NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 88. 1907. Maandag 14 Januari 21e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. DE JONGE-VERWEST. te Gees Snippers uit de oude doos. F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25. Enkele nummers0,02®. UITGAVE DER FIRMA EN VAN Ontvangen f 10 van de familie D. te Goes. Wij houden ons voor meer aanbevolen- 12 Januari 1907. Met optocht, zang en spel hoopt men op 23 Maart a.s. de geboortedag te herden ken van onzen meest populairen admiraal de Ruijter in zijn geboortestad Vlissingen. Toen de Ruijter, als strijder tegen de Engelschen, onze erfvijanden ter zee, op het toppunt van aanzien en macht stond, kwam hij in 1666 ook zijn vaderstad be zoeken, en werd daar feestelijk ontvangen. Die ontvangst wensohf men zoo getrouw mogelijk te oopieeren. Statiesloepen zullen den Vlootvoogd en zijne admiraals aan wal brengen. Pikeniers en musketiers zullen een eerewaoht vormen, sehout en schepenen zullen hem begroepeo. De poor- terij zal in optoeht en muziek en gevel- versiering zooveel mogelijk de zeventiende eeuw doen herleven. Oud-Vlissingen, doorgaans reeds zeer onderscheiden van Nieuw-Vlissingen, zal dan een fantastisch beeld van het verleden vertoonen. De Schelde en de Soheldestad zooals ze eenmaal is ge weent en de Schelde (de werf) met hare nieuwe, zoo sterk groeiende omgeving. De rivier de Schelde, scheeprijk en machtig als voorheen en de werf de Schelde, grooter en drukker als ooit. Die optocht welke de Commissie voor het Ruijter-feest voorbereidt, belooft ®het be langrijkste nommer op het vierings-pro- grainma te zijn, indien de commissie finan cieel slagen kan en indien in VlissiDgen niet vreemd overvloedige regen het programma niet komt te verdrinken. Merkwaardig, byna ongelooflijk zijnde staaltjes die wel eens onder vier oogen geleverd worden om den stryd tegen den vuilhandel, gelijk de roomsch-katholieken de door hen aangebonden strijd tegen onzedelijke boeken enplaatwerkennoemen, te wettigen. Het lust ons niet te noemen de lectuur of 165 T E UIL L E T O 3T. DOOK SCALD1S. Waterlandkerkje. III. (Slot). Nog met een enkel woord wil ik nog terugkomen op het door ons bijgewoonde drama van 1668. Een der vorige predikanten van Water landkerkje: da. J. Was (geb. 8 Maart 1810 en alhier gestorven 29 Nov. 1852), heeft op dit gruweltooneel een dichtstukje vervaar digd, waarvan het laatste couplet luidt „Maar elk, die naar den tempel gaat, Ziet nog een spoor der gruweldaad In de onuitwischbre vlekken, Die schrik en ijzing wekken. Van bloed dat aan den kansel kleeft En denkt aan 't oordeel Gods en beeft". De overlevering wil n.m. dat de predik stoel uit de oude kerk nog aanwezig is in het tegenwoordige gebouw, en dat er, tot in de eerste helft der vorige eeuw nog bloedvlekken van den gepleegden moord aan dezen kansel waren te bespeuren, vóórdat hij zijne tegenwoordige verf be kwam. Ons dunkt, die overlevering luidt vrij ongelooflijk. Indien het toch denzelfden kaD8«l is, dan moet hy gespaard zijn ge bleven bjj den brand, die de kerk ver nielde en alleen de kerkera&dskamer vrij het. Dit kon echter mogelijk zyn, wijl predikstoel geplaatst was tegen den tnuur van dit vertrek, en wellicht den brand voornamelijk het voorste gedeelte Van het gebouw zal hebben verwoest. Doch al kon daarvan de zekerheid be de plaatjes onder enveloppe gepresenteerd, in die plaatsen die meer dan de onze tot de centrums van beschaving en ontwikkeling gerekend worden, maar welker heillooze vuilheid dan toch wel eens openbaar wordt. Want ieder zal begrijpenmen zendt geen circulaires en men betaalt geen adver- tentiën