NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 120. 1907. Woensdag 20 Februari 21e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH tegen"den vaccinedwang" VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST. te Goes F. P. D'HUU, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN rütTILLETOlT. Snippers uit de oude doos. S C A L D 1 S. Strenge winters in Zeeland. Kectitszaken. UIT DE PROVINCIE. 1EDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25, Enkele nummers 0,02'. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. IJK. Goes, ook voor Kloetinge, Kattendijke, 's-Heer Hendrikskinderen en Wissekerke 11, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 20, 21, 22 en 28 Maart. De Bond tegen den Yaceinedwang is aan 't werk getogen met een concept adres aan H. M. de Koningin om een eind te maken aan den vaccinedwang. Voor hen die 't adres van ds. Kersten hebben ge steund, zal wel geen aansporing noodig zijii om ook dat adres van den Bond te steunen. De zaak heeft nu lang genoeg geslapen. Onder het vorig kabinet werd zij aan de orde gesteld, doch zij geraakte, tenge volge van een voorstel-Lohman om een grondig onderzoek uit te lokken, op de lange baan. Men fluistert van tegenstand onder de leden der Rechterzijde. Wy weten daar niets van. Maar onze roeping is net zoolang aanhouden bij H. M. de Koningin tot dien armen die uit gemoedsbezwaar hunne kinderen niet op de school kunnen doen en geen kapitaal bezitten om hunne kinderen huisonderwijs te doen genieten, recht is geschied, en de school toeganke lijk gemaakt worde ook voor niet-gevac- oineerde kinderen. Voorshands zouden wij met een dergelijke concessie in zake de chr. school genoegen kunnen nemen. Maar er zijn ook niet geloovigen tegen den Vaccinedwang die behooren ook te wor den geholpen. Doch laten wij eerst het adres eens lezer. Het luidt: Aan Hare Majesteit de Koningin. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen het Bestuur van den Bond tegen Vaccinedwang (Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit d.d. 19 October 1883, Staatsblad no. 32(; dat in Februari 1902 adressmt zich veroor loofde Uwe Majesteit een adres aan te bieden, waarbij op de daarin ontwikkelde gronden eer biedig werd verzocht, dat het Uwe Majesteit mocht behagen zoodanige maatregelen te ne men, dat voortaan aan oningeënte kinderen niet langer de toegang tot de openbare en bijzondere scholen zou worden ontzegd, van welk adres hij zich eerbiedig veroorlooft een afschrift hierbij te voegen dat de aanvankelijk gewekte boop, dat aan de 179 DOOB I. Hebben wij, in dezen langdurigen, of schoon niet altijd even strengen winter, herhaaldelijk in de nieuwsbladen kunnen lezen, op welke ruwe wijze, ook in vroeger tijden de gevreesde winterkoning kon regeeren, dan was dit echter voor ons Zeeuwen minder belangrijk, wijl het ver melden er van veelal andere, ons minder bekende en verwijderde streken betrof. Reden waarom wij nu eenige voorbeel den van barre winters uit de Historie willen aanhalen, meer betrekking heb bende op ons eigen gewest. Ofschoon ook wel andere geschied schrijvers er gewag van maken, hebben wij het vooral aan onzen ouden Reigers berg, zelf een Zeeuw, te danken, dat wij, zelfs vanaf de 6e eeuw, berichten ont vangen hebben van allerlei weerkundige bijzonderheden en vooral ten opzichte Zeeland. Om ons zeiven echter nu meer le be palen bij de strenge winters van weleer, vinden wij geboekt, met voorbijgang van de beruchte winters in 558, 605, 670 en 763, dat in het jaar 824 de winter zich reeds in Oct. deed gevoelen, en de vorst van 20 Oct. tot 5 Mei, onder afwisseling van zwaren sneeuwval voortduurde, zoodat de scheepvaart ruim een halfjaar gestremd was, op den 6 Mei begon het evenwel bezwaren van adressant zou worden tegemoet gekomen, weder is verdwenen, nu den 2ost«.n September 1905 het in Maart I903 aanhangig gemaakte Wetsontwerp tot nadere wijziging en aanvulling der Wet van 4 Decemb. 