NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 17. 1906.
Vrijdag 19 October
21e Jaargang.
Baitealandsch Overziebt.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Oasehuid en Misdaad.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
I Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUU, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
rEUILLSTQIT.
1EDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,02'.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
18 October 1906.
Het curatorium van de Theologische
School der Gereformeerde Kerken heeft
aan de Rijksregeering subsidie gevraagd
voor het Gymnasium dier kerken.
De Heraut red. Prof. dr. H. Kuyper
en de Z. Kerkbode red. dr. L. Wage
naar hebben deze aanvraag als een
eersten stap op den verkeerden weg van
Rijkssubsidie voor de Geref. kerken, en
als een reactie tegen de meening der ker
ken en de adviezen der professoren in
1902 veroordeeld.
Hiertegen komt prof. dr. H. Bouwman
in De Bazuin op. Hij meldt in deze tegen
spraak, dat het curatorium bedoeld be
sluit met algemeene stemmen nam, niet
op voorstel van de Hoogleeraren, maar na
ingewonnen advies van drie der hoog
leeraren, van welke een de subsidie-aan
vraag slechts begeerde, als een overgangs
maatregel, opdat de vereeniging aan welke
het gymnasium eventueel zou worden over
gedragen, het volgende jaar de subsidie
niet zou missen. Van uit dit gezichtspunt
moet het besluit der curatoren worden
beoordeeld. Het is genomen „in verband
met de onderhandelingen om het gymna
sium over te dragen aan een vereeniging".
Prof. Bouwman ziet overigens geen
principieel verschil tusschen een aanvraag
der kerken om subsidie voor het gymna
sium der theologische school, en voor de
Zending en de Keuchenius-school.
Wij deelen dit eenvoudig afs feit mee.
En voegen er de volgende historische her
innering aan toe.
Veertig jaar geleden bestreed A. V.
(ds. Diemer) in De Weksstem. alle Rijks
subsidie, welke hy een belemmering noemde
voor de vrijheid van kerk en school.
Toen hij eenige jaren later ijverde voor
de rijks-subsidie aan de chr. geref. kerk,
uit 't oogpunt van billijkheid, terwijl ook
andere kerk(genootschapp)en en Rijks
subsidie genoten werd hy hierover tame
lijk hard aangevallen.
Een zijner meest principiëele bestrijders
ds. De Visser, van Amersfoort, deed het
echter op leuken jovialen toon en eindigde
z\jn betoog met de opmerkingWanneer
gij uw wensch krijgt, gij die altijd tegen
die staatsruif hebt getoornd, en fier wei-
14
De ongelukkige jonkman liet een kreet
van angst hooren. „Wie is het O, wie is
het Ik wil niemand zienniemanden hij
wierp zich op zijn bed.
Op hetzelfde oogenblik vertoonde zich
achter de tralies een vriendelijk, bijna
schoon gelaat, badende in tranen. Het was
eene vrouw van ongeveer vijf-en-veertig
jaar, naar het scheen. Zij droeg een don
kergroenen sluier over haar hoed, zoodat
de vorm van haar gelaat en een deel van
haar zacht blond haar zichtbaar was.
„Waar is hij vroeg zij op een toon van
diepe droefheid.
Eene huivering doorliep 't saamgekrom-
pen lichaam op het bed, en toen de stem
nog eens riep„Karei, mijn jongensnikte
hij hartverscheurend.
Mevrouw Richardson ging naar de tralie
deur, en zeide:
„Ge deedt beter met hier bij hem te
komen, ik zal heengaanik heb getracht
uw armen jongen te troosten, maar gij kunt
die taak het best vervullen". Zy gaf den
'man buiten een wenk, waarop de diepbe
droefde moeder haren sluier liet vallen.
Zij wa- spoedig in de gang, en verliet dit
droevig tooneel: eene moeder die haar
schuldigen zoon ontmoet.
Generaal Richardson deed een kreet van
verbazing hooren, toen hy het zoo pas ver
schenen avondblad op zijn knie uitspreidde.
