No, 37. 1906.
NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND,
Maandag 12 November
21e Jaargang.
CHRISTELIJK-
H1STORÏSGH
Onsehuid en Misdaad.
Adel en Geboorte.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S, J. DE JONGE-VERWEST. te
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
Goes
PRIJS DER ADVERTENTIËN
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers 0,02s.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
■waiwiiiMiinu wiininw»' wmiiii i» n' n
Naast hetgeen er zooal over Bilderdijk
geschreven is in onzen tyd, mag hier wel
een plaats vinden een bladzijde uit Da
Costa's levensbeschrijving van Bilderdijk
waarin laatstgenoemde denkbeelden over
geboorte en adel worden uiteengezet
maar op een wijze, waaruit het Christe-
lijk-historisch beginsel overal in het oog
springt en waaraan men Da Costa in al
zjjn geschriften terstond herkent.
„In de wereldbeschouwing zoowel de
wijsgeerige als de godsdienstige, van
Bilderdijk zoo vangt hij aan was er
voor deze twee denkbeeldentoeval en
volstrekte gelijkheid, geen plaats. Het
onderscheid van vangen en standen was
hem geen gevolg van eenig maatschappe
lijk verdragzelfs niet in zijn grond en
wezen een gevolg van des menschen zon
digen toestand. Het zijn de ordeningen
van een God van orde en aanbiddelijke
wijsheid, die op elk gebied Zijner schep
ping, Zyner voorzienigheid, Zijner open
baring, ongelijkheid van allerlei aard en
in allerlei richting tusschen Zijne schep
selen wilde. Zoo is er ook een karakte-
riseerend, voor niemand, mits wel begrepen,
vernederend onderscheid van afkomst, van
rang, van bloed. Dat laatste voorrecht,
wederom een geheel ander als dat van
stand en rang (schoon in de maatschappij
gelijk zij bestaat, veelal daarmede in ver
band, en daarvan oorspronkelijk eene
hoofdoorzaak) is wat ook bij den Engelsch-
man bij uitnemendheid blood genaamd
wordt, en vaak bij hem naast, zoo niet
boven, titel en rang van pairschap ge
ëerbiedigd wordt, ook in den nederge
daalde tot minderen maatschappelijken
kring. Het is datzelfde wat onze Dichter
bedoelde, wanneer hij schreef
Geboren, toonen wij uit wie wij zijn gesproten
En de ouderlijke stam is kenbaar aan de loten,
Wie ware grootheid aamt en echten heldenmoed,
Diens titel is zijn nnam, diens rijkdom is zijn
[bloed.
Hetgeen wij door onze afkomst zijn, is.
evenmin iets toevalligs of onverschilligs
als ieder ander, van onze eigene keuze
of personeele werkzaamheid onafhankelijk
voorrecht. Indien van hetgeen den mensch
31
rETJILLETQIT.
XXIX.
HET VERHOOR.
De verhoorzaal was gevuld met men
schen, die getuigen wilden zijn van de ver
schijning van de gevangene, beschuldigd
van diefstal. Het gerucht ging, dat de zoo
genaamde dievegge jong en schoon was, en
het vreemde van het openbaar verhoor van
een arme weeze en bloedverwant had me
nigeen uit de aanzienlijkste kringen van
hen, die de Westerly's kendeD, doen opko
men, om naar het verhoor te luisteren.
In een eenvoudig gewaad gekleed en met
een dichte sluier over haar stroohoed, kwam
Aleida de gerechtszaal binnen, leunende
op den arm van De Witt, wiens open gelaat
de verzamelde menigte trotseerde. Tom en
Agnes waren beiden tegenwoordig en in
het getuigenbankje zaten Bella Westerly
eveneens zwaar gesluierd, en hare mama.
Het was een angstige stonde, zelfs 't jonge
meisje zag er angstvallig uit. Haar oogen,
hoewel zonder tranen, waren gesloten, haar
gelaat was zoo bleek als marmer, en zy zat
even bewegingloos als een beeld gedurende
de gewone voorbereidende maatregelen. De
getuigen aan de eene zijde waren gehoord,
en Bella was, bynabewusteloos,gedwongen
de benauwde zaal vooreenigeoogenblikken
te verlaten. Toen zij wegging beefde zij
over haar geheele lichaam als een blad.
