NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 4. 1906. Donderdag 4 October 21e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISGH A. E. HENDRIESE, Onsehuid en Misdaad. i VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK J. DE JONGE-VERWEST, te Goes P„ D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN SLUIS. JELBUBO - ingen—Middelburg. igen Zeilmark- 4,40r, 5,50r, 7,55, 9,30,11, i5b, 2,—, 2,45b, 3,30, 5, 7,50b, 8,50,9,40b, an Badhotelr Ver- t en b vervoeren ,15r, (alleen op werk- 0,15, 11,45, fl2,30, 4,15, f5, 5,50, f6,55, 5, ll,10r. oederen en loopen tot 9,40 waar r bgstaat werige tot Zeilmarkt. 1ENB.ROOSEND. 4,lo 7,5oii,o5 4,20 8,-11,19 4,28 8,tou,23 4,4° 8,2OII,3I 4,51 8,32x1,39 5,12 8,51 i2,ol 1,5912,07 9; 12 12, l8 ?,20 lo 2,o7 to 2,17 10 2,25 |o 2,37 -2,48 :3 3,14 18 3,23 15 3,36 ;o 3,40 P5 !6 12 10 5,2 i 5,34 5,31 6," %'i 9,So 6,23 10,11 6,42 10,27 7,10 10,50 4,15 4,39 4,58 5,20 '5 4,08 5,45 '84,II 5,48 ;i 4,24 6,2 -4,32 6,12 !l 4,56 6,36 S7 5,08 6,46 0 5,16 6,56 8 5,22 7,6 )8 5,28 7,l6 -4,io7,— 5,15 8,5 !5 5,57 9,4o 7,— 10,45 8,15 H,iO 8,39 11,34 8,5811,53 9,2012,14 9,45 12,34 9,47 12,37 10,02 12,60 10,o7 12,57 10,28 1,20 10,37 10,41 *0,55 11,04 1,30 1,38 1,46 t,54 E 1 E Q K A A P. ter. Blijks (behalve Maan- r; van Antweipen dag) '8 morg. 7.-- n. i E IS. 4.07 6.47 9.27 12.37 4.— 6.40 9.20 12.30 3.48 6.28 9.08 12.18 3.36 6.16 8.56 12.06 3.29 6.09 8.49 11.59 3.20 6.— 8.40 11.50 3.04 5.44 8.24 11.3+ 2.58 5.38 8.18 11.28 4.07 6.47 9-27 3.20 6840 3.08 5.48 8.28 3.05 545 8.25 5.40 8.20 2-55 5-35 8.15 12.37 11.50 11.38 "•35 11.30 11.25 flM$£^eis3r iohe of Spoortijd. nun 3,23;) en 6,10c) 3,50;) 6,40, a) en 4,45. 6,10c) f) ia het vertrek van jn. Nennen vm.8,30 kens, Boraselen en braseleo en Neuzen mond en neus, maar rmen en noodlijden- rdeelde, of wanneer behoeftig man, met p, gaven zijn vrien- ilyke wenkbrauwen ewijs zijner innige 'aren zeer verschil- in drift 't voorwerp willen verscheuren, ooi, die te schooner md is, werden zyne gewaardeerd, wan- ling zeer boos had nen die hy in gram- isselde hij later by schoonste marmer, irs maken van hem mompelde de gene- oogen houding, met okken, zelfs nog als vroeg mevrouw met haar hoed en id om naar boven te joDgen De Wit een 1 op hem geslagen uizend gulden had- ij iets degelijks ge- dkoop genoeg", 'ie ze kan wezen", lardson, toen zij op iet venster zag, dat cht had. n zichzelve voort,' rhoorkamer zullvn Wordt inreoUj'lj f 1EDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Voor de herstemming op 16 October in 't district Sluis voor een lid der Provin ciale Staten steunen wij den candidaat der Katholieken en Antirevolutionairen, dhr. burgemeester van Waterlandkerkje. Ga alle man nu toch voor dezen alles zins bekwamen candidaat in het vuur Bilderdijk herdacht. II. Men schryft ons uit Amsterdam De heer J. F. M. Sterok, Voorzitter der Tentoonstellings-Commissie, zei ongeveer het volgende Niemand zou minder ingenomen zijn ge weest met deze tentoonstelling en met de geheele feestviering te zijner eere, dan Bilderdijk zelve Hij, de stil voor zich heenlevende geleer de, de nurksche boekenwurm, schuwde alle vertoon. Hij ging kalm zijn weg, wars van al wat op praal of mode geleek. De critiek der menigte had geen vat op hem. Hij voelde zich als dokter, als geleerde, als geniaal autodidact zóóver verheven boven zijn tydgenooten, dat hij, met kalme be rusting, als motto bij een zyner portretten van 1795 deze verzen van Horatius schreef: Spiritum tenuem Graciae Comoenal Musa non mendax deditet matignum Spernere vulgus Of gelijk hy het vertaalde Een hart voor 't woest gekrysch der [menigte onbewogen, Een ziel aan tijd noch lot noch menschen- [waan verkleefd, Dat de Almacht en zich zelf-alléén tot [rechter heeft Kan het nog van eenig belang zijn, dezen eenzeivigen man te huldigen? Nu ja, hij heeft ruim 300.000 verzen voor zijn reke ning hij beoefende een aantal vreemde