No, 3. NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. Woensdag 3 October 21e Jaargang. HISTORISCH CHRISTELIJK- VERSCHIJNT ZESI/IAAL PER WEEK Wed. S. J.'DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN «ay^^^-a^BstaaagBBdaMggstgaggMBKSesieag IEDEREN WERKDiG DES AVONDS. Prijs per drie maanden fraico p. p. 1,25. Enkele nummersJ0,026. T UITGAVE DER FIRMA VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Bilderdijk herdacht. De eerste der door de Bildedijk- couimissie georganiseerde twee avjnden ter herdenking van den 150sten geliorte- dag des dichters had heden in het CcScert- gebouw plaats. De groote zaal, getooid met palmen en bloemen was overvulc met belangstellenden. Op het podium hadden plaats gelomen de eere-leden jhr. mr. J. W. G. Bored van Hogelanden, burgemeester van Hairlem E. C. baron van Sweerts de landas Wyborgh, mr. H. W. L. S. Biltferdijk, kleinzoon van den dichter, en het bistuur. De heeren A. baron Sehimmelpeininck van der Oye van de Poll en Nijeibeek, oud-gouverneur van Utrecht, en griaf van Hogendorp, zoons van Bilderdijk'» beste vrienden, waren ook genoodigd giaaf van Hogendorp had aan de uitnoodiginggevolg gegeven. Goer's Liederkoor opende, nadat Anton Tierie op het orgel het Prelude in ia gr. t van Bach had gespeeld, met twee géangen van ValeriusWilt heden nu treden, en O Heer, die daar, gevolgd door Oranje en Krijglied, gedichten van Bilderdjk, die Julius Röntgen op muziek zette. Dan trad dr. Kuyper voor den katheder, bij zijn binnentreden in de zaal door het publiek op uitbundige wijze welkom ge- heeten. De spreker begon met de verklaiing, dat hij in deze gemengde vergadering saam- geroepeu door een comité waarin nannen van allerlei richting plaats namen, jvel zijn overtuiging niet verloochenen kat, maar toch alleen datgene in't licht zou bekkeD, wat op aller instemming rekenen kan, en daarom uitsluitend zou spreken óver Bil derdijk in zijn nationale beteekenis. Die nationale beteekenis zocht Mj aller eerst daarin, dat Bilderdijk door de ver schijning van zijn machtige persoonlijkheid in een tijd van algemeene inzinking, ons 't geloof herschonken had aan ome natio nale geestelijke virtualiteit. Dit pant zette hij voorop, omdat bij het gevaar dat almeer de kleinere staten voor hun onafhankelijk heid bedreigt, niets sterker waarborg voor 't behoud van die onafhankelijkheid biedt, dan dat een volk beteekenis voordemenseh- heid behoudt. Zoolang Nederland nu allei wegen roem blijft inoogsten ter oorzake van zijn hoogc geestelijke virtualiteit op wetenschappelijk, aestetisch en zedelijk gebied, ligt hierin betere zekerheid dan in toch altoos onge noegzame wapening. Doch dan moet er ook nationaal zelfrespect zijn, en moet Nedeilaud de incarnaties van deze geeste lijke virtualiteit weten te eeren. Hierin nu schieten we veelszins te kort. Bilderdijk had zelf honger geleden. Voor Rembrandt had men in 1706 en 1806 niets gedaan. Vooral de vreemdeling had Rembrandt's roem verbreid, en zoo ons aangestoken. Dit kan niet bij onze dichters, om de be perktheid onzer taalen terwijl men tot zelfs in Portugal voor zijn groote dichters een standbeeld had opgericht, deed men ten onzent schier niets. Standbeelden kunt ge uitsparen, mits ge dan ten minste uw groote dichters in uw dankbare nagedach tenis als volk leven laat. Hieruit volgt echter geenszins, dat men in een man als Bilderdijk zou moeten versehoonen wat met Gods heilige wet streed. Bilderdijk's Erotiek, en zijn han delwijze met Odilde en zijn tweede vrouw, vereischt onverbiddelijk afkeuringaf keuring ook zijn stelsel om beide feilen te vergoelijken. Maar 't ging niet aan, om waar bij Byron en Goethe, en zelfs bij Rembrandt, soortgelijke zonden te veroor- deelen waren, zonder dat men daarom hun geniale beteekenis aantastte, bij Bilderdijk wel op die zedelijke feiten, maar niet op zijn geniale uitnemendheid