„Kijk eens hier 1" riep hy uit, „het bestuur
en de aandeelhouders van de Maria Eliza
beth zullen den jongen De Wit feestelijk
ontvangen. Op mijn woord yan eer, ik
gerdet er van te eten, dan zullen de ande
ren die u 't rijkssubsidie zien aannemen,
elkander toeroepenZie, daar staat hij
warempel ook aan de staatsruif.
Met verandering van jaar en datum is
dit, volgens genoemde critici, blijkbaar ook
op deze aanvraag en wie haar deden, van
toepassing.
De dageraadsmannen.
De vrijdenkers hebben Zondag gejubi
leerd. Zij vierden het 50-jarig bestaan
van hun vereeniging.
Dat hebben deze heeren voor, dat ze
oprecht zijn. Zij winden er geen doekjes
om. Zij zeggen het vrij uit zooals ze
meenen.
Maar wat men te hooren kreeg, was
dan toch kras.
Zij kwamen er voor uit dat hun strijd
ging tegen het geloof aan God, tegen het
geloof aan onsterfelijkheid en ook tegen
de kerk en al wat der kerke is. Zong
men in andere kringenHoog omhoog,
het hart naar bovenhier beneden is het
nietvlak daartegenover stond hun lenze
Hier beneden is 't wel
Opmerkelijk waren in deze samenkomst
twee dingen.
In de eerste plaats het optreden van den
oud-minister Van Houten, die niet alleen
zijn instemming met de vereeniging be
tuigde, maar er ook op wees, hoe de val van
dr. Kuyper alleen door de actie van de vrij
denkers uitgegaan, mogelijk was geweest.
Pynlijk, als men zich herinnert, hoevele
belijders van den Christus in 1905 als feite
lijke bondgenooten deze actie gesteund
hebben.
En in de tweede plaats dient er de aan
dacht op gevestigd, dat, blijkens een mede-
deeling van den heer Gerhard, de eerste
sociaal-democratische actie hier te lande,
in 1869, van deze groep is uitgegaan. Zelfs
droeg hij er roem op,dat vooral de Zondags-
by eenkomsten van deze vereeniging de
sociaal-democratie bevorderden.
Een bewijs te meer, zoo 't nog noodig
was, voor het anti-religaeus karakter, dat
aan de sociaal-democratie inherent is.
Standaard.)
De vereeniging «De Dageraad" vierde
dezer dagen haar 50-jarig jubilé. Haar
moet dien kloeken jongen man de hand
drukken."
„Ik voel meer belangstelling voor dat
jonge meisje in de gevangenis hierover zy
isj net zoo min een dief als ik," sprak mevr.
Richardson.
„Houd nu toch eens op met je gevange
nis Gevangenis bij 't ontbijt, gevangenis
bij 't eten, gevangenis bij het souper, altijd
gevangenis tot bij het naar bed gaan toe.
Laat de gevangenis nu eens rusten, zoolang
ik hier ben. Wat dat jonge meisje aangaat,
zy is een bedriegsteren let op mijne
woorden, vrouwlief, zoo goed en edel als gy
zijt, hebt gy evenveel verstand van het
menschelyk karakter als een pasgeboren
kind."
„En wat zoudt ge wel zeggen, als ik u
vertel, dat die dappere, brave De Wit
verloofd is met die jonge dame in de ge
vangenis
„Wat", riep de oude heer met een ver
wonderden, ongeloovigen blik.
„Het is zoozij is in de handen van hare
vijanden gevallen",sprak mevr. Richardson
met gevoel„zy hebben zulk een laag en
wreed complot tegen haar gesmeed, dat het
arme, ouderlooze meisje onschuldig in de
handen is gevallen van hen, die haar geluk
trachten te verwoesten".
„Vrouw 1 wat zegt ge De verloofde van
De Witt in de gevangenis Zy zal er geen
oogenblik meer blijven!" riep hij uit, terwijl
hij opsprong, en in zyn vaart de rieten stoel,
waarop hij gezeten had, omverwierp.
„Pas nu maar op, dat je zelf niet aan
doenlijk wordt", zeide mevr. Richardson
goedig, „één zoo in de familie is genoeg".
„Aandoenlijk of nietriep de generaal
met zijn brjl in de eene en de courant in de
doel en streven is gemakkelijk af te leiden
uit hetgeen een der sprekers n. 1. dr.
