NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 27. 1906
Woensdag 31 October 21e Jaargang
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Onschuld en Misdaad.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
Goes
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Theorie en Practijk.
saae
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,02s.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 15 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Het is nu eenmaal niet anders, als on
derwijzers of ambtenaars, hoog of laag
geplaatst in Eijksdienstopgenomen worden,
zijn ze verplicht, naarmate van hunne
inkomsten een zeker percentage te missen
voor hun pensioen, en als zij niet meer
in staat zijn om hunne betrekking naar
behooren waar te nemen, of zekeren leef
tijd hebben bereikt, dan worden ze ge
pensioneerd.
Dat is goed, want anders zouden die
menschen op hun ouden dag voor het
meerendeel armoe lijden. Nu worden ze
gedwongen, door den grooten werkgever,
het Rijk, om ieder jaar een premie tot
zeker bedrag te betalen, en daarvoor
krijgen ze dan later hun pensioen.
Kan ditzelfde goede stelsel, dat zoo
menigeen de ambtenaars- en onderwijzers
wereld benijdt, nu ook niet uitgebreid
worden tot de werklieden-klasse, wier lot
als de ouderdom daar is, of op welke wijze
dan ook, beletsel tot arbeiden ontstaat,
gewoonlijk zoo diep treurig is
Zoo heeft men reeds zoo lange jaren
gevraagd, en vijftien jaren is het nu geleden
dat het door de regeering is toegezegd.
Een ster der hoop voor dit belangrijkste
van onze sociale wetten versoheen toen
Minister Kuyper het vorige jaar aan de
toezegging der regeering van 1891 voldeed
en een wetsontwerp betreflende ouderdoms-
en invaliditeit8-verzekering indiende.
Dat wetsontwerp hield in lo. dat de
werkgever en de werkman iedere week
of iedere maand een kleine premie zou
betalen 2o. dat het Rijk een deel voor
zijn rekening nemen zou 3o. dat een werk
man die niet meer tot arbeid in staat was,
al was hij ook slechts 50 jaar, pensioen
ontvangen zou en 4o. dat iedere werkman
die den 70-jarigen leeftijd had bereikt een
pensioen van minstens f2.50 per week
zou ontvangen.
Hoe dat wetsontwerp ontvangen werd
ligt ons nog versoh in het geheugen.
Bij het optreden van het huidige kabinet
werd bedoeld wetsontwerp dan ook inge-
22
-S
riTTILLETOIT.
XX.
OP ZEE.
Ons tooneel verandert nu in de wijde
uitgestrektheid der zee, in een schip dat
eenzaam zyn weg van de eene golf op de
andere vervolgt. De schemering begint te
vallen. De gloed van de zon verlicht de
schuimende golven nog voor eenige oogen-
blikken zjj staat reeds lang in het westen
en zet de gezwollen zeilen in vollen gloed.
In het verre oosten tooit zich de oceaan in
zy'n blauw en groen avondkleed; nog verder
toont hij zich zacht grijs, om ten laatste in
een te smelten met de wolken, die aan die
zijde van den horizon van de ver verwij
derde golven niet te onderscheiden zijn.
Op het tusschendek staan twee mannen,
die aandachtig de verwijderde wolken be
schouwen de eerste is de jeugdige gezag
voerder, de ander een passagier wiens ge
laat de sporen draagt van aan weer en wind
te zyn blootgesteld geweesthij kwam
eerst aan boord op het oogenblik, dat het
echip op het punt was van vertrekken. In
het westen bood de hemel een schilderach
tig schouwspel aande zware wolken om
sluierden het verrukkelijkst natuurtooneel.
Die, waarop hun aandacht is gevestigd, is
onovertreffelijk schoon een dier ver
schijnselen, die ons jaren lang in het ge
heugen kunnen blijven. Evenals wilden
zij op den uitgestrekten oceaan den zeeman
het vasteland weder in 't geheugen roepen,
vertoonen deze tafereelen hier heuvelen,
rivieren en kronkelende wegen als in wer
kelijkheid ginds weder een schrale berg
streek elders splitst zich het zwerk in
tweeën en schijnt eene witte tent in wier
pining m page maagd gezeten is,
trokken, maar de zaak zelf was daarmee
niet van de baan. En met verklaarbaar
verlangen zag men de daden van dit
kabinet op dit terrein tegemoet. Het was
daarom dat met meer dan gewone belang
stelling naar het antwoord werd geluisterd
dat de Minister Veegons Vrijdag gaf
op enkele vragen betreffende deze zaak
door den heer Talma in de Tweede Kamer
gesteld.