te zien. De tweede nationale beteekenis lag dan ook juist daarin, dat we met hem een onzer groote mannen meer rijk zijn, een genie te meer voor ons nationaal Pantheon ^zitten, De vreemdeling dje met hem in aanraking kwam, had dit overweldigende van zijn machtige persoonlijkheid steeds erkend. Roberth Southey, Engeland's be roemde dichter uit die dagen, bezong Bil derdijk zelfs in een lied. En wel had men hier te lande hem scherp onder critiek genomen, maar zelfs die scherpe eritiek moest toch eindigen met het uitnemende van zijn verschijning te eeren. Zijn geheei ééaige grootheid liet hun geen rust. En wat ook meetelt, onder zijn tijdgenooten waren het niet alleen geestverwanten, maar ook politieke en kerkelijke tegen standers, die aan de uitnemendheid van Bilderdijks genie hulde hadden gebracht. Dat echte genie had Bilderdijk vooral daardoor getoonddat hij niet een school van nabootsers vormde, zooals Cats, maar jonge mannen geïnspireerd liad, om in eigen toon en uit eigen inspiratie te zingen, en hen-zelf had opgewekt, om hem vooruit te streven eu zijn record te slaan. De derde nationale beteekenis toonde spreker daarin, dat Bilderdijk het destijds ons nationale leven ondermijnend atomisme hardhandig had aangetast, en het geloof aan determinatie, aan bepaaldheid en vastheid van grondbesef weer had doen opleven. Aan dat determinatie-besef dankte ons Geuzengeslacht eens zijn onoverwinnelijke kracht, maar sinds was dit ondergegaan. De oude Calvinisten waren afgetakeld, of verbeuzelden hun kracht in letterzifterij, en voor hen in de plaats was een geslacht opgekomen, dat zwoer bij de Anfkldrung, in 't conventioneele heil zocht, en in weelde zijn kracht verspeelde. Dwergen voor reuzen hielden hier huis. Beschaving in den zin van uitwendige vormverfijning beheerschte het leven. Met de realiteit han men gebroken, voor het organisch karakter van het leven had men geen oog. Het werd conventioneele mozaik, atomis tische losrafeling, en daarbij Fransche nabootsing. Dit kwaad nu heeft Bilderdijk in den wortel aangetast. Dat sentimen- teele. conventioneele, rationalistische leven onverbiddelijk geoordeeld en ons volk teruggeroepen naai de werkelijkheid, naar het innigst besef van 't hart, en naar de heerlijkheid van de organische determinatie; beginselen waaruit hij een vastaaneenge- sloten wereldbeschouwing opbouwde, die door eenheid aangreep en de denkkracht van voor- en tegenstander spande. Bil derdijk riep zijn volk tot de eenheid van al 't bestaande in zijn God terug. Die organische eenheid paste hij toe op heel de schepping, op ons menschelijk leven, op heel onze menschelijke existentie. En vond die eenheid haar rijkdom in einde- looze veelvuldigheid der differentieering, dan was het de liefde, die onder allerlei vorm van aantrekkingskracht capillaire zuiging, natuurdrift en zieleverkuoektheid toch alles èn saamhield èn tol eeuwig èénzijn opriep. In de vierde plaats sprak Bilderdijks nationale beteekenis in den moed en de klaarheid waarmeê hij voor zijn heilige overtuiging geleden en gestreden heeft, en zulks met een volharding die haar wederga zoekt. Hij alleen tegen allen. In die wor steling trad Bilderdijk fier en fel op. Hij sloeg raak, en zijn tegenstanders sloegen raak terug, en zoo werd het in het eind alsof men voor een stierengevecht stond. Bilderdijk de stier, op wien alles aanviel, die fel vervolgd en gewond werd, maar dien niemand aan kon, en die met bebloe- den nek, maar onoverwonnen, en den kop omhoog, het strijdperk uittrad. De geestkracht die hierin uitkwam, sprak te sterker, zoo men indenkt wat Bilderdijks levenslot was. Soms een worm meer dan een man die door het leven kroop. Zonder opleiding, door zijn ziek been buiten allen omgang gehouden. Bijna zonder geld en zonder ambt. Zenuwziek tot den einde toe. Door partijzucht van 't professoraat ge weerd. Om zijn