NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 258. 1906.
Zaterdag 4 Augustus 20e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed.
S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUiJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
De plundering te Middelburg
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
KMBI
Goesche Watersnood-Comité.
Vorige opgaaf 9583,51s
Collecte le Chr. Cter. Kerk te
Pella Iowa U. S. A306,73
Van de firma Oosterbaan Le
Cointre, uitgevers te Goes, als
restant winst der uitgave „De
overstrooming in Zeeland" 142,36s
ƒ10032,61
a.h. Prov. Comité
afgedragen vorige
opgaafƒ9000
21 Juli- 973.06 9973.06
Onvermijdelijke onkosten
59.55
59.55
Nog in kas Nihil.
JOS. WITKAM,
Penningmeester.
3 Augustus 1906.
De lezer vindt in dit no. de laatste ver
antwoording van het Goesche Watersnood
comité. Het heeft meer dan 10 duizend
gulden verzameld en opgestuurd. Het
heeft een grooten ijver en werkkracht
ontwikkeld. Het heeft in menigen kring
de bijdragen voor de ongelukkigen weten
los te maken. Het heeft zijn edel pogen
bekroond gezien met een algemeen e deel
neming het heeft voor een oogenblik
weer eens de stem der partijschap tot
zwijgen gebracht.
Voor zijn belangeloozeu ijver mag de
pers, die tolk der publieke opinie, het
wel een woord van hulde en dank brengen.
Wij voor ons doen het bij dezen.
Vacantie.
We zijn thans in den „komkommertijd''.
Het is de tijd dat er „stilheid''heerscht
in menig bedrijf. De voorjaarsdrukte is
voorbij, de inkoopen zijn in hoofdzaak
gedaan, en de winkelier heeft het bij laDge
na niet zoo druk als in 't voorjaar, toen
alles begon te ontwaken.
Thans is het de tijd dat menige stedeling
zich spoedt naar buiten om eenige dagen
ontspanning te zoeken. Anderen trekken
weer uit hunne stille woonplaatsen naar
de steden om aldaar familiebezoeken af te
leggen.
Niet alleen in ons land maar ookin andere
landen openbaart zieh de trek naar buiten.
1 FEUILLETON.
- in 1787.
Gefahrlich ist's den Leu zü wecken
Verderblich' 1st des Tigers Zahn;
jedoch der schrecklihste derschrecken
Das ist der Mensch in seinen Wahn.
De vierde Engelsehe zeeoorlog, voorna
melijk door de onverantwoordelijke handel
wijze van de Amsterdamsche regenten
ontstaan, was een treurig intermezzo in de
toch reeds zoo roemlooze regeering van den
laatsten stadhouder.
W el Bcheen de slag bij Doggersbank (5
Aug. 1781) de hoop te verlevendigen, dat
de getergde Brit niet straffeloos de wet zou
kunnen stellen aan een schuldig land en
volk. De opgewondenheid bij het gerucht
der twijfelachtige overwinning was ten
minste alles behalve gering. Patriotten en
Prinsmannen vooral de eersten ver
sierden hoeden en jassen met gekleurde
linten, waarop oorlogsschepen, ankers enz.
omkranst met de woorden der Faam: „Dog
gersbank a la victoirie 1" Daarbij gaven
velen hun hart lucht door het zingen van
vaderlandsche overwinnings-liederen en
klonk het langs 's Heeren straten uit den
mond der schoolknapen
„Zingen wij van Zoutman's glorie I
Hij heeft Neêrland's roem hersteld,
Zoutman's arm geeft ons victorie
En hij fnuikt het Britsch geweld",
$en par jaren later sprak man anders.
Het eene land zal bij het andere verschillen
toch wordt t aeantie overal door jong en oud
begroet.
De familiebanden worden alsdan weder
versterkt. Men ziet en spreekt weer vrien
den en bekenden, die men in geen jaren
ontmoette. Er zijn ook menschen, die
naar de gewone term luidt, niets te doen
hebben, voor hen willen we het woord
vacantie niet gebruiken, want dezulken
hebben altijd vacantie.
