No. 96. 1907. NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND Woensdag 23 Januari 21e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, ie Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIÈN EENE OPENBARE SCHOOL UIT Dii PEIIS. 1EDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,026. UITGAVE DER FIRMA BN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. IJK Goes, ook voor Kloetinge, Kattendijke, 'a-Heer Hendrikakicderen en Wissekerke 11, 12, 18, 14, 15, 16, 18, 19, 20, 21, 22 en 28 Maart. Onderstaand stukske, in tractaatvorm in den jare 1584 verschenen en gericht tegen een Wetsontwerp tot regeling van het Lager Onderwijs, dat nooit Wel gewor den is, plaatsen we als een kleine niet geheel onaardige proeve van betoog der onmogelijkheid van neutraal onderwijs. De ouderen onder ons zullen zich het atukske nog wel herinneren. Het was van nu wijlen ds. De Liefde en heeft nog herdrukken beleefd. De titel luidde De Schoolopziener treedt met den Pastoor, den Predikant en den Rabbijn de school binnen. De Schoolopziener. Goeden dag, meestergoeden dag kinderen Wel mees ter, wü zijn gekomen om het onderwijs in uwe school eens bij te wonen. Wij wen- schen te weten, of gij u houdt aan art. 4 der wet, waarbij bevolen is, dat het on derwijs zóó gegeven zal worden, dat het geene godsdienstige gezindheid kwetst. Zoudt ge wel zoo goed willen zyn ons hiertoe in staat te stellen De Meester. Goeden dag myo- heeren. Zeer gaarne, mijnheer de School opziener wij zijn juist bezig met de Bijbelsche Geschiedenis. De Schoolopz. Zoo, dat is goed. Art. 4 van de schoolwet zegt, dat de open bare school bestemd is voor kinderen van verschillende godsdienstige gezindheden. Is dat hier het geval D e M e e s t e r. O ja, mijnheer. Ik heb hier negentig protestantsche en bijna even zoo vele roomsche kinderen op school, be nevens acht Joodschekinderen, (tegen den ondermeester). Niet waar, manheer Regtuit? De Onderm. O ja, mijnheer. En dan hebben wij nog vele ongodsdienstige gezindheden buitendien, als speelgezind- heid, praatgezindheid, vechtgezindheid, lieggezindheid, steelgezindheid, enz. De Predikant (ter zijde tot den Schoolopz.) Die mag ook wel op zijn nomirer gebracht worden. De Schoolopz. (strijkt zich met de hand over het gelaat). Hmzoo. En wordt men hier ook onder wezen in de gezindheid om niet meer te antwoorden dan gevraagd wordt? De Onder m. Vraag excuus, dat is hier niet noodig, want de tegenwoordige staat der schoolwetensohap brengt mede de kinderen meer te vragen dan zij beant woorden kunnen. De Predikant. Mag ik weten,met welk gedeelte der Bijbelsche Geschiedenis gy juist bezig waart, mijnheer D e M e e s t e r. Ik zal het u door de kinderen laten zeggen, Eominè. Wel kin deren, waar hadden wij het over D e ki n d e r e n. Over de bruiloft te Ei ana. De Meester. En wie was op die bruiloft, Piet Gomaar P Piet Gomaar. De Heere Jezus, Meeeter. DeRabbyn. Met uw welnemen Mees ter, over dien persoon behoort hier niet. gesproken te wordendat strijdt tegen mijn gezindheid. De schoolopz. Nu, nu, mijnheer Levenson, dat is toeh wat erg, Jezus is toch een historisch persoon, even zoo wel als Mozes. Hij behoort toch ook tot de geschiedenis. De Rabbijn. Nu ja, maar dan moet j er dat Heere" afblijven. Laat de kinderen i dan spreken over den timmerman Jezus. De Ondermeester. Kinderen,wat deed de timmerman Jezus op de