No. 35. 1906.
NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
Vrijdag 9 November
21e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Onschuld en Misdaad.
Buitenlandse!) Overzicht.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J, DE JONGE-VERWEST te Goes
F. P. D'HÜU, te Middelburg.
PRIJS DER ADVE^TENTIËN
-
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,02'.
UITGAVE DER FIRMA
F.N VAM
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
KaïffiSK8SgSÏEKU»3neBS3S»EEES9&*S®8S®H®B5a
8 November 1906.
Het De Ruyter-Comité dringt vooral
bij schoolautoriteiten er op aan aardige
eenvoudige liederen op den zeeheld be
trekking hebbende te vervaardigen en die
de jeugd op school, in huis en op straat
te doen zingen.
Wij kennen geen pakkender De Ruijter-
lied voor onze scholen dan 'toude, doch
nooit verouderde „Ik zing er al van een
ruiter koen, doch niet van een ruiter te
paard." Laat men.dat eens op alle scholen
ieeren. Het, is van Heije.
Het luidt aldus
DE RUYTER.
Ik zing er al van een Ruyter koen,
Maar niet van een ruiter te paard
Toch was hij wel Engelsche dravers te gauw,
Hij maakte wel Fransche vervaard.
Hij reed er al op zijn houten ros
De zee in een ommezien rond,
En landen en stranden ze beefden voor 't ros,
Als 'tbrieschte met koperen mond.
En wie maar niet snel ter zijde sprong,
Eu wie voor Oud-Holland niet boog,
Dien sloeg er dat ros met zijn hoef, dat het bloed
Uit neus en ooren hem vloog.
Toen was nog ons land zoo stout en vrij,
Toen was het zoo krachtig en groot;
Maar 't ros werd al zachtjes vernageld en oud,
De Ruyter, De Ruyter is dood
Och, Vlissinger Michiel, Ruyter koen,
We pantseren nu wel ons paard,
Maar wanneer zal 't draven en brieschen op zee,
Als toen Gij er ruiter op waart?
Als men bij een helderen hemel zijn
oogen eens opslaat naar het tintelend
starrenheir, als vurige lichten hier en daar
in de onmetelijke ruimte geplaatst, komen
ons de afstanden, waarop zieh de sterren
ten opzichte van elkander bevinden, be
trekkelijk gering toe. Dooh dit is slechts
gezichtsbedrog, ook te verklaren door den
grooten afstand, waarop wij aardbewoners
ons van de sterren bevinden. Het volgende
kan ons wellicht een Hauw beeld geven
30
FEUSLLETOIT.
XXVIII.
ALEIDA VINDT HAAR VADER
TERUG.
„Kijk Agues, hier is het blauwga nu
met 't penseel steeds van links naar rechts,
voorzichtigzoo, dat 's goedhier en
daar een weinig zachtereen prachtigen
hemelWel, ge hebt bijzonder talent voor
schilderen 1"
„Ik heb altijd gedacht, dat het wel gaan
zou, als ik maar wat hulp had en dan zou
ik les geven, misschien evenals Hanna,
en zoodoende zou ik vader kunnen helpen
om die zware schuld te betalen, die hem
zooveel zorgen geeft".
„Wel ik wil je alles leeren, wat ikzelve
weet, maar dat is niet veel, want ik heb
nooit eenig onderwijs gehad; maar zoo ijdel
ben ik wel, dat ik durf zeggen, dat ik aardig
wat ken van het teekenen en schilderen
ik behoef eigenlijk niet ijdel te zeggen",
veegde zij er bij „eens anders verdienste
naar waarde te schatten heet niet ijdel, het
kan dus evenmin kwaad zijn om iets waarin
wy uitmunten, naar waarde te beoordeelen.
Maar Agnes, zoudt ge vandaag niet eens
met mevrouw Richardson gaan wandelen,
als zij komt? Ge gaat er zoo bleek uitzien".
„O, neen, praat er mij niet van", zeide
Agues, „ik ben heel wel en tevreden, alleen
wat teleurgesteld, dat wy geen brief van
huis krygen, dat maakt my misschien wat
bleek. Maar ik ben hier overgelukkig bij u,
ik geloof, dat ik u evenlief heb als moeder
lief zelve."
Aleida kuste haar op het voorhoofd en
verzocht haar ten minste voor het open
venster te gaan, om wat frissehe lucht te
a»heppen.
