NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 262. 1906. Donderdag 9 Augustus 20e Jaargang. e CHRISTELIJK- HISTORISCH Bmtenlandseh Overzicht. - TAS- NZ. ENZ. YLISSINGEN. A. Huson F. v. d, Meer Gr. v, d. Putte. Maatschappij en Christendom. 1,- VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN LBVRG - #- ik alles nog „SCHELD E» aan. 2011, ins. 21 6,30 oen 22 7, ond.23 7,30 rgd.24 8,30 ter. 25 9,— nd. 26 6,— aan. 27 9,— 'ns. 28 8,30 oen 29 8,30 nd. 30 8,30 ijd. 31 8,30 12,30 12,30 12,30 12,30 12,30 12,30 12,30 12,30 12,30 2, 9,30 ter een datnm is et tweede getal ia g-zierikzek. Van Zierikzee. en 8 7,30 3,— nd. 9 6,30 3,— yd. 10 7,30 3,— ter. 11 7,30 3,— nd. 12 6,15 5,30 an. 13 7,30 3,— 3. 14 6.30 3,— en 1511,30 nd. 16 6,30 3,— "d. 17 7,30 3,— er. 18 7,30 3,— d. 19 6,30 5,30 an.20 7,30 3,— a. 21 7,30 3,— en 22 7,30 3,~ d.23 6,30 3,— 'd.24 7,30 3,— er. 25 7,30 3,— d. 26 6,15 5,30 i.27 6,30 3,— s. 25 7,30 3, en 29 7,30 3, d. 30 6,30 3,— 'd. 31 7,30 3,— of Spoortyd. 3,23^) en G,10c) 8*5ty) 6,40. -n 4,45. 6,10e) f) het vertrek van Neuzen vm. 8 30 s, Borsse.'en en seleü en Neazen mogelijk op de gang van zaken, alm, zoodat met de burger de woning van naar huis bleef intus- istraat de wacht de schutters toezicht over van Zaterdag bleef 't rustig dien tyd by vernieuwing het huis van den vorigen glazen stuk deel van het erlaten, zoodat om het len. Wel werd geroerd, doch allen, voor de penen was ge was hetgeen volgen vervolgd,) IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Voor de stemming op 16 Augustus a. s. voor drie leden van den Gemeenteraad bevelen wij mede aan in district II de heeren r» en en in district III den heer Het wordt door niemand ontkend dat onze maatschappij doodelijk krank is. Er zyn ontelbare sociale nooden en de sociale woelingen houden, ook in ons vaderland, aan. Vele genees- en redmiddelen zijn in den loop der tyden uitgedacht en aanbe volen, doch het rechte middel is nog niet gevonden. Het vertrouwen in al die middelen ont brak tot nog toe, dewijl de een ze voor lapmiddelen, de ander voor al te radicale, zelfs socialistische middelen aanzag. Nu behoeft men zich om die qualificee- ring niet zoozeer te bekommeren. Men scheldt wel eens socialistisch, wat in den grond niet anders dan hoogst billijk en navolgenswaardig is. De redactie van De Nederlander onder vond het dezer dagen, toen een eerzaam winkelier haar voor socialistisch uitschold omdat zij de vroege winkelsluiting had aanbevolen. Waarbij komt dat niet weinige socialistisch genoemde theorieën verwant schap hebben met de christelijke, en menige socialistische wereld- en levensbe schouwing iets vertoont van de christelijke waarnaar zij genomen zyn. Iets wat geen verwondering hoeft te barenwant het kan ook niet anders. Reeds Luther leerde: de Duivel is de aap van God. De socioloog Jules Simon, hoewel on- geloovig, placht te zeggen dat eens de ohristelijke leer, ontdaan van alle vormen, door theologen, zooals hij meende, er bij gevoegd, de regel zal moeten zijn, ook in het maatschappelijk leven. Niemand luis terde naar hem, en velen lachten hem uit. Hoewel hij buiten de kerk stond, had hij toch gelyk. Er is ook een christelijk socialisme, dat zich langzamerhand heeft ontwikkeld. Eerst in de Roomsche kerk. In Frankrijk werd het verdedigd door Lamennais en Albert de Man in Duitsch- land door Von Kettler, in Ierland door Manning. Paus Leo XIII verwierf zich niet ten onrechte den naam van den Paus der Werklieden. In de Protestantsche kerk werd dit chr. socialisme gepredikt, onder anderen door Stockcr te Berlyn en Lneger te Weenen. Maar die allen Paus Leo uitgezon derd hebben ervaren dat op dit terrein voetangels en klemmen liggen. Lamennais geraakte er door uit de kerk; en