bruiloft? Mozes Cohen. Hy heeft er de gas ten bedrogen. j De Predikant, en de Pastoor pelden t e g e 1 ij k, Hoof dien kwaden bengel eensMeester, dat is tegen onze gezindheid. Willem van T r e n t e. Neen, Mees ter, Hij heeft er een mirakel gedaan. De P r e d i k ajn t. Een mirakel 1 Alsof de Heer Roomsoh geweest wasWie weet het beter Piet Gomaar. Hij heeft een wonder gedaan. De Rabbijn. Dat is aen leugen. Mijne gezindheid noemt het een leugen. Mozes Cohen. Meester, wil u Jan van Dordt eens verbieden 1 Hij zegt ge durig tegen mij„lus je wel spek". Jan van Dordt (driftig). Ja maar, Meester, hij scheldt mij ook voor een on besneden gooi. De Meester. Teeken Mozes en Jan op zij blijven school. De Schoolopz. (ter zijde tot den Meester). Laat dat woDder maar blijven, vraag, wie of er alzoo meer op de bruiloft waren. De Ondermeester. KindereD, wie was er nog meer op de bruiloft behalve de timmerman Jezus? Jan van Dordt. De man, die de bruiloft dirigeerde. De Ondermeester. Goed. Hoe noemt men zulk een man Eenige kinderen. Een opziener. De Schoolopz. Zoo En wat is dat voor een man Piel Schalk. Dat is iemand, daar de Meester tegen opziet. De Predikant (ter zijde tegen den Schoolopziener). Dat is tegen uwe ge zindheid. De Opziener (fluisterend). Ja, 'tis ondeugend goed. De Meester. Wie was er nog meer Willem van Trent e. De Heilige Maria, de moeder van onzen lieven Heer. De Rabbijn. Meester, hoort gij dat Welk een lastering! De Ondermeester. En wat zeide de timmerman Jezus tot zijne moeder? Piet Gomaar. Hij bestrafte haar, want zij bemoeide zich met- hetgeen haar niet aanging. Vrouw, zeide Hij, wat heb ik met u te doen. De Predikant. Was dat wel eer biedig mijn vriend Piet Gomaar. Jawel, Dominé want Maria was een zondares evenals alle andere vrouwen. De Pastoor. Dat is een leugen. Dat strijdt tegen mijne gezindheid. De Schoolopz Meester, laat ons liever wat hooren over de geschiedenis. Willem van Trent e. Meester, Piet Schalk plaagt me. Hij vraagt of die bruiloft plaats had, omdat de Pastoor van het dorp trouwde. De Meester. Teeken Piet op. School blijven. Piet Sohalk. Hei, Meester! Hij heeft eerst tegen mij gezegd, dat ik een ver maledijde ketter was. De Meester. Willem ook school blijven. Kinderen, wat hebben we den laat- sten keer van de geschiedenis behandeld Piet Gomaar. De Hervorming, Meester. De Meester. Goed. Wat was dat voor eene gebeurtenis Willem van Trent e. Toen zijn de ketters afvallig geworden van de kerk. De Meester. Ei? wie heeft u dat gezegd Dat heb i k u toch niet geleerd Willem van Trent e. Neen, dat heeft mij mijn vader en moeder gezegd en de Pastoor ook. De Meester. Nu dat zeg je op een anderen keer niet meer hoor je. De Pastoor. Zoo MeesterDit te verbieden is tegen mijne gezindheid. Piet Gomaar. Neen meester, toen zijn ze uit de afgodendienaars uitgegaan. De Meester. Wat zeg je daar? Hoe kom je daaraan? Heb je dat hier geleerd Piet Gomaar. Neen, maar dat heb ik thuis gehoord en op de catechisatie. De Meester. Nu ep een anderen tijd niet weer, jioor je. Jan van Dordt. Maar, meester, zijn de Roomsehen dan geen afgodendienaars De Meester. Wel neen, jongen. De Predikant. Niet? Is de mis niet volgens onze gezindheid eene ver vloekte afgoderij Willem van Trent e. En zijn do Protestanten dan geen ketters De Meester. Neen zeker niet. De Pastoor. Ja, dat zijn ze wel. Dat leert onze gezindheid wel degelijk. De