NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 72. 1906. Zaterdag 22 December 21e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISGH Het einde des jaars. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Snippers uit de oude doos. Gemengde Berichten. ~)o(~ IEDER EN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,02®. UITGAVE DER FIRMA SN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. BSBÜ Zij, die zich met 1 Januari 1907 op ons blad abonneeren' ontvangen het tot dien datnm gratis. Zoo Btaan we dezer dqgen weer aan het einde van het jaar onzes Heeren 1906. De laatste, donkere weken des jaars hebben ons op dat einde voorbereid. Na dagen, vol liebt en glans, die ons vooral dezen laatgekomen, maar laugge- blaven zomer zijn geschonken, dagen die ons de herinnering lieten aan een sehoonen zomer en een rijken herfst, treft het ver laten van de zon ons zooveel te meer. De dagen werden kort en somber, verduisterd door mist en nevel. De guurheid van den dampkring jaagt ons naar binnen, en het onderscheid tusschen dag en nacht wordt minder. Zooals in den zomer de dag ook in den nacht schijnt, zoo is 'tof in den winter de naoht zijn Bluier zelfs ook over den dag heeft geworpen. Zooals in den zomer de dag en het licht regeert, zoo heersoht in de sombere winter dag de naeht en duisternis. Een „het wordt van daag niet licht" is het sombere refrein dat het einde des jaars onveranderlijk aankondigt. De Datuur kondigt door somberheid en duisternis ieder jaar alweder het einde van een tijdperk dat we doorleeideD, aan. Maar hoe verschillend is de stemming der menschen bij het einde des jaars wel niet Het is ongetwijfeld dit jaar, gelijk ieder vorig jaar, alweder gegaan naar het woord van den Prediker voor den één is het een tijd geweest om te lachen en voor den ander een tijd om te weenen. De een zag zich verheven en den ander vernederd, de een baadde zich in weelde en voorspoed 157 riUILLETOÏT. DOOR SCALD1S. Iets over Vicariën. II. (Slot). Ook vele kerken in Zeeland waren ryk met goederen gezegend. Zoo werd, om maar een enkel voorbeeld te noemen, de St. Lievenskerk te Zierikzee den 21 Aug. 1438 door Albrecht van Beieren, Graaf van Holland en Zeeland begiftigd met 300 ge meten land en vrijheid van alle lasten daarop vallende. Als wederdienst voor die gift had hij voorgeschreven dat er den 15 April van elk jaar, den dag waarop hy als Graaf was gehuldigd een plechtige Mis zou gelezen worden en dat dit ni zijn overlijden, ook op den sterfdag moest geschieden, tot rust zijner ziel; en, zonder nu van de talrijke dorpskerken te gewagen, was vooral de vermaarde Maria Abdij te Middelburg ryk begiftigd. 't Schijnt in de middeleeuwen al vroeg er toe gekomen te zyn, dat de met heilige doeleinden geschonken goederen gevaar liepen aan hunne oorspronkelijke bestem ming onttrekken te worden. Een en ander maal leest men dat hiertegen streng werd gewaakt. Toen nu evenwel de alleen Zaligmakende Kerk in ons Vaderland plaats maakte voor de Hervormde, trad, ten opzichte der oude Kerk een geheel nieuwe toestand in'tleven, vooral ook toen eindelijk de Unie van Utrecht, voorbereid door de Gentsche Paci ficatie en den Antwerpschen Religievrede van 22 Juli 1578, den 6 Januari 1579 tot stand kwam. De Hervormingspartij begon nu de wet voor te schrijven, en deze was, in het bewustzijn van overwinnende partij helaas niet minder hard in haar vonnis dan Rome ^as geweest. Omstreeks 1680 vinden wij en den ander zit in sombere rouw neder of bitter leed buigt hem het hoofd. Zoo regelmatig als de jaarkring eindigt onder altoos elkander gelijkende verschijn selen in de natuur, zoozeer uileenloopend is der menschen levenslot. Geen twee zijn aan elkander gelijk, maar ieder ondervindt meer of minder de invloed van den damp kring op de stemming van het hart. Een schoone, heldere lentedag dwingt zelfs den zwartgalligste een glimlach af, maar een der druilige dagen in de donkere zes weken stemt zelfs de gewoonlijk op geruimde ziel somber. Toch, welke ook onze persoonlijke erva ringen geweest zijn, we rekenen op de instemming onzer lezers als we in algemee- nen zin getuigen God was goed voor ons dit jaar. Hy is den lande gunstig geweest. En by die betuiging behoeven we den 12en Maart niet te vergeten, toen ons Zeeland, na meer dan een menschenleeftyd van zee rampen of belangrijke stormschade bevryd geweest