NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 79 1907. Donderdag 3 Januari 21e Jaargang. HISTORISCH CHRISTELIJK- Ëuitealandseb Overzien VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUiJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN FEUILLETON. De Saks en de Noorman. 12,18' IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA EN VAM van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten meer 10 cent. van 1—5 regels 50 cent, iedere regel SESEEKK3SE3WSTS! IJK Goes, ook voor Kloetinge, Kaitendijke, 'e-Heer Hendrikskinderen en Wissekerke 11, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 20, 21, 22 en 23 Maart. N I E U WIi JATAIT Soera R ana's Nieuwejaarslied in ods vorig no. was een vrije navolging van Paul Gprok. De Rotterdammer heeft er deze van (Wijze Psalm 66). 'tls de oude taak; die eiken morgen Ons in den nieuwen jaarkring wacht; Maar de oude God ook, die wil zorgen Voor nieuw geloof en nieuwe kracht, 'tls de oude God, die gisteren, heden, Dezelfde is tot in eeuwigheid En als de hoorder der gebeden De hand ons vat en veilig leidt. 't Is de oude strijd en 't zelfde donker, Waaronder 't hart angstvallig beett Maar ook het oude stargeflonker, Dat ons geloof en hoop hergeeft. Is de oude God, die door die lichten Het oog bij 't bidden opwaarts trekt En weer in 't hart, als 't dreigt le zwichten, Blijmoedigheid en veerkracht wekt. 'fis 'loude kruis dat allen drageD, Wier keus des Heilands voetspoor blijkt, Maar de oude hand ook, die zal sohragen, Wie voor geen list of dreigen wijkt, 't Is de oude God, die heeft gewogen Het wicht dat onzen schouder past En die met vaderlijk meedoogen Meedraagt bij eiken lijdenslast. 't Is de oude hoop, die, star des levens, Ons eiken morgen nieaw verrijst En op een God, nooit moe des gevens Ons tot vernieuwde blijdschap wijst, 'tls de oude God, de God der hope, Die eeuwig woord en trouwe houdt, Waarop, hoe steil het voetpad loope, Niet één vergeefs ooit heeft gebouwd. 't Is de oude liefde, die verloornen, Wien alle moed en hoop ontzonk, In Christus als zijn uitverkoornen Genade en eeuwig leven sohonk. 't Is de oude God, die gisteren, heden, Dezelfde tot in eeuwigheid, Als Vader ons in 't heinelsch Eden Tot eeuwige liefde en vreugde beidt. Een geschiedenis uit het Christelijk leven in vroegeren tijd. Juweelkistjes van gedreven zilver, doo- zen met welriekende geuren werden keurig gerangschikteen prachtige spiegel, door kunstig gesneden hout omlijst, weerkaatste het schoone geheel, zoodat, wanneer Mar- .guerithe hare fijDe hand over de luit liet gaan, terwijl zij een barer Fransche chan- sonettses zong, zij zich waarlijk geheel te huis gevoelde. Zij hoorde niet hoe dienzelfden avond zacht aan de kleine achterpoort werd ge klopt. Het was \- ader Osyth, die toegang voor Editha verzocht. Geen der gewone kloosterregelen werden door hare komst verbroken. Vader Osyth sprak haar een vriendelijk vaarwel toe, gaf haar zijn zegen en terwijl de abdis haar welkom heette, haar kuste vanwege de gelijkenis, die zij met hare moeder had, bracht zij haar naar een klein vertrekje, dat uitzicht gaf op den kloostertuin. Het kamertje zag er naakt en sober uit, doch ook z\j had hare schatten. Een oud versleten handschrift van het Evangelie van Johannes, in het Saksisch overgezet door den eerwaarden Beda, met de gezan gen aan het einde van het boek, die zij haar zoo dikwijls had voorgelezen, een werk van koning Alfred en een boek met Saksische balladen, waaruit zij met Siward het lezen had geleerd, eindelijk de harp, die haar vader in vroegere dagan bespeeld had, t«en er nog fee3t kon zijn in de Saksische wo ningen, en iedere gast een lied ten beste 2 Januari 1907. Provinciale Stoombootdienst op de Wes- terschelde. Staat van vertraging in den treinenloop te Vlissingen van Vrijdag 30 November tot en met Donderdag 27 December 1906. 