Meester (tot den Schoolopziener) Ik bid u, Mijnheer, wat moet ik hierop deo kinderen antwoorden De Schoolopz. haalt de schou ders op. De Ondermeester. Kinderen, wij weten het niet. Piet Schalk (half luid tegen Jan van Dordl). Nou, za zouden het niet weten De Meester. Mozes Cohen, vertel gij de geschiedenis der Hervorming eens. Mozes. Er was een monnik, Luther genaamd, die uit de Roomsohe kerk ging. De Meester. Nu? verder? Mozes z w ij g t De Ondermeester. Waarom ging hij er uit? De schoolopz. (fluisterend). Stil, Meester, dat moet gij niet vragen, dan komt gij in moeielykheid met de gezind heden. DeMeester (tot den Schoolopziener). Ja, maar, wat moeten we d a n vragen De schoolopz. AlleeD wat hij g e- d a a n heeft. Zuiver geschiedenis. De Ondermeester. Nu Mozes, wat deed Luther nog meer? Mozes (zich bedenkend) O ja, hy heeft een koe verbrand. De Predikant. WatEen koe Mozes. O neen, 't was een bul. De Schoolopz. Hoe, Meester, hebt gij de kinderen in den waan gelaten, dat die bul een dier was DeMeester(kleurend). Ja, Mijn heer ik ben daar maar niet dieper in getreden, omdat ik bang was, dat ik de gezindheden kwetsen zou. De Predikant. Kinderen, was die bul een dier? Eenige kinderen. Neen 't was een blad papier, dat Luther van den Paus ge kregen had. De Predikant. Juist(tegen den Meester f 1 u i s t e r end). Vraag nu eens wat daar op stond. De meester (fluisterend tot den predikant). Dat durf ik niet, want dan kom ik in moeilijkheden met de gezindheden. Willem van Trent e. Daar stond op, dat Luther vervloekt was. Jan van Dordt. Ja, maar daarom was hy het nog niet. De Paus kan ook liegen. De Meester. Teeken Willem en Jan nog eens op. Zal jelui zwijgen De Sehoolopz. Vraag nog wat feiten. De Meester. Nu, en wat is er toen meer gebeurd Willem van Trent e. Toen is hij te Worms voor den Ryksdag gekomen. De Onder m. En wat hebben ze daar met hem gedaan De Pastoor (ter zijde). Ze! Hoe verachtelijk van Zijne Katholieke en Allerheiligste Majesteit Keizer Karei en de hooge vergadering Mozes Cohen. Ze hebben hem ge streng bestraft. Willem van Trente (half luid). Hadden ze hem maar opgehangen. Jan van Dordt- Zoo? En jou er by. De Meester. St! Geen gepraatEn wat is er toen met Luther gebeurd De Schoolopz. Genoeg, Meester, 't komt mij voor, dat het beter is, dat ge al zulke gedeelten der geschiedenis vermydt. De Meester. Maar mijnheer, dan kan ik de geschiedenis, althans de nieuwe in het geheel niet onderwyzen. D e P a s t o o r. Ja, dat was ook maar beter. Wat ze van de geschiedenis weten moeten, zal ik hun op myn catechisatie wel vertellen. De Schoolopz. Met uw verlof, mijnheer de Pastoor, dat behoort op de catechisatie niet thuis. Geschiedenis is wel degelijk een vak van schoolonderwijs. De Ondermeester. Zeker, mijn heer, maar wat wordt er van de geschie denis, als wij ze z o o behandelen moeten Wat weten de kinderen dan tiu van de Hervorming Dat Luther uit da Roomsche kerk gegaan is, een papier verbrand heeft dat hij van den Paus gekregen had, en op den Rjjksdag gestreng bestraft is. Maar waarom dat geschied is, en wat dat alles beteekende, daarvan weten zij niets. Mag dat heeten de geschiedenis te kennen De Schoolopz. (zuchtend). Goeden dag, Meester. Dag, kinderen De Meester. Goeden dag, heeren (ter zijde tegen den ondermeester). Het best zal zijn, dat wij de school sluiten. Dan kwetsen wij tenminste geene gezindheid. 