En voorwaar dat antwoord was niet
geruststellend.
Het blijkt toeh uit dit antwoord dat het
huidige Ministerie zich de taak gemakkelijk
wil maken door te komen met een wets
ontwerp dat alleen ouderdoms- en dus
geen invaliditeits-pensioen bedoelt.
Dat is een halve maatregel, want er zijn
behalve de gewone stoornissen in het leven
die geen gevolg van ouderdom zijn, ook
soorten van arbeid die den werkman vroeg
onbekwaam maken. Denk slechts aan de
loodwit-fabrieken of de glasblazerijen. Die
mensehen zijn op 50 of 55-jarigen leeftjjd
meestal minder tot arbeiden in staat dan
een gewone werkman op 70-jarigen leef
tijd. En tooh eerst zegt dan op65-ja-
rigen leeftijd zal hij van pensioen kunnen
genieten.
Die halve maatregel zal minder profij
telij k zijn dan men van het zoozeer ge
smade wetsontwerp Kuyper tewachten had
We zullen er nog genoeg van hooren.
Een andere vraag, ook nog dezer dagen
gedaan, is deze! of werkmans-pensioneering
wel aan te bevelen is.
Prof. Fabius keurt iedere pensioneering
met verzekerings-plicht af.
Op de laatstgehouden vergadering van
de Vereeniging voor statistiek en staathuis
houdkunde verklaarden mannen als mr.
Van Houten en mr. Cau geen rechtsgrond
voor pensioneering te kunnen vinden en
wilden op theoretische gronden er niets
van weten. Mr. Van Houten wilde de
Armenwet veranderen zoodat het gemak
kelijker zijn zal om de menschen te be-
deelen. Mr. Ter Spill wilde het vrij willig
zich verzekeren, als in België, gemakke
lijker maken.
„Het is wel de moeite waard eene zeereis
te maken, om zulke tooneelen te zien, myn
heer,'' sprak de jonge man, terwijl hij zijn
stroohoed oplichtte, zoodat de wind door
zijne bruifie lokken speelde.
„Ja, voorwaar ik heb er vele van dien
aard op deze zelfde wateren gezien," her
nam de oude heer; „maar om de zon op haar
schoonst te zien ondergaan moet men in
Amerika, of op de kusten van Australië
zijn. Het is wonderbaar, hoevele verschil
lende vormen de wolken aannemen in die
landen, die ik pas verlaten heb. De gouden
gloed der zon verft den geheelen hemel,
bedekt het geheele landschap, en schijnt
somtijds als 'n gouden regen uit den hemel
op heuvel en veld neer te dalen. Zjjt ge nog
nooit in Australië geweest?''
„Nimmer; mijn beroep bracht mij totnog
toe niet verder dan Engeland. Doch, wan
neer ik het bevel over dit schip ook de
volgende zes jaar behoud, dan zal ik meer
van de wereld zien."
„Mag ik zoo vrij zijn u te vragen, hoe oud
ge zjjt f" vroeg de oude heer, terwijl hij
ging zitten.
Vier-en-twintig aanstaande Decern ber".
„Op uw leeftijd, jongmensch, kreeg ik
het bevel over mijn eerste schip," hernam
de ander met zijn gewone neerslachtigheid,
„maar ik behoor tot de ongeluksvogels. De
Voorzienigheid heeft gewild, dat ik den
eenen tegenspoed na den anderen zou ont
moeten, de bitterste teleurstellingen zou
ondervinden. Maar het heeft mij ten goede
geleid, jong menschik moet waarlijk zeg
gen dat dit alles mij een weg gewezen heeft
dien ik niet kende. Jaren lang, jonge vriend,
heb ik het genot niet gekend van zelfs maar
een rijksdaalder op zak te hebben".
