NIEUW VOOR ZEELAND, No. 272. 1906. Dinsdag 21 Augustus 20e HISTORISCH CHRISTELIJK- VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Werkzaamheden der veSdarbeiders voorheen en thai s. IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,02s. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. (Ingezonden). Is er op allerlei gebied veel verandering en verbetering gekomen, ook in betrekking tot den veldarbeid is dit het geval. Nemen wij eerst de voorjaars-werkzaamheden. Is in dezen tijd met de weinige uitzaai van wintergraan, weinig te-verdienen en loopen velen om dezen tijd ledig, vroeger was het druk. Vrouwen en kinderen werden even eens spoedig geroepen om koolzaad te wie den en meekrap, terwijl men zeer vroeg wintergraan wiedde. Tegenwoordig heeft men daar geen haast mede. Erwten en paardenboonen, de laatste werden toen veel verbouwd, werden toen veelal ingekapt, zoodat met zetten heel wat tijd gemoeid was. Wegens drukte ploegde men ze nog wel eens onder. Tegenwoordig bepaalt het zich enkel tot aardappels, slechts bij uit zondering iets anders. De loonen zijn tegen woordig gelukkig aanmerkelijk gestegen. Feit is het dat het vroeger in't voorjaar drukker was. Maar waren de gewassen zoover opgegroeid, dat ze gewied en gezui verd waren, dan was het een tijd lang niet meer druk vóór 't kanthooi- en zaad-snijden in zwang was. Bieten en ajuin waren toen weinig bekend. Tegenwoordig kan men het niet aan, dat het in dien tijd zoo druk is, waar nog bij komt de wel tiendubbele ver bouw van aardappels. Vroeger was er dan gewoonlijk voor de vrouwen geen werk. Deze mochten, om een oud boeren-spre6k- woord te gebruiken, kousen stoppen en verstelwerk verrichten. Is tegenwoordig die arbeid afgeloopen, dan is er stilte in de de brouwerij, want de oogsttijd levert geen drukte op. Zaad wordt zelden meer ver bouwd. Eenerzijds dat braken uit den tijd is en anderzijds dat men geen stoppelland op tijd meer klaar krijgen kan. En hooi snijden is ook veel verminderd, uithoofde dat veel land gedraineerd is. Vroeger waren er in den oogst handen te kort en hing het geluk van het levensonderhoud van den werkman van den oogst af. Als een bewijs diene, dat op vele hofsteden toen 30 ge meten tarwe was, terwijl soms nu 5 of hoogstens 10 gemeten.Paardenboonen toen gewoonlijk zeer veel, terwijl rogge en gerst ook ruim vertegenwoordigd waren. Alleen haver zaait men tegenwoordig veel meer. Maar was de oogst afgeloopen, dan had men geweonlijk te delven of te dorschen, en toen de meekrap nog in vollen gang was, deze te delven, terwijl voor de vrouwen en kinderen niets overschoot dan koolzaad te wieden. Dat weinigje aardappels dat men had te rooien en voorts op het einde van het najaar de beestenvoer uit den grond te halen. Tegenwoordig is het om dien t.ijd zoo druk, dat men machinaal dorscht, aard appels rooit en sorteert, en men nog ge woonlijk met bieten en aardappels rooien niet op tijd klaar komt. Een goed en druk najaar is tegenwoordig voor den werkman de kurk waarop z'n levensonderhoud drijft, 't Is soms December eer de laatste sui- kerbeeten en mangelwortels gerooid zijn, terwijl dat eertijds alles voor 11 November afgeloopen was, veelal vroeger. Alleen het meekrap delven was voor den werkman een buitenkansje en menig oude van dagen spreekt nog gaarne over dien tijd. Alhoewel de suikerbiet een bron is van veis werk zaamheden en verdiensten, toch zijn er vele, zoowel boeren als arbeiders, die verre de voorkeur aan meekrap geven zouden. Waren de naj aars werkzaamheden vroeger afgeloopen, dan konden de vrouwen en