talen, was een bekwaam jurist en heeft een massa prozawerken nagelaten, die eenige meters plank vullen, maar door niemand gelezen worden evenmin als zijn verzen. Helaas, het is waar! Neemt men Da 4 FEUILLETON. Arm schepselzoo jong en schoon zij zag er uit als een damewat zag zij er bleek en lydend uit; mij dunkt dat ik haar vroeger ergens gezien heb, ofschoon ik mij niet kan herinneren waar. Laat mij eens zien ofschoon een geslepen, verdorven meisje kan overal stelen. Ik zal wat lektuur voor haar zoeken, en morgen eens bij haar gaan. De vriendelijke vrouw ging Daar de boekenkast en nam er „Bunyan's Christens- reis", eene aflevering van het „Stuivers Magazijn" en eenige godsdienstige trak taatjes uit, die zy voor haar weldadig doel terzijde legde. Maar wat zy ook deed, steeds kwam haar weder dat lieve gezichtje met tranen op de wangen, voor den geest. De dag liep ten einde, maar telkens ging mevrouw .Richardson naar het vensteren wierp een bezorgden blik op de sombere muren aan den overkant van den weg. O, hoe vergeleek zy haar eigen vriende lijke woning, en haar leven, enkel door huiselyke zorgen bezwaard,met't ellendige lot van de vele ongelukkigen, die de ge vangenis bewoonden. Zij deed alles voor hen, wat in haar macht waszonder te vragen naar misdaad, stand of inborst, op allen zocht zij haar invloed te doen gelden. Op bepaalde uren had zy toegang tot de gevangenen, en haar komst werd met ver langen tegemoet gezien, zelfs door demeest verharde misdadigers. Het was geen aan gename taak voor haar, behalve wanneer zy goed kon doen. Dikwyls ondervond zij bittere teleurstelling^ het goede kwam meest fcpgzaam ojp, dikwyls in het geheel niet. Costa's uitgave van 's mans dichtwerken ter hand, dan krijgt men den indruk 't is taaie kost. Maar Da Costa, die meende zijn geeste lijken vader door een aere pererminus te eeren voor het nageslacht, heeft door zijn uitgave den dichter vermoord voor zijn volk. Wie schept behagen in een gaard, die slechts één soort bloemen biedt, al zijn die ook in alle verscheidenheid aanwezig Maar ligt die fout dan aan Bilderdijk „Boven zijn dichtende landgenooten stak hij uit als een reus «Welk een lauweleege verzen-knutzelarij vóór hij optrad En daar komt hij ineens met zijn machtig geluid, zijn hartstocht, zijn durf! Welk een verschil, al let men alleen op de taal, de woordenschat, waar B. over beschikte was ongelooflijk rijk. Hij is een van onze grootste taalbeheer- schers, practisch ook een onzer grootste taalkenners geweest Deze woorden zijn van Dr. Kollewijn in een bijzondere studie over Bilderdijk als dichter onlangs verschenen. Maar dan moet zijn superioriteit als dichter, als geleerde, als genie toch ook blijken kunnen. De viering van B.'s 150ste geboortever jaring biedt hiervoor uitnemende gelegen heid. De daaraan verbonden Bilderdijk- tentoonstelling heeft ten doel zijn merk waardige persoonlijkheid bekend te maken, als dichter, als geleerde, als kunstenaar maar ook als mensch in al zijn groot heid en kracht, in al zijn zwakheid en menschelijkheid. De verzameling, hier bijeen, zal den onpartijdigen Nederlander in staat stellen zijn grooten, genialen landgenoot te leeren kennen en waardeeren, gelijk hij het reeds lang verdient. En daarvoor is bij deze grootsoh opgezette herdenking de gunstige tijd aangebroken. Een duidelijke kentering toch is de eerste 56 jaren der twintigste eeuw, welke met nuchter verstand, sine ira nee studio op de vervlogen tijden en personen weet terug te blikken, duidelijk waar te nemen. Willem Kloos heeft in de studie, vooraf gaande aan zijn dezer dagen versehenen Bilderdijk-bloemlezing, zeer juist dit ver- Men trof er mannen aan, van den twin tigjarigen jongeling af tot den inzonden verharden grijsaard. Vele vrouwen wacht ten daar haar vonnis af. Iedere misdadiger maakte aanspraak op hare deelneming, wat ook zijn misdrijf ware, van den bedrijver van den geringsten diefstal