De Witt keek verwonderd op by het
hooren van deze woorden.
„Ja, mijnheer, toen wy by mijn laatste
reis op de kust vp. Australië schipbreuk
Nog een ander betoogde, dat de Staat de
premie heeft te betalen en niet de werkman
en niet het bedrijf.
Ons dunkt dat allerlei theorieën,die nood
zakelijk moeten afstuiten op het zoeken en
niet vinden van 80 of 40 millioen per jaar
veor de practijk weinig vruchtbaar zijn.
Feit is het dat, by uiterst gebrekkige
hulp, door onze vermeerderende bevolking
en hoogere, maar zeer te prijzen, levens
voorwaarden, noch kerkelyke, noch burger
lijke armenzorg in staat is aan billijke
eischen te voldoen.
Feit is 't dat de arbeider zijn loon waard
is, ook ais hij in eere en deugd zyn dienst
tijd heeft volbracht, en dat bedeelen be
neden zyn waardigheid is.
Feit is het dat die waardigheid niet
weinig verhoogd wordt door zelf een
premie te betalen voor zijn toekomstig
pensioen.
En daarom blijven wij van gevoelen, dat
het intrekken van het wetsontwerp een
maal door den Minister Kuyper ingediend
een ware ramp voor den werkmansstand is.
Dat stelsel kostte betrekkelijk niet zooveel
dat het onmogelijk zijn zou, het gewende
den werkman er aan om ook zeif te betalen
aan de premie, en was daarom beter dan
armenzorg,die bedoeling blijft en beter dan
het Belgische stelsel, waarby zoovelen
en daaronder de meest behoeftigen uit
gesloten worden of zich zelf uitsluiten.
Allerlei theorieën ook dat van het
onderste uit de kan te willen hebben, ver
ijdelden de eerste poging tot ouderdoms-
en invaliditeits-verzekering, en nu zal, naar
het zich laat aanzien, een groote kring
zoo niet de grootste, voorloopig buitenge
sloten worden.
Voorloopig hoe lang?
Misschien zoo lang tot het huidige ge
slacht zal voorbij gegaan zyn, en het Minis
terie-De Meester reeds lang tot de geschie
denis zal behooren.
30 October 1906.
Harvormingsdag „Hervorming 't was
uw stond Zoo jubelt het hart van eiken
geloovigen Protestant, die in Luthers
leden, was ik van negentien de eenige, die
den hongerdood ontkwam en door een ander
schip gered werd. Zij zetten mij in dat
onherbergzame land zonder vrienden en
zonder een cent aan wal. Toen zeide ik bij
mijzei ven: ik zal de zee niet langer bevaren,
Gods hand is tegen mij gekeerden ik
doolde rond in de wildernis, ter prooi aan
onbeschrijfelijke ellende. Verscheidene
weken leefde ik van wilde bessen, en al wat
ik als voedsel vinden kon ten laatste ont
moette ik een troep herders, allen van het
ruwste karakter, en toen scheen het mij toe
dat God tot mij zeideblijf, en ik bleef.
Bijna twaalf jaar bleef ik werkzaam onder
deze menschen. Zij noemden mij hun
leeraar. Ik onderwees henik stelde de
dagelijksche werkzaamheden en den dienst
voor den Zondag vast, en de plaats, waar ik
mij als zwerveling, en schijnbaar als een
verworpeling gevestigd had, is nu een
bloeiende kolonie, met twee kerken, drie
scholen en een geordende christelijke ge
meente van bijna zevenhonderd mannen,
vrouwen en kinderen".
„En was dit alles uw werk vroeg De
Witt, terwijl hij hem vol eerbiedige be
wondering aanzag.