Von Kettler zakte zóóver af, dat hy zeer dicht bij Lasalle, den vader der sociaal demo cratie, en prediker van het bruutste on geloof, te staan kwam. In Engeland is deze richting het eerst vertegenwoordigd geworden door Morris. Deze en zijne volgelingen hebben ingezien dat het Christendom een Woord bezit dat redding brengen kan. Dat woord is daar de levenwekkende kracht geweest. Het Christendom wordt daar al meer be vonden het zout, 't cement, de levenskracht te zijn de wegwijzer en wetgever, de be straffende en genezende vriend, de heel meester voor alle kwalen, verzamelaar en vereenigingspunt van rijk en arm, patroon en werkman. Gelukkig wordt dit ook in ons achteraankomend vaderland gezien. Vrucht van de doorwerking van het Chris tendom is naast Patrimonium en de Chr, Nat. Werkmansbond, de Patroonsvereeni- ging „Boaz". Vrucht daarvan zyn ook de Sociale Congressen en Bondsdagen, zoo van Rj-otestantache als Roomsche zijde, deger dagen vooral van laatstgenoemde zijde ondernomen. De Katholieke Sociale actie is de Protestantsche in kracht van aanpak ken en veelzijdigheid van studie reeds lang vooruit. Het karakteristieke in die beweging is dat al meer gevoeld wordt hoe heerlijke be loften het Christendom heeft ook voor het sociale leven. Gevoeld wordt hoe alleen in Gods Woord, mits goed. uitgelegd, de op lossing ligt der sociale quaestie. Daarom is zoo noodig dat in onze werk liedenverenigingen en propagandaclubs het arbeidsvraagstuk bij het licht van Gods Woord wordt gezien. Dat gezocht wordt naar den grond waarop onze strijd rust. Dat wij aanraking zoeken met het werkelijke leven in de maatschappij. Dat de bemoeiing der Christenen met de sociale belangen nog zoo weinig vrucht, althans tastbare vrucht heeft opgeleverd, moet worden toegegeven. Toch behoeft het ons niet moedeloos te maken. Het ver hoogt de geestdrift om tot de oplossing te geraken. Naar eenstemmigheid over de grondslagen waarop die oplossing moet worden bevochten, behoort te worden ge streefd. Christendom en maatschappij moeten al weer tot elkander gebracht worden. Doch wat hebben die twee met elkander gemeen 'f Zoo vragen de vijanden en de vrienden van het Christendom. De vijanden van het Christendom in Duitschland zeggen dat „godsdienst is pri vaatzaak" (Die religion ist Privatsacke) en de vijanden in ons land prediken dat „de godsdienst behoort in de binnenkamer", terwijl die in Frankrijk roepen van „het clericalisme is de vijand" (le Clericalisme, c'est l'ennemi) De Christenen daarentegen oordeelen op grond van Gods Woord anders. Christen dom is Godsdienst, dat wil zeggen een dienen van God in alle dingen zonder beperking. Hij moet gekend worden in alle zaken zoowel van het hoogere als van het lagere leven. Daarom mag en kan dan ook de deur der binnenkamer niet de grens van den gods dienst zijn. De godsdienst kent geen gren zen. Hy laat zich niet binnen de enge wanden der binnenkamer opsluiten. Toch zijn er nog vele Christenen, die dit ontkennen. Hun ongevraagde hulp wordt door den tegenstander gaarne aanvaard, op hun woord beroepen zij zich wanneer zij ons met hun „Godsdienst is de zaak van het hart, van de binnenkamer alleen" aan komen. Christenen die aldus oordeelen, en hun kracht meer, of liever alleen zoeken, in het redden van verlorenen, en het opzoeken van verdwaalden, zijn als de mannen van het Roode Kruis die de verwonden op de slagvelden opzoeken en lafenis brengen aan de stervenden. Niemand zal dergelijke hulpvaardigen minachten, want zy zijn noodig. Maar wat zou er van de landsverdediging terecht komen, wanneer alle soldaten als verplegers op wilden treden Zoo is 't ook in de maatschappij. Er zyn er nog maar al te velen die meenen genoeg te doen met de nooden der