Daar houdt een rytuig op aan den over
kant," zeide Agnes.
van de onlzagtijke afstanden, waarmede
we in de sterrenwereld te maken hebben.
Denkt men zich een zandkorreltje van
1 kub. m.M. iets kleiner nog dan gewoon
zwart vogelzaad, drijvend in een aquarium
of bassin van een lengte, breedte en hoogte
van bijna 89 K.M., zoo ongeveer de afstand
van Arnhem naar Amsterdam, dan heeft
men een vrij juiste voorstelling van de
verdeeling der stof in de ruimte.
Naast dien bak weer zulk een bak met
zoo'n klein zaadje, ook daarboven en
daaronder en zoo vervolgens. De sterren
zijn in de ruimte niet dichter gezaaid dan
zulke kleine, niettige korreltjes in de ont
zaglijke watermassa.
Patrimonium en het Kiesrecht.
Het schrijven van Patrimonium aan de
hoofdbesturen der chr. partijen luidt aldus:
Het bestuur van Patrimoniumbesloot in
zijn jongste vergadering zich tot u te richten, in
zake de regeling van het kiesrecht voor de
Staten-Generaal.
Waar het Verbond nog steeds als in igoo eene
regeling begeert, waardoor aan den arbeiders
stand in zijn geheel het kiesrecht komt
waar iedere verkiezing opnieuw het bewust
zijn verscherpt van de onredelijkheid der schei
ding in den arbeiderstand, tusschen kiezers en
niet-kiezers gemaakt
spreekt het van zelf dat, nu door de regeering
de kiesrechtregeling aan de orde is gesteld, de
overweging zich opdringt, dat dit een aanleiding
kan zijn dat wij beproeven tot eene vervulling
van onzen wensch te geraken.
Ons Verbond is niet eene staatkundige ver-
eeniging, maar sinds tientallen jaren heeft het
voor kiesrechtuitbreiding geijverd, in 't bewust
zijn, dat het in 't belang is van het geheele volk
en van den arbeidersstand in het bijzonder,
wanneer deze door uitoefening van 't kiesrecht
z'n invloed kan oefenen op bestuur.en wetgeving
In de laatste jaren werd door 't verlangen om
de zoo dringend geworden sociale hervormingen
tot stand te zien komen de begeerte naar andere
kiesrechtregeling op den achtergrond gebracht,
maar waar de Staten-Generaal zich, naar te b(
zien staat, weldra zal hebben uit te spreken over
een voorstel in zake kiesrecht, komt 't verbonds-
Aleida sprong op naar het venster, maar
zich bedwingende ging zy weer zitten, en
luisterde naar haar nichtje.
„Daar is de oude generaal," ging deze
voort„en nu een jonger mensch, en nu,
geloof ik, een oudere, of liever een stokoude
man zij gaan allen het huis binnen, en het
rijtuig gaat weer weg."
„Heb je hun gezichten kunnen zien
vroeg Aleida, die was blijven zitten.
„Neen of ja, juist toen zij binnengin
gen zag de oude man omhij had grijze
haren en een witten baard."
Zij bleef nog een half uur lang neuriënde
aan het venster staan kijken naar de vogels
en naar de wolken, toen zij opeens uitriep
„Daar is de jonge man weer hij komt het
huis uit met den hoed in de hand."
Aleida voelde een koude rilling door hare
leden, en een oogenblik was zij geheel ont
daan met groote inspanning vroeg zy
„En hoe ziet hij er uit?"
„O, jong, donker van uiterlijk en mooier
dan Tom, ik wil zeggen netter meer als
een heer; niet zoo boerachtig; ha,daar komt
mevrouw Richardson met Tom."
Aleida verroerde zich niet, en Agnes
kwam van het venster, nog steeds zingende
terwijl zij hare blonde lokken met beide
handen naar achteren wierp. Toen zij haar
nichtje zoo kalm, maar neerslachtig zag
zitten, ging zij tot haar en sloeg haar arm
om haar hals. Aleida keek op met tranen
in de oogen, maar zij trachtte te glim
lachen.
„Wat is er, lieve Leida, heb ik u iets ge
zegd, dat u verdriet aandoet Ge kijkt zoo
verdrietig."
„O, niets, lieve ik voelde mij slechts
een oogenblik terneergeslagen, maar nu is
het al weer over ik ben nu weer kalm en
gelukkig wees voor mij niet bezorgd".
