menigmaal is niet een goddelijke zegen
In 't zwarte krip vermomd
Voor 's dichters bewustzijn is geen
dood, slechts een overgang.
„Stervensweëenzijnweëen der geboort."
Daarom
«Ze is niet vergaan ons kind !- ze is
[opgegaan, ontboden
Tot grootscher werkzaamheid
In de oefenschool daar ginds heeft ze ons
[niet meer van noode,
Daar Jezus zelf haar leidt"
«Daar, veiliger bewaard dan binnen
[kloosterwanden,
Door En glenwacht omzweefd,
Verzocht meer noch beproefd, bevrijd
[van alle banden,
Daar is uw doode, en leeft".
Zooals men bemerkt, straalt door alle
droefheid heen, de lichtstraal der hoop. j
Ook in het welbekende vers van den i
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
insaauBi
maken, dat aan alle Gereformeerden, die
„om door de couranten te laten bekend
ter zake van de religie zieh aldaar metter
woon zouden komen neerzetten, verleend
zou worden vrijdom om in alle gilden te
mogen komen, zonder iets te betalen en dat
zij ook vry zouden zijn van alle stedelijke
lasten voor den tijd van tien jaren, terwijl
burgemeesteren verzocht en gemachtigd
werden, dit besluit naar voorkomen, ten
uitvoer te leggen".
Ingevolge deze resolutie werd aangelegd
een Poortersboek der vluchtelingen, waar
uit blijkt, dat er van 1685 tot 1693, dus
ongeveer in acht jaren tijds 562 refugié's
zich binnen Middelburg gevestigd hebben.
Z\j kregen volgens raadsbesluit vrijdom
van burgerrecht, tocht en wacht, van in-
koomgeld in alle gilden zonder proef te
doen, van wqnacoyns, van bieraccijns,
van turf, hout en kolen, van unie- en
excuegeld en van begrafeniskosten voor
tien jaren". Voorts deed ook de eerste
edele een goed werk. Hij stelde in de
Staten voor, om de gevluchte Fransche
predikanten geldelijk te steunen. De Sta
ten namen het voorstel aan en voteerden
een bedrag van vierduizend gulden. Elk
gehuwd predikant zou een bijdrage ont
vangen van 400 gld en. elk ongehuwd
predikant eene bijdrage van 300 gld.
Daarenboven zou iedere stad, waar een
Fransch predikant geplaatst werd om
dienst te doen, een tegemoetkoming geveü
van 200 gulden. Den 8sten Maart d. a. v.
werden een twaaltal leeraars uit Frankrijk
gevlucht, in onze provincie ingedeeld.
Drie kwamen er te Middelburg en ook
drie te Vlis.-ingen, twee te Vere en twee
te Zierikzee, één te Goes en één te Tholen.1)
üok werd besloten (20 Febr. 1686) een
collecte te houden in de geheele provincie,
ten behoeve van de Fransche uitgeweke
nen, die zich in de provincie hadden neder
gezet. Zelfs zou men onderstand verstrek-
keu aan uit Frankrijk gevluchte officieren,
die aan de provincie werden toebedeeld,
mits zij hun geld hier in de provincie
zouden komen verteren.
Later 20 April 1688 werd boven het
gewone aantal, nog een predikant te Zierikzee
aangesteld. Ook één te Vlissingen en een te
Vere. Zij zouden geregeld dienst moeten doen,
en bij het overlijden der dienstdoende predi
kanten, zouden de opengevallen plaatsen door
Fransche predikanten worden vervuld.
26 Februari 1907.
Het portret van jhr. mr. A. F.de Savornin
Lohman is er. Prachtig gelijkend. Keurig
afgewerkt. Voor Walcheren berust de
maaier, die maait voor het graf, wiens
sikkel blinkt tusschen de voren, is bij al
het weemoedige, die lichts raai der hoop
aanwezig.
Snijdt hjj, behalve de graanhalmen, ook
zoo menig lief bloempje onder het koren
niet enkel het goede, ook het sehoone
met een traan in 't oog, hij volbrengt het
bevel zijns meesters, om n.l. voor den
hemelschen lusthof omhoog een lieflijken
ruiker te vergaren.
De Heer, zoo sprak hij fluisterend zacht,
De Heer heeft die bloemen begeerd,
Omdat zij op aard zijn ontsproten
Op aard, waar Hij zelf als kind heeft verkeerd,
En kinderen aan 't harte gesloten 1
Zij worden verplant waar geen onweer zeschaadt,
Geen worm aan heur wort'len kan knagen
Gods heiligen zullen in 't sneeuwwit gewaad
Die hemelsche bloemekens dragen
En nu geeft ze de moeder.