30 Nov. Trein 11,44 aangekomen 12,06' 3 Dec. 11,44 12,05' 6 11,44 12,07' 10 11,44 12,04' 19 11,44 12,02* 21 11,44 12,25' 21 3,16 3,45= 22 11,44 12,10 22 3,16 4,10' 23 11,44 12,11= 27 8,52 9,24 27 11,44 Geen aansluiting met Breskens en Neuzen. 2) Geen aansluiting met Breskens, wel met Neuzen. 3) Geen aansluiting met Neuzen, wel met Breskens. Op de lijst vaü overledenen in 1906 vergaten wij te meldenPastoor Rengs en L. Vogel, industrieel, beiden te Mid delburg A. Lous, oud-secretaris en ont vanger der gemeente Oudelande, en L C. Oranje, hoofd der school van 't doof- stommengesticht Effatha te Dordrecht. In den loop van 1907 moeten er perio dieke verkiezingen plaats hebben voor de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Aan de beurt van aftreden zyn de volgende leden In Noord-Brabantmr. Van Zinnicq Bergmann, mr. Sussen. Gelderlandbaron Van Lamsweerde, gen.-maj. Van Löben Sals. Zuid-Holland de heer Van Waterschoot van der Gracht, mr. Bevers, J. P. Havelaar, dr. Woltjer. Noord-Holland mr. Kist, J. Breebaart Kz., J. A. Laan. Utrecht: jhr. mr. Van AschvanWyck. Frieslandmr. S. van Houten. OverijselTh. Heerkens. GroningenJ. E. Scholten. Drenthebaron Van der Feltz. LimburgJ. S. H Brouwers. In Zeeland heeft geen verkiezing plaats. gaf. Eenvoudige, oude voorwerpen, doch van meer echten stempel, dan de kostbare juweelen in de kamer van Marguerite het waren schatten, die geen Noorman be zat in de dagen, toen de Overwinnaar Sak sisch Engeland bemachtigd had. Editha was er van doordrongengeen schaduw van afgunst kwam in haar op toen zij eenige dagen daarna in het prachtige vertrek by Marguerite werd binnen geleid, om aan eene kleine gril der j onkvrouw te voldoen, die van haar het spinnen wilde leeren. Toch gevoelde zy zich boven hare beminnelijke, doch eigenzinnige leerlinge verheven, en becchouwde hare kleine ge maaktheden met eene stille waardigheid, zooals de leeuw naar de sprongen van het katje ziet. Marguerite beweerde, dat hare handen veel te klein waaren, om het spinrokken te hanteeren, het werk zou zeker ook veel te moeielyk zijn voor iemand, die niet voor werken geboren was doch eindelijk kwam de ware beweegreden voor den dag, die zij als een geheim aan Editha vertelde. Het was, omdat haar verloofde, Lord Walter de Richemont gezegd had, „dat vrouwenhan den er nooit zoo klein en lief uitzagen, dan wanneer men ze met spinnen bezig zag''. „Uwe handen, hoewel groot, zijn zeer blank en welgemaakt", zeide Marguerite in het Anglo-Saksisch, doch met een Fran- schen tongval sprekend. „Zij zien er waarlyk aardig uit, wanneer gij sfiut. Heeft men u dit wel eens gezegd?" Editha bloosde, en zeide, dat men haar werk somtyds geprezen, doch niemand zich de vryheid veroorloofd had, om hare han den te bewonderen. „Ah!" auehtte Marguerite, „bij u,Sak- Als ziekelyk verschijnsel van,eene over prikkelde beschaving mag genoemd worden een extra-Kerstmaal