Frowein op de feestvergadering o. a. ver
klaarde.
Tegen twee cardinale dogma's zijn de
beginselen van „De Dageraad" gericht;
lo. tegen het geloof aan God en Goden
2o. tegen het geloof aan eene onster
felijkheid.
Tegen het Christendom plaatsen de vrij
denkers de leden dezer vereeniging dus
het Humanisme. In plaats van
Hoog omhoog,
Het hart naar boven,
Hier beneden is het niet
zeggen zij: „Hier beneden is het wel!"
maar dan ook geen godendienst, omdat
de goden onze diensten niet noodig hebben,
doch ons gesteld in den dienst van de
menschheid
Door deze ondubbelzinnige, openhartige
verklaring van een der voormannen, die
luide werd toegejuicht, ziet zich de lezer,
die tot heden van doel én strekking dezer
jubileerende vereeniging weinig of niets
afwist, in staat gesteld om over haar te
oordeelen. Men weet nu meer dan gemog
en behoeft waarlijk haar uitgegeven ge
denkboek niet te lezen om op de hoogte
-te komeD.
Het openbaar onderwijs te Londen kost
jaarlijks ongeveer 60 millioen gulden. De
onderwijzers alleen er zijn voor de
750.000 leerlingen gemiddeld 17.000 on
derwijzers gaan meteen bedrag strijken
van 24 millioen. Bij dit kleine statistiekje
kunnen we nog voegen een jaarlijksch
verbruik van de volgende school behoeften.
Gewone schriften 5 millioen, teekenschril-
ten l'/4 millioen, 65 duizend gros pennen,
3 duizend gros penhouders en 22 honderd
riem vloeipapier. Leien worden er in
Londen niet meer op school gebruikt. Nu,
daarvoor is veel te zeggen.
Duitschland.
Het schelmstuk van Köpenick.
Wij hebben gister in 't kort gemeld van
den onbekenden schobbejak die als officier
verkleed een burgemeester in functie ar-
andere hand, „geen meisje, dat zulk eene
liefde waardig is, of laat ik liever zeggen,
die aan zulk een man liefdekan inboezemen,
kan zich aan zulk eene daad schuldig
maken Wie liet het meisje in de gevan
genis brengen Wat is er van de zaak
Vertel mij alles Ik zal mijne maatregelen,
nemen. Ik wil eens zien of een onschuldig
meisje op los vermoeden in de gevangenis
kan worden gebracht".
„Ge hebt het gisteren nog gelezen, papa;
het meisje is eene verre nicht van de familie
Westerlyhaar naam is Aleida Graylynn".
„GraylynnIk heb een kapitein in dienst
gehad, die Graylynn heette. Het was op
het eerste schip, waarmede ik een ongeluk
heb gehad „De Koningin der zee". Het
is met man en muis vergaan, en verslond
twintig duizend gulden van mijn eigen
bezittingen".
„Dat moet haar vader zijn, zy vertelde
mij dat hij twaalf jaar geleden op zee ver
ging, toen zij nog klein was".
„Een der eerlijkste en beste lieden, die
ik ooit gekend heb 1" riep de oude generaal
uiten een der ongelukkigsten. Zoo, zoo,
dus is dit zijn kind. Arm, arm meisje
Wij zullen zien. Zij is nog byna een kind,
niet waar?"
„Pas zeventien", hernam mevr. Richard
son, met oogen vol tranen.
„Pas zeventien arm meisje 1" mompelde
de generaal, als in gedachten verdiept. „Ik
herinner mij nog dat hare moeder stierf.
De kapitein kwam thuis en betaalde al zijn
loon aan doktersrekeningen, en ik hielp
hem buitendien van myn eigen geld wat
vooruit, want ik had medelijden met den
armen kerel. Arm kindzonder vader
of moeder, broeders of zusters, en dan die
resteerde en met de kas er van door ging.
Het ergerlijke feit is in bijzonderheden
niet met een ernstig gezicht te] lezen.