af tot den met bloed bevlekten toe. Op dit tijdstip was de gevangenis ongemeen vol; bijna iedere cel was bezet, en tal van gevaarlijke gevan genen vereischten de uiterste waakzaam heid van den cipier en zijne helpers. Mevr. Richardson vreesde niet een der cellen binnen te gaan, en de meest verharde mis dadiger werd spoedig handelbaar onder den invloed van hare vriendelijke en teedere woorden. „En welk nieuws brengt gij uit de ge vangenis mede, lieve vroeg de generaal onder het avondeten, gedurende welken tijd hij altijd èn het meest spraakzaam èn in zijn humeur was. „Geen nieuwe gevangenen", hernam zyn vrouw. „Of ja voegde zij er onmiddellijk bij, „een lieftallig meisje, niet ouder dan achttien jaar, denk ikeen mooi meisje, dat er als eene dame uitzag". „Och komde vrouwelijke gevangenen zijn in uw oogen altyd dames", sprak de generaal spottend. „Dit schepsel heeft mis schien de juweelen of kleederen van haar mevrouw gestolenen denkt gij nu dat zjj daarom een mooi meisje kan zijn?" „Ik geloof nooit, dat zij een dief is" sprak mevrouw Richardson met nadruk. „O 1 neen, natuurlijk nieten als zy het is, is zij te meer te beklagen, omdat zy mooi is en er als eene dame uitziet. Hoe maakt het Herveij „Zoo onhandelbaar ale «en steen", zeide schijnsel gekenmerkt„Ook is het thans juist de tijd, om zoo'n bloemlezing te geven, omdat wij, mensehen van '80, tot rijperen leeftijd gekomen, objectiever tegenover Bilderdijk staan kunnen dan dit der vorige generatie goed mogelijk is geweest. Wij zijn verder van hem af, wij hebben niet meer zoo tegen hem te vechten, omdat de nawerking van zijn stijl, zoowel als die van zijn ideeën, waar Potgieter en de zijnen nog last van hadden, in de tegenwoordige litteratuur vrijwel geheel en al tot stilstand zijn gebracht, en wij dus in staat zijn hem te beschouwen, niet langer als een vijand, die wij hebben te verdrijven, maar als een historisch verschijnsel, dat, als alle historie interessant is en waarvan wij de goede zijde in haar volle waarde kunnen zien Hel kan niet het doel zijn van dit openingswoord, de grootheid van Bilder dijk in allen deele aan te toonen en te bewijzen. De tentoonstelling spreekt klaar der dan mijn stem dit vermag. Maar met enkele Lekken mag ik U de zijden aangeven, van waar deze kolos het best kan worden overzien de kanten, van waar men hem het gemakkelijkst kan beschouwen, zonder verblind te worden door het fel van hem uitstralend lieht. Men kent B's verhaal, dat hij te Bruns- wijk wonende, sleeds allerlei brieven ontving, nu eens gericht aan Herr B. den Mahler, dan aan H. B. den Mathematiker, of aan H. B. den advocaat, den dichter, den phioioog, den Spraakleeraar. Vaak heeft men de schouders opgehaald over deze dwaze overdrijving, die zoo geheel in B's karakter scheen te liggen. Maar wat leert deze tentoonstelling Dat B. volstrekt niet overdreef, en hij inzonderheid al deze kunsten en weten schappen kon hebben gedoceerd. Herrn Bilderdijk, der Sprachlehrer In een der legkasten ligt een dikke rij van kleine blaadjes, die tal van aanteekeningen bevatten over een kleine 30 talen, die deze taaireus blijkt beoefend te hebben. Daar vindt men meer of minder uitvoerige noten over Phoenicisch, Sanskriet, Syriseh, Chal- deeusch, Hebreeuwsch, OudPerzicheZend- taal, Perzich, Arabisch, Lithauwisch.Latijn, Griekseh Russisch, Wendisch, Hongaarsch, Oud-Engelsh, Engelsch, Hoogduitsch, Oud- mevrouw Richardson, „alles wat ik uit hem kan krijgen, is, dat wanneer hij eenmaal weer op vrije voeten is, ze hem niet weer zullen pakken". „Waaruit gij opmaakt, dat volgens hem het misdadige in de inhechtenisneming gelegen is. Hoe gaat het met Leonard „Nog steeds half waanzinnig, en steeds wenschende, dat hij nooit geboren was". „Geen wonder", sprak de generaal, zon der op te kijken, „een goede vader, eene goede moeder, lieve zusters, broeders, be trekkingen en vrienden, en niet onbemiddeld ook, en toch leende