als er geen succes te wachten is Die dingen moeten meer gekocht of meer verspreid worden als wy kunnen weten of vermoeden zelfs. Het is ons niet bekend of de wet in staat is hier met gunstig gevolg tusschenbeide te komen, en ons volk te beveiligen voor dit kwaad dat in het donker schuilt. Tegeu cholera en veepest en allerlei besmettelijke ziekten worden van Staatswege uitgebreide voorzorgsmaatregelen genomen. Maar hier is geestelijke besmettóng die de bloem, de kern onzer natie, de jeugd, tot mikpunt kiest. In al breeder kring wordt aangedrongen op keuring van levensmiddelen onwettelijk optreden tegen kwakzalverij. Wetten kunnen een volk niet beter maken, dat zy gaarne erkend, maar we herinneren ons dat het vorig ministerie een bescheiden stap in die richting heeft ge daan, natuurlyk van vrijzinnige zijdeheftig bestreden. De vloek van de partyschap heeft ook deze poging verijdeld, en zoo menig ouder machteloos eesteld tegenover dit voort woekerend kwaad. Voorshands zal de reeg, thans ingeslagen, tot oproeping van de publieke opinie wel de eenig mogelijke zijn. Heden herdenking van de ramp te Leiden, 12 Jan. 1907. Het verslag er van vertaalde de Nieuwe Courant heden uit een in dien tijd te 's-Gravenhage (onder Lode wij ks bestuur) verschijnende courant „Le vraiHollandais" Den Haag, 13 Januari, Een verschrikkelijk voorval heeft gister de stad Leiden in ver slagenheid gedompeld. Tegen half 5 is op het Rapenburg een met kruit geladen beurtschip komende van het tuighuis te Delft en bestemd voor Utrecht, men weet niet door welke oor zaak, ontploft. Het geweld van de ontploffing wezen worden dan komt het wel wat on gelooflijk voor, dat nog nó, anderhalve eeuw zich bloedvlekken aan den kansel vertoonen konden 1 Waarschijnlijk is het hiermede gelegen, als met alle z. g. n. bloedvlekken, die tot elke moordgeschie denis schijnen te moeten behooren. De voorvaderen te dezer plaatse zullen waarschijnlijk in hunne vrome eenvoudig heid, aldus het denkbeeld hebben ver zinnelijkt van het hoogst strafvaardige voor God en het schier onwischbare der bloedschuld, waarmede men zijn geweten bevlekt, en deze gedachte bij hunne na komelingen hebben willen levendig houden. Hoewel, gelyk wij reeds op eenige onzer vorige tochten zagen, in de laatste helft der 16e eeuw in dit oord de Hervorming reeds was doorgedrongen, en er eenige Hervormde gemeenten en leeraars aan wezig waren, zoo veroorzaakte echter de verovering van dit gewest in 1587, door Panna, dat hier het lioht eener gezuiverde godsdienst ten eenen male werd uitge- bluseht. Doch in helderen glans mocht 't zich wederom vertoonen, nadat Prins Maurits de Spanjaarden uit dit land ver dreven, en, door de inneming van Sluis in 1604, hier eene wyde deur voor het hervormd geloof had geopend alles werd dit geloof toegedaan. Toch moest het nog tot 1659 duren eer men hier een geregelde gemeente kon stichten en een bedehuis voor de gods dienstoefeningen inrichten. Spoedig was men geslaagd met het be komen met een dienaar des Woords in ds. Stuirbout. Die eerste ieeraar, wij zagen het reeds, kwam door moordenaarshanden te vallen. Tot op heden had dezen martelaar hier twee en twintig opvolgers. Van twee hunner willen wij eene bladzijde uit hun levens- van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. deed alle huizen tusschen de Nieuwstraat en de Breedstraat, het fraaiste kwartier van de stad, instorten, en de meeste overige huizen van de stad hebben min of meer geleden. Er staan nog slechts enkele brokstukken van-de Saayhal. De Pieterskerk is zwaar beschadigd. Niemand mag in de nabijheid komen, uit vrees voor