Het begon zooToen eergistermiddag
om één uur de wacht van de militaire
zwemschool bij Plötzensee van het garde
regiment der fuseliers werd afgelost, ver
scheen in die inrichting een man, met de
uniform van een kapitein van het eerste
garde-regiment te voet aan. Op zeer krach
tige wijze gaf hij bevelDe afgeloste
wacht moet onmiddellijk mijn bevel op
volgen om op allerhoogst bevel des Kei
zers een arrestatie te doen. Daar de man
schappen aan het karakter van den uni
formdrager geen oogenblik betwijfelden,
gehoorzaamden zij. De wachthebbende
onderofficier werd weggestuurd en de sol
daten rukten onder bevel van den kapi
tein in de richting van Berlijn. Kort
daarop trof dit troepje de manschappen
van een eveneens afgeloste schietbaan-
wacht en die kregen bevel mee te gaan.
Daarop liet de kapitein de geweren met
scherp Iaden en de bajonet op de geweren
zetten, hen naar het station Pulitzstrasse
marcheerden en reed hij met hen naar
Köpenick. Daar hij bijzonder resoluut
optrad, gehoorzaamde men blindelings.
Alleen deed een korporaal opmerken, dat
de manschappen nog geen middagmaal
hadden gehad en daarop liet de kapitein
de geweren aan rotten zetten en gaf hun
in een herberg te eten. De kapitein ging
even weg, waarschijnlijk om de rijtuigen
te bestellen en na het eten deelde hij de
bevelen uit, waarbij hij er den nadruk
op legde, dat niemand het raadhuis mocht
verlaten of binnengaan en dit desnoods
met kracht van wapenen moest worden
belet.
Wat er in het raadhuis van Köpenick
voorviel, is door den burgemeester van dat
plaatsje aldus te boek gesteld: „Ik zat
tusschen halfvijf en kwart voor vijf op
mijn ambtelijke kamer, toen plotseling de
deur met kracht geopend werd. Toen ik
mij omkeerde zag ik, dat een officier,
gevolgd door 2 grenadiers in veld-marsch-
tenue en met de bajonet op het geweer,
binnentrad. De officier, die, zooals ik later
opmerkte, de mantel en de schouderstuk
ken van een kapitein van het eerste garde-
gevoellooze Westerly's tegen haar. Ik zal
zien wat ik doen kan. Wel, wel, wat zal
dat de vreugde van den jongen De Witt
vergallen, arme kerelMet deze woorden
verliet de generaal de kamer.
Mevrouw Richardson gevoelde zich ver
licht over deze plotselinge belangstelling,
die haar van grooten dienst kon zijn. Zij
ontdeed zich van haar mantel, begaf zich in
den tuin voor het huis en lette zorgvuldig
op het venster van Aleida, blijkbaar met
groot ongeduld op hare verschijning wach
tende. Aleida kwam ten laatste, want zij
stond gaarne voor het vensterde oude
dame plukte een witte roos en toonde haar
die. Aleida begreep de bedoeling niet,
maar zij gevoelde, dat het iets goeds aan
kondigde.
De tuin lag in de schaduw, en de paden
met blinkend wit zand bestrooid, staken
zonderling af tegen de omzoomde bloem
perken. De prachtige bloemen, ieder in
hun eigen perk en ieder hunne eigene
schaduw voor zich uitwerpende, schenen
op den dauw te wachten en bogen zich
voor den zachten avondwind,
XIII.
EEN DAG BUITEN.
Ik verzoek mijne lezers met my terug te
gaan tot op den dag van Aleida's gevan
genneming. Dien dag had men nog vroeg
in den morgen een bespannen wagentje den
weg naar Melville kunnen zien oprijden.