22 Januari 1907. Naar wij met genoegen vernemen is de regeering niet van plan dit jaar opeenten te heffen op vermogens- en bedrijfsbe lasting. Na het mooie accres der inkomsten in 1906 was deze beslissing te begrijpen. Ook verleden jaar was deze maatregel totaal onuoodig, maar werd zij toch door gedreven. Tot de Eerste Kamer den vinger opstak, en de minister beloofde een vol gende maal de opeenten slechts bij af zonderlijk wetsontwerp te zullen indienen. Dit wetsontwerp kan derhalve nu achterwege blijven. Naar aanleiding van een rechtsgeding voor het hooggerechtshof te Londen, werd van bevoegde zijde ongevraagd en onge zocht een zeer goed testimonium uitgereikt ten opzichte van het uit Nederland naar Engeland uitgevoerde varkensvleesch. De weduwe van zekeren Cole beweerde, dat haar man gestorven was ten gevolge van het eten van minderwaardig varkens vleesch van Nederlandschen oorsprong en vroeg om schadevergoeding van den slager die zulks weigerde. Voor den rechter werd de eisch der weduwe ontzegd. Ontzegd op verschillende gronden, welke we niet heb ben aan te geven. Interessanter is wat uit het getuigenverhoor valt op te maken in betrekking tot de waarde van het uit Nederland in Engeland ingevoerde varkens vleesch. Veoral de heer Torrett, de hoofd-inspec- teur van vleesch voor de city te Londen, gaf interessante mededeelingen. Elke week wordt daar minstens 8000 ton vleesch ver handeld. Elke inspecteur te Smithfield, London's groote vleeschmarkt, heeft iedere dag de verbazende hoeveelheid van vijf honderdduizend pond vleesch te icspee- teeren. Daar komen ook de ingevoerde varkens uit Nederland, die sints 1902 ge merkt, steeds een goeden naam op de markt hebben. Het vleesch 'is zeer goed. In zes maanden tijds waren er van de 90,552 ge slachte varkens uit Nederland in Engeland gebracht, slechts een drietal dieren ziek eo by slechts 18 werd eenige verandering waargenomen na het slachten, welk ver schijnsel aan verschillende oorzaken buiten het vleesch om, kan worden toegeschreven. Meer dan een vleesohhandelaar en koop man legden voor den rechter'n aeer gunstig getuigenis af in betrekking tot dezen tak van Nederland's handel. Het vonnis in zake kerkelijke belas ting bij de Ned. Herv. Kerk te 's Gravenhage. Naar aanleiding van dit vonnis, waarover wy in no. 90 een beschouwing van de Heraut opnamen, schrijft thans volgens Pe Hotter- dammer Ds. G. H, Wagenaar te Leeuwarden in de Friesch-Christelyk-historische Volks bode Als er ergens een onweer woedt, kan men dit op verren atstand dikwijls bespeuren aan de onrust, die intreedt in de atmosfeer. Zoo is het ook op het kerkelijk gebied. De kerkelijke strijd, die in Frankrijk losgebro ken is, doet hare nawerking ook in ons land gevoelen. Het kerkelijk vraagstuk, dat ter wille van de coalitie-politiek een tijd lang vruchteloos om belangstelling aanklopte, begint thans weer beslag te leggen op de geesten. Van liberale zijde heeft de Haagsche kanton rechter kort en goed een streep gebaald door het historisch recht der Herv. Kerk en zonder vorm van proces haar in het kader van een dorps- societeit geplaatst. Dat de regeering bij de totstandkoming van de wet op de kerkgenootschappen niet zonder meer de kerk als »vereeniging" beschouwd heeft, aan de voorwaarden en beperkingen van het ver- eeniging6recht evenals elke andere vereeniging onderworpen, blijkt wel uit