NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND
No, 114 1907. Woêhsdag 13 Februari
21e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed S. I DE JONGE'VERWESÏ, te Goes
F. P. D'HUU, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
1EDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25.
Enkele nummers0,02'.
UITGAVE DER FIRMA
SN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
1.3 K j
Goes, ook voor Kloetinge, Kftttendijke, J
VHeer Hendrikskinderen en Wisse kerke
11, 12. 13, 14, 15, 16, 18, 19, 20, 21, 22
en 23 Maart.
Alle macht is van God verordineerd.
Alle maoht is van God. Gods stedehou
der een Gods dienares.
In deze tweeledigheid der betrekking,
in de tweeërlei richting, op- en neder
waarts, ligt de gansche theorie. Wij
moeten aan de over ons gestelde macht
gehoorzamen, oin des Heeren wilzij
moet gehoorzaam wezen aan God. «Zij
is Gods dienares, u ten goede", schrijft de
Apostel.
De oppermacht is een gave Gods, die
in Zijn dienst, tot nut van anderen, en
tot Zijn eer, moet worden besteed.
Maar zegt men, dit is met elke gave
Gods het geval. Stedehouder, dienstknecht
en rentmeester Gods te zijn, is de roeping
van iedereen in eigen kring.
De mensch in eiken stand, in elke be
trekking, heeft een talent ontvangen, ter
vrije besohikking; God zal hem ter ver
antwoording roepen over het gebruik.
De souverein draagt het beeld Gods op
aarde, gelijk de Vader bij het kind de
Reohter bij den beklaagdegelijk de eige
naar. van welke goederen ook (alle goe
deren zijn gaven en ieder eigendom is
geleend), in den naam en naar het gebod
des Heeren, wandelen moet in de goede
werken, die Hij voor ons bereid heeft.
Bet beginsel is voor allen hetzelfde, èn
in de rechten, die het verleent, èn in de
plichten, die het oplegt, èn in het richt
snoer, dat het aan de hand geeft.
Waarin ligt dan het vreemde en buiten
gewone, dat doorgaans, met overleg en
ophef, aan de Overheid toegekend wordt?
Deze tegenwerping is mij welkom.
Uit het eenvoudige komt bet onbetwist
bare van de zaak aan het licht.
Haar grondslag is te vaster, naarmate
zij, wel verre van vreemd of buitenge
woon te zijn, de natuurlijke toepassing
eener algemeene waarheid bevat.
Dit juist is een noodlottig misverstand
geweest, dat het geldelijke recht der Over
heid, door hen, die er zich baatzuchtig op
beriepen, als een buitengewoon recht en door
ben, die er zich wrevelig tegen verzetten,
als een hatelijk voorrecht beschouwd is.
Weg met die eigendunkelijke beperking
De waarheid, dat de schennis van het recht,
schennis der goddelijke wet is, geldt voor
niemand of voor allen.
Zij geeft vastheid aan het gansche sa
menstel der maatschappij.
De belofte„oorlog aan de paleizen en
vrede aan de hutten" is altijd een be
drieglijke klank.
De redeneering, die het vorstelijk paleis
sloopt, zal het kantoor van den handelaar
of het nederige dak van den landbewoner
of de schamele hut van den armoedigen
daglooner niet ontzien.
Het is dezelfde leer, welke den troon en
het erf van den minsten onderdaan be-
sohermt.
(Gr. v. PRINSTERER).
12 Februari 1907.
Het ministerie heeft gezamenlijk zijn
ontslag bij H. M. de Koningin ingediend.
K«n besluit dst wy hebben^ te eerbiedi
gen doch waar niemand blij mee zal zijn.
De schuldige is, al® men de liberale
bladen leest, de Eerste Kamer.
Doch weer anderen zien in Minister
Staal, en in hem alleen, de^oorzaak van het
ongeval. Het kabinet, dit is de algemeene
meening, had niet collectief behoeven af
ie 'reden. Zoo denken ook wij er over.
Men leze 't door ons overgenomen stukje
uit de Standaard, en kent tegelijk de opinie
ra" ons hoofdorgaan.
Maar wat na
Het woord is aan de Kroon.
