NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 10. 1906. Donderdag 11 October 21e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH A. M. BENDRIRSE, Onschuld en Misdaad. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK I Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, ie Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN SLUIS LEZEN. IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,026. UITGAVE DF.R FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Voor de herstemming op 16 October in 't district Sluis voor een lid der Provin ciale Staten steunen wij den candidaat dei- Katholieken en Antirevolutionairen, dhr. burgemeester van Waterlandkerkje. Ga alle man nu toch voor dezen alles zins bekwamen candidaat in het vuur In zjjn diepsten zin is lezen vergaren Men denke maar aan het aren lezen. Het is een zoeken en bijeenbrengen, zoo moge lijk tot het laatste wat de oogst oplevert. Een vergaren op het gebied des geestes. Een edele kunst die in vroegere eeuwen slechts het deel van weinigen was. Dat waren de geleerden. Ofschoon niet alle geleerden die kunst vermochten te be oefenen. Het was een jkunst die slechts door 't uiterste geduld en door de krachtigste geestesinspanning kon verkregen worden. Wy, die in de 20e eeuw zoo gemakke lijk lezen leeren, kunnen ons niet voor stellen hoe de ouden, zoo zonder eenige grijpbare methode, het zóó ver sturen konden. Zelfs onze grootouders, die door de spelmethode tot het lezen kwsmen, moeten ontzaglijke tobberij en hebben doorgemaakt, alvorens zij in hun eerste leesboek moeten thuis geraakt zijn. En onze ouders die nu hunne klein kinderen bij Van Wulf ens sprekende letter- beelden zoo spoedig aan het lezen zien, hebben herhaaldelijk verklaard, hoeveel hooger deze leerwijze staat dan Prinsens klankmethode, waarbij zij letterwijs ge worden zijn. Van Alphen zong reeds van „mijn spelen is leeren en mijn leeren is spelen". En toch hoeveel moeilijker was dit „spel" niet in zijn tijd dan in den onzen Over de Egyptische hieroglyphen en 't Babylonisch wigschrift spreken wij niet, Die het ingriffelden in de bouw- en kunstwerken waren knappe menschen en die het ontcijferden niet minder. Maar ook het oude Nederlandsch in de Duitsehe letter was verre van gemakke lijk, en velen zijn er die, vooral wat het geschreven woord aangaat, het in de kunst van dat te lezen, nog niet ver brachten. In Salomo's tijd werd er ook veel gelezen. Anders toch zou deze groote wijze niet tegen het veel lezen als een vermoeiing des vleesches gewaarschuwd hebben. En veel boeben waren er toen ook al, want aan veel boeken te maken, zoo leerde hij, was geen einde. Toch kan men het er gerust voor houden dat de groote massa, ook in zijn tijd, niet lezen kon. In den bloeitijd van Rome en Grieken land werd de leeskunst meer algemeen. Toch werd zij ook in dien tijd lang niet algemeen beoefend. In de brieven der Apostelen vinden wij herhaaldelijk er op gezinspeeld, dat de brieven in de gemeente moesten worden voorgelezen. De H. Apostel Johannes schrijft aan het eind van zijn Apokalypszalig is hij die leest, en zalig zijn zij die hooren de woorden dezes Boeks De groote volksverhuizingen maakten de verhouding tusschen het aantal lezers en dat van hen die niet lezen konden niet gun stiger, De volken uit het Oosten, die het Westen als overstroomen kwamen, leefden op hun zwaard en zagen in de leeskunst iets onmannelijks. De mannen van de pen waren onder hen niet in achting. Naarmate het Christendom veld won, werd dat beter. Toch bleef nog eeuwen na de eerste Evangelieprediking in Europa het lezen de taak van enkelen. De krachtige krijgsman die lezen noch schrijven kon, zag met minachting neer op den zwakken „clerk", die het zwaard niet dragen kon, en nu naar de pen moest leeren grijpen. De geestelijken staken door het voor recht van te kunnen lezen en schrijven, hoog boven het volk, de leeken uit. Karei de Groote, die in deze landen het voorbeeld van de vreeze Gods bracht, stichtte zich een onvergankelijke eerezuil door het volk aan het lezen te zetten. Hij zelf leerde die kunst nog op zijn 46ste jaar 9 FEUILLETON. „Westerly", riep mevrouw Richardson verwonderd uit, „wel, die ken ik heel go6d, ofschoon ik haar sedert den dood van haar man slechts zeer zelden gezien heb. Maar nu herinner ik