O.p dat oogenblik traden mevr. Richardson
en Tom binnenbeiden zagen er rood en
opgewonden uit.
„Aleida!" sprak mevr. Richardson.
bestuur tot u met een herinnering aan onze
wenschen op dit punt.
De afwerende houding van de partijen ter
rechterzijde, tegenover voorstellen, die kies
rechtuitbreiding bedoelen, zonder dat tevens
bleek van den beslisten wil om langs anderen en
beter geachten weg, hetzelfde doel te bereiken,
zouden duizenden diep teleurstellen.
Het Bondsbestuur meende, zich hiervan ten
volle bewust, U dit te moeten schrijven, over
tuigd als 't is, te spreken in naam van duizenden
arbeiders, en waar het dit U schrijft, doet het dit
in het vertrouwen, dat ook door de partijen ter
rechterzijde 't hoog belang zal worden verstaan,
dat op een zoo gewichtig punt als de regeling
van het Kiesrecht voor de Staten-Generaal,
staketels worden weggenomen, waarvan het
handhaven niet gerechtvaardigd is door 's lands
belang, en waarvan de opruiming een groot deel
van den Nederlandschen arbeidersstand zal op
roepen tot deelneming aan 'tstaatkundigeleven.
Met de meeste hoogachting,
Het Bestuur voornoemd
P. VAN VLIET, Voorz.
K. A. GRONDIJS, Secr.
Wij hebben reeds meermalen laatstelijk
nog in 't voorjaar 1.1. de kiesrecht-quaestie
behandeld. Wij hopen die behandeling
weldra voort te zetten.
Er is sprake te Londen van een stand
beeld voor John Bunyan, den welbeken
den ketellapper van Bedford, onsterfelijk
door zijn Pelgrimsreize, eene allegorie
ten tijde der Stuarts geschreven. Er is
een tijd geweest, dat de letterkundige
verdiensten van Bunyan werden miskend,
zijn karakter zelfs werd aangetast en
alleen het noemen van 's mans naam, den
hoogstfijnen lord den neus kon doen op
trekken voor het armelin's proza van den
dweepzieken Puritein, in veler oogen een
huichelaar.
Met kwalyk verholen ergernis moest
men het echter aanzien, dat zijn merk
waardig geschrift, vervaardigd in de ge
vangenis te Bedford, waar Bunyan ge
kerkerd zat om den geloove, tallooze malen
werd herdrukt in verschilende uitgaven
en talen.
Zij keek opmevrouw Richardson had
haar arm om haar heen geslagen, zij vleide
haar hoofd aan haar boezem en snikte.
„Aleida, wij zijn allen diep getroffen.
Kunt gij goede tijding ontvangen?"
„O, ja," hernam Aleida, terwijl zij haar
hoofd ophief en de oogen met haar hand
bedekte, „ja dat denk ik wel 'tis erg
dwaas van mij, om mij zoo aan te stelleD,
bet is niet omdat ik mij ongelukkig voel.
Er is 'n goede vriend van mij aangekomen".
Toen zij dit zeide bedekte een blos hare
wangen, terwijl zij hare oogen neersloeg.
Tom begaf zich naar het venster.
„Ja, lieve, kapitein De Witt is heden
morgen aangekomen, en welk een kloeke
Christelijke gelatenheid toonde hij. Hoe
onwrikbaar vast stond hij in de overtuiging
uwer onschuldgeen hard woord kwam er
over zijne lippen daar kent gij hem voor.
Maar eerst was hij als verwilderd, als ver
steend dat was wel te verwachten, kind
lief, maar toch was hij gereed u tot het
uiterste te helpen. Hij is een edel mensch
een man naar mijn zineen Christen
ach, dierbaar kind, alles werkt mede ten
goede voor hen die God liefhebben".
„Wat dacht hij wel? Wat kon hij wel
denken vroeg Aleida op bewogen toon.
„Indien hij het had uitgesproken dat
gij hem dierbaarder waart dan ooit"
fluisterde mevrouw Richardson op een toon
die slechts voor Aleida's ooren bestemd
was. Een vroolijke glimlach loonde haar,
maar nog was het een pijnlijke glimlach.
Mevrouw Richardson zag haar strak in het
gelaat, en zeide daarop „Heb ik u niet
dikwijls gezegd, Aleida, dat onze hemelsche
Vader ons eerst beproeft, alvorens Zijne
hand ons groote zegeningen schenkt?"