lijdenden te verzachten. Wy hebben achting voor hun pogen. Maar het is niet genoeg. Tot strijden zyn wij geroepen in de eerste plaats. Totstryd en studie en onvermoeid waken en opsporen, tot ingaan in het volle, ryke leven en daar ons licht te doen schynen, onze wapenen te hanteeren, ons woord te doen uitgaan. Christus zegt: Ik ben de Weg, de Waar heid en het Leven. W elnu, indien dit zoo is, dan ligt ook het ty delyke leven niet buiten Hem. Doch tegenover het groot getal vrienden, die niet ver genoeg gaan of niets doen, staat een nog grooter massa tegenstanders, die van den Godsdienst als het cement der Maatsehappy niet weten wij. Tot hen hebben wij te gaan. Niet hebben wij ons terug te trekken uit deze in het booze liggende wereld maar wij hebben, gedachtig aan 's Heilands woord, dat Hem gegeven is alle macht ook op aarde, die wereld in te gaan, en te trachten haar te winnen voor het Ideaal daarin een levenskring te zoekenen de maatschappij te toonen, dat Christendom en Maatschappij bij elkander behooren. De maatschappij is in slavernij gekomen. Lijfeigenschap heeft haar jarenlang be- heerscht. Dit is echter niet ten gevolge van, maar in weerwil van het Christendom. Het Christendom kent deze twee mis standen niet. Ieder liefdemaal, iedere Avondmaalsbediening, iedere prediking des Woords is een protest er tegen. En van de eerste tijden zijn deze dingen ook alzoo niet geweest. Onder Israel was er geen scheiding tusschen godsdienst en maatschappij. Dat spreekt duidelyk uit iedere bepaling der Mozaische wetgeving en uit het optreden der profeten, die niet enkel tegen afval van den dienst des Heeren, maar tegelijk tegen de overtreding der maatschappelijke orde getuigden. Het godsdienstig en maat schappelijk leven waren als het nationale leven saamgeweven. Overtreding van het één bracht die van het ander als natuur lijk gevolg mede. Wij zien het in Koning Aehab, die niet alleen den afgodsdienst invoerde, maar zich ook vergreep aan den privaten eigendom van zijn naaste en zich* daarbij niet ontzag moord te plegen op Naboth van Jizreël. En tegen beide zonden getuigde de profeet Elia in naam van zijn Zender en op beiderlei misdrijf volgde de straf van den Rechtvaardigen God. Wanneer de Heere Jezus optreedt als de vervulling van het Oude Verbond, dan sticht Hij geen nieuwe orde van dingen doch gaat in de wereld inzich in zijn Bergrede, in Gelijkenissen en Prediking aansluitend aan de wereld der stoffelijks dingen. Maar zegt gij heeft Hij dan niet zelf in de quaestie der erfenis deeling zich aan de bemoeiing met aardsche belangen onttrokken Ons antwoord luidtganschelijk niet. Toen daar een tot Hem zeide: Zeg tot mijn broeder dat hij met mij de erfenis deele, luidde zyn antwoord welWie heeft mij tot een overste over u gesteld Maar wel verre van hiermee de aardsche zaken aan hun loop te willen overlaten, heeft hij door zyn antwoord willen protes- teeren tegen het bedrijf van hen die hoe anders ook geneigd den godsdienst tot privaatzaak te verlagen, dien thans bij wijze van politie-maatregel in hun eigen belang zouden wensohen gebruikt te zien, Tegen de hebzucht en niet tegen de recht vaardigheid was zijn woord gericht. Hij die gekomen was om te zoeken en zalig te maken wat verloren is, had en heeft daarbij den geheelen mensch op het oog, naar de ziel, maar ook naar het lichaam. Zyne apostelen hebben aan deze schoone taak voortgesponnen. De H. Apostel Paulus wil ons leeren dat wij in alles God moeten kennen, en op Hem vertrouwen. Hij noemt enkele function op, die wy met de dieren gemeen hebbenhetzij dan dat gijlieden eethetzij dat gijlieden drinktmaar hij voegt er bij hetzy dat gij iets anders doet. En dat alles wil hij gedaan hebben tereere Gods. De funoties der ziel, maar ook die van het lichaam. Ook die. Waaruit dan ook volgt dat geen enkel terrein des levens buiten het opzicht en de bemoeiing Gods staat. Voor de vereeniging van deze twee be grippen Christendom en Maatsehappy bestaat derhalve in Gods Wet, in het optreden van de Profeten die naar den Christus heenwezen, in het leven van den Christus en de leer Zijner Apostelen alle grond. Wordt vervolgd. 