liefde voor Oranje geban nen. Twaalf van zijn veertien kinderen naar 't graf gedragen. Gehoond en be schimpt als gevaarlijk sujet en fielt. Soms zoo zielgbenauwd, dat gedachte aan zelf moord bij hem opkwam, en toch van ach teren God voor dat lijden dankend. Een ellende waarvoor de spreker geen mede lijden inriep, omdat het echt genie juist door zulk een bitter levenslot gestaald wordt, maar die toch te sterker deed uit komen de wezenlijke grootheid, die onder dit alles nooit bezweek, maar steeds den strijd volhield. En wel moest toegegeven dat hij even als de meeste geniale mannen soms te gemelijk en te bitter was, maar hierbij behoorde men zijn neurasthenische overprikkeling niet te vergeten, en vooral ook dit niet, dat Bilderdijk in een strijd gewikkeld was, dien hij, voor zijn besef, niet met menschen, maar met demonische geesten voerde. In zulk een strijd waren Milton en Burke even bitter, ja, nog bit terder geweest, en dat bij zulk een strijd zelfs 't scheldwoord plicht kan zijn, had ons de Christus zelf getoond, die Petrus satau noemde, en de Farizeeën adderen- gebroedsels. Bilderdijks vijfde aanspraak op nationale beteekenis lag in zijn dichtmac.ht, en ten deze verweerde Spr. Bilderdijk's dichter- eere tegenover de Kloos'en en Verwèijs, die wel Bilderdijk's universeele kennis eerden, maar volhielden, dat'hij zelfyeew dichter geweest wao. Hij toonde uit Bilderdijks eigen woorden aau, hoe uien hem ten onrechte van Fran sche correctheid,van bulderend geklikklak, en van rhetoriek beschuldigde. Uok Bilder dijks eeren van de elassiciteit nam spreker in bescherming, vooTts aantoonende, dat het hier gold geene gewone kunsteritiek, maar een principieël verschil van levens opvatting, met daaruit voortvloeiend ver schil vau kunstopvatting. Hij wenschte de beteekenis der jongere dichterschool daarom niet te onderschatten, en gaf' toe dat deze jongere dichters zeggen mochten: Bilderdijk ivas geen dichter als ik, mits hun dan geantwoord werd En gij zijt geen dichter als Bilderdijk. Het verschil lag tusscheu het atomistisch sensitivisme der jongeren en het eeren ven het eeuwig Schoon in God bij Bilderdijk. Voor Bilder dijk daalde het eeuwig Schoon van Boven in ons gebroken leven neder, maar de jongeren kenden geen van Boven, en daarom staat hun kunst tegen die van Bilderdijk in beginsel lijnrecht over. Zij staan daarmee echter tegenover alle vroe gere kunstgedachten. Bilderdijk heeft de kunstopvatting der eeuwen op zijn hand, en zoo beoordeeld blijft hij onze tweede groote dichter, de harpeuaar die weer 't geloof aan beter dageraad in het niatge- worden volkshart inzong. Bilderdijks zesde aanspraak op nationale beteekenis ligt in zijn taalvirtuositeit. Alle bevoegde Linguisten erkennen inditopzicht zijn verdiensten volmondig'. Zelfs Siegen- beek bracht er hulde aan In Bilderdijks dagen dreigde ook onze taal haar innerlijke levenskracht in te boeten en een mecha nisch ineengelegd mozaïek te worden. En al heeft ook op dit terrein zijn fantasie hem parten gespeeld, toch is 't Bilderdijk geweest die destijds aan onze taal nieuw leien inblies, ze verrijkte en er mee tooverde, en die ze te goeder ure van onder Siegenbeeks schaaf heeft gered. Voor onze Landshistorie is in de zevende plaats zijn optreden van beslist nationale betee kenis, gelijk zelfs Robert Fruin erkend heeft. Wagenaar begroef onze Landshistorie in de Regentensarcophaag, en daar trok Bilderdijk ze uit, om weer 't leven zelf van ons volk in zijn historie ta doen rui- sehen. Daarbij giDg hij achter de Refor- ïnaiie tot in de middeneeuwen terug, zocht den oorsprong der Reformatie in de aloude kerk, en kwam op voor onze eenheid met onze stamverwanten in Belgie. Voor hem speelde zich in de historie 't groote drama der Godsregeering af, met het Kruis als middenpunt. Verticaal, door die geschie denis heen, droDg zijn blik tot in