„De beproevingen van Zijne hand zijn
mij welkom", lispelde Aleida met een glans
van vergenoegdheid op het gelaat.
„J£n wanneer God nu eens een zeer
grooten zegen voor u had weggelegd, iets,
waaraan ge in geen jaren heht kunnen
Het was het goedkeurend oordeel des
volks, dat zonder af te weten van of zich
te bekommeren om de eischen en regelen
der knust, Bunyans hoofdwerk stempelt
tot een klassiek geschrift. Men las het
in dorpen en in steden, men vond het in
de keuken en in de hut van den dag-
looner in de Schotsche hooglanden, naast
Bijbel of Psalmboek. Tot zelfs in Nieuw-
Engeland was het welkom. Het boeit
door zijn eenvoud, het trok aan door zijn
levendige aanschouwelijkheid. Met ver
klaarbare nieuwsgierigheid volgde men
den pelgrim, in wien men belang begon
te stellen van station tot station om hem
na te staren zoover het oog reikt. Het
beste bewijs, dat er iets in het boek ge
vonden wordt van blijvende waarde, is
o. i. ongetwijfeld wel, dat er in den loop
der tijden zoovele onderscheidene pogin
gen zijn aangewend om Bunyan's boek
na te bootsen of zelfs te verbeteren naar
men voorgaf. Ook wel in ons land. Alleen
het echte toch wordt nagemaakt. Toch is
dit een hopeloos streven. Bunyan heeft
zijn werk afgemaakt en heeft dit goed
gedaan. Ieder moet het nemen zooals 't
is en kan er waarlijk mede tevreden zijn.
Amerika.
Gelijk wij gisteren reeds in onze Tele
grammen meldden, is de republikein
Hughes met 'n meerderheid van 55 duizend
stemmen op zyn democratischen tegen
stander Heurst tot gouverneur van den
staaat New-York gekozen. Het feit dat alle
candidaten van Tammany-huil (New-York-
sche knoeiwinkel die de democratische
candidaten de macht van het geld, enz. er
door sleept) in de rechterlyke betrekkingen
gekozen zyn, verklaart de waarde dezer
verkiezing ongemeen. Maar de verkiezing
op zichzelf heeft ook niet zooveel te betee-
kenen. Zij heeft alleen waarde, inzoover
men er nu achter is dat ook de electoren
denken, iets, dat n zou doen denken aan
een opstanding uit den doode 1"
Aleida was van hare zitplaats opgestaan
en keek hare vriendin ernstig in het gelaat.
„Wat bedoelt ge?" vroeg zij, terwijl elk
barer gelaatstrekken eene innige belang
stelling aanduidde. „Welk groot geluk of
welke zegen kan mij wachten
„Hoelang mist ge nu reeds uw vader,
Aleida vroeg mevrouw Richardson be
hoedzaam, terwijl Tom weder tot hen
naderde.
Aleida viel op haar stoel terug. In haar
oog schitterde voor een oogenblik een on
natuurlijke glans zij haalde sneller adem.
„Myn vaderwas alles, wat zij zeggen
kon, terwijl een overweldigende gedachte
zich van haar meester maakte.
„Hebt ge nooit aan de mogelijkheid
gedacht van hem weerom te zien Dat
hij misschien
„Is hij gekomen Leeft mijn vader O
mevrouw I zeg 't mij mijn vader
myn zoo lang verloren vader J"
Tom kon zijne tranen niet weerhouden.
Agnes voegde haar vragen bij die van
Aleida.
„Gij zijt zoo gejaagd, Aleida, laat eens
zien, hoe kalm gij kunt zijn. Zoo, nu ziet ge
er weer als naar gewoonte uitalleen wat
bleeker. Wees kalm en geduldigzie op
tot God, opdat Hij u kracht geve. Ja Aleida,
uw vader is teruggekomen".
Het jonge meisje vermocht geen woord
te spreken, maar de handen vouwende, hief
zy ze ten hemel.
Mevrouw Richardson gaf een teeken aan
Tomdeze wuifde met een witten zakdoek
uit het raamdit teeken werd door den
generaal met een rooden beantwoord, ter
wijl hy tegelijkertijd op kluchtig sprin
gende manier zijn huis binnen strompelde.