1872(Staats blad no. 134), tot voorziening tegen besmette lijke ziekten werd ingetrokken dat adressant zich daarom gedrongen ziet opnieuw zich tot Uwe Majesteit te wenden, en dit te meer, daar niet alleen de vroeger door hem ontwikkelde bezwaren niets van hun kracht hebben verloren, maar ook uit het vei slag, door de Commissie van Voorbereiding uit de Tweede Kamer den 8stenjuli 1905 over 't evengemelde Wetsontwerp uitgebracht, opnieuw is gebleken, hoe zwak, ja geheel onhoudbaar de gronden zijn, waarop door de voorstanders van den dwang de rechtmatigheid van het bepaalde bij artikel 17 der Wet van 4 December 1872 (Staatsblad no. 134) wordt staande gehouden; dat toch uit dat verslag blijkt dat omtrent het nut der inenting zeer groot versshil van gevoelen bestaat, en dat, terwijl eenerzijds, voornamelijk op grond van statistieke gegevens, datnutboven allen twijfel wordt gesteld, anderzijds eveneens op grond der strtistiek, wordtstaande gehouden, dat die nuttigheid denkbeeldig is, en de ver mindering der pokziekte niet aan de inenting, maar aan andere oorzaken met name betere hygiënische toestanden en het afzonderen der poklijders moet worden toegeschreven dat evenzeer uit dat verslag blijkt dat onder de voorstanders der inenting groot verschil van meening bestaat omtrent de gewichiige vraag, gedurende hoelang de voorbehoedende kracht der vaccinatie zich doet gelden, in die mate zelfs, dat, terwijl naar de meening van sommigen daarvoor een tijdperk van 12 jaar mag wor den aangenomen, anderen dit slechts op 12 maanden stellen dat voorts uit dat verslag allerminst blijkt, dat ongevaccineerde personen gevaar opleveren voor de ingeënte dat eindelijk ook uit dat verslag weder is gebleken, dat de vaccinatie somtijds zeer scha delijke, ja doodelijke gevolgen heeft gehad, en dus geenszins ongevaarlijk kan worden ge noemd, ook al werd altijd de grootste voorzich tigheid daarbij in acht genomen en de grootst mogelijke voorzorg gebruikt dat dan ook zeer onbillijk moet worden geacht de bepaling van artikel 17 der boven aange haalde Wet, aldus luidende„Onderwijzers, onderwijzeressen of leerlingen, die niet blijkens verklaring van een geneeskundige, met goed gevolg ot meer dan eens de inenting der koe pokken hebben ondergaan, of aan de natuur lijke kinderpokken (variolae) hebben geleden, worden in de scholen niet toegelaten" dat dwang tot vaccinatie naar de meening van sterk te dooien, en volgde een warme en vruchtbare zomer. Streng waren ook de winters van 860, 874 en 908. Ten jare 923 waren de Zeeuwsche stroomen dertien weken lang dicht gevroren. De winler van 994, toen alle binnenwateren van Oct. tot Mei met ijs bedekt waren, was even langdurig als die van 824, en werd mede door een hee- ten zomer vervangen. Berucht is ook de strenge winter van 1234 en niet minder die van 1296, toen men de Zeeuwsche stroomen met rijtuigen overtrok. Die van 1408 staat bij de his torieschrijvers als »de gxoote winter" ge boekt, terwijj in 1427 de strenge koude tot hef einde van Mei voortduurde. In 1433 was de koude wel niet uiter mate scherp, doch het aanmerkelijkste was, dat het veertig dagen na el kan der sneeuwde, waaruit groote nood ontstond. Zoo streng intussohen de winters waren van 1468, 1480, 1499 en 1503, toen op den 22 Jan. van laatstgenoemd jaar, de vorst zóó fel begon, dat men twee dagen