„Het werk myns Heeren", sprak de ander
met nadruk. „Hoe dikwyls heb ik Hem
gedankt, dat Hij mij daarheen geleid heeft
langs een weg, dien ik niet kende langs
een wonderbaren weg! Het volkje heeft mij
lief als hun leidsman, zy eerbiedigen en
raadplegen mij, en zymet wie ik dit goede
werk begonnen ben, en met wie ik sedert
steeds gewerkt heb, waren allen veroor
deelden, die van de Engelsche galeien
gezonden waren, zij waren tot de laagste
diepte gezonken in hun zeden en gewoon
ten geleken zij meer op beesten dan op
menschen, en meest allen waren onbekend
met het bestaan van God".
jKeert gij papr Augtraljë teyyg f"
kloeke daad te Wittenberg het begin ziet
van de Kerkhervorming, die aan Duitsch-
land en de Nederlanden, straks aan Europa
en de overige werelddeelen, in engeren of
breederen kring, den zegen bracht van het
vrij en onbelemmerd lezen van GodsWoord,
het kerkelijk leven naar en uit dat Woord
in eere herstelde, en de machtige waar
heid dat de rechtvaardige door het geloof
zal leven, straks in alle talen deed ver
tolken.
Daarvoor danken wij op 31 Oct.
De les door de Leidsche stembus ge
geven voor de verkiezing die ons in 1907
wacht is, dat men boven alle dingen één zij.
En wat de Leidsche stembus bewijst is
de waarheid van het woord van den heer
Talma waarover hij zoo hard werd ge
vallen n.l. het woord dat de linksehe par
tijen door haat en de reehtsche door liefde
worden bijeengehouden.
Haat tegen het christelijk beginsel, tegen
het streven om recht te doen en om de
ordinantiën Gods hoog te houden.
Daarom braken de partijen links, de
Leidsche stembus moge het getuigen, elkan
der en haar Ministerie af, terwijl de par
tijen links zoeken den band van het
gemeenschappelijk beginsel sterker en
krachtiger te maken.
Als er maar eenheid van streven, en
eenheid bij het optrekken tegen den ge-
meenschappelijken vijand is dan zal land
en volk daarvan de goede vruchten plukken
en de Naam des Heeren groot gemaakt
worden.
Op de algemeene vergadering van den
Nederlandsehen protestantenbond, verleden
week te Groningen gehouden, sprak dhr.
Slenfert Kroese van Rotterdam, onder
veel, wat ons minder bekoort, een waar
woord. De spreker had het over de taak
van den Protestantenbond ten aanzien van
het lager onderwijs en zei o. a., dat naar
zijne rneening te dikwijls uit het oog wordt
verloren, dat niet de sohool, zelfs niet de
kerk, de eigenlijke plaats is voor de gods-
„Ik liet in de Vereenigde Staten eene
dochter achter; als ik haar bij mijne terug
komst nog levend vind, en in dezelfde
goede handen, aan welke ik haar toever
trouwde, zal ik haar in staat stellen onaf
hankelijk te levenof het moest haar
wensch zijn, haar leven er aan te wagen en
mij als zendelinge te volgen. Ach! hoe zeer
ben ik beurtelings van hoop en vrees ver
vuld, wanneer ik denk aan de kans om mijne
dochter weer te zienHelaasindien zij
eens niet meer zijn mocht".
Eenige oogenblikken zweeg de vreem
deling, in diep gepeins verzonken daarop
zeide hij plotseling„Hebt gij gehoord
van de goudontdekkingen in Australië
De Witt antwoordde bevestigend.
„Ik zelf, mijnheer, was een der eersten,
die de rijke goudaderen ontdekte, die hiel
en daar in de valleien en langs de oevers
der rivieren hun oorsprong hebben. Ik heb
hier eenige stukken by mij, die
De jonge man boog zich naar den ander,
en fluisterde: „Wees toch voorzichtig met
over uw goud te spreken wy hadden op
onze heenreis bijna een komplot ten ge
volge van het vele goud, dat een der pas
sagiers by zich had".
„Ik heb van die moedige heldendaad
gehoord, mynheer", hernam de oude vreem
deling, terwyl hij den jongen kapitein vol
bewondering aanzag; „zijn er nog muite
lingen aan boord?"
„O neenik zond hen terug met een
brik, die op den terugweg was, en nam,
daartoe van de eigenaars last hebbende, het
bevel over het schip. Ge moet weten, dat de
kapitein stierf, toen wij nog geen negen
dagen op zee waren, en daar ik reeds vroe
ger als eerste stuurman een reis gedaan
had, durfde ik de verantwoordelijkheid
aanvaarden".