het notoire feit dat een kerk geen rechtspersoonlijkheid" behoeft aan te vragen en geen goedkeuring harer na- tuten" noodig te vervullen. ge tuten" noodig heeft, om als kerk hare roeping Desniettemin gaat Mr. van Raalte uit van de stilzwijgende veronderstelling, dat de nieuwe opvatting de oude, die tot dusver door de rechterlijke macht geëerbied.gd werd al wettel ij k verdrongen heeft. Dr. Hoedemaker krijgt ook in dit opzicht weer gelijk, toen hij beweerde, dat tegen de revolutie juist op het punt van het recht der Kerk allereerst positie moest worden genomen. De revolutie erkent geen kerk als goddelijke instelling, als openbaring van een lichaam van hemelschen oversprong dat in wereldleven een eigen bestaan en een eigen levenswet bezit, een eigen roeping te vervullen heeft. De revolutie erkent slechts de opperhoogheid van den Staat, van het volk, van de solidaire massa, en erkent voorts enkel vereenigingen van individuen, die zich naar de wettelijke willekeur van den modernen despoot hebben te schikken. Het Haagsche incident stelt een antece dent van diep ingrijpende strekking op het kerkelijk gebied. Moge de synode onzer Kerk voor deze zaak een open oog hebben en weten wat haar te doen staat. De Heraut heeft onmiddellijk alarm gemaakt, toen ze het vonnis van den kanton rechter en de overwegingen vooral, waarop het beruste, vernomen had. Natuurlijk begrijpt de Heraut, dat 't zwaard niet enkel tegen de Herv. kerk, maar in die kerk, tegen alle kerken gekeerd wordt. Het blad schrijft Na dan vermeld te hebben, wat de Heraut schreef, welk stuk wy in no 90 afdrukten, gaat Ds. Wagenaar voort: De kwestie van hst lidmaatschap der kerk raakt het recht der Kerk, om zelfstandig het tijdstip der kerkelijke mondigheid harer leden vast te stellen onafhankelijk van de door den Staat vastgestelde grens der meerder jarigheid. De kwestie van den Doop raakt echter niet enkel de kerk maar ook de natie, Hierbij komt het Christ. Hist, beginsel in 't gedrang. Hierbij is 't Christ. Hist. Volksleven gemoeid. Tot dusver is de Nederlandsche wetgever stilzwijgend op staatsrechtelijk terrein uitgegaan van het feit, dat de Nederlandsche natie een gedoopte, een Christel ij ke natie is. Zoo ten opzichte der Zondagswet; zoo in de eedskwestiezoo bij de sluiting van het huwelijkzoo bij de opgaven van den burger lijken stand. De veronderstelling is dezealle Nederlanders zijn christen-menschenbelijden de christelijke religie behooren tot de christe lijke kerk. Met dogmatische verschilpunten in zake de religie laat de overheid zich niet in. Ten op zichte van de splitsing der kerk kiest zij geen partij. Voor degenen, die zich door hun rege- liëuse overtuiging bezwaard voelen zekere op algemeen christelijk standpunt berustende hande lingen te verrichten, zooals 't afleggen van den eed en 't dragen van wapenen, neemt zij uit zonderingsmaatregelen. Voor degenen, dieniet als christenen, maar als >heidenen" willen aan gemerkt worden, heeft ze op de bevolkings registers ecc aparte rubriek geopend »tot geen kerkgenootschap behoorende" overigens echter deze moderne heidenen aan het gemeen christe lijk recht onderwerpende. Willen deze heidenen geen christelijk maar een heidenscli huwelijk fluiten, d.w.z. geen huwelijks-v erbond voor 't leven, maar een huwelijks c o n t r a c t vooj1

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1907 | | pagina 1