hij zich tot eene valsche haudteekening. Maar het recht moet zijn loop hebben. Gij weet zeker niet wie of wat die jonge dame is", sprak hy van tafel opstaande. „Neen, want ik ging juist weg, toen zij binnengebracht werdmaar haar gezichtje zal mij uit den slaap houden, ik kan het maar niet van mij zetten". „Kom, kom, ik wed dat het eene oude vrouw geweest is. Morgen zullen wij er nader van hooren". Wederom was het nacht. De generaal lag in diepen slaap maar mevrouw Richard son sloop stil uit bed en ging zachtjes naar het venster. Het was heldere maneschijn, en het licht dat door de geopende blinden binnendrong viel in de kamer en verbleekte het lamplicht. Haar oog dwaalde van het eene venster naar het andere, en in haar verbeelding zag zij eene witte hand, die de tralies van het venster tegenover haar omklemd hield. Zij keek scherper en weldra meende zy den omtrek van een gelaat met loshangend haar te zien. Langzamerhand werd de verschij ning haar duidelijker, tot zij eindelijk do Nederlandsch, Deenscb, Zweedsch, An- glomonisch, Moesogothisch, IJslandsch, Hpaansch, Portugeesch, Italiaansch en Fransch. Een cahier met interessante opmerkin gen over physiologie is aanwezig. Herr B der Mathematiker. Zie zijn keurig bewerkte handschriften met merkwaardige teekeningen over pers pectief en rekenkunde. Herr B der Advocaat Van zijn hand vinden wij vele lechts- geleerde werken, van zijn aanteekeningen af als student bij Van der Keessel, tot zijn dissertatie en tal van juridische geschriften en zijne documenten als auditeur-militair. Dat hij in de schilderkunst zou kunnen uitmunten blijkt uit tal van schetsen, etsen, krabbels, academische studies, boekver luchtingen enz. Maar overal op deze tentoonstelling leert gij meer den dichter kennen en waardeeren. Waarom heeft Nederland omdat het met den mensch Bilderdijk zoo weinig was in genomen, ook den dichter zoo geringschat Omdat ons vaderland vaak de gave mist den persoon, van zijn werk af te scheiden en zijn bewondering voor het laatste steeds af te meten naar zijn waardeering van den eerste. Welk een smet heeft het nageslacht niet op hem geworpen wegens zijn liefde voor Catharina Schweickhardt. De geschiedenis nagaande, blijkt dat het toen weder lente werd in het hart van den 40-jarigen dichter, verkleumend door de koude zorgen van een moeilijk en lief deloos huishouden.^. Men valle den dichter toch niet langer hard over een daad, die hij alleen tegen over God en zeker niet voor het verre nageslaoht, heeft te verantwoorden. Toen J. A. Alberdingh Thijm in'76 „de eer eens grooten Meesters" verdedigde, schreef hij„Men veroordeelt of versmaadt Bilderdijk, omdat het lichter is de groot heid van een genie te ontkennen, dan door studie zich op de hoogte te stellen van geest en karakter". Moge deze tentoonstelling die studie ge makkelijk maken, en grootere waardeering voor dezen buitengewonen man bewerken, dan zal dit andere woord van Alberdingh gelaatstrekken kon onderscheiden van het meisje, dat zij den vorigen avond gezien had, met het hoofd wanhopig tegen een der stijlen van het venster geleund en hare oogen ten hemel geslagen. Langen tijd stond zij zoo dan eens flauw en als 'n schim, dan weder zoo helder, alsof zij naast haar stondmaar langzamerhand verdween haar arm, het venster was weder ledig zij was verdwenen. „Wat trekt mij zoo in dit meisje aan mompelde mevrouw Richardson „nauwe lijks heb ik geduld den dag van morgen af te wachten". IV. IN DE GEVANGENIS. Op weg naar de gevangenis sprak Aleida noch de beambte, die haar geleidde. Bet arme meisje zat gelaten, hulpeloos en met gebroken hart. Zij had een sluier voor het gelaat, en scheen de tranen niet te bemer ken, die langzaam over haar bleeke wangen vloeiden. Haar handen in haar schoot be wogen zich krampachtig, en zoo zat zij tot dat zij de gevangenis naderde. Toen zij een wanhopigen blik op de zware steenen muren wierp, doorliep eene rilling