ongelukken. Alle ruiten van het Stad huis zijn stnkgeslagen. Ook van de Academie is geen ruit heel gebleven. Onder de ingestorte huizen zijn drie openbare scholenverder de departementaal (Nuts) school, de Jodenschool en een bewaarschool. Zij waren vol kinderen op het oogenblik der ontploffing. Men is nog in 't onzekere omtrent het aantal ingestorte huizen en evenzeer omtrent het aantal slacht offers der ramp. Wel weet men dat onder dezen behooren de hoogleeraren Luzac en Kluit mevrouwen Van Hoogstraaten, Van Alphenen Cunaeus. Een aantal ongelukkigen ligt nog on der de puinhoopen. De autoriteiten, de burgerij en de militaire macht hebben gewedijverd in moed en zelfopoffering. Onmiddellijk en vanalle kanten is hulpbetoon georganiseerd. Zooveel dat in het eerste oogenbhk mogelijk was heeft men de geleden rampen gelenigd en door het hand haven van een strenge orde nog erger voorko men. De koninklijke garde is op't eerste bericht van Den Haag naar Leiden vertrokken, met een ijver en een geestdrift, die slechts geëvenaard werden door den moed en de voorbeeldige tucht door haar bij deze gelegenheid aan den dag ge legd. Maar vooral de Koning heeft bij deze ont zettende gebeurtenis die humaniteit, die goed heid ontplooid, die hem door al zijn onderdanen doen aanbidden. Zijne Majesteit, onderricht van hetgeen te Leiden was voorgevallen, heeft zich onverwijld daarheen begeven 't was omstreeks 10 uur in den avond, toen de Koning in de stad kwam hij bleef er tot den volgenden morgen. Zijn vaderlijk hart nam een levendig deel aan hetgeen onder zijn oogen plaats had. Reeds dadelijk had hij, om hulp aan de ongelukkige inwoners te verleenen, zijn eerste geneesheer, den heer Girand gezonden, die den grootsten lof verdient voor de wijze waarop hij naar de bevelen des Konings heeft gehandeld. Z. M. bezocht alle plaatsen waar verwoestingen waren aangericht,klom op de puinhoopen en trot seerde de gevaren, met voorbeeld en woord de menschen aanmoedigende die hulp aan gekwet sten verleendenvertroostende degenen die door het verlies van betrekkingen in rouw ge dompeld waren, en op de plaats zelf belooningen uitdeelende aan hen die zich onderscheidden door hun moed in het redden hunner land- genooten. boek opslaat), te meer wijl beiden ook de Indische kerken gediend hebben, en ook aldaar zijn 01 erleden DIONYSIUS JOANNES GODEFRIDUS DE LA HOUSSA1JE. Deze werd als prop. bij de Cl. Tholen c. a. alhier beroepen den 17 Maart 1785, en bevestigd 31 Juli d. a. v. door ds. Am- Braam van IJzendijke. Van hier beroepen naar Burgh 11 Aug. 1789 nam hij hier afseh. 22 Nov. d. a. v. werd te Burgh bevestigd 6 December 1789. Hij berichtte den kerkeraad aldaar den 22 Juni 1790, per brief en zoo ook 23 dito aan 't Coll. Qual., dat hij, door zijne kwaadaardige huisvrouw daartoe gedron gen, haar buiten 's huis geaet had, en dien tengevolge als predikant bedankte, zoodat hij den 28 dito de gemeente verliet. Vol gens reeol. der Cl. van Schouwen van 31 Aug. 1790 werd hij 3 Sept. ontslagen, en kwam terug om 19 Sept. afscheid te pre diken met Ps. 81 14a. Op hun verzoek werd aan hem en zijne vrouw, Anna Cornelia Bliekden 24 Oct. 1790 attestatiën afgegeven, maar onder reserve, waarover zij zioh wel beklaagden, doch waarin het Coll. Qual. van Burgh geen.e verandering wilde brengen.^ Alzoo buiten dienst werd hij reeds den 12 Oot. 1790 te Kessel (N.-Brah.) beroepen en werd aldaar bevestigd 23 Jan. 1791. Hij beriohtte aldaar 22 Deo. 1793, dat hij benoemd was als pred. te Curagao. Den 16 Juli 1794 bij de CS. ontslagen, en naar Zeeland vertrokken zijnde, werd hij, door de omstandigheden verhinderd om naar Kessel terug te keeren, om af scheid te prediken en vertrok dus met vrouw en kinderen naar W.