NIEUWSBLAD
1
VOOR ZEELAND,
No. 92. 1907,
Vrijdag 18 Januari
21e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
OP DEN UITKIJa.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25.
Enkele nummers0,026.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
K
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
na
Wie voor 't publiek schrijft, moet zijn
oogen en otren altijd open hebben.
Dat is 't geheim van 't vak Zooals een
koopman altijd vraagtKan ik hier of daar
ook een zoete winst uit halen, zoo vraagt
de eehte krantenman Kan ik er ook 'u
bericht, 'n grap, 'n artikel of zoo iets van
maken P
Op z'n tijd moet hij weten te zwijgen
en dat is 'n moeilijke kunstAls de krant
gevuld wordt en je wéét iets, ja je kunt
er wat moois van maken, waar de menschen
naar grijpen en je moet je jeukende
vingers bedwingen, want er zijn redenen
waarom de krant er van zwijgen moet
Ooren en oogen open
En zoo dwaalt m'n blik dan ook weieens
over de rubriek „Muziek" in de groote
dagbladen. Anders niets voor ons. Opera
en concert bezoeken we nietons mnzikaal
gemt gaat gewoonlijk niet booger dan tot
de jaarlijksohe uitvoering vaa „Exelsior",
//Hallelujah" en de //Lofstem".
Om muziek goed le kunnen genieten,
moet men van den Schepper een goed oor
er voor gekregen hebben. Er zijn men-
scheD, die dat oor geheel missen. Naar
een gratis hondenooncert op de markt
kunnen ze met innig genoegen staan
luisteren, maar bij 'n orgelbespeling dutten
ze genoeglijk in op de langzame deining
van het pianissimo, om met 'n schrik in
hun bank op te springen als de trompet
door de gewelven dreunt
Ik heb 'n verslag gelezen, verschillende
verslagen gelezenoverdeuitvoeringvaneen
nieuw //muziek-drama" Salome geheeten.
Salome is, als mea weet, de naam, die
de ongewijde geschiedenis geeft aan de
dochter van Herodias, die op aanstoken
harer moeder het hoofd eischte van
Johannes den Dooper.
In dat drama wordt die bekende historie
behandeld, maar opdat ze des te beter
pakken zou, wordt ze gewijzigd, opgesierd
en verknoeid. Als ik alleen zeg dat de
Dooper gemaakt wordt tot het middelpunt
van een schuldigen minnehandel, dan is
dit reeds genoeg om te doen begrijpen,
op wat profane wijze hier met de heilige
bladen is omgesprongen.
Daar komt natuurlijk de vrijzinnige pers
niet tegenop! De Bijbel is voor haar niets
meer dan een oude overlevering eniedereen
heeft het reoht, die te gebruiken, om er
een roman, 'n drama of wat dan ook van
te maken.
Als de kinderen onzer eeuw maar weer
wat nieuws hebben.
Dat drama van Johannes den Dooper
is nu op muziek gezet en uit ons land
togen de verslaggevers opzettelijk naar
Duitsehland, om het te hooren.
Hun getuigenis was eenerlei.
Nog nooit hadden ze iets zoo „oorver
scheurend" te „genieten" gekregen. Na
verloop van een paar uren waren ze suf,
óp, meer dan over verzadigd en liepen ze
als 'n dronkenman hun weg, terwijl de
schrikkelijke muziek uitbarstingen nog na-
ploften en voortdreunden in hun hersenen.
't Was een „muzikale nachtmerrie"
schreef er een.
De muziek besprong je als een wild
dier en neep je de keel dicht.
't Moet zoo iets geweest zijn, als wan
neer de moderne oorlogsschepen die 20
K.M. ver de bommen slingeren, al hun
kanonnen tegelijk afvuren.
Een nachtmerrie is geen begeerlijke
zaak, ze zij dan al of niet muzikaal.
Men zou dus mogen meenen, dat die
arme verslaggevers, met hun verscheurde
ooren, hun krant gebruiken zouden, om
te zeggen: Menschen als je rust, je slaap
en je trommelvlies je lief zjjn en die
honderd en zooveel man komen met hun
instrumenten ook hierheen ga ze niet
hoo-enSpiegel u aan ons en loop geen
nachtmerrie op.
Maar wie zoo denkt, is niet op de hoogte
met de kunst.