later reeds over het ijs kon gaaD „tot in Sint-Joos- polder, ofte aen 't stelle over Arnemuyen'\ zoo zacht was daarentegen die van 1507, dat alle vruchtboomen in April reeds bloeiden. In 1511 duurde de vorst, welke reeds den 8 Nov. 1510 aanving tot 18 Febr. en alzoo ruim veertien weken. Men ging destijds van Arnemuiden naar Borsele over het ijs, ja zelfs met geladen wagens kwam men wel een maand lang, uit Ant werpen naar Goes. In 1517 zag het er met de vorst weinig vriendelijk uit, want zij begonvier daghen nae Sinte-Martensmisse ende duerde drie weeoken nae Sinte-Pauwelsdach in adressant alleen dan geoorloofd zou zijn, wan neer vooreerst bewezen werd, dat algemeene vaccinatie noodzakelijk was om de pokziekte te voorkomenten tweede vaststond, dat die kunstbewerking geen schadelijke gevolgen met zich kan brengen; terwijl ten derde nauwkeurig en juist moest zijn omschreven de stof waar mede, en de wijze waarop moet worden ingeënt, alsmede in welke gevallen de inenting als met goed gevolg te zijn geschied kon worden aan gemerkt dat, waar geen enkele dezer voorwaarden tot dusverre aanwezig is, algemeene verplichte vaccinatie niet kan of mag worden voorgeschre ven, gelijk dan ook niet geschiedt dat het allerminst aangaat, terwijl men de algemeene verplichte vaccinatie niet heeft durven bevelen en zelfs, door droevige ervaring geleerd, de miliciens in het leger heeft moeten vrijlaten zich al dan niet aan de inenting te onderwerpen, voor onderwijzers en leerlingen van de lagere scholen inenting verplicht te stellen dat het bovendien tegen alle recht en reden strijdt aan de kinderen, wier ouders overwegend bezwaar hebben hen te laten vaccineeren, herzij omdat zij bezwaar hebben tegen de vaccinatie in 't algemeen, hetzij omdat de gezondheidstoe stand dier kinderen ook volgens medisch advies de inenting niet toelaat, het bezoeken van de lagere school te verbieden en hen dus te straffen (en met welk een barbaaasche strafvoor iets dat hunne ouders in gemoede meenen te moeten nalaten redenen waarom adressant zich veroorlooft met den meesten eerbied andermaal Uwe Ma jesteit te naderen en Haar met alle bescheiden heid, maar tevens ook met ernst en aandrang te vepzoeken dat opnieuw een voorstel tot intrekking of wijziging van artikel 17 derWetvan4 December 1872 (Staatsblad no. 134) bij de Staten-Generaal moge worden aanhangig gemaakt, opdat ook aan niet-gevaccineerden de toegang tot de open bare en bijzondere scholen worde ontsloten. 'tWelk doende, enz. Van Uwe Majesteit de zeer gehoorzame dienaar en getrouwe onderdaan, Het Bestuur van den Bond tegen Vaccinedwang, L. LINDEBOOM, Voorzitter; H.J.P. P1ERSON, Secretaris; J.JANSEN, Penningmeester; J.H- DE WAAL MALEFIJT, J. P. SCHOUTEN, Mr. JOHs. JONKER. Dit adres nu hoopt de Bond tegen Vac- oinedwang weldra tot H. M. -te richten. Laten nu alle kerkeraden, particulieren, Louwe", (van 15 Nov. tot 15 Febr.) alzoo drie maanden, gedurende welken tijd men een verschijnsel zag, dat, hoezeer onge twijfeld vroeger meermalen plaats gehad, nu echter als iets ongewoons vermeld wordt, n.h: dat men van Goes over Wol- faartsdijk, en vandaar over de Zuidvliet naar Kortgene wandelde. Ook de winter van 1543 op '44 liet van zioh spreken, toen de Zeeuwsche stroomeD, gedurende vijf maanden, nauwelijks be vaarbaar waren. Over de veren in Zeeland reisde men toen ook weder te voet, zelfs, om de zeldzaamheid der zaak, hier en daar met muziekterwijl voor de destijds nieuwe haven van Middelburg verscheidene schepen vastgevroren zaten, onder anderen ticee uit Portugal, geladen met vijgen, welke lading over het ijs gelost, en zoo met wagens stadwaarts gebracht werd. Zoo