En daarna aan hem die dit ministerie,
met zoo zwakken steun in de lenden,
't leven riep, of aan den anderen geest*
verwant die de erfenis van dit ministerie
onder benefice van inventaris zal willen
aanvaarden.
Het krijgsgeschreeuw en de Borge-
siaaosohe slimmigheden van 1905 hebben
zich al lang gewroken.
Deze oolleotieve ontslagneming zet er
't zegel op.
Belastingkiezers.
Meer dan eens is 't voorgekomen dat per
sonen, die in de belasting waren aange
slagen èn hun aanslag ook betaald hadden
toch niet op de kiezerslijst voorkwamen.
En dat niet door verzuim van de over
heid, maar volkomen terecht, door hun
eigen schuld.
Hoe dit kan?
Heel eenvoudig zoo, zij waren het vorig
jaar in eene andere gemeente woonachtig
geweest en daar aangeslagen en hadden
natuurlek ook daar betaald.
En nu meenden zij, dat de ontvanger van
het kantoor waar zij betaald hadden, wel
aan den burgemeester van hunne nieuwe
woonplaats bericht zou hebben gezonden,
dat zq op de nieuwe kiezerslijst moeten
worden geplaatst
Maarals er dan stemming kwam in
hunne nieuwe woonplaats, bleek het hun,
dat zij daar niet op de lijst stonden
En in hunne oude gemeente waren zij
wegens vertrek geschrapt.'
Zy waren dat jaar hun kiesrecht kwijt.
En terecht
Want de kieswet zegt uitdrukkelijk, dat
wie 't vorige jaar in eene andere gemeente
belasting heeft betaald, tusschen 1 en 15
Februari met het gekwiteerde biljet naar
't stadhuis of de gemeente-secretarie moet
gaan en zich daar als kiezer moet aangeven.
Anders komt by niet op de lijst.
Laat allen, die dus in het vorige jaar
elders belasting betaalden, hieraan denken.
Vóór 15 Februari aangeven of zij zyn
voor de periode van 15 Mei 1907 tot 15 Mei
1908 hun kiesrecht kwijt!
Aldus de Stichtsche Courant, waarbij wij
ons hartelijk aansluiten.
Let op vrienden. Nog slechts drie dagen,
en de poort gaat toe
De vrijzinnige partijen hebben een paar
stoute kinderen enfants terribles
die het er zoo maar uitflappen, en hun
geestverwanten in de dageD van het
verkiezings-apostolaat heel wat moeite
bezorgen om hen voor het publiek schoon
te wa«jchen.
Onder hen zijn mr. v. Houten en mr.
J. A. Levy.
Wat eerstgenoemde weer op het jubileum
van den Neo-Malthusiaanschen Bond ten
beste gaf, hebben wij dezer dagen mee
gedeeld.
En laatstgenoemde maakte het dezer
dagen niet veel beter bij zijn aanval op
mr. Fablus, in een tweetal artikelen over
de doodstraf in de Telegraaf.
Eén staaltje maar.
Prof. Fabius had in zijn boek „De Dood
straf" geschreven
»Van wien durft men de mogelijkheid van
genade, die tot bekeering leidt, loochenen,
tenzij dan voor dengene, die zondigde tegen
den Heiligen Geest?"
En hierop schrijft nu mr. Levy als
antwoord
»Ja zeker, vraag ook ik met klem, wie zou
dergelijk waagstuk durven bestaan Men kan
den hoogleeraar zich voorstellen, bij deze
woorden uitdagend in 't rond ziend, en zijn
auditorium, rillend van huivering, bij den aan
blik desgenen, die in arren moede in die mate
aan bedoelden »geest" zich vergreep.
Intusschen voor minder ingewijden is de
phrase wel kletterend, maar niet helder. In
hun belang zou iemand, die met zijn lecgen
tijd geen raad weet, een heilzaam werk doen
met dit allerbelangrijkst onderwerp eens wel
ter dege uit te .pluizen.
Wat toch kan meer raadzaam zijn dan met
genoemden »geest" op vriendschappelijken
voe' te blijven".
Om een partij naar hare beginselen te
leeren kennen, moet men bij hare beste
mannen ter sehole gaan.