Die muziek is heerlijk, denken zulke
verslaggevers, 't Zal wel aan ons liggen.
Wij zullen ons nog niet tot de hoogte
opgewerkt hebben, waar man staan moet,
om zulke „hooge kunstopenbaringen" te
kunnen maken.
En dus waarschuwen ze de menschen
niet. Die moeten zelf maar komen liooren,
of ze in staat zijn tot deze allerhoogste
kunst met hun muzikale zintuig in te gaan.
De menschen komen. Het ongewone
trekt hun aan.
Dan zitten ze daar een paar uur ter
neder, terwijl de allerhoogste kunstopen
baring in 'n orkaan van geluid over hen
heen s'orint, dat ze zich onwillekeurig een
kramp trekken, als ze zoo telkens een
stortzee vau klanken „over" krijgen.
Ze begrijpen er niets van. Een zucht
van verademing ontsnapt de schare als de
finale, waarin het gestrijk en geblaas,
't gedoedel en gepauk waarlijk angstwek
kend wordt, geëindigd is.
Op straat gekomen staan de menschen
beduusd, durven hun voeten haast niet
neerzetten, als wie z'n been voelt slapen,
's Nachts zet de muzikale nachtmerrie
zich om in een echte en voelen ze zich
aan handen en voeten gebonden, terwijl
de scherprechter met een Mefisto-gezioht
nadersluipt en met tergenden lach het
glinsterend lemmet van z'n zwaard laat
zien.
Nu, naar aooiets gaan ze nooit weer heen
Moet dat 'n uilspanning heeten, na
drukken arbeid 1 Dan koopen ze al zoo
lief nog wat platen bij de gramophoon
Ze spreken hun oordeel uittegenanderen,
vinden medestanders, nachlmerrie-lotge-
nooten.
Maar dan komen daar enkele //kenners".
De //ingewijden"; de //keurmeesters''.
Ia ware extase spreken ze over 't genot,
dat zulke kunst hun verschaft. Zoo iets is
nooit gehoord. Nieuwe hanen zijn geopend,
En in de meest verheven bewoordingen
ontleden ze het muziek-drama, ontleden
ze hun gewaarwordingen, smakken nog na
met hun muzikale tong over zooveel eêls.
't Is een kleine, maar drukke groep.
Elk uur van den dag gereed tot een
muzikaal duel met iedereen, die twijfelen
durft aan de kunstwaarde van die meer
dan aardsche muziek. Zij zijn ontvoerd
geworden aan zichzelfze hebben in een
schatkamer vol geheimenissen mogen rond
wandelen al wat tot op heden gehoord
is, verdoft bij 't bruisen van die klankenzee.
Zoo warmen ze zichzelf op.
Zoo warmen ze elkander op.
E« 't groote publiek wordt beschroomd.
Het krijgt een gevoel, als iemand, wien
voor 't eerst oesters worden voorgezet en
die niet weet, hoe hij ze gebruiken moet.
Een gevoel van achterlijkheid. Die men
liefst maar verbergt. De meesten praten
niet meer over hun nachtmerrie. Griezelen
er alleen in stilte va», als ze er aan denken.
Zoo heeft dan de kenners-klub vrij spel.
Publiek gaat zich schamen over z'n dom
heid en gaat wederom luisteren. En ja,
dan beginnen velen zich te verbeelden,
dat ze toch ook het mooie er van voelen
en ingaan kunnen door de gouden poort
der ware kunst.
Die opinie wijzigt zieh.
W-at algemeene frazen zijn gauw afge
luisterd en aangeleerd en de oorverscheu
rende, nachtmerrie-veroorzakende muziek
wordt door een ieder aangeprezen, die op
de hoogte van z'n tijd wil zijn.
Was 'tMultatuli niet, die het zei: Publiek,
ik veracht u met groote innigheid Ver
achten doe ik het niet, maar ik beklaag
het van harte. Publiek is een goeie lobbes,
die meeloopt waar je 'm heenvoert.
Zoo gaat het in de muziek. Zoo gaat
hel met de letterkunde. Met de schilder
kunst. Met de .politiek feitelijk ook. Hoe
klein is 'tgetal van hen, die werkelijk ooren
hebben, om te hooren die met eigen oogen
zien.