hare leden. Plotseling wendde zij zich tot den man naast haar, en riep met bewogen stem uit: „Ach! mynheer, heb medelijden met mij, breng mij niet in de gevangenis het was mijne tante zeker geen ernst; het was maar om mij bang te maken. Breng mij weer terug, ach I ik bid u, breng mij weer terugik heb reeds zooveel geleden". „Het spijt my zeer, juffer", was alles wat de man zeggen kon, en het was hem aan te zien, dat hij het meendeeen diep mede lijden was op zyn somber gelaat en in Thijm, die getuigt„de beste uren zijns levens aan de kennismaking met B. te danken", niet noodig blijken vervuld te worden „Indien de tijd zal komen, dat er nog maar één Nederlander de grootheid van Bilderdijk vasthoudt, dan zal hij die eene zijn ce sera moy". Alvorens de eerste Bilderdijk tentoon stelling te openen acht ik het een geluk namens de commissie een eerbiedig woord van dank te spreken aan Hare Majesteit de Koningin, die welwillend zich heeft bereid verklaard als beschermvrouw van de Tentoonstelling op te treden. Haar hooge en veelvermogende steun eii voor beeld zullen zeker het Nederlandsehe volk tot de waardeering van zijn Bilderdijk opwekken. Ook past een woord van erkentelijkheid aan de vele openbare musea en biblio theken, die hun Bilderdijkiana ter beschik king stelden, en niet minder aan 's dichters kleinzoon, Mr. Maurits Bilderdijk, aan Mevr. Ten Brummeler Andriesse, aan den heer T. Leeflang en tal van particulieren, die met groote bereidvaardigheid hun schat ten afstonden helaas slechts voor korten tijd o, Kon deze merkwaardige verzame ling als een Bilderdijhnuseum, voor "goed bijeen blijven. En nu worde de Bilderdijk-tentoonstel- ling geopend door een hulde van de Com missie uit de nagedachtenis des dichters door een lauwerkrans te hechten aan zijn borstbeeld, geboetseerd door de bekwame hand van Charles van Wijk. 3 October 1906. Gelijk wij verwachtten, doch niet uitspra ken, heeft, dank zij den afval der Groesoh- Breskensche liberalen eD de laksohe hou ding der Middelbargsche Crt., de oflicieële liberale candidaat in Sluis het afgelegd, en is in zijn plaats de man die de spaak in 't vrijzinnige wiel stak, Vorster- man v. Oyen, met onzen candidaat in herstemming gekomende eenig moge lijke kans voor Hendrikse om gekozen te worden. Antirevolutionairen en katholieken, zet nu alle zeilen bij. Gij hebt een kleine veertien dagen voor zijne anders gevoellooze oogen te lezen. „Gij bedoelt toch niet, dat alles waarheid is neen neen" riep zij wild, terwijl haar hoofd in haar handen zonk, haar adem stokte en een doodsehe bleekheid haar ge laat bedektehet kan niet waar zijn o, ik bid u, heb medelijden breng mij niet in de gevangenis, o, gij zult mij er toch niet heen brengen Haar stem klonk schril en hard, en zij weende niet meer haar gelaat was als door den doodsschrik verstijfd. „Het spijt mij, juffer", hernam de man, terwijl het rijtuig de duistere gevangenis steeds nader kwam, „het spijt my ten zeerste, maar er is niets aan te doen wij moeten gegeven bevelen opvolgen". „O!" riep Aleida uit, op een toon zoo hartroerend, en zoo vol vrees, dat de man voor een oogenblik geheel van zyn stuk scheen, toen viel zy voor hem op de knieën, en zyne handen vattende riep zy uit„Ik ben onschuldigGij brengt iemand naar dat verschrikkelijk verblijf, die in haar leven nog geen speld gestolen heeft". „O, mijnheer, als gij zelf vader zyt, heb dan medelijden met een arme wees, mijn tante heeft mij diep ellendig gemaakt. Ach! laat my in 's hemels naam gaandie ge» vangenis zal mijn dood zyn". Zoo met Aleida aan 's mans voeten lig* gende, reed het rytuig het gevangenisplein op. De tranen stonden den beambte in de oogen, hy geloofde haar, doch wat kon hy voor haar doen „O, mijnheer, ontferming, heb medelij» denriep zij nog eens, terwijl zy zich wanhopig aan hem vastklemde. (Worclt vervolgd-)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1906 | | pagina 1