Maar we bedoelden hen, die gedurende
hun leven werkelijke, 't zij „handen of
geestesarbeid'', verrichten. Voor deze is
een tijd van ontspanning van het grootste
belang, om daarna met vernieuwden moed
de hun door God, den Heere, opgelegde
levenstaak te vervullen.
De heer Marcel Prevost schrijft in het
Fransch blad,de„Figaro"overvacantieo.m.
»Een onderwerp voor onzen tijd en in het bij
zonder voor dezen tijd van het jaar, vooral in het
Parijsche leven. Ieder mensch rekent zijn tijd,
zijn leven, naar de rustpoozen, hetzij van hem
zelf, hetzij van een huisgenoot, vooral natuurlijk
van zijne kinderen. Zoo hebben zelfs nog de
menschen, die hun leven in niets doen door
brengen, hunne vacantietijden. De heerlijkheid
van vacantie hebben bestaat voor zulke men
schen evenwel niet. Die genieten alleen die
genen, die van 's morgens vroeg tot 's avonds
laat moeten werken en sloven.
De heerlijkheid van het vacantie hebben is
het niet gebonden zijn aan zijn dagelijkschen
arbeid. Als Augustus ons de vreugde van het
Paradijs wil schilderen, dan begint hij met het
woord vacabimüs, dat beteekentwij zullen
vrij zijn, wij zullen ruimte hebben, wij zullen
niet als een paard in den molen altijd maar
weer dag in dag uit denzelfden weg moeten
afloopen, maar wij zullen den tijd aan ons zelf
hebben. De last van het dagelijksch leven
zal niet langer op onze schouders rusten, de
tijd zal aan ons behooren. Dat is een der heer
lijkheden van den hémel.
Dat de menschen dit als een heerlijkheid
beschouwen, bewijst een roep om vacantie in
alle klassen van de maatschappij. Hebben wij
het dan overigens ook het geheele jaar inge
spannen druk, er moet toch een kleine tijd
van het jaar zijn dat wij aan den regelmatigen
gang van ons dagelijksch leven onttogen, zelf
onze werkzaamheid en onze niet werkzaamheid,
onze rust kunnen regelen.
Vandaar, dat bij velen die mannen een ge
opend oor vinden, die ons een regeling der
maatschappelijke toestanden voorstellen".
Onder Israël kon de arbeider rekenen
op 14 dagen vacantie, en hoever zijn we
daar nu van verwijderd
Men leed toen onder de droeve gevolgen
van dien krijg. Vooral had de handel het
zwaar te verantwoorden.De kooplieden
klaagden bitter. Er was een toestand van
malaise ingetreden, welke met den dag toe
nam, naarmate de berichten van den oorlog
ongunstiger begonnen te luiden. De onte
vredenheid over een en ander steeg ten top,
toen de Engelschen al onze schepen roofden
en onze koloniën namen. Te vergeefs be
klaagde men zich over het laat-maar-waaien
systeem, dat schier overal gehuldigd werd.
De meeste patriotten hielden het er voor,
dat velen, zelfs in de naaste omgeving van
den stadhouder, met de Engelschen heul
den. Van de andere zijde beweerde men,
dat deze lasterlijke aantijging dienen moest
als voorwendsel tot nauwere aansluiting
aan Frankrijk. Zooals begrijpelijk is kwam
de schuld van een en ander neer op 't hoofd
van Willem V. Hij was als admiraal-
generaal, aan wien de uitvoerende macht
was toebetrouwd, verantwoordelijk voor
alles. De liefelijkste benamingen werden
hem naar het hoofd geslingerd. Men ver
geleek onzen stadhouder by Nero, men
noemde hem in publieke geschriften den
Nederlandschen Cattilina, een Philips en
een Due d'Alba in wreedheid te boven
gaande.3)
In 1780 liepen over de looo schepen onder
Hollandsche vlag door de Sont, in I78I niet
meer dan zes. (Zie Eigen Haard, jaargang I904.
De Amsterd. Beurs in de Letterkunde).
En hoe men van zekere zijde over's Prin
sen gemalin Wilhelmina dacht, blijkt genoeg
zaam uit het volgende rijmpje:
Er is veel lotsverbetering gekomen voor
den werkman, doch moge ook spoedig de
tijd aanbreken, dat ook onze werkman,
die toch geen deel van een machine is,
maar eveneens geroepen tot verheerlijking
van Gods Naam, dat ook die weer zijn
vacantie krijge.