kinderen thuis gaan zitten, terwijl in dezen tijd op sommige plaatsen in den winter nogal eens wat verdiend wordt met ajuin aftrekken, sorteeren, enz. De mannen wer den, zooals men dat ter tijde noemde, op stal gezet dat wil zeggen met den vlegel gaan dorschen. Machines waren veelal onbekend. Tegenwoordig dorscht men nog wel veel met den vlegel, uithoofde dat men doorgaans niet weet in den winter wat met de vaste werklui aan te vangen. Was er vroeger in den winter veel delfwerk, tegen woordig met de straks genoemde drainee ring is dit ook vervallen. Jammer dat met dat dorschen in vroeger tijd door vele land bouwers, de goede niet te na gesproken, ook misbruik van huD macht is gemaakt. Het gebeurde dat een werkman voor CO a 70 centen daags, vader van een talrijk gezin, zich een geheelen dag kon bezig houden. Gelukkig is dit veranderd. Velen werkten dan ook liever buiten zooals men dat noemdehakhout kappen, delven, spitten, enz. Dit werd gewoonlijk beter betaald. Men maakte toen ter tijd nogal eens uitzondering; moest men maaien, men kon vroeger heel wat meer verdienen dan thans. Men krijgt tegenwoordig 25 a 50 cent per gemet meer, maar de klavers en de weilanden zijn veel zwaarder, wegens gebruik van kunstmest dan vroeger, uit hoofde dat vroeger iedereen maaien wilde en tegenwoordig niet meer geleerd wordt, zoodat door vele de maaimachine niet met leede oogen aangezien wordt. De boeren mogen dat gerust doen. Mestladen zooals men dat noemt werd vroeger ook goed betaald en bij sommige boeren was men dan in de kost, met beding van vroeg uit bed. Zijn wegens den loop der tijden de loonen der arbeiders er op vooruitgegaan, naar evenredigheid zijn ze niet allen op de hoogte gebracht, terwijl daarentegen de eerbied door den werkman aan zijn werk gever verschuldigd bij de vele verbetering, ook niet genoeg geacht wordt bij de slechts enkele uitzondering van verbetering die de werkman zijn meester in vroeger tijd toe droeg. Het is te hopen dat van weerszijden zal getracht worden elkander in de hand te werken en men ten plattelande de klacht die men tegenwoordig zoo algemeen hoort, dat men met het opkomend geslacht niets beginnen kan, weldra niet meer zal gehoord worden. X. 20 Augustus 1906. Dr. Bronsveld hoopt nog altijd op een middenpartij die de kracht der Chr. Coa litie en van de „Kuyper-partij" breken zal en in welke partij hij gaarne naast mr. Van Houten den atheïst wil plaats nemen. Hij verwijst naar Engeland waar Kabi net en Kamermeerderheid bestaan uit gods dienstige en ongeloovige liberalen. En dan vraagt hij «Is het nu zoo ongerijmd dat wij ons een staalkundige midden-partij denken waarbij man nen zijn aangesloten, die op godsdienstig gebied ver uiteen gaan Onder degenen, die het mani- fest-Tydeman onderteekenden, komen er voor, die zich de belijdenis van het Evangelie niet schamen, maar die met mannen als mr. Van Houten, ons land willen bewaren voor kerkelijke politiek en voor de overheersching van het farizeïsme. Zulk een partij-formatie is een doorn in het oog van De Standaard, die den godsdienst niet missen kan, om zijn getrouwen bijeen te houden, maar wij herhalen hetnoch clericalen, noch socialisten begeeren wij aan het roer van den staat. En zijn deze voorstanders van een echt liberale politiek daarbij persoonlijk belijders van het Evangelie, dan geeft ons dat in hun beleid des te grooter vertrouwen, en voor hun persoon des te warmer sympathie". Wij wenschen ons van elke beoordee ling van dit verlangen te onthouden doch kunnen niet nalaten even de volgende woorden van mr. Van Houten in