mij u ook weer uw gelaat kwam mij zeer bekend voor. Twee jaar geleden bezocht ik uwe tante. Zij zat in een rood gemeubileerde kamerzij was niet wel, en een bleek meisje met blonde krullen zat naast haar ijverig te naaien. Ook herinner ik mij nog dat, toen ik haar iets u aangaande vroeg, haar ongunstige opmerking my al zeer weinig kiesch en vriendelijk klonk". „O, hoe griefden mij hare woorden", zeide Aleida, „ik gevoel nu weder, wat ik toen gevoelde; dezelfde koude rilling, maar ik dorst van mijn naaiwerk niet opzien, daar mij de tranen in de oogen stonden. Ja, dat was ik, arme weeze, die ten minste daar geen vrienden had, en dikwijls met hardheid bejegend werd. Maar toen myn oom nog leefde, had hij my liefhij hield zooveel van myn moeder, die een halve zuster van hem was; en hij geloofdenimmer \vat zj van mij zeiden, vooral niet van Bella. O! gij kuj-t u niet voorstellen, wat ik van haar heb moeten verdragen". „Arm kind, ja ik begrijp het. Vroeger was ik goed met uwe tante bekend, en na Blies wat ik van Bella gezien heb, moet ik zeggen dat ik nog nimmer zulk een geslepen en bedriegelyk kind gezien heben ik geloof wel dat zij als vrouw zoo diep gezonken en verdorven zal zijn, als zich Joen reeds ljet voorzien. De liefdelooze opvoeding, die zij genoot, is er schuld van maar de ring en de kettiDg waren dus van haar „Ja", hernam Aleida, „den ring kreeg zij van haar vader, terwijl hij ziek was voor eenige teleurstelling, die zij daardoor onder vond alleen dit reeds maakte hem heilig in mijne oogen, daar haar vader op zijn sterfbed voor mij sprak". „En het geld „Dat was van mijne tante; zij zeide dat zij het voor alle zekerheid in den zak van haar nachtrok had geborgen en nu werd het in myn koffer gevonden, behendig tus schen de voering verstopt. O voor geen geld zou ik het voorgevallene nog eens beleven. De gedachte alleen maakt mij half krankzinnig". „Denk aan Jezus, mijn kindHij leed onschuldig tot in den dood, terwijl in Zyn hart nimmer de minste zondige gedachte was opgekomen. Hij kent uw verdriet. Hy heeft te meer medelijden met u, daar gij evenals Hij door schuldige handen verraden zyt. Hij zal terugzien op zyn eigen lydens- smart en verlangt u alle tranen van uwe oogen af te wisschen". „O, welk een zoeten troost hebt gij my gegeven" zeide Aleida, en de tranen die de angst weerhouden had, begonnen te vloeien. Zij weende in stilte. Het deed haar goed. Het verkoelde haar het verhitte brein, en verlichtte haar beklemd harten toen zij in ruimer mate begonnen te vloeien, sprak mevrouw Richardson niet meer doch liet haar vrij uitweenen. En lang nog, nadat het hevige snikken bedaard was, lag zij geleund tegen mevr. Richardson, als om bij haar bescherming te zoeken. Deze sloeg haar arm om bet be en bevorderde met alle macht het onderwijs en de scholen. Toch was men er nog lang niet. Na zijn dood, mede door den invloed der Noren en Denen, taande de roem van het onderwijs weer. En dit bleef zoo tot ver in de middeleeuwen. Tal van edellieden in dien tijd konden niet lezen, en deden ook geen moeite 't te leeren. Menige haadteekening onder een voor hen geschreven stuk, werd door hen ge plaatst bij wijze van een kruisje met de punt van hun zwaard, of van een inkt vlek door middel van een hunner vinger toppen. En het volk las niet; eensdeels omdat 'tdat niet geleerd had, anderdeels wijl er geen boeken waren. Zij waren te duur, en vielen dus niet onder 't bereik der meerderheid. Maar in de 15e eeuw werd de boek drukkunst uitgevonden. Het gesproken woord vermenigvuldigde zich. De Her vorming kwam, de Bijbel werd vertaald en in druk gegeven. Het volk leerde lezen. Tot eere van de geestelijkheid zij ge zegd dat zij reeds vóór dien tijd de drukkunst had /benut" om den kinderen des volks in scholen te vereenigen. Zoo werd de toestand beter. Wel niet met reuzenschreden, maar dan toch in gestadigen gang maakte de lees kunst vorderingen. Niet onder allen. Immers de Staten schreven nóg in de voorrede van de] overzetting der Staten vertaling en in andere stukken de teeke- nenende woorden Allen die dezen zullen lezen ofte hooren lezen, saluut Maar het ging geregeld vooruit. Luther nam een groot aandeel in de beweging. En wat Calvijn in die richting deed, komt door de kennisneming van het geen te Genève in den jongsten tijd uit zijne