aan de bewoners van het Londensche gasthuis voor dieren door eenige dames geschonken. In dat gasthuis bevinden zich 47 oude of gebrekkige viervoeters, die daar onder houden worden. Ieder kreeg een apart rantsoen. En een godsdienstige tint, als in Enge land vooral op Kerstfeest gebruikelijk, werd aan dit feestmaal gegeven door den aartsdeken Wilberforce, die eene korte preek hield. Men verwacht van mij zoo moet hij gezegd hebben dat ik voor deze beesten een dankgebed zal uitspreken, maar dat is eigenlijk niet noodig, want hun heele leven is een voortdurende, stille gehoorzaamheid aan den wil van God, die zich aan hen ken baar maakt, maar het is goed dat wij open lijk erkennen dat deze dieren meer eerbied en 6en betere behandeling verdienen dan hun gewoonlijk te beurt valt. Oudejaarsavond. Een ofïicier ver haalde 'eens het volgendeDen 30 De cember reed ik eens, vele jaren geleden, met mijne vreuw vijf mijlen ver in eene slede naar mijn schoonouders. Den 31 December was namelijk mijn schoonvader jarig. Onze beide kleinen, die pas een half jaar oud waren, lieten we onder de hoede van eene betrouwbare dienstbode tehuis. We brachten den verjaardag recht genoeg lijk door. Des avonds echter kreeg mijn vrouw een koortsachtig verlangen naar onze tweelingen. Daar ik mij ook daardoar liet aansteken en bovendien vreesde dat we met de slee niet meer thuis en wellicht niet meer over den Weichsel zouden kunnen komen, begaven we ons tegen den avond op den terugtocht. De weg was heerlijk, de paarden liepen goed, en we bereikten reeds tegen negen uur het bosch bij Ostrometzko. De lucht werd helderder en eenige sterren kwamen te voorschijn. Daar begonnen de paarden plotseling onrustig te worden, ze steigerden, als wilden ze niet verder, en toen begonnen ze in razende vaart voorwaarts te stormen. In de verte hoorde men het schorre geblaf van een paar honden, anders niets. De sers, bestaat geene galanterie en kent men geen poëzie. Ik zal een lied voor u zingen, dat men ter eere van mijne handen gemaakt heeft". En zij nam hare luit en zong met eene buigzame stem „Vindt gij het niet aardig?" Editha glimlachte. „Doch gij hebt geene poëzie, misschien verstaat gy het niet?" „Ik ken de Fransche taal niet", sprak Editha hoogmoedig, „onze poëzie bezingt geheel andere dingen, dan van fraaie handen". „Welke dingen bezingt uwe poëzie, Editha vroeg Marguerita na eenige oogenblikken zwijgens. „Zij spreekt over dappere mannen, over de liefde der vrouwen, over oorlogen, hel dendaden, leven en dood. „Dat is zeer ernstig," zeide Marguerite, het voorhoofd fronsende, „dat wordt in Frankrijk in de preeken gezet". «Het leven is in den laatsten tijd in En geland zeer ernstig geweest," antwoordde Editha. „Dat weet ik," zuchtte Marguerite. „Het moet, zooals mijne tante mij vertelt, vroe ger in Frankrijk vry wat vermakelijker zijn geweest. Wat mij betreft, ik wenschte dat Willem van Normandië en myn groot vader en vader tehuis waren gebleven en Engeland aan de Saksen hadden gelaten; en dan die kruistochten, die ruwe boschbewo ners, het leven is alles behalve een feest voor mij". „Hebt gij een uwer bloedverwanten bij den kruistocht vroeg Editha haastig, nu voor het eerst met eenige belangstelling. „Mijn vader, broeder en verloofde. Ik verwacht iedere» dag een bode met oude Franzek deed zijn best de paarden tot bedaren te brengentevergeefsze holden