herinne ring te breDgen, uit welke woorden wij besluiten dat mr. Van Houten zelf, naar wiens bondgenootschap dr. Bronsveld reik halzend uitziet, van zijn medewerking niet gediend is. «In de dagbladpers wordt de groep vertegen woordigd door De Vaderlander, die zich tegenwoordig tooit met den naam van te zijn e ch t liberaal. Ik houd niet van eenige bijvoeging bij het woord liberaal, en voeg er alleen bij, dat ik niet wensch, dat dit echt e-liberalisme van De Vaderlander zal verheven worden tot het standaard-liberalisme van onze partij. Blijkbaar wil die groep haar hulp, in mijn kring niet gevraagd en niet gewenscht, duur laten betalen, enz. Zoo sprak de heer Van Houten eenige jaren geleden in de Tweede Kamer. Met ronde woorden heeft hij toen de hulp van dr. B. en zijn geestverwanten afgewezen en wij vernemen nog niet dat hij zijne meening op dit punt gewijzigd heeft. Waarlijk wij zijn nog ver van zulk eene //Staatkundige middenpartij". Waarbij nog de vraag mag gevoegd worden of de band die een dergelijke coalitie van Christenmannen a la dr. Brons veld en ongeloovigen la Van Houten omspant, wel hecht zou kunnen zijn. De huidige linksehe coalitie van Unie liberalen en vrijzinnig-democraten mag hier ten voorbeeld strekken. Immers heeft mr. Van Houten ge zegd dat hij van dr. Bronsveld niet ge diend is, prof. Treub op zijn beurt heeft weer gezegd, nog liever te doen te hebben met den oud-liberaal mr. v. Houten dan met mr. Borgesius (omdat de eerste zijns inziens meer een politicus uit één stuk is). Hun die droomen van een liberale mid delpartij mag derhalve wel een voorzichtig worden toegeroepen. Dr. Brouwers dissertatie over Chantepie de la Sanssaye, den vader der ethische school op dogmatisch, en den tegenstander van Groen van Prinsterer op staatkundig gebied, heeft bestrijding gevonden bij dr. Vellinga een Hoedemakeriaan. Dr. Schokking vestigt er de aandacht op in De Volksbode, een der organen van de Friesch-Christelijk-Historischen. Dr. Schokking ziet tusschen Groen en Chantepie (zooals de Rotterdammers hun vroegeren, vroeg gestorven oud-leeraar nog bij voerkeur noemen) verschil in beginsel, hetwelk volgens dr. Brouwer aldus zat «Wat de la Saussaye wilde was de souverei- niteit Gods in staat en kerk beide, met dien verstande dat zij beiden zelfstandig zullen zijn, «elkanders goddelijke rechten over en weer erkennen" De kerk moet de maatschappij verchristelijken en deze verchris- telijkte maatschappij moet hare uitdrukking vinden in de wetten van den staat. De staat heeft alleen de actueele toe standen te constateeren en te leiden en daarvoor behoort bij den staatsman een oog, dat de Christel ij ke be- standdeelen der maatschappij weet op te merken en te onderscheiden. Wat hem van de anti-revolutionairen ondermeer onderscheidde was zijne bewering, dat het christendom niet door den staat als wet mag worden opgelegd, maar dat het door de consciëntie der natie heen als de wet moet worden uit gedrukt. De overheid heeft zich dus te laten voorlichten door Gods Woord, maar wanneer het geldt eene wet tot stand te brengen, dan mag daarin n i e t m e e r (maar ook niet minder) worden opgenomen dan hetgeen in de publieke consciëntie leeft". Wij waren zoo vrij eenige woorden in deze aanhaling te spatiëeren. Dr. Brouwer zegt dr. Schokking vindt dit een volkomen gezond beginsel. En dr. Schokking merkt er bij op De afgeschreven zinsnede leek ons daarom merkwaardig, omdat de gedachtegang van Saussaye, zooals die hier geschetst is en die hem belette met de anti-revolu tionairen mee te gaan, vrij wel over