'n Klein, brutaal, schreeuwerig klubje
regeert Publiek, zooals een drijver, hoog
op den rug van den Kolos gezeten, den
olifant bestuurt.
En we« u, vaak, als ge dat zégt
Dan omvat het u met zijn slurf en werpt
u over de schutting.
De lobbes acht zich 'n vorst.
Uit dien waan schudt ge 'm tooh niet
wakker(Friesch Dagblad).
17 Januari 1907.
Kiesrecht. Past op
Wij kunnen bij de aanstaande Gemeente-
raads- en Statenverkiezingen het gemakke
lijkst werken wanneer wij nu zorgen dat al
onze geestverwanten dit jaar op de kiezers
lijst komen.
Daarom zij nogmaals het volgende her
innerd.
Voor 1 Febr. 1907 moet de belasting
kiezer zijn aanslag over 1906 ten volle
hebben voldaan.
Wie pas in Febr. betaalt moet met zijn
voldaan biljet vóór 1 Maart naar het ge
meentehuis gaan.
Wie in 1906 naar een andere gemeente
verhuisde, moet vóór 15 Febr. a.s. met zijn
voor voldaan geteekend aanslagbiljet naar
het gemeentehuis in zyn nieuwe woonplaats
gaan om zich aan te geven.
Wie geen kiezer is krachtens belasting,
die moet zich op secretarie of gemeentehuis
aangeven als woniDg-, loon-, examen- of
spaarbankkiezer.
De woningkiezer magtusschen 1 Augustus
1906 en 31 Januari 1907 niet meer dan
eonmaal zijn verhuisd in dezelfde gemeente,
en 'n zekeren huurprijs in de week betalen.
Een stukje land in huur mag bij de huis
huur opgeteld worden.
Woningkiezers die al op de lyst stonden
en in hetzelfde huis wonen als verleden
jaar, behoeven zich niet op nieuw ami te geven.
Loonkiezers mogen tusschen 1 Augustus
1906 en 31 Januari 1907 niet meer dan een
maal van patroon veranderd zijn. Zij moeten
ook een zeker loon verdiend hebben dat in
de gemeente waar z\j wonen voor het kies
recht is aangegeven.
Pensioen of lijfrente mag bij het loon
worden opgeteld.
Kost en inwoning mag ook by het loon
worden opgeteld.
Loon, kost en inwoning kan ook door den
zoon die in het bedr ijf zijner ouders werkt,
als aanspraak te geven op kiesrecht worden
aangemerkt.
Wie vast loon heeft en wegens ziekte of
verwonding twee maanden of korter niet of
niet ten volle zijn loon trok, mag toch het
veile loon, alsof hij 't gehad had, in rekening
brengen.
Wie in een onderneming werkt, waar het
werk een zekeren tsjd van het jaar wegens
den aard van het werk stilstaat, mag ook
dien tijd meetellen alsof hij toen net als
altijd gewerkt en verdiend had.
Inkomen, lijfrente of pensioen van de
vrouw mag bij 't loon van een man bijgeteld
worden. Inkomen, pensioen of lijfrente van
de minderjarige kinderen mag voor de helft
bij het loon vvn den vader opgeteld worden.
Wie op Zon-en feestdagen geen „kost"
verdient, behoeft voor deze dagen niets af
te trekken. Hy wordt toch gerekend op die
dagen „kost" genoten te hebben.
Loonkiezers moeten zich ieder jaar tus
schen 1 en 15 Febr. aangeven, de nieuwe
dus zoowel als de oude.
Men behoeft niet op te geven hoeveel
men verdient. Men voLtaat met te zeggen
dat men het bij de wet vereischte loon
geniet.
Hpaarbankkiezers zijn zij die op 1 Febr.
1907 sedert minstens een jaar f 100 op het
Grootboek hebben of f 60 op de Rykspost-
spaarbank, in een gemeentelijke of in een
andere erkende spaarbank.
Ook de exameukiezers behoeven zich niet
ieder jaar aan te geven.
De Rijksmiddelen hebben 't afgeloopen
jaar prachtig geloopen. Nagenoeg 7 miljoen
gulden kwam meer in dan in 1905. In
1905 was de opbrengst der middelen 153
millioen en 450 duizend. Nu was 't 160
millioen en 440 duizend. (In Dec. 1906 was
de opbrengst 6'/a ton hooger dan in Dec. '05.)