Welnu, hetgeen mr. Ley hier onver
holen uitspreekt, is nog niet zoo erg
als dat van Viviani, doch in beginsel is
't hetzelfde.
En voor dergelijke uitspraken is het
liberalisme wel degelijk aansprakelijk.
Dreigt er een crisis
Nu de Eerste Kamer de begrooting van
Oorlog verwierp, spreekt men uit meer dan
één hoek van een crisis die dreigt.
Een enkele dringt zelfs aan op ontbinding
van de Eerste, neen,van de Tweede Kamer.
Nu, op zichzelf zou dit laatste voor ons
een lot uit de loterij zijn. Niets toch
wensoht men in de anti-revolutionaire
kringen vuriger, dan 1905 te mogen over
doen. Om nu eens in oorlogstermen te
spreken, we kunnen mobiliseeren la
minute. Te meer zou ons dit toelachen,
omdat dusver de ontbinding van de Tweede
Kamer zich steeds gekeerd heeft 'egen hem
die ze provoceerde. De oude Heemskerk
had er heugenis van, en Tak ging er voor
goed mee naar den kelder.
Maar hoe er ons de handen ook naar
zouden jeuken, men mag toch geen dwaas
heid voor zijn rekening nemen.
En hoe kan er dan van een crisis, zelfs
in den eersten graad, ook maar sprake zijn?
In het program van het Kabinet is een
plaats ingeruimd aan de inkrimping van
het blijvend gedeelte. Maar dit Kabinets
program zal toch zoo gek niet zyn, dat er in
staat„Inkrimping van het bly vend ge
deelte, zonder dat de Staten-6 ener aal in
staat zij er voor af over te oordeelen
Had de Eerste Kamer bij motie ver
klaard „In geen geval vermindering van
het blijvend gedeelte", ja dan ware het
Kabinetsprogram aangetast, en stond men
voor een orisis.
Maar zoo deed de Eerste Kamer niet. Ze
sprak alleen nit, dat ze zulk een vermin
dering niet goed kon keuren, zonder dat de
zaak behoorlijk was voorbereid, en zij er in
gekend was.
Niets meer, niets minder.
Wordt dus Minister Staal vervangen
door een ander Minister van Oorlog, die
aan het program van vermindering vast
houdt, maar de zaak een jaar uitstelt, en
inmiddels aan de Staten-Generaal gelegen
heid geeft om er haar oordeel over uit te
spreken, dan is alles in orde.
Dan blijft het Kabinet het Kabinet, en
zijn program zyn program, en de zaak
wordt behoorlijk voorbereid voor de Staten
Generaal gebrachten dan eerst zal er een
beslissing kunnen vallen, die zich tegen het
Kabinet en zijn program zou richten.
De beslissing,die nu viel, keert zich noch
tegen het Kabinet, noch tegen zijn program
maar alleen tegen de onvoorbereide en te
overhaaste uitvoering er van.
Er valt dus niet in te zien, waarom er
een crisis dreigen zou, tenzij het Kabinet
zelf er het byltje by wenseht neder te leg
gen, en het votum der Eerste Kamer als
échappatoire zou willen gebruiken.
Het is zoo, was de Eerste Kamer Mr. Van
Houten bijgevallen, dan was de crisis er,
want deze vrij-liberaal stelde zich vierkant
tegen het Kabice'sprogram over. Maar Mr.
Van Houten was ditmaal een vreemde eend
in de bijt. En het is volstrekt onbewijsbaar,
dat de 26 leden die stemden als hij, daarom
met h em instemden.
Eer het tegendeel. Standaard
In het Nieuws van den Dag wordt door
dr. v. Laar een waardeerend artikel ge
wijd aan dr. Bakhuis Roozebooin, om zijn
geleerdheid en om zijn geloof.
De schrijver zegt van hem dat de over
ledene bij al zijne vindingen op weten
schappelijk gebied, „bescheiden als altijd,
zichzelf óp den achtergrond (hield), alleen
aan Hem de Eere gevende, „uit Wien en
door Wien en tot Wien alle dingen zijn".