te zijn, alweder door het water ge teisterd werd. Voorzeker daar werden bange oogenblikken doorleefd maar geen menschenleven viel by die waterramp te betreuren, en voor de materieele schade werd ruimschoots hulp geboden, meer dan ooit. God was ook onzen lande gunstig, als we de watersnood afmeten naar de mynramp in Frankryk, naar de vulcanische uitbarstin g in Italië en naar de aardbeving die San Francisco verwoestte in Amerika. Kale boomen en dorre akkers waren ge tuigen van de verwoesting, maar onmiddel lijk kon tot herstel de hand uitgestoken worden. Dyken konden verhoogd en ver zwaard worden, het huis herbouwd en de have vernieuwd en met opgewekte lust en groote kracht gearbeid worden aan het be dreigde of aan het verwoestte. God, de Heere, gaf ons zeldzaam schoon in de meeste Nederlandsche gewesten eene kerkelijke omwenteling, onder het toezicht der overheid tot stand komen. De Roomsehe Kerk moest afstand doen van hare wereldlijke machtde Herv. Kerk werd georganiseesd en nam hare plaats als Staatskerk in. Toen in 1574 op de Synode van Dordrecht de kerkorde ontworpen werd, was de Roomsehe godsdienst reeds geschorst en omstreeks dien tijd was de uitoefening van de Religie door de Staten verboden, en toeh overtrof het getal Roomsehe Neder landers nog verre dat der Hervomde en bovendien maakte zij het rijkste en deftigste deel van de natie uit. De Gereformeerde kerk nam nu de vroe gere plaats in der katholieke. Maar nu kwam de groote vraag wijl de geestelijke goederen in algemeen en de vicariën nu hun karakter verloren, aan wie kwamen nu de 't Is hier nu juist de plaats om voor eene door mij bedreven vergissing, »Amende homorable", in goed Hollandsch gezegd open lijke schuldbekentenis voor u te doen. Indertijd over predikantstractementen spreken de, zei ik mijne meening over de overgang, tijdens de Reformatie, van de bewoners onzer gewesten van Roomsch tot Hervormd. Te goeder trouw was mijn opinie dat verreweg de meeste Katholieken overgingen, waarop de Redactie van De Zeeuw en terecht bleek mij later o.a. op gezag van Groen van Prinsterer, mij op mijne dwaling wees. Dit werk nu inziende, en ook het desbetreffend werk van F r u i nbleek mij dat de opmerking van de Redactie correct was, en dat inderdaad de meerderheid der bevolking nog lang aan de oude kerk gehecht bleef. Zoo zegt ook de laatstgenoemde schrijver o.a. dat de Hooge Raad en de andere Staatscollegiën in 1587 aan Leicester verklaarden dat het meerendeel van Holland nog van harte de Roomsehe religie is toegedaan". En in 1608 schreef Prins Maorits ditzelfde aan den Fran- schen Koning Hendrik IV, omtrent de be volking van Gelderland, Friesland, Overijssel, Groningen en Utrecht. »Ja zelfs" zegt F r u i n »was het getal der Gereformeerden niet meer dan een tiende deel der bevolking", weder, het aardrijk gaf een overvloedigen oogst, geen pestilentie waarde rond, geen oorlog verstoorde den arbeid der volken. De welvaart van ons vaderland in 't bijzon der spiegelt zich op allerlei wijze af. Het aantal schepen dat onze havens bezoekt klom met honderden en hun ton neninhoud met duizenden. De opbrengst der rijksmiddelen klom met millioenen guldens. De rapporten omtrent gezondheid en levensduur zijn gunstig. Eu daarom is de vermaningvergeet niet ééne Zijner weldadigheden, bij dit einde desjaarszeker uitnemend op zyn plaats. Geen onzer kent de ramp die land en volk treft als de oorlog op onze erve uitbreekt slechts weinigen herinneren zich den geessel der cholera, als die moordend rond gaat en niemand kan zich in vollen omvang de ellende van misgewas, die onze markten doet ledig staan, voorstellen. Niemand onzer heeft ervaren wat schat er te loor gaat als de vrede en de welstand en de vervulling van ODzen nooddruft van ons vliedt Zou daarom misschien onze dankbaar heid niet in gelijke mate met de gaven open haar worden f Eu nu weten we zeer wel dat deze medaille ook een keerzijde vertoont. Als ge overstapt van het stoffelijke op het geestelijke terrein, dan vertoonen zich, in plaats van schitterende zonnestralen dik wijls donderkoppen. Dan zien we maar al te goed dat rijkdom geen vrede, en voorspoed geen geluk brengt Daar ziet ge, om in eigen omgeving te blijven een regeering die zich door zwak heid discrediteert en een volksvertegen woordiging die zich erger nog door lichtzinnigheid discrediteert. Daar ziet ge