-Indië. Hij was te Kessel de laatste eigen pre dikant dier gemeente, welke in 1807 met Bij zijn verlvek beloofde Z. M. opnieuw spoe dige hulp, en inderdaad vernemen wij dat Z. M. reeds last heeft gegeven tot het beschikbaar stellen van een eerste fonds groot 30,000 gulden ter voorziening in de dringendste nooden der slachtoffers van dezen treurigen dag. In den nacht van Zaterdag den ten op den 130 Januari werden nog een 13-tal gekwetsten van onder de puinhoopen gehaald, waarvan drie vrouwen en een kind bij het overbrengen naar het gasthuis aan hun kwetsuren bezweken. De zieken werden verbonden onder leiding van de doktoren Brugmans en Girau'd. De laatste had van den Koning bevel gekregen om te Leiden te blijven zoolang zijn tegenwoordigheid daar noodig zou zijn. Tot de eerste maatregelen om hulp te verleenen behoorde een assignatie op de schatkist groot f 100,000 voor de nood lijdenden ter beschikking van den minister van Binnenlandsche Zaken gesteld. Tege- lyk werd aan den magistraat van Leiden machtiging verleend om door het geheele land een collecte uit te schrijven en ont ving de minister van Binnenlandsche Zaken, de heer Mollerus, bij schrijven van den Koning van 16 Januari, de uit- noodiging om alle departementale admi nistration aan te schrijven lysten te doen neerleggen in de steden en dorpen, waarop giften voor de stad Leiden ingeschreven konden worden. Een bericht van den 3en Maart meldt, dat in totaal reeds bijeen was een bedrag van f 924.048,14 waaronder niet begrepen de gaven van de regimenten en andere korpsen van het leger, evenmin de giften in obligation, lotery-biljetten en dergelijke; zoodat het geheele bedrag toen reeds op meer dan één millioen kon geraamd worden. Sedert is het tot ruim 19 ton geklommen. De Leidsche magistraat was zoo bezorgd geworden voor een herhaling van rampen dat kort na het gebeurde een verordening werd uitgevaardigd, waarbij den bakkers werd gelast hun brood op ijzeren platen te bakken. Voor eenige dagen deelden we mee hoe de ontwikkelde, alleen staande vrouw in de Nieuwe Wereld zich eeu weg door Lith en Litlioijen en in 1819 met Alem en Maren is gecombineerd geworden. Ds. de la Haussaije deed te Curacao intree den 13Maartl796metTitus2:ll-15a; dooh overleed aldaar nog in datzelfde jaar, volgens de notulen des kerkeraads van 3 Oet. 1796. Zijn lijk werd uit de armenkas begraven, wat 109 pésos (f 144,97) heeft gekost, terwijl aan zijne weduwe 91 pésos (f 121,03) werden toegelegd voor rouw kleederen. CORNELIUS ROGGE. Velen te dezer plaatse en ook in het nabnrige Retranchement, zullen zich dezen predikant nog wel" herinneren. Als oand. bij 't Pro v. Kei kb. van Over ijssel werd hij 10 Juli 1871 beroepen te Retranchement en aldaar bevestigd 28 Juli 1872 door zijn voorganger aldaar, ds. Wittebol van Aardenburg. Vandaar her waarts beroepen 21 Deo. 1874, ving hij zijn dienst alhier aan 30 M«i 1875. Van hier een beroep ontvangende naar Haam stede, nam hij afscheid 28 April 1878 en werd in zijne roepende gemeente bevestigd 12 Mei d. a. v. door zijn voorganger ds. van den Broek van Ouwerkerk. Van Haamstede vertrok hij naar Nieuw en- dam, alwaar hij in dienst trad 26 Oct. 1879. Benoemd tot pred. in O. Indië 3 Juni 1884, nam hij te Nieuwendam afscheid 17 Aug. d. a. v. In Oot. 1884 kwam hij in dienst te Bandjermassin, vanwaar hij in 1886 naar Amboina vertrok. Van zijn dienstrijs,tijdens zijn erblijf aldaar gaf hij aldaar een uit voerig verhaal in het tijdschrift van het Aardrijksk. Genootschap. In 1889 werd hij