Zoeken wij zulks echter nooit in den
weg van klassestrijd, maar langs Refor-
matorischen weg. De toestanden refor-
meeren lang3 de lijnen in Gods Woord
neergelegd voor patroon en werkman beide.
Daarvoor is noodig een Overheid, die
rekening houdt met Gods ordinantiën voor
heel het leven een volksvertegenwoordi
ging, die het volk werkelijk vertegen
woordigt, en die het voor 't verdrukte
opneemt die 't recht zoekt voor geheel
het volk in al zijn rangen en standen en
een Ministerie evenals het voorgaande,
dat wil voortbouwen op de Chr. grond
slagen onzer samenleving.
Dan zal ook de werkman vacantie krijgen.
De liberalen hebben in haar ruim vijftig
jarig regeeren daar niet voor gezorgd.
Willen ze ook dit overlaten aaa een
komend Christelijk Kabinet?
Rusland's bevolking.
't Rusland van heden is niet zoo oud als
velen wellicht meenen. Pas in 't midden
ongeveer van de achttiende eeuw gaf de
landkaart een tsarenrijk te zien, dat in
groote lijnen ongeveer de begrenzing van
't tegenwoordig Europeesch Rusland volgt.
Dit Rusland is ontstaan uit een lang-
durigen strijd tegen de Tartaren.
Rusland dient te worden onderscheiden
in twee scherp gescheiden gedeelten het
woudland en de steppen; 'tnoorden en
't zuiden. De laudschapsvorm van het
boschrijke noorden gaf aan de levenswijze
der bewoners daar een zekere stabiliteit,
als gevolg van de afgeslotenheid. Daar
hebben in den loop der eenwen het minst
veranderingen plaats gegrepen.
De Finsche oer-bevolking bleef er ge
vestigd.
Ten zuiden van den woudgordel echter,
op de groote vlakten der steppen, waar
geen terreinvormen of dichte plantenfor-
maties hindernissen voor het verkeer vorm
den, konden zich de volkenscharen even
vrij bewegen als de sneeuwjachten van
den winter.
De laagte tussehen Oeralgebergte en
Nu het zoover gekomen was hielp ver
antwoording, noch zelfverdediging.
Trouwens er waren misbruiken genoeg
ingeslopen.
Vele winstgevende ambten en bedienin
gen geraakten in handen vanongeschikten,
's lands defensiewezen was schromelijk
veronachtzaamd.
De vestingwerken 0. a. waren grooten-
deels in desolaten toestand, wat later jam
merlijk bleek in dan pourboirekrijg. Ook
de schutterij was allerwegen in diep verval.
Voor een groot deel lag dit treurig ver
schijnsel meer aan den bestaanden regee-
ringsvorm in verband met den Jan Salie-
geest des tijds dan wel aan de personen,
die het gezag vertegenwoordigden.
De toestanden waren verouderd en der
verdwijning nabij. De oude vormen hadden
uitgediend en moesten plaats maken voor
eene nieuwe orde van zaken.
Het gemis aan veerkracht en beleid by
den stadhouder moest ontegenzeggelijk de
doorwerking van dit proces verhaasten.
Zooveel mogelijk zocht men nog ter elfder
ure aan dien onhoudbaren stand van zaken
een einde te maken. De grensplaatsen,
vooral in het zuiden, werden versterkt, de
schutterij werd in beteren staat gebracht.
Ter versterking van de strijdkrachten
maar men voorgaf, maar eigenlijk om het
De heerschzucht van het Duitsche Willeniijntje
Gevolgd naar 't Russische Katrijntje
Breekt 's mans gezag en rooft zijn kroon,
Ja, werpt boosaardig en vermetel,
Haar bollen eega van zijn zetel.