Toen zij terugkwam begaven hare krach
ten haar opnieuw, want juist stond Laura
op de plaats der getuigen, en in haar oog
glinsterde dje vreemde onnatuurlijke blik, j
van zijnen raedeuiensoh onderscheidt, al wat
aangeboren is, en dus buiten den kring
van het door zichzelf verkregene of ver
diende, mocht worden afgetrokken, waar
bleef iedere gaaf of voorrecht van aanleg,
vaD inborst, van genie, van nationaliteit,
ja van onze meerderheid zelve boven de
dieren Zoo moge dan de Revolntie-geest
ook hier meenen af te breken, de halve
wijsgeer, van het toeval pok der geboorte
spreken, ja menig Edele van ouder of
jonger herkomst, in den geest dier halve
Wijsbegeerte, van vooroordeel medespreken,
ofschoon voor ziohzelven er wel niet_ aan
denkende om van het voordeel van dat
vooroordeel eenigen den minsten afstand te
doen, wie zuiver gevoelt, wie over dat
inwendig gevoel zuiver en dieper nadenkt,
zal het Bilderdijk moeten toestemmen, wat
hij in dicht en ondicht op meer dan éénen
toon en wijze zoo dikwerf betoogd heeft
het bestemmende in den menseh is juist
in een allereerste plaats zijne geboorte.
Of heeft hij het ook van iets anders dan
van zijne geboorte, dat hij mensch is?
Of is het door iets anders dan het (na
tuurlijk altoos betrekkelijk; voorrecht der
geboorte, zoo hij er eene eer in stelt
Nederlander, of Germaan; of Angelsax, of
van welke andere natie dan ook te zijn,
boven anderen bevoorrecht? Waarom
zou dan dat even wezenlek ingeschapen
gevoel niet mogen vertrouwd worden, dat
op de afkomst uit beroemde, of op welke
wijze dan ook door het lot, dat door God
bestuurd of bestemd wordt, begunstigde
vaderen Geen volk op aarde, vooral geen
beschaafde natie op de wereld is er, die,
nevens de ordening der rangen, ook niet
het onderscheid tusschen rassen, stammen,
geslachten, willens of onwillens gekend en
gehuldigd heeft. Geheel de wereldhistorie
is daar, om het te getuigen, en, met de
historie der volken, ook dat van het volk
van God in den Bijbel. Onderscheiding,
afzondering, uitverkiezing, is in dien Bijbel
tegelijk grondslag en sleutel. Niemand
brenge tegen deze ordeningen Gods het
misbruik, de ontaarding, het bederf, dat
der mensehen is, in Niemand zie in deze
waardeering van hetgeen het deel van
geboorte en afkomst is in het volk, in het
geslacht, in den enkeling, eenen vrijbrief
voor drukkende en verdrukkende kaste-
welke haar zoo dikwijls verpletterd en be
angstigd had. De voorzitter der rechtbank
vroeg juist op dat oogenblik
„Vertel mij nog eens, in welken nacht gij
naar dat bal zijt geweest?''
„Den zeventienden Juni, mijnheer."
Een doodelijke angst beving Bella, toen
zij dit hoorde.
„En hoe laat zijt gij daarvan terug ge
komen
„Om kwart vóór twaalven, mijnheer, de
partij was niet ver van ons huis, en daar
ik moe was, besloot ik maar naar huis te
gaan."
„Waart ge alleen
„Neen, mijnheer."
„Ge kunt nu verder vertellen, wat ge ge
zien hebt."
„Toen ik de trap opging, bedacht ik mij
dat de lamp van juffrouw Aleida misschien
nog brandde want zjj zat dikwijls nog
laat te schrijven ik ging dus met Bertha
haar kamer binnen, want de lamp brandde
flauw, en was juist op het punt om uit te
gaan. Nauwelijks daar gekomen hoorden
wij voetstappen, het was net alsof er een
deur krakénd openging, en daar wij niet
zoo laat thuis mochten komen, kropen wij
van angst in eene kast, een groote kleeren-
kast met een half glazen deur, en die vol
met kleeren hing en nu zag ik iets, dat ik
eerst voor een spook hield; ik verborg mijn
gelaat en Bertha schreeuwde het bijna uit
maar weldra zag ik, dat het juffrouw Bella
was, geheel in het wit met een lamp in de
hand. Ik trok Bertha bij haar japon, ten
teeken dat zij kijken zou, en wij hebben
haar beiden gezien. Aan hare zijde hing
een ketting, die, welken zij verloren heeft,
en zij scheen iets in hare hand te hebben.