„Want Bakhuis Roozeboom was een door
en door godsdienstig, geloovig en vroom
man, die tegenover de positivistische en
materialistische wereldbeschouwing de
Christelijke in bescherming nam, en daar
mede geheel aan de zijde van zoovele
beroemde Engelsche geleerden wij
noemen slechts Maxwell stond. Er was
eenheid in zijn Leven, eenheid tusschen
dit Beginsel en zijn geheelen Levenswan
del. Een groot man is van ons heengegaan".
Deze qualificeering eert den schrijver
en ook den man dien hij beschreef. „Een
heid tusscheD het Beginsel en den geheelen
levenswandel", dat is het wat wij hebben
moeten. Mannen uit één stuk gelijk Bak
huis Roozeboom, stichten zoo onuitspre
kelijk veel goeds.
Ook de positieve verwijzing naar Hem,
„uit Wien en door Wien en tot Wien alle
dingen zijn" deed ons zoo aangenaam aan
na de lezing van een hoofdartikel in
hetzelfde no. van dat Nieuws van den Dag,
waarin „moeder natuur" als onze „schep
per" verheerlijkt en de mensch tot een
kind van die moeder verhoogd wordt.
Handelend over het „En toch" uit de
legende van Gallileï zegt de schrijver
„Niemend minder dan zijn eigene moeder,
de natuur, heeft (den mensch) geleerd het
te zeggen".
En iets verder, gewagend van den plan
tengroei die de wildernis ombloeit, zegt
hij: „Ook hier spreekt, moed er natuur haar
„en toch", misschien onbewust, maar de
mensch, de kroon harer schepping, zegt het
haar bewust na".
Wel mag hei bevreemden dat twee zoo
tegengestelde beschouwingen in eenzelfde
blad op eenzelfde (redact.ioneele) plaats
voorkomen doch dit schijnt aan neutrale
bladen eigen te zijn.
De waaideering van onzen zoo vroeg
ontslapen geestverwant prof. Bakhuis
Roozeboom lazen wij in ieder geval met
genoegen.
Een klein verschijnsel in den socialen
strijd trekt en verdient ook onze aandacht.
Vooreerst herinneren we er aan dat de
diamantwerkers in Amsterdam de sterkste
vakvereeniging vormen en in de tweede
plaats dat niet alleen den diamantwerkers-
bond, maar in alle vakvereenigingen die
den socialistisehen kant uitgaan de laatste
jaren gepleit is voor een werkdag van
acht uren. Acht uur werken, acht uur
slapen en 8 uren voor ontspanning dat zou
de geestelijke en zedelijke verheffing van
den werkmansstand zijn, waarvoor in pers
en meeting gepleit werd, en in de derde
plaats dat het bondsbestuur vandediamant-
werkers, met den Rekenden, enereieken
Polak aan 't hoofd, er naar streefde om
bij dezen arbeid juist den achturigen werk
tijd in te voeren, ook omdat het diamantvak
zware eischen stelt aan het gezichtsver
mogen van den klover of slijper.
De patroonsveieeniging, gedrongen door
groote drukte in het vak, wensobte een
aanzienlijk aantal nieuwe arbeidskrachten
en nu achtte het bondsbestuur ook de tijd
gekomen om, zoo mogelijk, de werkdag tot
acht uren in te korten.
De voorloopige onderhandelingen tus
schen patroons en bondsbestuur liepen vlot
van stapel, het loon zou verhoogd en de
werktijd verkort worden.
Maar bij hoofdelijke stemming, gelijk
in deze democratische regeering gebruike
lijk is, werd, tegen verwachting, het voor
stel verworpen.
Het ideaal was, indien we de berichten
gelooven mogen, verdrongen voor en door
eigen belang.
Twee redenen noemt men als oorzaak
van verwerping.
Vooreerst omdat de mindere werkuren
ondanks verhoogd loon, het weekloon
zouden doen dalen.
En in de tweede plaats omdat men door
te veel leerlingen toetelaten te zeer af
hankelijk wordt van de patroons.
Zuiver eigenbelang alzoo gesteld tegeij
over het ideaal,
'tl* voorwaar geen ongewoon, maar
toch altijd een weinig verheffend ver
schijnsel, waaraan de idealisten op sociaal
gebied al evenmin ontsnappen als de con
servatieven.