Ep plaatst baarzelven op den (room
Kaspische Zee bood, als vrije poort een
toegang aan de volken uit het oosten van
Azië. Daar was het terrein voor volks-
vermengiDg en voortdurende veranderin
gen. En voornamelijk drongen ruwe elemen
ten van halfbarbaren hier door in het
Russische land. De Grieksche beschaving,
reeds zetelend aan de kust der Zwarte
Zee, liep tegen deze steppen dood. Immer
kwamen nieuwe, licht bewegelijke her
dersvolken en nomadische akkerbouwers,
die gedeeltelijk verder trokken, om weer
door anderen te worden gevolgd. In het
woudland door le dringen, daaraan werd
niet gedacht.
Welke volkeren leverden op die wijze
hun contingent
Het waren Sky then, Gelen, Gothen,
Hunnen, Avaren, Bulgaren, Magyaren,
Assaren, Petschonegen, Polowzen enz. Ze
nestelden zieh lusschen de reeds aanwezige
Slavische bevolking. Vermenging bleef
niet uit.
De Groot-Russen, die de hoofdbevolking
van Centraal-Rusland uitmaken en in wier
gebied het Russische rijk is ontstaan, ver-
toonen duidelijk het Mongoolsche karakter.
De Groot-Rus in zijn echten aard is geen
modern, maar een half Aziatisch, middel-
eeuwseh wezen.
Dat hall Aziatisch karakter der Russen
verklaart in de geschiedenis van het volk
veel, dat het westen vreemd schijnt of
dat men daar onmogelijk acht.
In het Russische rijk zijn nog duidelijk
de sporen zichtbaar van dat samenvloeien
der verschillende volken. Inethnographiseh
en taalkundig opzicht vormt het tegen
woordige Rusland een bonte staalkaart.
Volgens de officieele gegevens van de
volkstelling van 1896 vindt men in het
geheele Russische rijk. niet minder dan
142 nationaliteiten vertegenwoordigd. Toch
ontdekt men, trols die bonte ethnograpische
uitdrukking, in Rusland niet die nationale
tegenstellingen, welke b. v. het eveneens
volkenkundig bontgekleurde Oostenrijk-
Hongarije zoo dikwijls beroeren. De oor
zaak dezer schijnbaar meerdere eenheid
bij de bevolking van den Russiehen staat
was de vereeniging van al die nationali
teiten onder het absoluut gezag van den
tsaar, die met zijn wil allen beheerschte.
Daarenboven heeft de lage cultuurtrap en
het betrekkelijk kleine aantal (jer verte
genwoordigers, dat vele nationaliteiten be-
gezag van den stadhouder te fnuiken,
werden overal in den lande door en nit de
burgerij Genootschappen van Wapenhan
del, zoogenaamde exercitiecorpsen opge
richt. Zeeland, meer dan eenig ander
gewest aan den Oranjestam gehecht, kwam
hierin achteraan bij de andere provinciën.
Eerst in 1784 werd te Middelburg een
Exercitie-genootschap opgericht, na be
komen consent van den Magistraat, welke
in tegenstelling met dien van Vlissingen,
voor 't meerendeel Prinsgezind was.
Genoemd genootschap, onder de zin
spreuk „Luetando emergentes*', oefende
zich vlijtig in den wapenhandel en breidde
zieh langzamerhand uii.
De Oranjelieven de Middelburgsehe ma
gistraat zag met leede oogen den toe-
nemenden bloei van het genootschap aan.
Terecht begreep deze Magistraat, dat het
welvaren van zulk genootschap, dat daarbij
een groot aantal Patriotten onder zijne
leden telde, zijne bedenkelijke zijde had,
vooral 'in de woelige dagen welke men
beleefde, waarin h^t vuur der tweedracht
ieder oogenblik in lichte laaie zou kunnen
uitbreken. Daar kwam nog iets bij.
Omstreeks denzelfden tijd werd op de
Balans in „het Middelburgsehe Koffiehuis"
eene soeieteit opgericht, de zoogenaamde
Unie-societeit.
Verscheidene mannen van naam en
invloed uit Middelburg werden er lid van,
o.a. verschillende regenten en predikanten,
onder wie velen, die met de oude con
stitutie hadden afgerekend, en ook, hoe
zitten, in vergelijking met het overheer-
schende Slavische element, dat de staat
kundige macht van het Russische rijk in
handen heeft, hierop invloed uitgeoefend.