geest, beleedigende en aanmatigende adel
trots, eerzucht, beerschzucht. Evenmin
hier, als waar het andere gaven en voor
rechten, aangeboren of verkregen uitne
mendheden geldt, is er vrijheid tot zondige
zelfverheffing, bij geoorloofde zelfbewust
heid. Of is ijdelheid, trots, aanmatiging,
bij ons menschen de krankheid alleen aan
edele geboorte eigen, en niet te vreezen
bij de aristocratie van stoffelijke rijkdom,
ware of ingebeelde wetenschap, genie, ta
lent? Wel integendeel behoort tot het ideaal
juist van den edelman een edelmoedig
opheffen, geen onridderlijk vernederen van
den nederige, bij moedigen wederstand
aan den verdrukker, wie hij ook zij en
op elk terrein. Ook blijft hier het denk
beeld ver af, alsof (hetgeen ongerijmd
ware) de uitnemendste gaven e» krachten
niet vaak, misschien zelfs naar evenredig
heid meest, buiten den kring van hetgeen
men den adel noemt, in Nederland en
elders gevonden worden.
Vooral zij door het begrip, dat wij hier
in oogenschouw nemen, van geboorte geene
schaduw geworpen over de eenig blijvende
waarde en wezenlijkheid der wedergeboorte,
van welke geschreven is, dat zonder haar
geen ingang in Gods Kohinkrijk noch
welbehaaglijk voor Gods aangezicht is.
Het kwam Israël duur te staan, op zijne
afstamming uit Abraham in dat opzicht te
betrouwen. Toch bleef en blijft het waar
heid, dat God een God is in geslachten,
dat Hij de vaderen gedenkt in de kinderen,
en dal hetgeen ook het voorrecht der ge
boorte is, door de gave der wedergeboorte
geheiligd kan worden".
Wij leven in een tyd van nivelleering,
gelijkmaking, dat wil zeggen uitwissching
van standen- en leeftydsverschil.
Het maatschappelijk leven staat in het
teeken der gelijkheid.
Daarom, meenden wij, mocht dit woord,
dat van twee onzer voorgangeren uit de
vorige eeuw tot ons komt, eens te moeten
afdrukken.
Er ligt drieërlei in, waarbij wij den
vinger leggen.
Ten eerste de erkenning dat God af
komst, levensloop en bestemming van ieder
mensch, geslacht en volk bepaalt.
Ten tweede de herinering dat wy men-
Eerst zette zij de lamp neer en ging toen
weg, terwijl zij zich wel overtuigde of
juffrouw Aleida sliep, maar spoedig daarop
kwam zij terug en sloop behoedzaam naar
de tafel, las een briefje, dat daar lag, en
zocht zoolang rond tot zij den sleutel van
juffrouw Aleida's koffer gevonden had.
Toen ging zij op de knieën liggen en deed
den koffer open, terwijl zij iets in hare hand
hield. Ik kon nu niet meer zien wat zij
deed, daar zij achter het deksel van den
koffer verborgen was maar ik zag, dat zij
den ketting nam, en dien er toen in stopte,
en toen nog iets anders, en toen"
De getuige werd plotseling tot zwijgen
gebracht. In de gerechtszaal ontstond een
groote opschudding. Mevrouw Westerly
had haar sluier afgeworpenhaar gelaat
toonde een onbeschrijfelijken schrik en
angstzij was bezig den hoed van haar
dochter los te maken, welke laatste als
dood tegen haar geleund lag.
Aleida kon nauwelijks ademhalenzij
snakte naar lucht, toen de gruwelyke mis
daad aan het licht kwam. Toen Bella de
gerechtszaal verlaten had, volgde opnieuw
dezelfde stilte. Oogenblikkelijk begon het
verhoor opnieuw. Laura vertelde het ge
heele verhaal op natuurlijke en onopge
smukte wyze. Twee of drie personen beves
tigden, dat zij het bal verlaten had op het
uur, dat zij genoemd had, en Bertha, die
gelijk met haar was thuis gekomen, gaf
hetzelfde verslag, niettegenstaande de vele
strikvragen, die haar gedaan werden.