verplaatst naar Menado alwaar hy zich ijverig bezig hield met de belangen vsn deinlandsche hulppredikers, wier wei üzagmheid hy hoog waardeerde, j het tijdelijke leven traeht te banen. Ieder eerlijk bedrijf is goed en prijzens waard. Maar men vergete niet dat er tooh nog een andore, meer Koninklijke weg is. Daar gaan we nu van verhalen. In datzelfde Amerika verloor een jong ontwikkeld meisje haar ouders. Zij had niets en niemand en presenteert zich op een kantoor, want zegt ze als aanbeveling ik kan stenografeeren en ik ben vertrouwd met de schrijfmachine. Dan zal ik u 15 dollar per maand geven zei menheer. Maar daar kan ik mijn ontbijt slechts van betalen zei de candidate. De bureauohef haalde de schouders op met de boodschap andere plaatsen zijn bezet Zij ging een plaats wagen op een export kantoor met kennis van boekhouden, Zweedsoh en Italiaansch tot aanbeveling. Haar werd plaats aangeboden als adjunct boekhoudster voor 20 per maand. Zonder op dit voorstel integaan ging zij naar een dagblad-bureau zeggende, ik ben thuis in de moderne litteratuur en schrijf proza en poezie. Op de vraag of zij kennis van muziek en sport had kon ze bevestigend antwoorden en stenografeeren had ze geleerd. Goed, was de boodschap, ge kunt hier bly ven en 30 dollar per maand verdienen. zegt dertig? Ja, is 't niet genoeg voor vrouwenarbeid Met tranen in de oogen vertrok 't meisje. In een aanzienlijk dagblad stond de vraag van een dame om een voorlezeres. Ook daarheen. Nadat de dame haar ondervraagd had en te weten gekomen was dat zy pianospelen, etsen, kantwerken en zy de borduren kon, bood zij een halve dollar per avond. Zy weende, totdat iemand wien ze haar nood klaagde haar zeide Kunt ge dan geen huiswerk doen Wie huiswerk verrichten kan behoeft over zijn lot niet te weenen. Ga, meld u als zoodanig aan en ge zult slagen. Zij luisterde naar dien raad, zij ging naar een dienstboden-bureau, waar een aaatai dames wachtten. Zijt gij een dienstmeisje? Zoekt gij plaats riep men haar reeds toe. Vandaar kwam hy in 1890 te Magelang vanwaar hij den 20 .Mei van dat jaar aan het Zend. Gen. hier te lande, eenige trouw en lidmaatbewijzen zond, voor Inlandsche Christenen, daar gedrukt, die zeer netjes uitgevoerd waren. Van Magelang vertrok hij in Jan. 1892 naar Semarang en werd in 1894 tot leger- predikant benoemd nam deel aan de expeditie op Lombok tegen de Baliërs en was tegenwoordig bij den verrader lijken overval van Baliërs op onze troepen in den nacht van 24 op 25 Aug. van dat jaar. Bij zijn terugkomst van Lombok in het Vaderland, werd hem te Deventer op 16 Jan. 1895 eene feestelijke ontvangst bereid. In de commissiekamer van den schouw burg aldaar, met zyn vrouw ontvangen, werden zy naar de schovwburgzaal, welke stampvol bezoekers was, geleid, alwaar ds. J. C. van Slee, eene treffende toe spraak hield, over hetgeen hij met de oversten Vetter en Scheuer en ook met pastoor Voogel gedaan had tot heil van het Vaderland, tijdens de Lomboksche troebelen waarna dhr. van Slee ds. Rogge een gouden medaille aanbood, waarop aan de eene zijde het wapen van Deventer en aan de keerzyde deze inscriptie „Deventers burgerij aan ds. V. Rogge veldprediker Lombok 1895.'' Van verlof naar lndië teruggekeerd kw«m hij in dienst te Batavia in Juni 1896. Aldaar overleed hij den 14en Maart 1906, oud 62 jaar. Uit zijn huwelijk met M. C. Worst werden geboren te Retranchement 22 Oct. 1872 een dochter, te Waterlandkerkje 8 Juni 1877 een zoon, te Nieuwendam 2 Aug. 1883 een zoon. (Bevolking; in 1824 is 425in 1905 is 590 zielen.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1907 | | pagina 1