„En tot overmaat van ramp hadt gij eerst
nog de» zieken kapitein tot inv last f Wol,
dienstige opvoeding der jeugd, maar aller
eerst het gezin. Zonder dit staan èn kerk
èn school machteloos.
Dit zijn nu wel geen nieuwe dingen,
vooral niet voor de voorstanders van
christelijk onderwijs, die hetzelfde meer
malen met nadruk hebben hooren verkon
digen zoowel van den kansel als op
vergaderingen als wel in de pers. Tooh
zijn het inderdaad kostelijke woorden.
Maar weten is nog geen doen. Wel
kunnen vaak theorie en practijk bij velen
uiteen loopen. Daarom beginnen bij het
begin, d. i. eerst bij u zelf in uw gezin.
Dan volgt hel andere schier van zelf.
Vooral in onzen tijd, waar het buiten een
veertigtal jaren vroeger gerekend, betrek
kelijk zoo weinig opoffering kost, om de
jeugd christelijk onderwijs te doen ont
vangen.
Zegge nu niemand, wat zal zulk eene
opvoeding baten, in aanmerking genomen,
zoo weinig verblijdende resultaten ziet.
Dit treurig, melancholisch wijsje is reeds
zoo dikwerf aangeheven en nog het meest
door lieden, die het liefst met de handen
in den schoot blijven zitten, om wat reden
dan ook.
In geen geval mogen we ons onttrekken
aan het bevel ons opgelegd in onzen ouden
Bijbel, voorkomende o. a. in het boek der
herhaling «Legt dan deze mijne woorden
in uw hart en in uwe zielen leert die
uwen kinderen, sprekende daarvan, als gij
in uw huis zit en als gij op den weg gaat
en als gij nederligt en als gij opstaat".
In gehoorzaamheid aan dit voor geen
tweeërlei uitlegging vatbaar bevel, kunnen
we de resultaten, den zegen verwachten,
die de Heer zelf aan de opvolging daar
van heeft verbonden.
Hoe de openbare opinie veranderen kan
Voor korten tijd nog gold de Christe
lijke School als de wigge die de volks
eenheid splijten deed, als de spelbreker
voor vrede en rust
En nu
Op eene samenkomst de vorige week
door den Nederlandschen Protestanten-
wel, hoe hebt gij het wel aangelegd?"
„Onder het scheepsvolk bevond zich een
oude Portugeesche matroos, die lang in
Amerika had gewoond, ofschoon hij reeds
zeven jaar op dit schip voer. Ziet ge dien
ouden man daar achter op het schip aan
den ijzeren kaapstander?"
De oude heer keek op en zag een won
derlijk figuur met een spitse wollen muts
op een oor, met een blauwen boezeroen
en een wit lederen broekhij was ver
diept in het met zorg splitsen van een
stuk to*w.
„Hij is een der trouwste Christenen.
Het scheepsvolk zag, dat zij hem niet ge
bruiken konden, en zy besloten hem niet
in hun komplot op te nemen. De oude
man verklaarde dat God hem de samen
zwering in een droom geopenbaard heeft,
en ik weet niet beter of het moet zoo zyn.
Later toen hy het afschuwelijk komplot
ontdekte, bedacht hy verschillende mid
delen, om het gevaar af te wenden. Van
tyd tot tijd hy is zeer bedreven in het
teekenen wist hy my een papiertje on
der de oogen te brengen, met de afbeelding
van een man die een ander vermoordt.
Dit wekte myne nieuwsgierigheid, en daar
ik bemerkte, dat hij my dikwijls aanzag,
begon ik op hem te letten. Hij keek mij
dikwyls strak aan, keerde zich dan naar
het scheepsvolk, terwyl hy zijn hoofd mor
rend schudde. Ik zag, dat de anderen den
ouden Antonio en ook my opwachtten, zoo
dat my'n achterdocht werd gaande gemaakt.
De doodelyke ziekte van den kapitein
deed mij meer op mijne hoede zijn, terwijl
het hen zorgeloos maakte. "Wy hadden
drie maats aan boord, die ik raadpleegde,
en wij zagen in dat wy snel moesten
handelen.
Wordt vervolgd.)