dagen openbaar werd, almeer aan 't licht. In het eind der achttiende eeuw begon men de drukkunst dienstbaar te maken aan de uitgave van nieuwsbladen. Het aantal romans, vooral in Engeland, vermenigvul digde. Ook in ons land. Vooral in Brakels tijd bleek hoe gaarne het volk zijn strijd- droefde meisje, en sprak haar fluisterend woorden van moed toe. Aleida, gesteund door het zoete bewustzijn van een deel nemend hart gevonden te hebben, voelde zich niet meer zoo verlaten. Zij droogde hare tranen en beloofde haar best te zullen doen, om in hare diepe droefenis op haar Heiland te zien en Hem om hulp te vragen. „Ik zal u wat naaiwerk zenden als de cipier het toelaat, en kunt gij teekenen „Ja", zeide Aleida, terwijl iets van hare vroegere opgewektheid haar gelaat scheen te verhelderen. „Dan zal ik potlood, papier, pen en inkt zenden. Wees niet neerslachtig. Ik zal u eiken dag komen bezoeken, en ik zal mor gen naar uwe tante gaan, om uit te visschen wat de redenen kunnen zijn van haar schan- dely k dry ven. Ik zal u ook fri'ssche bloemen .zenden. Hebt gij geld bij u Aleida had vijf dollars bij zich. „Dan zal ik met den cipier een schikking maken voor uw eten. Gij zult geen gevan geniskost krijgen. De cipier zal u ook niet afzetten. Houd moed denk er aan, dat ik voor u bidvergeet niet ook voor uzelve te bidden". Een schaduw, neen een diepe duisternis scheen in het vertrek te vallen, toen mevr. Richardson dit verlaten had; de oude, sombere duisternis van den vorigen dag en den doorgebrachten nacht. Wederom de zelfde knellende visioenen de koele lande lijke wegen, waarin zij omgedoold zou heb ben, bloemen zou hebben verzameld, en zij met hare nichtjes hare vreugdekreten zou hebben doen weerklinken, indien haar dit verschrikkelijk ongeluk niet overkomen schriften en predicatiën las, gelijk reeds in Cats' tijd het lezen van den Bijbel in eere was. Van Brakels „Redelijke Godsdienst", twee dikke folianten, zooals nog menigeen onder onze lezers ze kent of bezitook leest verscheen de eerste druk in 1700de achtste reeds omstreeks 1720 aan 't eind der eeuw beleefde dat werk reeds zijn 20en druk. Ook Bunjans „Een Pelgrims Reize" werd door honderdduizenden verslonden en in menigerlei taal overgezet. Toen was metterdaad de leeskunst, de kunst van vergaren, gelijk de vrouwen in 't veld de rijpe aren bijeen lazen achter de maaiers, om toch maar niets te doen verloren gaan van des landmans schoonen oogst. Maar die tijd is voorbij. Lezen in den zin van vergaren verstaat ons volk niet meer. Nog in :t bcgjn der vorige eeuw verstond het dit wel. Lezen en schrijven, 'tis de klaciii van onze schoolmeesters, deden de grootouders hunner leerlingen beter dan de ouders en onze jongelingen en jongedochters lezen stellig niet beter dan hunne vaders en moeders. Op menig examen voor de onderwij zersakte wordt over het slechte, althans onvoldoende lezen geklaagd. Wijlen meester Gedeking, die tal van examens heeft bijgewoond, en wiens na gedachtenis als bekwaam lezer terecht in eere is en blijve hij heeft met name aan onze Koningin het lezen geleerd, en wie Haar wel eens de Troonrede hoorde voorlezen, zal erkennen dat hare Majes teit een welgeoefend en dankbaar leer ling is i an zulk een meester meester Gedeking heeft herhaaldelijk tegen het slordig lezen onzer onderwijzers en andere geletterden en geleerden getoornd. Wij hebben hem menigmaal hooren verhalen van zeer knappe hoofden van scholen, die een schitterend examen achter den rug hebben in haast alle vakken en toch „on voldoende" haalden in het lezen. Waar dergelijke mannen klagen, daar mag men zeker aan 't volk het niet te zeer als misdrijf aanrekenen dat het over 't al- was. Opnieuw overviel haar een beangsti gend voorgevoel Bij de gedachte aan iemand die nu misschien de haven naderde. In hare gedachte verheugde hij zich reeds by voorbaat over de vreugdevolle ontmoeting zijner welbeminde. Maar geen de minste gedachte, dat het deugdzame en begaafde meisje, dat hij zijne liefde geschonken had, zich ophield in de vertrekken een er ge vangenis. VIII. WROEGING. Het was reeds laat in den nacht toen Bella W esterley aan de deur van haar huis afscheid nam van haar geleider. Zooals Aleida gedacht had, had het ge- voellooze meisje gesproken over den dief stal en het tooneel dat daarop volgde, op een