ontevredenheid rijzen en gezag ondermijnen in steeds breederen krÏDg. Daar ziet ge gevolg van welstand bezittingen, vooral de onroerende goe deren V Na de unie van Utrecht werden in de meeste gewesten maatregelen genomen om de vervreemding der goederen te voorko men. Op order der Staten van Friesland werden, namens gedeputeerden, alle goede ren, bezittingen, inkomsten en kostbaar heden tot den Roomschen eeredieust en tot de katholieke kerk behoorende, geïnventa riseerd. Dat dit als volkomen en régie be schouwd werd, blijkt o.a. uit een resol. van de St. van Holland van 23 Mei 1857, waarbij werd bepaald, dat alle conventen en kloos ters, benevens de gebouwen en alle eigen dommen aan kerkelijke instellingen be hoorende, zullen blijven ten behoeve, gebruik en profijt van de steden, waar binnen die goederen gelegen zijn, ten einde door die steden in eigendom aanvaard en behouden en ten hunnen beste en welzijn gebruikt te worden. Wat nu de vicariën betreft, komt in eene memorie van de Utrechtsche Staten voor, dat, „daar de Roomsehe godsdienst heeft opgehouden, ook de bedoeling der vicariën geëindigd was, maar de inkom sten tot andere godsdienstige doeleinden moeten worden aangewend en de goede luiden kinderen ter sehole en tot studee- ren mogen gehouden worden om bekwaam te worden op de een of andere wijze de repnbliek te dienen en den lande profijt te doen, dat veel nuttiger is dan een hoop lediggangers te onderhouden, die noch den godsdienst, noch de republiek dien stig zyn", Men ziat het, verschillend waren de meeningen over het eigendomsrechtal gemeen was men het er vrijwel mee eens, dat die goederen, welke bepaaldelijk tot oi.derhoud der kerken, tot ondersteuning der armen en der gestichten van liefda digheid dienden, onaangetast bleven, maar de z. g n. geestelijke goederen die aan kloosters, broederschappen, vicariën, kapel len of geestelijke orden behoord hadden, gesecuraliseerd werden, d, i, verklaard werden wereldlijke goederen te zyn. dikwijls den ernst des levens, tot eigen schade dikwijls, vergeten en zich overgeven aan uitspattingen en ontzenuwende weelde. Daar ziet ge, stouter en driester, ont kennen en miskennen wat nooit dan tot eigen schade kan ontkend of miskend worden. Maar behoort die rechtmatige klacht onzen dank te overheerschen by het einde ook van dit jaar Immers neen Stoffelijk ongetwijfeld, maar ook niet minder geestelijk is vergelijkenderwijs ons vaderland ook weder in 1906 geze gend boven andere landen. Mild en overvloedig gaf Hij aan Zijn Kerk in ons vaderland een eereplaats, zoo niet een eerste plaats onder de Kerken der ons omringende landen. De zegen van klimmende welvaart onthield By aan onze Scholen voor Hooger- en Lager Onderwijs niet. Onze inrichtingen en stichtingen van allerlei aard leefden niet alleen maar bloeiden meestal. Vergelijk den toestand met het op ditoogenblik meest uwen aandacht vragende Frankrijk, waar toch ook eenmaal een krachtige roep stem voor de Hervorming uitging en ge hoord werd ook. En erkent dan dat het ons aan geestelijk voedsel niet heeft ont broken en ons dit jaar weder genade en sere geschonken is. En vragen we ons dan bij het einde des jaars met ernst af of de roeping die God aan ieder onzer voor zijn aardsch bestaan gegeven heeft, in een wereld door Hem, ondanks zooveel zonde en ongerech tigheid, zoo rijk gezegend, door ons ver vuld is en wordt. God schonk ons het rijke menschen- leven niet om het spelende te genieten en evenmin om voortdurend te klagen. Zijn Woord leert ons als Zyn wil ver staan dat ons leven Hem gewijd zij, en Vooral liepon do meeningen uiteen over de vicariegoederen, wijl velen beweerden, dat zij voor vrome doeleinden moesten blijven aangewend. Weer andere wilden ze aan de erfgenamen der oorspronkelijke stichters doen terugvallen, en nog anderen waren van opinie dat ze gemeente-eigen dom moesten worden of tot studiebeurzen bestemd. Kortom, het was en bleef een oneindig gehaspel aan wie den eigendom was. Tal van Godgeleerden en Juristen heb ben er hun meening over gezegd. Zonder eenige partij te kiezen over deze netelige materie, willen wij nog even na gaan hoe enkele geleerden dachten over de bestemming der goederen. Gijsberbus Voetius beweert, dat de ker kelijke goederen door den wil des schen kers aan God waren geheiligd en alzoo tot niets anders mochten worden besteed dan tot den bloei en de