het be stel Gods door. Maar j uist daarom voélde hij zich dan ook één met al zijn landge- nooten, van wat herkomst of religie, van wat stand of positie ook. H\j noemde ze „deelhebbers aan zijn ziel in 't hart dat voor hen slaat". Hij ontwierp zelfs grootsche plannen om de armoe te keeren. En moest in het Staatsgeheel het recht het Gezag met de Vrijheid verbinden, voor dat recht pleitte hij, voor dat gezag kwam hij op, maar niet minder warm verdedigde hij die vrijheid tegen monarchaal absolutisme. Even beslist i3 zijn nationale beteeke nis in zooverre hij de Vaderlandsliefde weer heeft aangewakkerd. Vreemde in vloeden gaven in zijn dagen den toon aan. Men wilde naar den natuurstaat terug en sprak daarom van Bataven, en verloor zich in cosmopolitische liefhebberij. En daartegenover stelde Bilderdijk het van Godswege gebonden zijn van een ieder aan zijn volk en zijn vaderlandsche erve. Niet jtugoistisch, niet in valschpatriotisme. Ten slotte moest zelfs het vaderland voor de rechten der menschheid wijkon. Maar Nederland vooral had een hooge roeping ontvangen, en het besef biervan ontlokte hem de profetie, dat Holland weer groeien en weer bloeien zou, en deed hem bij zijn terugkeer uit zijn ballingschap zelfs den Hollandschen grond omarmen. In gelijken zin verwierf hij nationale beteekenis door, in de negende plaats, op te komen voor den historisch gevlochten band die Nederland aan 't stamhuis van Oranje bond. Het was schrikkelijk zooals men in Bil derdijks dagen met Oranje dorst huishou den. Geen Oranjekokarde mocht meer op de bor?~t gespeld, Oranje was uit zijn ambt ontzet, Oranje moest vluchten naar Enge land. En toen is het vooral Bilderdijk geweest die in zijn bundel Oranjezucht zijn volk tot de liefde voor Oranje opriep, zelfs onzen koning Lodewijk die liefde voorhield, en zijn volk bezwoer tot de liefde van Oranje terug te keeren, en bij die liefde te volharden. En is nu in na'io- naal berouw, door verhoogde warmte dier liefde, zonde van het eind der 18e eeuw geboet, dan is 't vooral Bilderdijk die hiertoe aanzette, en met wien we nog voor onze Koningin bidden Staaf God haar zetel, sterk haar hand. Bedauw, besproei de Oranjeplant. En in de laatste plaats zocht spreker Bilderdijks nationale beteekenis in zijn nationaal atavisme, waardoor hij de reïn carnatie werd van het Geuzentype uit het beste tijdperk onzer glorie, lu niets was Bilderdijk een man met dogmatisch op- legsel. Hij was wat hij was krachtens geboorte en heilige inspiratie, en zoo is hij het die'j voor het oade Geuzentype den Zwanenzang gezongen heeft, maar zonder daarom enkel lofzinger van 't verleden te worden. Hij geloofde aan een overgang, aan een metamorphose van het oude type d® laatste der oude Calvinisten die den Zwanenzang zong, was tevens dePhenix, waaruit een jonger geslacht oprees, ge vormd door onzen tijd. En ook dit kan voor allen een oorzaak van dank zijn, want zelfs bij die 't oude type vaarwel zeide, kan er toch met Alard Pierson in juichen, dat de nachtschool geen gangreen in 't volkslichaam is geworden, maar weer opleeft als gezond en krachtig volksdeel. Daarna de tien besproken punten resu- meerende, wees spreker er met nadruk op, hoe Bilderdijk in elk opzicht gebleken was man niet alleen van 't verledeD, maar ook man der toekomst te zijn geweest. Immers op elk dier punten was na 1850 wat hij bedoelde in vervulling gegaan. Het geloof aan de geestelijke virtualiteit van ods volk was herleefdde reeks onzer groote mannen was verrijkthel atomisme was op eik gebied losgelaten en had voor vastheid van levensbesef plaats gemaakt; moed van overtuiging om pal te staan voor 't heilige van ons hart, was in alle kringen gevarenons artistiek vermogen was vooral op 't gebied van de schilder kunst heerlijk opgeglansd onze faal was uit de Siegenbeeksche glad making uitge trokken, en vooral in onze proza-stijl