8 Augustus 1906. De kracht der Kerk. Onlangs ?ou Mr. Verkouteren gezegd hebben, dat de Hervormde Kerk de rug- gegraat was van de christelijk-historische party. Welke Hervormde Kerk? Die, welke in de banden der staatsor ganisatie gevangen is, en vruchteloos spartelt om door die organisatie zelve bevrijd te worden? Er is een woord van Groen van Prin- sterer, waaraan men door die uitlating onwillekeurig herinnerd wordt al zegt het iets anders. „De Hervormde Kerk was het middel punt en de kern van het Gemeenebest" Handbder Gesch. v. h. Vaderland 4de dr., 984;. Middenpunt en kern van hei Gemeenebest. En welke Kerk Die, op wier belijdenis „de Geneefsche Reformatie onder Calvyn den meesten invloed gehad heeft", en waaraan het „Kerkbestuur, mede naar het voorbeeld van Calvijn, zuiver gehouden (was) van elk inmengsel van hiërarchie „de dienaars des Woords, in wat plaatse dat ze zijn, hebben een zelve magt en autoriteit, zijnde allen dienaars van Jezus Christus."" Die Kerk, niet opgesloten in destaats- organisatie van 1816, ten zegen voor het geheele volk. En die, welke wel daarin besloten is, zelfs machteloos om zich zelve te zijn, en zich als Kerk te openbaren. (Rott.) D. P. D. FABIUS. Spanje. Wij beginnen met de ramp van de „Sirio". Dat schip is volgens ooggetuigen buitengewoon snel gezonken. Vele reizi gers waren nog op het dek toen het in de diepte verdween. De booten, uitgezet na den schok, werden spoedig met menschen gevuld,die zoo hevig vochten om een plaats, dat er verscheidene booten zonken. De schipbreukelingen worden goed ver zorgd. Inzamelingen hebben reeds groote sommen opgebracht. De geredden zijn onder dak gebracht in gasthuizen, socië teiten en schouwburgen. Al de inwoners van Cartagena, zelfs de armste, doen hun best om een onderkomen te verschaffen aan de ongelukkigen. Over de schipbreuk zelf worden nog allerlei bijzonderheden rondverteld. Een Italiaan, zekere Carlo Yenturini, wonende te Barcelona, was met zijn familie aan boord. Hij slaagde er in drie zijner zoons en negen passagiers te redden. Zijne dochter, 18 jaar oud, redde twee kinderen, wier ouders onbekend zijn. Een familie, bestaande uit vader, moeder en 6 kinderen, kwam heelemaal om, uitgenomen de vader. Deze werd gered maar werd krankzinnig. De cpnsul van Italië te Cartagena heeft een jonge Italiaansche vrouw opgenomen, Brigida Morelli genaamd, die vertelde dat zy op hare huwelijksreis was en zich met haren man in hare hut bevond op 't oogen- blik van den schok. Door de ontploffing werden zy in zee geworpen. Zij slaagden er in een kabel te grijpen, die hun toege worpen werd, maar zij weet niet wat er van haren man is geworden. Buiten den golfbreker te Cartagena heeft men een stoomsloep van de Sirio gezonken gevonden. Daarin lag het lijk van een kind dat aan den hals een ivoren kruis en een gouden medailjon droeg. Men meldt ook nog dat tien der geredden te Cartagena gestorven zijn. De kapitein echter is nog springlevend. Hij weigert te spreken en zegt alleen dat het schip op een ondiepte gestooten is, die niet op de kaart staat. De man is oud, heeft jicht en was onlangs getrouwd. De passagiers zijn in 't algemeen van gevoelen, dat de ramp is toe te schrijven niet aan het gebrek aan ondervinding van den ka pitein, maar aan zyn overdreven vertrouwen m zijne kennis van de kusten van Hor- migasj