Voor minister De Meester om in de han
den te wry ven.
Voor de natie om zich er mee te laten
feliciteeren.
Voor de wachtende arbeiders een ver
hoogde kans op spoedige komst der ouder-
domapensioneering.
Zou dat waar zyn
En zouden nu toch weer die onbillijke
opcenten op denietminderonreohtvaardige
bedrijfsbelasting moeten geheven worden f
Laat ons hopen op den vroeden zin der
Regeering, en, zoo deze teleurstelt, op het
waakzaam oog der volksvertegenwoor
diging.
Partijdag der anti-revolutionairen.
Uit Zwolle meldt men aan de N. R. G.
In „Odéon" alhier werd gisteren een
partydag van anti-revolutionaire kiesver-
eenigingen in Overijsel gehouden.
De mergenVergadering was niet voor de
pers toegankelijk, daar hierin de huishou
delijke zaken behandeld werden, doch te
twee uur werd eene openbare bijeenkomst
gehouden, die door prof. Noortzy van Kam
pen met een korte toespraak geopend werd,
en waarin als spreker optrad d». A. S.
Talma.
De heer Talma, uit wiens rede wij slechts
enkele punten aanstippen, besprak den
politieken toestand des lands; een toestand,
die door hem zeer onzeker en duister werd
genoemd. De verkiezingen van 1905 hebben
ons dat poovere succes gebracht. De leus
„weg met Kuyper" heeft gezegevierd en
het parool „iu elk geval links stemmen"
heeft zijn doel niet gemist, maar al zitten er
nu 51 leden ter linkerzijde, het is zulk een
heterogeen gezelschap, dat men zich af
vraagt hoe het mogelijk was, dat een
ministerie onder zulke omstandighedennog
als een politiek kabinet durfde optreden.
Is er een politieke maatregel te noemen, die
op eenstemmigheid bij de linksche groepen
kan rekenen Spreker meent van niet. Van
de sociaal-democraten zyn de vrijzinnigen
afhankelyk.
Men wist het reeds bij de verkiezingen
en toch zweepte men het Nederlandsche
volk op tegen Kuyper, die althans over een
voldoende meerderheid beschikte. Men
heeft het onzekere geprezen boven het
zekere, alleen om deleus„wegmetKuyper".
Maar dat is een foutieve daad geweest,
strijdig met de grondbegrippen van ons
parlementair stelsel. Want dat eischt een
concrete en besliste uitspraak van het volk
en daarvan is in 1905 geen sprake geweest.
Nu reeds blykt, dat het ministerie steun
moet zoeken bij de rechterzijde, niet
omdat zijn meerderheid te zwak is, maar
omdat zijne meerderheid gedeeltelijk den
beloofden steun meent te moeten weige
ren. Dat was met name bij Oorlog en
Marine het geval. Daar hebben rechtsche
leden de betrokken ministers voor eene
tuimeling behoed. Wat oorlog betreft,
wyst spreker er op, dat anti-revolutio
nairen gewoonlijk als de meest besliste
voorstanders van ons defensiewezen
worden aangemerkt. Men noemt hen
militairisten en wel meesttijds in dien
zin, als zouden zy er op uit zijn het
budget van oorlog en marine steeds te
verzwaren. De laatste voorstelling is
onwaar. Zeer zeker zijn de anti-rev. voor
verhooging en instandhouding onzer weer
macht, maar doordrongen van de begin
selen en woorden der H. Schrift, die wel
degelijk als een Goddelijke roeping aan
kweekt het diepe besef voor het behoud
van oDze nationaliteit.
Links klinkt daartegenover de leus der
bezuiniging. Het heette zelfs dat uit de
vrijgekomen oorlogsgelden de oude man
zyn pensioen zou krijgen. Maar wat zal
men bedrogen uitkomen, ook met dezen
minister, al is hy voorloopig als een be-
zuinigiDgsman gehuldigd. Wat zal er
straks aan de linkerzijde gezegd worden
als de voltooiing der Amsterdamsche
stelling aan de orde komt. Dat spreker
ten sloUe toch zijn stem aan deze be
boeting heeft gegeven, releveert hij ter
loops, maar hy beweert daarvoor persoon
lijke redenen te hebben gehad, die hij
hier niet nader zal aanduiden.