wonderbaar ontwikkeld onze geschiedenis was onderzocht, en vrij onderzocht, zoo als vroeger nooitde vaderlandsliefde bond ons saam, hoezeer de meeningen ons ook uiteen deden gaan Oranje was aller glorie en jolijt geworden en was geen partijleus meer, uiaar 't symbool van heel de natie en het aloude Calvinisme had zijn dorheid afgelegd, en leefde weer met nieuwe be zieling mee in de nationale worsteling. Vanzelf dacht spreker er niet aau, dit alles als koren van Bilderdijks molen te eeren. Ontelbare factoren hadden tot dit heerlijk resultaat geleid. Alleen dit meende spreker als uitkomst van onpartijdige beoordeeling te mogen vaststellen, dat werd ooit onze nationale onafhankelijkheid bedreigd, en was het dan de veerkracht van het nationaal karakter, die den aanvaller dwong van zijn prooi af te zien, of, had hij reeds gegrepen ze weer los te laten, een recht vaardiger nageslacht erkemien zou, dat onder de grooten in ons Israël die dit gewrocht hadden, óók Willem Bilderdijk zou behooren, en Bilderdijk, naar aller schatting, niet de laatste zou blijken te zijn. Dr. Kuyper werd gedurende zijn lang durige, interessante rede herhaaldelijk spontaan toegejuicht. Op het eind bracht men hem een stormachtige ovatie. Tot slot zette het koor 't Wilhelmus in,, dat op het eind door allen onder orgelbe geleiding met warmte werd meegezongen. 2 October 1906. Provinciale Stoombootdienst op de Wes- terschelde. Staat van vertraging in den treinenloop te Vlissingen van Vrijdag 31 Augustus tot eu met Donderdag 27 September 1906. 1 Sept. Trein 3,16 aangekomen 4,1 3 •ft •n 3,16 3,36' 4 •fl n 3,16 yy 3,37' 6 1) •n 11,44 yt 12,022 6 •ft •ft 3,16 yt 3,33' 15 •ft yt 11,44 yt 12,05' 15 •ft yt 3,16 yt 3,30' 19 n yt 3,16 yy 3,30' 21 •ft D 8,52 •ft 9,06" 22 •n yt 3,16 3,16 yt 3,28' 27 •n V 7) 3,28' Geen aansluiting. 2) Geen aansluiting met Neuzen, wel met Breskens. Frits Lapidoth haalt aan 't slot eener ob jectieve, waardeerende kritiek op Baviooks Bilderdijk met ingenomenheid in De Nieuwe Courant het volgende uit Bavincks slot beschouwing over dezen denker-dichter aau »Aan dat Christendom ontleende Bilderdijk ook het ideaal waarvoor hij streed. Laten wïj het vrijmaken van de onzuivere elementen, die er ook bij dezen denker en dichter in opgenomen warennemen wij het in zijn zuiverheid, in zijn ware grootte, in zijn vollen glans, zooals het ook hem in zijn beste oogenblikken voor den geest stond. Dan gaat er een bekoring van uit, waaraan niemand in zijn innigts zelfgevoel weerstand bieden kan. Want Bilderdijk maakte zijn kunst niet dienstbaar aan de vergoding der natuur, als een Goethehij eindigde met zijn lied niet, als een Schiller, in de verheerlijking van den mensch veel minder bedoelde hij met zijn zangen de emancipatie van het vleesch, als een Heine, ol het onbeperkte recht der vrije persoonlijkheid, als een Ibsen, of de onbegrensde macht van den»Uebermensch",alseen Nietzsche. Het ideaal van Bilderdijk lag hooger en was rijker van inhoud. Wat de liefde van zijn hart had opgewekt en hem telkens weer tot zijn kunst inspireerde, dat was de verheerlijking Gods, de aanbidding van al zijn deugden ge zamenlijk, in het Goddelijk wezen zelf en in al zijn werkenen dies de geestelijke eenheid van al het geschapene, de harmonie der men schelijke persoonlijkheid, de inrichting van huis gezin en staat en maatschappij naar vaste God delijke ordeningen, de vrijmaking van weten schap en kunst uit de banden van het eigen dunkelijk verstand, de triumf der liefde .over alle eigenwaan en zelfzucht, in één woord het onzienlijk en eeuwig koninkrijk Gods, dat in Christus over de wereld zich uitbreidt en eens in heerlijkheid van uit den hemel op deze aarde verschijnt. En alzoo is het geschied, dat Bilderdijk, naar De Costa's woprd, op de met zijn zangen gig-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1906 | | pagina 1