voorwaarts. Daar het geblaf dich- terbv kwam keek ik om en zag twee oude, magere honóeD, die onze slee volgden. Laat ze wat dichterbij komen en sla er dan met de zweep op beval ik den koet sier, tteeds nog niets kwaads vermoedend. «Ach steunde deze, «'t zijn wolven". Hij was oud, uil die streek, en kende ze van vroeger; in dien tijd behoorden ze al tot de grootste zeldzaamheden en waren nu door de vroeg ingetreden, lang aan houdende sneeuw uit hunne schuilhoeken gedreven en door den honger roofzuchtig geworden. Ik sloeg de paarden met de zweep, om ze tot hel uiterste te drijven ze vlogen over den weg en onze vervolgers kuchend erachter. Mijn vrouw zal sprake loos, doodsbleek, en ik meende reeds den heeten adem der wolven aehter me te bespeuren. Toen ze beel dicht bij de slee waren, wierp Franzek zijn pels weg we hoorden dat ze er woedend op aan vielen, een worstelen om de buit, en we verkregen daardoor een voorsprongmaar weldra wonnen ze weer op ons, en onze angst nam toe. Slechts nog een klein eind Het landgoed lag voor ons. Als nu de poort eens gesloten was, om dat we eerst den volgenden dag terug verwacht werden, wat zou er dan van ons worden De vervolgers hadden ons bijna bereikt, toen we aan ons doel waren. We vonden de poort gelukkig open. Met dank aan God traden we ons huis binnen. Onze eerste gang was naar de kinder kamer. We openden de deur een dikke walm sloeg ons tegen, de dienstbode lag rochelend in bed, de kinderen rustten bleek in de wieg. We rukten allen uit de bedden, brachten ze naar onze slaapkamer, zonden om den dokter, die gelukkig thuis was, en het gelukte aan onze vereenigde krach ten bij allen het leven weder op te wekken. De slaapkamer was 's avonds met turf verwarmd geworden een stuk moest op den grond zijn gevallen en langzamerhand de vloer aangestoken hebben, waarvan een plek geheel verkoold was. Waren we een half uurtje later thuis gekomen, dan zouden we onze kinderen zeker dood gevonden hebben. In dien tijdingen en geschenken van hen". „Zullen zij u bericht zenden, waar zij zich bevinden vroeg Editha, nu haar leerlinge benijdende. „Zonder twijfel", zeide Marguerite, „zonder dat zou ik niet kunnen leven". „Andere vrouwen moeten dat toch", ant woordde Editha. „Bedoelt gij die, welke geene middelen bezitten, waardoor zij bericht kunnen krij gen Ik heb nimmer aan hen gedacht maar het is zoo, de soldaten en boogschut ters hebben ook hunne bruiden en zusters moeten achterlaten. Maar, achvoegde zjj er lusteloos bij, „die voelen niet, zooals ik. Ik ben verzekerd, dat kunnen zy niet, want denzelfden avond, toen de ridders waren vertrokken, toen ik in tranenwas, zoodat ik onmogelijk iets kon gebruiken, begaf mijne voedster zich stil aan hetwerk, evenals altijd, ofschoon haar echtgenoot en zoon toch ook myn vader gevolgd waren". „Misschien bedwongen zij hare tranen, jonkvrouw want deze zyn geene bewijzen voor onze liefde, maar doen veel schade". „Misschien", zoide Marguerite, alsof een nieuw denkbeeld voor haar opging. „Ik herinner my, dat zij later een ernstige ziekte kreeg", en daarop Editha ernstig aanziende, die bezig was het spinrokken te omwinden, vervolgde zij „Het moet erg treurig zijn van hen, die wy lief hebben, niets te hooren. Het is de dood 1" „Zoo is het," sprak Editha zacht. „De dood zou nog beter te dragen zijn, ware het niet, dat men de hoop bezat." „Nog beterriep Marguerite