NIEUWSBLAD VOOB ZEELAND. No. 255. 1906. Woensdag 1 Augustus 20e Jaargang. HISTORISGH CHRISTELIJK- Tegen Algemeen Kiesrecht. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUiJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Gemengde Berichten. 1EDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Door een verzuim ter drukkerij, door de redactie te laat bemerkt, is onder het Hoofdartikel van gister de naam Walchersche Courant onder uitgebleven. Het was van dhr. F. K. Nu op 8 Mei 1901 zich voor de motie- Troelstra tot invoering van algemeen kies recht met voorafgaande Grondwetsherzie ning onder meer de drie tegenwoordige ministers Veegens, Van Raalte en Rink verklaard hebben, mag men verwachten dat de belangrijke stoot voor Algemeen Kiesrecht in 1909 wel van deze regeering zal uitgaan. Daarom is herhaalde bespreking van het Algemeen-Kiesrecht-vraagstuk ook in onze kringen gewenscht. Want het is eenerzijds wel gemakkelijk ons tegen dat Kiesrecht te verklaren, uit beginsel, dewijl 't de Volkssouvereiniteit huldigt. Maar tegen dit revolutionaire stelsel dient dan toch ook rusteloos een ander, een anti-revolutionair stelsel, dat even deug delijk en uitvoerbaar is, te worden bepleit. En dan is het noodig dat wij ons de beteekenis van 't. algemeen stemrecht goed indenken. Ook onder de vigeur van het algemeen kiesrecht is de regeering eener Koningin mogelijk, gelijk uit de uitoefening van een beperkt kiesrecht ook wel een revolu tionaire republiek kan voortkomen. Den 3 Mei 1899 heeft mr. Troelstra ge tracht de Kamer zich in beginsel te doen uitspreken voor algemeen stemrecht. Hoe men tot de aanvaarding in principe van het algemeen kiesrecht komt, isdui- -delijk. Men redeneert aldus De staat is een maatschappij, een ven nootschap, een vereeniging, een eenheid van personen (universitas personarum). Hieruit volgt dat de souvereiniteit berust by de gezamenlijke leden van deze maat schappij of vereeniging waarin de meer derheid de minderheid bindten alle leden gelijk stemrecht hebben. Voor wie dit leeren, en dat zijn de socia listen en een groot deel der liberalen, is algemeen stemrecht de voor de handlig gende consekwentie, gesneden brood. En nu zouden zij daarin ook gelijk hebben, wanneer de Staat inderdaad bloot een maatschappij, niets dan een vennoot schap, niets anders dan een vereeniging was. Dan toch werd men lid van den Staat door eigen keus of wilsuiting en door de toestemming van wie reeds leden zijn. Maar niet zóó wordt men lid van den Staat, of, juister gezegd, komt men tot zijn land en volk te behooren. Dit geschiedt door geboorte, zonder eenige wilsdaad, van wien ook. In een vereeniging is de band die de leden vereenigt, een mechanische, een van buiten aangebrachte. In een volk is de band die de burgers saambindt, een organische, een uit het leven van het volk zeiven uitgegroeide. Het hangt er dus wel van af wie het vraagt, wanneer men definitieve regeling van het kiesrecht vraagt. De Troelstra's, de Veegensen, de Bor- gesiussen, de De Boers zijn er spoedig mee klaar. Voor den Staat als organisme voelen zij niet. Voor hen bestaat het volk uit Zes miljoen geheel onafhankelijk, los van elkaar geplaatste individuen. Geef nu, 2oo zeggen zij, aan deze individuen het kiesrecht, het algemeen kiesrecht, en klaar is Kees. De definitieve regeling is er. Die puur mechanische formule van in het staatsburgerschap gegrond algemeen Btemrecht wordt echter principieel opge wogen door het organisch begrip van Huismanskiesrecht. Wie voor het eene kiest, is tegen het andere. Wie het eene principiëel verde digt, bestrijdt qua Mis principiëel het andere. Voor allebei tegelijk kan men niet wezen. Dit zal den lezer nu wel duidelijk wezen. Voor een definitieve (dat wil zeggen voor een eind-) regeling zijn wij altegaar. Erkend wordt aan weerszijden dat artikel 80 der Grondwet de knoop is in het kluwen om de eindafwikkeling te voorkomen. Een knoop door den toen- maligen minister met goedvinden van alle partijen, en gesteund o. a. door Goeman Borgesius opzettelijk onder hoogeren drang, er in gelegd. Erkeud