Daar gal nu de Moeder, getroost in den Heer,
Heur dierbaarste bloemen hem mede
„Ge ontlookt voor Gods Engelen, daar zie ik u
[weer
Zoo sprak ze„wel, gaat dan in vrede
En de moraal van den dichter ligt voor
de hand. Op de vraag: „Was die maaier
niet wreed dien dag antwoordt hij,
stellig genoeg:
Neen zekerI niet wreed was de Maaier
[dien dag,
alleenverkoop bij dhr. Feij te Middelburg
voor Zuid-Beveland bq dhr. Hopster te
Goes. Doch volgens de advertentie in ons
no. van gisteren, waarnaar wij den lezer
verwijzen, is 't portret hjj alle boekhan
delaas te bekomen. Men make van deze
gelegenheid gebruik om voor ons zelf en
voor onze kinderen de heugenis te be
waren van dezen staatsman, die evenals
dr. Kuypar, zijn leven gewijd heeft aan
de belangen van het Nederlandsche volk
in 't algemeen en die van ons christen
volk in 't bjjzonder. Een waardig pendant
van 't portret van dr. Kuyper. Die twee
behooren en blijven bij eikander, zij bet
ook als hoofden van twee verschillende
partijen. Eén in de hoofdzaak, en een in
streven, wenschen wij deze twee oud
ministers, ook door 't bezit van hun beel
tenis, te eeren.
De eedsqaaestie zal wel altoos een lastig
vraagstuk olijven in de praetijk. Niet het
minst de getuigeneed. Telkens doen er
zich gevallen voor van eedsweigeiing.
Onlangs met den Heerenveensehen predi
kant Sevenster, pas geleden ook in onze
orngev ing met een Darbist. Beiden weiger
den uit overtuiging den eed, doeh legden
dien later af, de dominee op raad van
vrienden. Waardoor hij er toe kwam om
den eed te weigeren, verklaart hij aldus.
Toen hem n.l. door menschen en in naam
van eene mensehelijke wet gevraagd werd
Gods naam aan te roepen alvorens ge
tuigenis af te leggen, kwam de gedachte,
tevens vraag bij hem op, of iemand het
recht had te meenen, dat hij zonder die
aanroeping de waarheid niet zou zeggen.
Hij meende die vraag ontkennend te
moeten beantwoorden. En toen anderen
hem daarover nader inlichtten en hem
zeiden dat de eedsaflegging hoofdzakelijk
geschiedde met het oog op mensehen, voor
wie zulk een aanroeping van Gods naam
wel noodig was, om hen er toe te brengen
de waarheid te zeggen, kreeg hij den
indruk, dat dan voor hem die eedsformule
een zinledig iets zou zijn, waarvoor bij
Gods naatn niet mocht gebruiken. En de
dominee weigerde den eed.
Maar zie een gesprek met zijne vrien
den bracht hem er toe, zoo verklaart ds.
Sevenster verder, om later den eed toch
maar te doen.
Want dit vriendengesprek deed hem
inzien, dat hij door zijn eerste bedenking
toegegeven had aan een hoogmoedige
dwaling en dat de rechter zoowel van
hem als van ieder ander die opzettelijke
aanroeping mocht verlangen. Daarmede
Hij kwam als een broeder der Engelen,
Die d'aarde bezocht om met vriend'lijken lach,
Een krans voor den hemel te streng'len.
Zulke juweeltjes zijn er meer in den
bundel dien LoDgfellow ons heeft nage
laten. Wie kent niet, om enkele titels in
hollandseh gewaad te noemen, zijn Psalm
des levens, zijn Excelsior, zijn Engelen
voetstappen, zijn Berustinghet lied, dat
we reeds boven noemden Alle zijn de
kennismaking overwaard. Trouwenkis dit
het geval met het meerendeel zijner ge
dichten, niet minder met zijn proza, waario
de dichter-causeur veel verhaalt. Long
fellow hield veel van reizen en wie verte
reizen doet, die kan veel verhalen. Zijn
laattte en verste reis heeft hij reeds afge
legd. De diehter rust nu in het stof des
doods.
Toen Longfellow eenmaal de grootsche
St. Sebaldskerk in Neurenberg aan
schouwde, leefde zijn geest in de middel
eeuwen terug, en daoht hij aan Albrecht
Diirer, den Evangelist der kunst, die daar
leefde en werkte. Voor den diohter was
Diirer niet gestorven, slechts naar een
ander land getogen, want de ware kunste
naar sterft nimmer. Emigravit ware daarom
een passend grafschrift. Niet gestorven
slechts heengegaan. Moge ook ditzelfde
gezegd kunnen worden van Longfellow als
christen.