eenkomt met wat van anti-revolutionaire zijde tegenwoordig wordt gedoceerd Een overheid die voor zich zelf wel met het Woord Gods heeft te rekenen, maar alleen wat onder 't volk leeft als „christelijk" heeft te handhaven. En een eind verder lezen wij Maar zoo alles en alles bij elkander genomen, wordt toch de indruk bevestigd, dat de anti revolutionairen van n u beter met Saussaye, en de Friesch-Christelijk-Historischen van nu beter met de anti-revolutionairen van toen zouden kunnen opschieten. De opmerking is merkwaardig genoeg om onthouden te worden. Op 't oogenblik ontbreekt ons de tijd om 't verhaal van dr. Brouwer te ontleden. Maar gesteld dat zijn teekening juist is, wij zeggen dat dr. Schokking gewoon na wat hij hier dr. Chantepie laat zeggen, moet ook de opvatting van Groen en de toenmalige anti-revolutionairen zijn geweest. Zoodat wij de opmerking van dr. Schokking overnemende kunnen concludeeren dat de anti-revolutionairen van nu en de Friesch-Christelijk-Histo- rischen van nu best met elkander behoor den op te schieten. Immers hetgeen dr. Brouwer hier aan De la Saussaye toeschrijft, was grooten- deels de opvatting van de teenmalige anti- revolutionaren. Natuurlijk niet in alles maar in hoofdzaak beweegt zich hier De la Saussaye in de goede lijn en derhalve zijn biograaf, die hem deswege prijst, niet minder. Wij hopen hierop terug te komen. Van Roodhuizen tot Greven Het ont werp Kuyper tot pensioneering van oude en invalide arbeiders is in de Verkiezings dagen gepersifleerd door Roodhuijzen, o. a. met den min beschaafden uitroep: wat heeft nu toch een dooie aan een rijksdaalder Verzwegen werd er bij opzet of onkunde P dat het wetsontwerp vooral bedoelde invalide werklieden te helpen, en invalide kan men al vroeg worden en invaliden komen er jaarlijks nogal wat terwijl vele oude arbeiders werken zoolang zij kunnen, ook na hun 70e jaar; dewijl zij zich er nog sterk toe gev oeleD, of ook wel liever hel meerdere loon dan het mindere pensioen wenschen te genieten. Maar dit verzweeg Roodhuijzen, en ver zwegen de anderen die het hem napraatten. Maar nu een jaar later komt prof. Greven ook een vrijzinnige gelijk als Roodhuijzen ons vertellen dat het ont- werp-Kuyper toch wel gelijk had, dat het Invaliditeitspensioen hoofdzaak moet zijn in elk arbeiderspensioenstelsel Roodhuijzen dus beschaamd gezet. Maar de leugen heeftalvastdienstgedaan. Ofschoon tot schade voor den arbeider; want naar zijn ouderdomspensioen en naar zijn invaliditeitspensioen kan hij de eerste jaren fluiten. Eu de veldarbeider is nog niet opgeno men in de ongevallenwet. Maar dit ont- werp-Kuyper is nog niet ingetrokken en kan derhalve nog komen Socialisme en Godsdienst was de pak kende leus waaronder de heer v. d. Goes in het hoofdblad der sociaal democraten zijn meening dat Socialisme en Godsdienst wel te vereenigen zijn, in een drietal artikelen toelichtte. Wij hebben, met aanwijzing van enkele feiten terstond het onhoudbare der bewe ring aangetoond. Niemand onder ons is er dan ook, die 't gelooft. De Graafschapper komt ons hierin bij vallen met de herinnering aan het vol gend socialistische versje, waarin zij enkele cursiveert. Op aller hoofden blinkt een vlam Er klink in onze talen Hosanna onze Heiland kwam 'tls pinksterfeest, Gods heilige Geest Kwam op ons nederdalen. Myn volk, dat lag in schande en pijn, Het wil niet langer ly'den Mijn volk zal eigen Heiland zijn: Het zal door nood Van strijd en dood Zich zelf ter redding leiden. Staat opmijn volk is opgestaan, Uit zijnen smaad herrezen Maar nooit zal zijn verlanqen