zoo lichtzinnige wijze, dat zelfs de meest onnadenkende harer toehoorders er door geschokt was. „Hoe, Bella hebt gy uw eigen nichtje naar de gevangenis laten brengen riepen sommigen. „Ik ik heb er mij natuurlijk niet mee bemoeidmama wilde het recht zijn loop laten hebben. Gy kunt u niet begrijpen hoeveel dingen van waarde wij irissen daarbij was het mijne nicht niet". „Was zij niet verloofd met De Wit?" vroeg een ander. Een blos van schaamte bedekte Bella's gelaat, zij leunde over den rand van het bootje en stak hare hand in het water, ter wijl zij uitriep O, ja, dat zou zij ten minste wel graag willen 1 „Zoo, is zij dan niet wezenlijk „Weineen, natuurlijk niet. De Witt zou er niet aan kunnen denken. Zy is van lage gemeen niet „voldoende" de kunst van lezen verstaat. Trouwens, onze nimmer moe gerende tijd heeff hieraan voor een groot deel schuld. Gezwegen nog van de overlading der leerstof, reeds op de lagere scholen, en in nog erger mate op de middelbare school, waardoor aan het lezen niet genoeg tijd kan worden besteed. En dan hoe weinigen kunnen deze kunst op rijperen leeftijd bijhouden. De vader heeft 't druk met zijn werk de moeder heeft al haar kracht noodig voor de huishouding en voor de opvoeding en verzorging der kleinen. Er schiet amper tijd over voor de lectuur der courant. Vlug en vluchtig wordt zij doorgezien, doorlóopen. De eerste bladzijde wordt door de meesten overgeslagenop de binnenzij, waar het nieuws in staat, wordt nog het langst verwijld de moeder leest de advertenties even door, of ver genoegt zich met den prijs van boter en eieren, en de opgaaf van den „Burgerlijken Stand". De jongeren scheppen daarbij nog be hagen in 't iezen van een tijdschrift, terwijl zij ook wel wat uieer dan de oudereu belang stellen indestaatkunaigeof„sociale" artikelen op de voorpagina van het blad. Wij hebben hier de jongelingen op het oog, de maagden vermeien zich liever in de feuilletons, tenminste wanneer heteeu verhaal is, als bijvoorbeeld de Standaard en de Nederlander bevatten, of in ons blad op 't oogenblik uit de Christelijke Familie kring gedeeltelijk wordt overgedrukt. Gelukkig dat in die kringen, welke wij op 't oog hebben, de Bijbel dagelijks, driemaal, na het eten, nog hardop, hetzij door vader of moeder, of door een der kinderen gelezen wordt. Gelukkig dat in die kringen, vooral des Zondags, behalve de Schrift, nog een Christelijk weekblad of tijdschrift, een stichtelijk boek of een predieatie gelezen of besproken wordt. Toch zouden wij niet durven beweren dat deze gewoonte, voor wat het laatste aangaat, in Christelijke kringen wel zoo algemeen blijft. Over 't algemeen houdt het tegenwoordig geslacht van „oppervlakkig" lezen. afkomst, geslepen, listig en gemeen, en buitendien, zij was de dochter van papa's stiefzuster en geen druppel van ons bloed loopt door hare aderen". Maar toen zij weer thuis was, huiverde zij van de sombere stilte, die er in huis heerschte. Aleida kwam anders altijd achter de meid aan, om haar te helpen aan haar hoed of in het ontdoen van een of ander kleedingstuk. Toen hare kamenier Laura haar met hare groote zwarte oogen aanzag, sloeg zij de oogen plotseling neer. Het meisje scheen hare gedachten te raden. „Praat nu alsjeblieft niet over zulke ake lige dingen, nu ik naar bed ga", riep Bella gejaagd, bijna toornig uit; „waarismama?" „Op haar kamer. Zij had van avond hoofdpijn en ging liggen; na dien tijd heb ik haar niet meer gezien". „Nu, maak haar dan maar niet wakker. Dan zal ik maar dadelijk naar mijne kamer gaanik ben erg moe, zulke feesten breken iemand altijd op". Zoo sprekende, volgde zij haar kamenier naar hare kamer. „Waar is de courant van dezen avond?" vroeg zij, nadat zij haar nachtrok had aan getrokken. Laura stond reeds met het blad in de handen, en toen Bella het opnam, begon haar kamenier haar weelderig, zwart haar uit te kammen. Na de eerste bladzijde vlug doorgelezen te hebben, sloeg zij de scheepslyst op. Deze las zij aandachtig, eerst driftig, waarna zij blijkbaar de naam van elk schip nog eens afzonderlijk las. Laura's oog volgde dat van hare meesteres en een veel beteekenende glimlach 3peelde om hare lippeD, toen Bella het blad blijk baar onvoldaan ter zijde legde. (Wordt vemdgdj.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1906 | | pagina 1