opbouwing der kerk. De welbekende Martinus Schoock (1614— 1669) daarentegen verdedigde de stelling, dat die goederen niet aan God geheiligd waven, maar alleen bestemd voor bijge- loovige plechtigheden en door de hebzucht der priesters langs allerlei slinksohe wegen en middelen waien verkregen en bijeen geschraapt tot eigen genot, zoodat men ze dan ook gerust tot allerlei wereldsche zaken kon gebruiken. Hugo de Groot meent dat de goederen nu aan het land toebehooren en door de landsoverheid kunnen worden aangewend tot land verdediging enz., onder voorwaarde dat voor de kerkedienaars en voor de opvoeding van jongelieden tot kerkelijke bedieningen de noodige zorg worde be steed. Ook Ulrich Huber meent in zijn „jus oivitatis" (1672) dat de goederen niet aan hunne oorspronkelijke bestemming mogen onttrokken worden. Na de Reformatie werden de goederen, voor zoover ze niet verduisterd waren, veelal ook gebruikt tot verbetering van predikantstraktementen en salarissen van verschillende andere kerkelijke dienaren, en voor de armen of voor studiebeurzen. ook dat we alle Zijne weldaden zullen gedenken. Uit de wereld van het eigen hart gaat de invloed naar buiten, in de wereld om ons heen nit. Tusschen nw geestelijk bestaan en uwen invloed naar buiten tusschen uwe roeping en het juiste begrip daarvsn bestaat een onver brekelijk verband. Moge de roeping, ook aan den kleinsten en geringsten door God in dit leven op gedragen ons in 1907 duidelijk, ten allen tijde voor oogen staan. Dan zal, indien God ons ook dit jaar weer spaart stof tot danken aan het einde niet ontbreken. Eene vergissing. Wij hebben in ons blad van eergisteren een vergissing mis dreven, door te vertellen dat de minister van marine twee pantserschepen in plaats van één van de Kamer had losgekregen. De verhooging van de begrooting door den minister diende echter voor het duurdere Indische schip en voor twee torpedobooten in Nederland, maar het Nederlandsche schip is vervallen. Aldus Het Volk en wij, Vlissingen. Aan de uitvoering der „De Ruijter-cantate", welke ter gelegen heid van de De Rujjter-herdenking op Zaterdag 23 Maart zal plaats hebben, zullen enkele zangvereenigirigcn en een kinderkoor deelnemen. De uitvoering geschiedt, zooals bekend in de Groote Kerk, en zal begeleid worden door orgel en blaasinstrumenten. Het harmonie-gezel schap „Ons Genoegen" zal voor de laatst genoemde begeleiding zorgen. Zeeuwsch Vlaanderen. Het mond en klauwzeer blyft in België woeden vooral in Oost-Vlaanderen zijn vele stallen besmet verklaard. Met het oog In Zeeland werden de meeste Vicariën, hier zeer eigenaardig Capellaniën genoemd, bij publieken verkoop te gelde gemaakt door de Staten. Wij zeiden zooeven: „voor zooverniet verduisterd"dit geschiedde soms op groote schaalwant hoeveel er van de Vicariën verdonkeremaand werd, blijkt o.a. uit eene premie door den Raad van Utrecht gesteld op het verklikken van hen die Vicariën in bezit hadden. De verklik ker kreeg de helft of een derde van de waarde der aangebrachte goederen, of hij werd met het Vicarisschap begiftigd. Van alle in de stad Utrecht bestaan hebbende Vicariën kan men veilig aan nemen, dat geen enkele meer over is. Toeh schijnen er nog vrij wat te bestaan. Zoo is de Staat o.a. Collator van enkele Vi cariën op St. Joris te Amersjoort, die dit recht ook handhaaft, en ook in Gelderland schijnen er nog aanwezig te zijn, waarover in de vorige eeuw verschillende procedures zijn gevoerd geworden. De gebeurtenissen van 1795 en volgende jaren hadden, aanvankelijk tenminste, weinig invloed op de bestaande vieariën- kwestiën. De constitutie van 1798 bracht de vicariën niet onder de Geestelijke goede ren en fondsen, die Nationaal verklaard werden. Om niet verder hierop in te gaan, kan er alleen nog medegedeeld worden dat de viearie-goederen, tegenwoordig onder be heer van den Staat, maar niet als eigendom, zijn dan gebleven Geestelijke goederen echter zonder godsdienstige bestemming. Hunne bestemming is vrij algemeen ge worden, beurzen of leenen, ten bate van de studerende jongelingschap, 't Is geen lauwheid van de Overheid dat de wette lijke regeling over hel eigendomsrecht nog niet is vastgesteld, want 't schijnt eene der ingewikkelste vraagstukken te zijn, vast te stellen wie eigenaars van de viearie- goederen zijn.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1906 | | pagina 1