waar hij dikwijls voorbij is ge varen. Hij zou een der eersten geweest zijn die in zee geworpen werden. De gendarmerie heeft bij Alicante een overlevende van de Sirio aangehouden, die een klein valies bij zich droeg, dat talrijke juweelen en een groote som gelds bevatte. De schipbreukeling verzekert dat een zijner reisgezellen het hem heeft toe vertrouwd met de belofte, dat hy de helft zou krijgen, zoo hij er in slaagde het te redden. Het gerucht loopt dat de Sirio in 't geheim landverhuizers inscheepte op de kusten van Spanje en hiervoor groote som men trok. Dat verkiaart waarom hij daar voer op een plaats waar schepen met grooten diepgang nooit komen. VolgenB een gerucht, zouden verscheidene vreemde stoomschepen, aan welke de Sirio om hulp seinde op het oogenblik dat zy begon te zinken, geen antwoord hebben gegeven op hare seinen en hun reis vervolgd hebben. Men beweert zelfs dat sommige hun vaart versnelden en spoedig in de verte ver dwenen. Onder de schipbreukelingen zijn acht paters en een klein kind, dat door vis- schers werd opgenomen, toen het in de golven dreef. Zyn ouders worden vermist. Een arme vrouw heeft het opgenomen. In de straten ziet men herhaaldelijk fa milies, een of ander lid terugvinden, dat men verdronken waande. D u i t s c h I a n d, Yan alle kanten wordt de wenseh uit gesproken, dat het ministerie van Buitenl. Zaken spoedig een verklaring zal afleg gen betreffende de aangelegenheid van majoor Fischer en al wat daarmee samen hangt. Men neemt echter aan dat er nog te weinig met zekerheid bekend is, dan dat nu reeds een oflicieele verklaring zou gegeven kunnen worden. Het is wel lee- lijk, maar bet is zoo, dat de rijkskanse lier en de minister van Buitenlandsche Zaken eenvoudig niet weten, hoe de zaak Fischer en veel andere dingen in de kolo niale afdeeling in elkaar zitten en dat zij zeiven den uitslag van het gerechtelijke en disciplinaire onderzoek moeten afwach ten. Een Duitsche schrijver zegt: „Wel mag men aannemen dat zulk een tsestand in geen ander Rjjksambt of Mi nisterie mogelijk zou zijn, want het lijkt sterk op een volslagen desorganisatie. Op wien moeten de Rijkskanselier of de Mi nister thans nog bouwen? Deze koloniale afdeeling, ofschoon geen zelfstandig Rijks bureau, heeft sinds vele jaren een onge wone zelfstandigheid bezeten. De laatste koloniale directeur, dr. Stiebel is in dit ambt nooit thuis gewordenhy heeft het nooit beheerscht, was volkomen afhankelijk van de voordragende raad gevers, die weder elk op zijn beurt zich zelfstandig voelden in hun afdeeling. De nieuwe leider der afdeeling, de erfprins van Hohenlohe is daarin nog niet thuis en kan het ook nog niet zijn want hij is bij de grootste wanorde en in onbevroede moeilijkheden daarin gekomen. Yan de raadgevers, die zoo lang als eigen meester daar huisgehouden hebben is er nauwelyks een die niet aan openlijke aanvallen heeft blootgestaan, nauwelyks één, die nog lang in dit departement zal blijven. Een aantal zyn reeds nieuw benoemd. Men kan zich zeer goed voorstellen dat de Rijkskanselier en de minister van B. Z. die ook een nieuweling is, niet weten op wien zij bouwen en vertrouwen moeten om, sneller dan door een onderzoek ge schieden kan, de waarheid vast te stellen over ingewikkelde en ten deele lang ge leden voorvallen in de administratie. Een jammerlijke toestand, die men nog kort geleden niet mogelyk zon hebben geacht in een üuitsch of Pruisisch departement. De vraag, hoe het mogelyk was, dat zulk een toestand zich kon ontwikkelen, dient natuurlijk in den Ryksdag ernstig be handeld te worden. Rusland. De stakingen in een paarder voornaamste steden JiQuden aan. Ret werk op al d«

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1906 | | pagina 1