Het geheele verhoor duurde slechts drie
uur de leden der jury spraken hetniet
schuldig uit, zonder dat zy hun zitplaatsen
hadden behoeven te verlatende menigte
juichte, en de vrienden van De Witt ver-
schen deze van God gestelde regeling der
verhoudingen als zoodanig en daarom
hebben te eeren.
Ten derde de eisch dat wij voor zoover
wij tot de meer bevoorrechten behooren
ons beijveren om door toenadering tot en i
opheffing van wie minder bedeeld werden
de scherpe kanten der afscheiding als der
zonde vrucht te verzachten, opdat alle
hoogmoed en verdrukking van wie lager
staat eenerzij ds, en afgunst en verguizing
van wie hooger staat anderzijds van onze
erve worde geweerd.
10 November 1906.
De heer K. W. te Biggekerke schrijft
ons 't volgende
In 't artikel over 's-Heerenhoek in de
zoo belangwekkende reeks van mededee-
lingen uit Zeelands verleden, door Scaldis
ten beste gegeven, lees ik de vraag «Van
waar die benaming Galishoek Een stellig
antwoord durf ik op deze vraag niet te
geven, maar ik vermoed, dat de naam
volgenderwijs in de wereld gekomen is
Calishoek is de gewone naam, in de 16e
en 17e eeuw, van de omstreken van Calais,
van 't gebied dezer stad. Tussohen Calais
en Noord-Nederland, met name Zeeland,
bestonden destijds genoeg betrekkingen,
om dezen naam in den volksmond ook
hier te doen leven (vgl. 't stuk over «De
Nederl. Geref. Kerk te Calais", door ds.
De Gaay Fortman, in de Geref. Bijdragen,
1888). Nu bracht de volkshumor Calais,
Calishoek, Calisdijk in verband met't woord
«kaal", in de beteekenis van arm, armoedig.
Bij Vondel komt de uitdrukking «van
Calisdijk komen" voor in de beteekenis
van arme afkomst rijn- Ik vermoed nu,
dat de buurt, waaruit 's-Heerenhoek ont
staan is, oorspronkelijk een armoedige
buurt zal geweest zijn, door 'tvolk min
of meer spottend Calishoek betiteld. (Van
daar ook, dat men den naam gaarne later
liet varen).
Aan Het Huisgezin, een Limburgsch
Katholiek blad ontleenen wy de volgende
twee stukjes, een wijs en een dwaas.
Het wijze luidt
Wanneer, naar verluidt, de rechterzijde tegen
den minister van Oorlog positie neemt, en de
drongen zich om hem, toen hij Aleida naar
zyn rijtuig had gebracht, en wenschten
hem van harte geluk. Aleida werd door
mevrouw Richardson met open armen ont
vangen, en reed met haar en Tom en Agnes
naar het huis van den generaal, die tehuis
was gebleven om den ouden kapitein Gray-
lynn moed in te spreken. De oude man
tilde zijn kind uit het rijtuig en kort daarna
hing zij haar vader om den hals, terwijl de
generaal haar tegenlachte, en zijn bril af
veegde, die waarschijnlijk door zijne tranen
verduisterd was.
Welk een dag voor AleidaRoemrijk
vrijgesproken, haar vader aan hare zijde,
haar beminde meer dan ooit aan haar ver
bonden, alle zorgen verjaagd door eene
toekomst vol van zonneschijn slechts een
oogenblik verduisterd, toen de gedachte
aan Belly W esterly, een schaduw wierp op
haar genoegelyk bestaan. Tom wenschte
haar geluk, en zij begreep niet waarom
zijne stem haperde en zijne lippen beefden.
Agnes was uitgelaten vroolijk, en riep on
ophoudelijk „Nu gaat ge toch spoedig met
ons mee naar huis."
Een feestelijke maaltijd werd tot viering
van dezen dag gehouden, en voor het eerst
van zijn leven, sprak de generaal luide een
vurig dankgebed daarover uit. Dit was iets
geheel onverwachts voor zyne vrouw, en
voor een oogenblik was hare verwondering
duidelijk zichtbaar. Hy zeide echter niets,
doch behield zijne waardige houding, totdat
zij dien avond alleen waren. Toen greep hij
hare beide handen en bekende haar, dat hy
reeds sedert vele jaren de wroeging had ge
voeld, dat zijn levenswijze eene zoo trouwe
vrouw onwaardig wasdat hij echter ten
laatste besloten had zyn plicht te doen, door
oud-liberalen zich daarbij aansluiten, dan valt
Oorlog.