gaan Naar hemelvaart, Het wil op aard Verlost en zalig wezen. „Deze versregelen zijn geen „leugens", geen „scheldwoorden", zij zijn feit en te vinden in het Pinkster No. 1902 van het- zolfde blad Het Volkdat thans beweert „Er is in de praktijk van het socialisme niets (let wel nietsdat de geloovige ar beiders verplicht zich van de beweging ver te houden. „En dit versje dan, dat 't eenige niet is?" Op den dag van de sociaal democra tische meetings voor algemeen stemrecht bevatte Het Volk met vette letter de vol gende door „minister Rink op 17 Mei 1901 te Arnhem" gesproken woorden „De invoering van algemeen kiesrecht is een eisch der rechtvaardigheid Wij missen het moreele recht te beslissen dat alleen aan een gedeelte van het geheele volk de beoordeeling van wat het algemeen belang vordert, toekomt". Is de herinnering juist, dan zal zij voor den betrokkene wel niet aangenaam zijn. Museum van Oudheden. Een vrij zeldzame prent heeft het Rot- terdamsche Museum van Oudheden in de Boymansstraat verkregen deze prent, in de 2e helft van de 18de eeuw uitgegeven, geeft afbeeldingen van de voornaamste Nederlandsehe muntenzij draagt het opschrift «Zonder geld door 't land te wand'len ls, als zonder Waaren, hand'len. Let dus, Leezerop de Munt, Daar gij veel voor koopen kunt". Onder elke afbeelding staat een twee regelig vers, dikwijls met verklaring van den naam van het geldstuk, zooals bij de schelling «Holle munten golden wel Maar dees vlakken klonken schel". Onder de stuiver staat «Stuivend, als het vluchtig zand, Rolt de stuiver door de hand". Onder den driegulden, op welks voor zijde men de maagd met speer en vrijheids- hoed ziet, leest men «Zo 't Bijbelboek 's lands steunzel zij Dan blijft dees Speer en Hoed steeds vrij". Bij den Gouden Rijder (f 14) leest men «Neerlands munt schroeft, zonder fout, Ruiters op het blinkend goud". En zoo leest men onder den duakton «De Hertog die dees Munt begon, Leende, als i 1 D u c a't eerst zijn naam, den [D u c a t o n". Van een groepje uitnemende schoolman nen bevat Het Christelijk Schoolblad de volgende data: Ds. H. Pierson, voorzitter van denSchool- laad, geb. 10 Juni 1834 Baron Schimmelpenninck van der Oye van Hoevelaken, voorzitter der Unie, geb. 12 Aug. 1886 Dr. A. Kuyper, de man van het Volks- petionnement en van de Unie- of Augus- tus-colleete, geb. 29 October 1836 Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman, stichter en oud-voorzitter van de Unie z/Eene school met den Bijbel", en lid van den Schoolraad, geb. 29 Mei 1837 Mr. JR. Baron Mackay, voorzitter van de Commissie voor Sohoolwetwijziging, geb. 29 Nov. 1838. R. Derksen, Secretaris van de Unie en den Schoolraad, geb. 29 Maart 1839 Mr. T. F. Baron Mackay, penningmeester van de Unie, geb. 24 April 1840 Beschaving. In Het Centrum lezen wij het volgende s Ja, lezer, neem me niet kwalijk, ik wou eens even vertellen, hoe sommige Euro peanen den niet-Enropeanen hunne be schaving toonen. Ik ben in Indië geweest, in Ned.-Indië. Toen we op de terugreis naar Europa waren moesten we eenigen tyd te Suez wachten, want er moesten kolen ingenomen worden. Dat gebeurt wel meerzeker dat is ook niets bijzonders. Die kolen nu worden op 't schip gebracht door Arabieren. Die kerels hebben schouders, non 1 zoo breed en stevig, als geen Europeaan. Daar om kunnen ze met dat werk ook beter overweg. We hebben zeven sloepen met kolen noodig, en in vier uur tyd brengen die heertjes de kolén uit de sloepen op de boot. Ueen Europeaan zou dat klaar

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1906 | | pagina 1