was mede de ongemeen sterke vorst, welke in 1554, tien weken onafgebroken aanhield, een drukkende winter, wijl men doQr de gestremdegemeenschap,allerwegen in Zeeland gebrek had aan bier en drink water. Eindelijk, om van geen latere, in deze eeuw, zooals die' van 1570 en 1594 te ge wagen, had men ook "in 1564 een lang durigen winter, toen de vorst den 17 Deo. begon, en elf weken en drie dagen onaf gebroken aanhield. De koude was soherp en op den 18 Febr. kwam een geladen wagen over het ijs te Goes binnen. Ten jare 1622 nam de winter met den 8 Deo. een aanvang, en duurde tot den 18 Maart, omtrent veertien wekende veren wercleu niet alleen te voet, maar zelfs met paarden en sleden overtrokken en op dezen langen winter yolgde een sehoonen zomer, en die er mee instemmen, een zegeltje van 22V2 cent koopen en daarop het vol gende schrijven ter ondersteuning van 't adres. Aan H. M. de Koningin. Geeft (geven) eerbiedig te kennen dat '1 ZIJ met volle instemming heeft (hebben) kennis genomen van het adres door den Bond tegen Vaccinedwang aan Uwe Majesteit gericht dat kjl zich volkomen kan (kunnen) ver- zij eenigen met het daarin gedaan verzoek, dat het Uwe Majesteit behage opnieuw een voorstel tot intrekking of wijziging van artikel 17 der Wet van 4 December 1872 (Staatsblad no. 134) bij de Staten-Generaal aanhangig te maken, opdat ook aan niet-gevaccineerden de toegang tot de openbare en bijzondere scholen worde ontsloten redenen, waarom eerbiedig den wensch uitspreekt (uitspreken), dat Uwe Majesteit boven genoemd verzoek in gunstige overweging ge lieve te nemen. 't Welk doende enz. den i907. 1) In te vullennaam van Kerkeraad, ver- eeniging otondergeteekenden. Dit steuu-adres moet echter niet aan do Koningin g jstuurd worden maar aan ds. H. J. C. Pierson te Ressen bij Nij megen. Deze wil zich belasten met de in ontvangsteeming, en hoopt dan 1 April a. h<;t adres en al de op zegel geschreven bijvalbetuigingen aan H. M. de Koningin op te zenden. De Hooge Raad deed uitspraak op het revisie-verzoek van Ch. Ph. d. L expe diteur te Vlissingen, tot 2 jaar gevange nisstraf veroordeeld bij arrest van het ge rechtshof te 's-Gravenhage, d.d. 27 Juli 1893, wegens het plegen van ontuchtige handelingen meteen minderjarige beneden den leeftijd van 16 jaar. De Hooge Raad achtte een nader onderzoek noodig, alvo rens een beslissing te nemen en droeg dit op aan mr. Gratama, raadsheer in den Hoogen Raad, als raadsheer-commissaris. Niet ontvankelijk verklaard als zijnde In 1667 had men een strengen en daarbij zeer laten winter, want den 16 Maart begon het opnieuw te vriezen, en nu zêó hevig, dat men reeds vier dagen la'er met paard en slede over het ijs in de Schenge naar Z,-Beveland reed, waarop wel spoedig een sterke dooi volgde, maar het ijs was echter op 1 April nog gansoh niet opgeruimd. Ook in 1764 nam de vorst niet voor het begin van Februari een aanvang, maar al aanstonds zoo fel dat vele Zeeuwsche [stroomen geheel be vroren eerst met Paaschdag (25 Maart) begon het zeer langzaam te dooien, doch op 3 April zag men de schippers, op het ijs staande, nog hunne schepen teeren, en terwijl men den 4 April nog schaatsen reed, kon men drie dagen later, daar ter plaatse, de jongens zich reeds met zwem men zien vermaken. Vooral is ook de winter van 1863—'64 bekend, jvelke in November aanving en dertien weken voortdurende, eerst in Maart een einde nam. De Schelde was toen op vele plaatsen elf duim diep be vroren en allerwegen zag men daarop tenten opgeslagen, waarin evenals in winkels, van alles te koop was. In 1691 was de winter integendeel zoo buitengewoon zacht, dat men niet de minste behoelte