Het Russische volk heeft hoofdzakelijk
een Slavisch karakter naar buiten doen
uitkomen.
De hoofdbevolking van het geheele
Russische rijk vormen namelijk de Russen
van Slavische afkomst, die ongeveer 100
millioen (van de 138 millioen totaal) uil
maken. De Russen zijn de hoofd bevolking
in het grootste gedeelte van Europeesch
Rusland, hier en daar met eilandvormige
tussehenvoegingen van andere elementen.
Een afzonderlijk volk vormen nog de
Kozakken (Kosakken), oorspronkelijk
vluchtelingen, die gedeeltelijk met Tar-
taarsohe elementen versmolten in de Z.-O.
steppen zieh tot krijgszuchtige ruitervolken
aaneensloten en de Groot-Russische taal
aannamen. In het Russisch gebied wonen
verder nog 7,5 millioen Polen, in Polen
enz., en pl. m. 5,2 millioen Joden. Langs
de kust der Oostzee wonen Litauers en
Letten (1,4 millioen) en aan de Botnisehe
Golf de Zweden (0,3 millioen). Daaren
boven wonen nog pl. m. 1,4 millioen Duit-
schers in het Russische rijk eu 1 millioen
Rumenen. Naast deze elementen vindt
men in Europeesch Rusland nog onder
scheidene geheel Mongoolsche stammen,
die hoofdzakelijk het N.-W., N.-O. en Z.-O.
innemen. De noordelijke Mongoolsche
stammen behooren te zamen tot de groep
der Ural-Altaïsche volken, en hiertoe be
hooren de Finsohe volken de Finnen en
Kareliërs in Finland, en de Tsehuden in
Ingermanland, terwijl verwant met de
Finnen zijn de Lappen op 't schiereiland
Kola, een uitstervende natie. Verdere Mon
goolsche volksstammen in het N. van
Rusland zijn de Samojeden aan de Noor
delijke IJszee, len O. van de Witte Zee,
meest reDdierhouders, de Syrjenen en
Wogulen tussehen de Dwina en den Ural.
Aan de midden Wolga wonen de Tschere-
missen, Mordwinen, Permiërsen Wotjaken,
de z.g. Wolga-Finnen. In het Z.-O. wonen
ook Mongoolsche stammen van Turkseh-
Tartaarsehe afkomst, overblijfselen der
talrijke Mongolenliorden. Hiertoe behooren
de Kirgiezen ten N. van de Kaspische Zee,
de Basehkiren en Kasansche Tartaren van
dë Midden-Wolga en de Nogaiers aan den
benedenloop dezer rivier en in de Krim.
het zoo treffen mocht, de meeste leden
van Luetando.
Geen wonder, dat een en ander argwaan
wekte en den haat tegen het Genootschap,
dat toch reeds in verdenking stond, met
den dag deed toenemen.
En met de sociëteit op de Balans was
ook Luetando Emergentes geoordeeld.
Dit Genootschap-achtte het nu raadzaam,
zich onder bescherming te stellen van de
schutterij „de Edele Busse", welker stich
ting reeds dagteekent uit den tijd van
Karei V. Het aantal leden van „de Edele
Busse" bleef, ondanks herhaalde poging
tot uitbreiding, bij den voortduur te klein
om zich geregeld en nauwgezet te kunnen
oefenen, daarbij diviteerde men zich liever
met kolven in den tuin achter het Hof
het tegenwoordig Militair Hospitaal over
de Langeviele-binnenbrug dan wel met
het hanteeren van buks en snaphaan.
De heeren van „de Edele Busse" wilden
echter blijkbaar van geene toenadering
weten. Zij stelden 0, a. als voorwaarden
tot ineensmelting, dat zij, als hebbende
de oudste brieven, steeds in alle zaken,
het vereenigingsleven rakende, de prioriteit
zouden bezitten, dat de leden der schutterij
onder hunne respectieve officieren zouden
komen te staan, en deze onder den kolonel
van de schutterij.
Deze voorwaarden kwamen Luetando
emergentes vrij onaannemelijk voor. De
leden besloten dan ook vooralsnog eene
afwaohtende houding te zullen aannemen.
Wórdt vervolgd.)