Melville was een aardig plaatsje, hoog
gelegen, te midden van ruw heuvelland en
ten noorden en ten zuiden ingesloten door
zware bosschen, die tot nog toe gespaard
waren voor de hand der beschaving. Bloei
ende boerderijen, en voorname, zpo niet
regiment te voet droeg en dien ik eerst
voor een officier van het distrietscrmmando
hield, kwam vlak op mij toe en vroeg:
Zijt gij de burgemeester van Köpenick
Toen ik dit erkende, vervolgde hij Gij
zijt op allerhoogst bevel mijn arrestant
en zult onmiddellijk naar Berlijn worden
overgebracht. Ik antwoorddeMaar, ik
verzoek u... Dooh kortaf onderbrak hij mij:
Gij hebt niets te verzoeken. Ik heb u reeds
gezegd ge zijt mijn arrestant. Daarbij
wenkte hij de grenadiers, die tot op twee
pas op mij toetraden. Niettemin verklaarde
ik: Ik zou het bevel van inhechtenisneming
wel eens willen zien, waarop de officier
antwoordde: Mijn legimitatie zijn hier deze
mansohappen Het overige zal men u op
de Nieuwe Wacht te Berlijn toonen. Ik
maakte den kapitein erop opmerkzaam,
dat ik reserve-officier was, waarop hij mij
op mijn eerewoord liet verklaren dat ik
oaderweg niet zou trachten te ontvluchten.
Daarop veroorloofde hjj mij dat mijn vrouw
mee naar Berlijn mocht gaan en beval,
dat slechts één grenadier op den bok van
het rijtuig zou gaan zitten, dat mij naar
Berlijn zou brengen. Hij bracht mij naar
het gerequireerde rijtuig, dat op de binnen
plaats van het raadhuis stond en beval
den koetsier, nadat een grenadier op den
bok was geklommen, om weg te rijden.
Ik haalde mijn vrouw af en overlegde met
haar onderweg waarom ik op deze wijs
gearresteerd kon zijn. Ik kwam tot de
meening, dat ik bij het commando van het
district door een of ander vijandig persoon
was aangeklaagd van een natuurlijk ver
zonnen militair misdrijf. Vóór wij op de
wacht kwamen, verliet, gelijk de kapitein
tevoren bevolen had, mijn vrouw het rijtuig."
Ook de ontvanger moest er aan gelooven.
Deze vertelt het volgende: „Tegen kwart
voor vijf kwamen twee ambtenaren myn
kamer binnen met de woorden Wij kry-
gen inkwartiering, de kapitein is een erg
onbeleefd man, hij heeft me ruw toege
sproken en bevolen, dat alle stedelijke
beambten zich naar hun kamers moesten
begeven. Verder werd mij verteld, dat er
op de gangen soldaten stonden met de
bajonet op het geweer en niemand binnen
mocht, zelfs de oudste wethouder en eenige
raadsleden stonden buiten de deur. Ter-
fraaie, hofsteden lagen in den omtrek ver
spreid en de blauwe rookwolkjes stegen
vriendelijk uit de vierkante, zwarte schoor-
steenen ten hemel. Langs de wegen ston
den heggen van berberisse, braambessen
en heerlijke blauwe bessen. Hier en daar
stond een boschje wilde bloemen, dat een
aangenamen geur in de frissehe morgen
lucht verspreidde. Ook de wilde rozen, die
in groote massa's langs den weg groeiden,
leverden een heerlijke afwisseling van geel
en rood. De wind ruischte door het lange
gras, en terwijl het zich heen en weer be
woog, deden wind en zon de schitterende
dauwdroppels van dealssmaragdglanzende
oppervlakte verdwynen. De bladeren der
ahornboomen schitterden als zilver, de be
vallige takken der olmen waaiden als sier
lijk loofwerk, de eeuwenoude eik alleen
stond pal in zijn volle kracht en in zijn
nieuw kleed vol schoonheid; de vogels
zongen op iederen tak, sprongen vroolijk in
de heggen, en zelfs het kwikstaartje hup
pelde in de jonge twijgen, naby den grond,
verschrikt opgejaagd in het zoeken naar
zyn voedsel door de zware wielen der
boerenkarren. Schitterend bescheen de
zon het vriendely'k pad, de velden lachten
u tegen in hun pracht, sn de blinkende
koren-aren bogen zich naar het licht, als
de wind vroolijk over de heuvels speelde.
De morgen was kalm en schoon zoo kloDk
het uit den mond van de kleine meid, met
haar helderblauwe oogen zij klapte in de
handen, toen zy 't venster van haar kamertje
opende.
„Kijk eens naar buiten, Marietje ;_wel,
wat zeg jeer van, is het niet't prachtigste
weer van de wereld
(Wordt vervolgd),