Na eenige oogenblikken van stillen dank
wendde Aleida zich tot haar vriendin, met
oogen vol tranen, toen zy zeide„Zal ik
hem spoedig zien inaar, helaaswaar
(kiezers voor een president) in den staat
New-York republikeinsch zullen zijn en
men derhalve zeker weet dat de opvolger
van Roosevelt't volgend jaar een geestver
want van hem zal zyn. Met 't oog daarop
alleen was deze verkiezing met zoo groote
belangstelling tegemoet gezien.
Nog wordt verhaald dat de republikein-
sche partij gemakkelijke overwinningen
behaalde in tal van noordelijke staten
de democraten daarentegen bleven als
naar gewoonte in de zuidelijke staten
de baas.
De sympathie voor Hughes wordt ver
hoogd door het feit dat hij eigenlijk tegen
wil en dank is meegesleept in den poli-
tieken strijd niet hij heeft moeite gedaan
om de candidatuur machtig te worden
maar men heeft hem die eenvoudig op
gedrongen. Als goed burger heeft Hug
hes niet willen weigeren een taak op zich
te nemen tot welker vervulling hij ge
roepen werd.
Nog pas twee jaar speelt Hughes een
rol in de politiek. Toen destijds een com
missie was bensemd om een onderzoek in
te stellen naar zekere schandalen in ver
band met de New-Yorksche gasmaat
schappijen, vervoegde die commissie zich
bij advocaat Hughes om hem te verzoeken,
te willen optreden als haar rechtsgeleer
den raadsman. Hughes bedankte voor de
eer. Toen zeide men hem„Het is ons
doel de waarheid aan het licht te brengen.
Niets ban ons tegenhouden. Gij moet ons
helpen
„Dan ben ik uw man", luidde het ant
woord. En Hughes gaf bij die enquête zóó
doorslaande bewijzen van werkkracht, on
verzettelijkheid en rechtschapenheid, dat
toen korten tijd later de groote veldtocht
werd geopend tegen de misbruiken in het
levensverzekeringswezen, hij weer de man
was, die de enduéte leidde en tot een
schitterend resultaat bracht. Door de voor
treffelijke wijze waarop Hughes in de
genoemde twee gevallenj de overwinning
bevocht op de „grafters" en oneerlijke
in de gevangenisIk ben meer voor hem
bevreesd, dan voor mijzelve", voegde zij er
haastig bij. „Maar ik kan mij niet voor
stellen, dat ik mijn vader terug zal krijgen,
ik droom, ik moet bepaald droomen".
„Dan toch een aangename droom", zeide
mevrouw Richardson, terwijl zij naar de
deur ging en den zwaren klink oplichtte.
Een hooge, eerwaardige gestalte met grijze
baren en grijzen baard trad binnen, zag
Aleida eenige oogenblikken aan, en riep
daarna uit„Mijn kind, myn dochter, mijn
AleidaHij strekte de armen naar haar
uit en Aleida vloog hem tegemoet met een
luiden kreet en lag als een kind snikkende
aan zijn vaderborst.
„Mijn Aleidamijn lief onschuldig bind"
sprak de oude kapitein, terwijl hij er allerlei
vleiende woorden bij voegde; „mijndierbaar
kind, gij moogt en zult hier niet lang meer
blijven. Myn engelhoe is't mogelijk, dat
men n hierheen heeft gezonden
„Vader, zijt gij het werkelijk lispelde
Aleida, terwijl zij met haar handen door
zijne vergrijsde lokken streek„ja, het
zelfde grijze oog, hetzelfde hooge voor
hoofd. Ik heb mijn vader zoozeer noodig
gehad", zuchtte Aleida.
„Wees kalm, Aleida wees kalm, lieve",
zeide mevrouw Richardson vriendelijk
„uws vaders gezondheid is eenigszins ge
schokt, en opgewondenheid is voorubeiden
niet goed".
„Ja", zeide Aleida, haar tranen drogende,
„ik ben zoo dankbaar ongelukkig. Kom,
vader, ga zitten en vertel mij eens, wat r gij
al die jaren geweest zijt". En nadat zy hem
vriendelijk had doen plaats nemen, waren
zij spoedig in een druk gesprek gewikkeld.
Intusschen had mevrouw Richardson aan
Agnes een brief van huis overgereikt, die
de tijding van haar moeders ongesteldheid
bevatte, en die haar de toestemming gaf,
om zoo lang te blijven, als zy eenigszins
van dienst kon zijn.
(Wordt vervolgd,}