Vervolgens bespreekt de heer Talma
de houding van minister Rink inzake de
lager onderwijswet en laakt hy scherp
diens beloften en daden inzake het vak
onderwijs.
Het optreden vao mr. Veegens als mi
nister heeft spreker in de gegeven omstan
digheden kunnen toejuichen, maar hij
vreest, dat doze met zijn verzekeringswetten
een verkeerden koers is ingeslagen. Dat
het arbeidscontract steun vond bij rechts
sprak wel haast vanzelf, er was hier geen
sprake van een partij wetje.
Nog werden de plannen van minister
De Meester aan een korte oritiek onder
worpen, waarna spreker uit een en ander
de conclusie trok, dat dit ministerie uit de
verkiezingen van 1905 geen eDkel voordeel
kon trekken, maar dat integendeel die
verkiezingen niets dan bezwaren, voetangels
en klemmeu hebben opgeleverd. Als
minderheid staat rechtsnogallijddeooalitie.
En spreker hoopt, dat deze zal blijven
bestaan. Hare roepiDg is nog niet voleind.
Er is nog zooveel te doen, en zij kan nog
zooveel doen. En het Nederlandsche volk
kan gerust zijn, dat er geen kerkelijke
politiek voor da deur zou staan, als eenmaal
die coalitie de teugels van het bewind weer
kan aanvaarden. Op kerkelijk terrein
zullen de verbonden groepen elkander weten
te eerbiedigen zij zullen op dat gebied
den strijd niet aanbinden, omdat het slechts
zou leiden tot hun eigen ondergang. De
antithese, door dr. De Visser in de Kamer
nog eens weder in het licht gesteld, is
inderdaad niet verdwenen.
Toen spr. studeerde, kwam hij vaak met
modernen in aanraking. Die modernen
zeiden dan: //Jullie, orthodoxen houdt je
bezig met zending, evangelisatie enz. en
je begrijpt niet dat de religie als een zuur-
deeeem het gansohe maatschappelijke leven
moet doordringen."
En toen is dr. Kuyper gekomen en heeft
precies hetzelfde gezegd en is gaan pleiten
voor de eere Gods op alle terrein van het
leven en toen zijn diezelfde menschen
in hun schulp gekropea en zijn gaan roepen
Nee, nee! In de binnenkamer met de religie!
En naast die godsdienstige vrijzinnigen
zijn er in ons land ook Fransohe vrij
zinnigen, die hun vijandschap tegen alle
religie, hoe ook geheeten, uitbrullen.
Zoo de zaken staande, zijn de ohristelijke
partijen vanzelf ter coalitie gedrongen en
gedwongen. En de groote vraag is nu, of
deze coalitie in staat zal zijn, niet slechts
werend, preventief op te treden, maar of
zij ook in staat zal zijn verder leiding te
geven aan ons volk.
En de historie van 't ministerie-Kuyper
is een moedgevend teeken voor de toe
komst, dat inderdaad de christelijke partijen
ook positief in 't vervolg, als regeerings-
partij zullen kunnen optreden.
Spr. meent dan ook, dat een andere partij-
formatie thans allerminst op haar plaats zou
zijn en zet dit nader uiteen. Hij heeft
hoop, dat de chr. partijen ook in het ver
volg zullen weten te komen tot zulk een
eenheid, uit de gemeenschappelijke be
lijdenis van de soevereiniteit Gods voort
vloeiend, dat ze als één man willen geve»
sociale wetten naar den eisch van 't chr.
beginsel.
Laten dan allen, die de chr. belijdenis
liefhebben de zaken der politiek behartigen
met alle macht, omdat het ook op politiek
terrein gaat om de eere Gods
Mr. A. M. Vos de Wael "(kath.) maakte een
paar opmerkingen. Hij juichte met spreker het
voortbestaan der coalitie toe, doch oordeelde
o. m. dat men niet aan de antirev. het monopolie
moest geven van een speciale behartiging van
de landsverdediging, daar ook de katholieken
in dezen niet voor hunne vrienden wenschen
onder te doen. Spr. beriep zich daarbij o. a.
op dr. Schaepman, speciaal wat betreft diens
rede op den Katholiekendag in Friesland.
De voorzitter prof. Noordtzij slcot de
vergadering.