aan vuur had. In 1709 begon de beruchte winter met den 5 Jan. en duurde ruim drie maanden. Het was toen kouder dan bet in eene eeuw geweest was en van Men had toen »Te Sint e-M a 11 h fj s (24 Febr.) zag men noch sneeuw, noch ijs. En in de maand Maart, reed men over het Scheld met slee en paard." gericht tegen een zuivere vrijspraak werd het cassatieberoep van den officier van justitie bij de rechtbank te Middelburg tegen de vrijspraak van N. G. wed.C.K. te Kattendijke, vervolgd wegens tappen zonder vergunning. Ambtshalve werd vernietigd naar het Hof te 's-Gravenhage een vonnis der recht bank te Middelburg, waarbij N. J. de F., bierhuishouder te VlissingeD, was veroor deeld tot geldboete wegens drankwetover- treding. Nog werd voor den Hoogen Raad ge pleit door mr. L. W. v. Gigb, advocaat te Amsterdam in de zaak van de gebroe ders O. J. en J. C. Bergs te Kruiningen, door het Gerechtshof te 's-Gravenhage veroordeeld wegens pogiog tot zware mi«- handeÜDg op de ambtenaren Moerdijk en v. Nieuwenhuijze bij de uitoefening hunner functies tot resp. 5 en 3 jaren gev.-straf. Conolusie van het O. M. 4 Maart. Middelburg. De centrale anti-rev. kies- vereeniging, district Middelburg, heeft oan- didaat voor de Prov. Staten gesteld den heer J. Maas, broeder van het overleden lid W. Maas. De candidaat mag zich, zooals bekend, dezen zomer niet opnieuw beschikbaar stellen. (Dit bericht staat in haast alle bladen, doch wij gelooven er niets vaD; immers dan had men 't ons ook wel meegedeeld. Red.) Middelburg. Voor de betrekking van secretaris-penningmeester van het bestuur der godshuizen alhier hebben zioh 71 sollicitanten aangemeld. Bij koninklijk besluit is de jaarwedde van den oommissaris van politie te Mid delburg met ingang van 1 April, vast gesteld op f2200. Vlissingen. Tot tijdelijk ambtenaar bij het nieuw archief alhier is benoemd de heer J. Hage, alhier. Tot assistent-verpleegster in het gast huis alhier is, uit 9 sollicitanten, benoemd mej. A. Metz. Benoemd tot adjunot-eommissaris der Vlissinger loodsende majoor-schrijver bij de marine J. Scheffer. De beperking vervoer over alle kunst- Vlissingen toog men te voet naar Hol land. Nog op den 4 Maart ging men een kwartier ver over het ijs in zee. De vogels vielen dood uit de lucht en ook verscheidene menschen bevroren. Men telde in dien winter 61 uiterst strenge vorstdagen, en niettegenstaande er ook veel sneeuw viel, waren de meeste veld gewassen gestorven, zoodat in den volgen den zomer 24 gulden voor een zak tarwe moest besteed worden. Had men in 1733 en 1738 barre winters, zij evenaarden intussohen op verre na niet den beruchtsten van 1740, welke zelfs dien van 1709 overtrof. In de eerste dagen van Januari al aanstonds met eene rijpende koude aangevangen, kenmerkte die winter zioh door 77 felle vorstdagen. Niet sleehts vissohen en vogelen, maar ook verscheidene menseben werden 't slachtoffer der strenge koude. Nu den 9 Maart bespeurde men geen vorst meer, maar de luobt bleef zeer koud, en het gure, barre weder hield aan tot deD 22 Mei, naardien de wind gedurende al dien tijd Noord was. Er was dan ook bijna geen gras in de weiden en noen verkocht een voer hooi voor 48 gulden, vooral voor die dagen een groote som. De vruchtboomen, eerst laat uitgesproten, leverden weinig of geen fruit op, en dan nog klein van stuk. Doordien de N. wind ook in Juli nog een geruimen tijd heerscbte, zag men in dien zomer zoo min slakken als spinnen. Eene groote duurte van de meest be- noodigde levensbehoeften was een treurig gevolg van dit bijzonder ongunstige jaar. (Slot volgt,J

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1907 | | pagina 1