wordt door beide partijen ook dat in de tegenwoordige kieswet nog altijd verborgen ligt de koppelstang tusschen belasting en kiesrechtal mag hierbij ook toegegeven, dat menige werkman zijn 11 belasting er niet voor over heeft om dat kiesrecht te bezitten. Terwijl ook tot op zekere hoogte beider zijds wordt erkend dat, zoolang de eind- regeling ontbreekt, er, zooal niet in wer kelijkheid, dan toch zeker in de schatting van de oppositie nog reden tot klagen overblijft dat het niet goed gaat, en men dit zoekt in de ontbreking van deze finaie regeling. Wat dit laatste punt aangaat, staan wij echter dichter bij den heer Lohman, die in de Kamerzitting van 8 Mei 1901 bij de behandeling van mr. Troelstra's tweede algemeen-stemrechtmotie zeide „Wanneer nu door den heer Troelstra was aangetoond dat op dit oogenblik, evenals in 1888, reden beslaat om ook nu het kiesrecht uit te breiden, dan zou ik niet schromen daartoe mee te werken maar ik kan niet inzien dat de belangen van het geheele volk thans niet zouden behartigd worden, of dat er eenzijdigheid zou zijn ten nadeele van eenige klasse of in het algemeen van hen die nog niet kiesgerechtigd zijn". Nu, na de behandeling van het Arbeids contract, is er alle grond om dit in 1901 gesproken woord nog meer dan toen te beamen. Doch deze opmerking raakt niet 't beginsel, maar de opportuniteit. Dat wil zeggen het raakt niet de vraag of het in zichzelf goed is, maar of de in voering van algemeen stemrecht op dit oogenblik noodig is. Op dit laatste komen wij in een onzer volgende artikelen. Het gaat nu slechts om het eerstede beginsel vraag. En dan is dit, naar antirevolutionaie opvatting, de tout van. het algemeen kies recht dat 't beschouwd wordt als te zijn inhaerent, inklevend, in den mensch Plat gezegd dat hij er mee geboren is, dat hij het als kiem van politieke macht mee ter wereld gebracht heeft. Wie dit leeren, aanvaarden ook de consekwentie dier leer, dat derhalve de menschelijke wil de bron van het kiesrecht, of liever van de kies- macht isen derhalve de wet niets te doen heeft dan dit inklevende recht te erkennen en te boeken. Wie zoo denken, roepen natuurlijk Het Volk na dat zij tekort gedaan worden in hun recht! Maar ook volgens die leer moest dat kies recht al door schooljongens kunnen uit geoefend worden. En natuurlijk ook door vrouwen. De ontplooiing van een inklevend recht mag men niet zoo lang onderdruk ken. Hier heeft geen andere grens recht van bestaan dan die der lichamelijke ge steldheid. J 8 Wie loopen kan en een wit puntje zwart maken, die moest volgens dat begrip van algemeen stemrecht opdekiezerslijstkomen te staan. Ja, nog verder van dat uitganspunt uit gaande, mag men niet blijven staan bij het kiesrecht voor de Kamers enz., dat wil zeggen het politieke kiesrecht. Maar dan behoort dit recht te worden uitge breid tot alle stemmingen op alle terrein, en ten slotte ook voor den persoon die over ons gezag zal hebben. Zoo komt men tot de leer der revolu- tionaire republiek. Zoo hoeft ook djr, Kuipen het in zijn schoone Kamerrede van 4 Mei 1899 in den breede uitgelegd. Tegen deze leer nu staat over die van hel huismanskiesrecht. Niet alleen omdat het rekening houdt met het organisch leven der maatschappij, waarvan het gezin de oercel is; maar ook dewijl het de anti revolutionaire opvatting huldigt van het recht als in God wortelend en van Hem ontvangen en van het kiesrecht als een recht door de overheid aan een deel des volks, hetzij aan huisvaders, hetzij aan bepaalde personen, hetzij aan allen, hetzij aan weinigen, hetzij aan een bepaald per soon verleend om er in 't belang van ;t gansehe volk een eerlijk gebruik van te maken. Doch hierover later. 