En als Oorlog valt, dan krijgen wij een
duurderen minister.
Daaraan is niet te ontkomen.
En vermits de Unie-liberalen en vrijzinnig-
democraten krachtens hun coalitie-program met
een duurderen Oorlogminister niet overweg
kunnen, kan de regeering zich geen minister
van Oorlog, die méér kost, laten opdringen.
De val van Staal moet den val van het
kabinet na zich sleepen.
Nu zouden wij over den val van dit ministerie
niet rouwig zijn.
Het is een politiek gedrocht.
Maar wij zouden voor den dood niet graag
een cabinet d'affaires zien optreden
met een duren minister van Oorlog er in.
Het dwaze
De inspecteur der cavalerie zal niet alléén
heengaan.
Zijn collega's voor de artillerie en de infanterie
hebben eveneens het voornemen, spoedig den
dienst te verlaten.
Alweer, evenals decavalerie-inspecteur,omdat
ze zich met de inzichten van den minister van
Oorlog niet kunnen vereenigen.
We krijgen hier te doen met gevallen van
dienstweigering van de hoogstgeplaatste offi
cieren.
De inspecteurs werpen hun zwaard in de
weegschaal en pogen zóó den toestand naar
hun hand te zetten.
Het land zal zich door dat Fretorianen-optreden
niet laten intimideeren.
Voor de heeren zullen andere inspecteurs in de
plaats komen en daarmee is l'i n c i d e n t c 1 o s.
De militairisten spelen hoog spel, maar winnen
zullen zij het niet.
Standhouden, Excellentie Staal, het land is met
u en niet met de generaals.
Het eerste stukje bevat een verstandige
opmerking. Wij moeten, wanneer dit
liberale kabinet geen kwaad doet, het
landsbelang naar de opvatting der recht-
sehe partijen dient, en gevaar loopt onder
den druk der roode elementen te bezwijken,
het zoolang mogelijk steunen.
Voor een zakenkabinet zijn ook wij bang.
Wij dragen de litteekenen nog mee die
aan den afmattenden strijd tegen het
liberalisme, gesteund doorhetzakenkabinet
waarin heele of halve oud-geestverwanten
van Groen en Keuchenius zitting hadden,
herinneren.
De namen v. Zuylen en v. Lijnden,
conservatieven als Heemskerk, liberalen
eene huiselijke godsdienstoefening in te
stellen en aan tafel 't gebed uit te spreken,
in plaats van zijn vrouw te doen verrichten,
wat eigenlijk op hem rustte. „Ik ben reeds
te lang een oude zondaar geweest", voegde
hij met bewogen stem er bij „maar ik heb
besloten met Gods hulp een nieuw leven te
leiden, gedurende de weinige jaren, die ik
nog gespaard mag blijven."
XXX.
VERLATEN.
Bleek en gevoelloos was Bella naar huis
gebracht en geneeskundige hulp ingeroe
pen'. Zooals zij daar in hare volle lengte
op het rijk gedrapeerde bed lag met hare
lange haren over de kussens, zag zij er
akelig uit. Haar moeder stond zuchtend en
weenend naast haar bed, half beschaamd,
half toornig. Zij legde de hand op het
brandend voorhoofd van de zieke en liep
daarna haastig op en neer, terwijl hare
zenuwachtige bewegingen haar ongeduld
te kennen gaven.
„Slecht en geslepen meisjemorde zy
van tijd tot tijd, en haar gesloten vuisten
tegen haar borst drukkende, schrok zy
terug bij de gedachte aan de verpletterends
beschuldiging. Kan 't waar zijn? Zou Bella
zich waarlijk aan eene zoo lafhartige daad
hebben schuldig gemaakt zy, Bella
Westerly, de schoone wel opgevoede juf
frouw Westerly? Daarop dacht zy er aan,
hoe haar goede naam voor altijd bedorven
was, en toen de dokter kwam, wist hij niet
wie zyne hulp het meest noodig hadde
dochter, die buiten kennis te bed lag, of de
moeder, met haar ontdaan gelaat, die wag
gelend het vertrek op en neer liep.
(Wordt vervolgd.)