EERSTE KAMER.
Zoo is dan Zaterdag de oorlogsbegroo-
ting door de Kamer verworpen. En wel
met 27 tegen 17 stemmen. Tegen was de
geheele rechterzijde met dhr. v. Houten.
Op deze wyze Is dus minister Staal, die
zijne begrooting en aêjn daarin uitgedrukt
standpunt zoowel in de 2e als in deze
Kamer met fierheid en moed heeft ver
dedigd, gevallen. Er was een zoogenaamde
technische bestrijding de oppositie
tegen heb besluit ten opzichte van het
blijvend gedeelte nog versterkt door
de opinie, dat minister Staal door de ge
nomen maatregelen ten opzichte van dit
blijvend gedeelte voorbarig had gehan
deld en de volksvertegenwoordiging daarin
niet had gekend. Maar behalve deze op
positie was ook in de discussie over 's
ministers begrooting en plannen een stryd
tuBschen de oudere en nieuwere richting
in zake onze defenie merkbaar. Een deel
van de vertegenwoordigers willen den
koers niet uit door den minister gewezen
en gedeeltelijk reeds aangenomen. Ze wil
len niet voorwaarts in de richting van
een volksleger. Van daar, dat zij ook om
die reden de begrooting afstemden. An
deren weer, die ook deze bezwaren dulden,
hadden nog grootere grieven, nl. de maat
regelen in zake het blijvend gedeelte. Bij
gelegenheid van de discussie in de 2e
Kamer hebben we de bezwaren vermeld,
welke tegen deze maatregelen te berde
kunnen worden gebracht. Te vergeefs ver
klaarde de minister, dat de quaestie van
het blijvend gedeelte los stond van zijn.
hervormingsplannen, ze had daarmede
niets te maken.
Te vergeefs legde Z.Exc. in deze Kamer
nadruk op de groote bezuinigingen, door
het opheffen van het blijvend gedeelte
verkregen, wat natuurlijk ten goede zou
komen aan de noodzakelijk stijgende uit
gaven onzer defensie in de naaste toekomst.
Te vergeefs bepleitte ook de minister de
verlichting van persoonlijke lasten, door
die maatregelen verkregenook trachtte
Z.Exc. hoewel ook dit te vergeefs de
beschuldiging of beter de meening te weer
leggen, dat hij, als bewindsman, door de
inkrimping van het blij vend gedeelte, zou
handelen in strijd met den zin en geest
der militiewet. Ook trachtte Z.Exe. aan
te toonen, dat de defensie belangen door
dien maatregel allerminst zouden worden
veronachtzaamd of geschaad, zoowel „mo
bilisatie" als „kustverdediging verzekerd
was en dat zoo noodig binnen den tijd
van 24 uren meer dan zevenduizend man
onder de wapenen kon komen, b.v. in
tijden van „rustverstoring".
Doch alles gelijk we reeds aangaven
te vergeefs. De Kamer kon de begrooting
niet aannemen, ook al verklaarde de mi
nister, die ook nn van geen wijken wilde
weten, dat, zoo het bleek dat het met dien
tijdelijken maatregel n.l. zonder blijvend
gedeelte niet gaan zou, hij op de volgende
begrooting de noodige gelden voor bet
blijvend deel bij vernieuwing zou uittrek
ken. De begrooting werd afgestemd, nadat
nog enkele leden der rechterzijde ver
klaard hadden, dat hun tegenstemmen
niet verklaard mocht worden als een be
wijs, dat zij ageerden tegen het beleid
van het kabinet.
Of er nu een kabinetscrisis volgen zal
Zeer waarschijnlijk, daar de minister van
financiën kort voor de stemming namens
de regeering verklaarde, dat de opheffing
van het blijvend gedeelte, in beginsel in
de Kamer bestreden, onafscheidelijk aan
het regeeringsprogram is verbonden. Het
kabinet verklaarde zich alzoo homogeen.
Yan ontbinding zou niet veel heil te
wachten zijn. De voor rechts zittenden
zouden zeker wêer terugkeeren, en het
aantal provinciën, waar de liberaleD de
meerderheid hebben, zouden, stel v. Houten