verschrikt uit, als had een ijzige hand haar aan geraakt. „Ja" solde Editha, hare sprekende oogen nacht leerde ik God voor zijne bescher ming danken, 't Was duidelijk dat zijne genadige hand alles zoo bestuurd had, en dat de wilde dieren, die we voor onze vervolgers hielden, de redders onzer kin deren moesten zijn. Den Oudejaarsavond echter heb ik sinds dien tijd steeds in mijn eigen huis doorgebracht. (Nederlander.) Annus Gratiaeeen genadejaar, mag w< 1 getuigd worden van 'tjaar dat achter ons ligt. Annus Mirabiliseen rampenjaar, zoo mag 't wel heeten, wanneer men bedenkt dat er zoovele rampspoedige dagen in waren voor menige streek, niet alleen in Zeeland, in Nederland, in Europa, maar over de heele wereld. Mijnontplofïingen maakten slachtoffers in Japan, Frankrijk (Courriëre), West- Virginië. Zware bandjirs teisterden Ned. Indië. Orkanen woedden in Argentinië, ep de Filippijnen; en in Japan (900 dooden). Mexico, en op Cuba. Aardbevingen richtten groote verwoes tingen aan in Nicaragua, Ecuador, Colum bia, op Formosa Noord en Zuid-Amerika (San Francisco), Zuid-Wales, Texas en Chili (11000 dooden). Stormvloeden beroofden de eilanden van Ooeanië Orkanen verwoestten steden o.a. in Mississippi, Brazilië, een er van maakte 40 dooden op de IJslandsohe kusteen bij Hongkong 10000 dooden. Mynoverstroomingen maakten talrijke slachtoffers o.a. in Zuid-Afrika, en in Wales. Overstroomingen troffen bewoners van onze provincie, van Noord-België, Leuven. De pest velde duizenden in Argentinië. Hongersnood sleepte duizenden ten grave in Noord-Japan. Groote branden hadden plaats te Sydney, Glasgow, Hamburg (Michaëlskerk), Milaan (tentoonstelling), Bristol (Merchant Ven turers college), Kansas city (20 dooden, 50 gewonden). Witten (roburietfabriek) Brus sel (magazijnen Rue Neuve). Bergstortingen in het Schwarzwald. Bootrampen, treinbotsingen, ketelont ploffingen zeer vele. In Mei werd de Duitsche vrachtboot op Marguerite vestigende. „Ik heb het ondervonden. Men weet immers waar zij zyn „Wat bedoelt gij Dan weet men immers, dat zy in den hemel bij de engelen, en bovenal dat zy by onzen liefdevollen Verlosser zijn „Ja, indien zy heilig zyn, maar indien niet Waren dat al uwe betrekkingen, die gij verloren hebt „Ik heb er slechts één verloreD, enky was even edel als koning Alfred en nederig als Beda en St. Cutberth. Indien de engelen Lazarus in de heerlijkheid droegen, dan weet ik zeker, dat zij ook met mijn vader waren; en bovenal Gods Zoon leefde op deze aarde en stierf voor onze zonden, nu zyn wij verzekerd, dat het Paradijs voor ons geopend is, te meer, nu onze Heer zelf aan den berouwvollen moordenaar vergif fenis heeft geschonken". „Wat weet gy veel", merkte Marguerite aan. „Ik bezit het Evangelie van Johannes in onze Saksische taal". „Komen al die vrome menschen daarin voor Ik wist niet, dat er zooveel goeds in uwe taal geschreven was". „Koning Alfred, Bede en St. Cutberth vindt men niet in het Evangelie. De eerste is onze Saksische koning en de anderen wat en vrome mannen uit onze geschied- boeken". „Zyn het dan Saksische heiligen, die in den almanak staan, die in den hemel zyn „Ja, zij staan zeker in den almanak, maar welken naam zy in den hemel dragen, weet ik niet. Het Evangelie spreekt van ééne kudde in ééne schaapskooi". Wordt vervnlt/d.j

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1907 | | pagina 1