81 Juli 1906. Men kan zien dat het komkommertijd is. Berichten van zeeslangen en andere er op lijkende levende en doode dieren, van misbruikte psalmversjes en volksliederen onjuistheden en tegenspraken van onjuist heden en allerlei weining ter zake doend ge praat wisselen elkander in de groote pers af. Het bekende Kuyper-leugentje van „Hou en Tjouw", een liberaal blad dat zijn mooien naam geen eer aan doet, wegens zijn wankele „trouw" aan de waarheid, is ook nog niet uitgewoed. Dat blad had namelijk verteld dat dr. Kuyper niet op Zaterdag maar op Zondag bij den President der Eransche republiek op audiëntie was geweest. Ondanks tijdige tegenspraak weigerde zij dit bericht in te trekken en plaatste in stede daarvan een stukje van de re dactie eener Fransche krant die haar on juiste mededeelingen bevestigde. De Alblasserwaard schrijft dat dit zelfs gebeurde na de in dezen alles be slissende telegrafische tegenspraak van dr. Kuyper. En Hou en Trouw antwoordt dat dit niet zoo is, en acht zich door de onderstelling beleedigd. Waarop de Nieuwe Courant, dit alles overnemend, de zoo met haar nobele ma nieren strijdige leer komt verkondigen dat van tegenspraak van een bericht, door een blad geen notitie behoeft genomen te worden, tenminste als die tegenspraak ge schiedt door De Standaard- Het staat er wel niet in zooveel woorden, maar uit het verband blijkt wel dat haar woord „dat zij het op een bloote tegen spraak van De Standaard niet deed is vol komen verklaarbaar" in dien zin moet opgevat worden. Wat de komkommertijd al niet baren kan Een mensch is veranderlijk, en wij con- stateeren dat ditmaal met genoegen. De Middelb. Courant heeft indertijd getoornd op hen die dr. Kuyper zoo naliepen op zijn reis, en de pers in over weging gegeven, hem te laten rusten. Ook in haar no. van Maandag scheen zij nog vast te houden aan deze taktiek. Immers zij wijdde aan dr. Kuyper's Maassluische reis slechts een twintigtal re gels waarvan de eerste helit sloeg op de reis, en de tweede helft aldus luidt De (kath.) «Maasbode" geeft een opge smukt verslag, dat het »Vad." de opmerking in de pen geeft«IJdelheid der ydelheden, het is alles ijdelheidZou men niet wanen een reclame-artikel te lezen uit een Amerikaansch blad als de presidentsverkiezingen op handen zijn? «De (antir.) «Rotterdammer" wijdt aan zijn kostelijke ruimte meer dan 4'/g kolom, met interlinies nog welaan dit bezoek, en dies is het relaas nog mooier 11". Zoo geschiedde in het Maandagno. van de Middslburgsche. Maar in het Dinsdaguo. is het blaadje omgekeerd. Daar toch lezen wjj de volgende èn voor dr. Kuyper èn voor De Hotter- dammer waardeerende woorden Het was ons wegens plaatsgebrek (1) niet mogelijk in ons vorig nornmer iets mee te deelen omtrent hetgeen dr, Kuiper te Maasslui» heeft gezegd bij zijn bezoek aan zijn geboorte plaats. «En toch was dit interessant zoo als zeer veel dat deze zeker zeldzame en zeer werkzame man geschreven en gesproken heeft in zijn leven. «Men moge in politieke of kerkelijke richting met hem verschillen men moge in zijn doen en lajen veel afkeureneen zeer merkwaardige persoonlijkheid is en blijft hij. «Zeldzaam is wij hebben het meermalen gezegd zijn werkkracht. «Een bijna zeventigjarig man die nog werkt, reist, schrijft en spreekt zooals hij, treft men zelden aan. «Daarom ontleenen wij aan het verslag in de antir. «Rotterdammer" het volgende uit zijn te Maassluis gehouden rede En dan volgt een anderhalve kolom groot «tuk uit de rede. Wij hebben eenige woorden gespatieerd in het tweede stukje van de Middelburgsche. De lezer begrijpt wel waarom. Maar wij voegen er niets aan toe dan dit Dank aan de Middelburgsche Courant voor deze ongevraagde logenstraffing van het in haar eerste stukje aangehaalde „IJdelheid der ij delheden" van Het Vader- alnd. Eere een blad, dat zich niet te groot acht, in den tijd van sleehts 24 uren, zoo'n prachtigen ommezwaai te doen. Wij hopen even ridderlijk te zijn in onze beschrijving van de reizen en ge schriften van den eersten den besten libe ralen evenknie van dr. tpuyper, indien onze eeuw hem mocht zien geboren worden. En wel, omdat wij meenen dat dergelijke mannen niet behooren aan een partij, maar aan de natie. Maar in den eersten tijd schijnt dit voorrecht ons niet besehoren te ïijn. Immers een dergelijk liberaal of vrijzinnig democraat is onder ons nog niet opgestaan. Wacht u voor den kwaadspreker! Hij is een zaaier van onkruid, dat het goede zaad verstikt. Hij sticht onnoemlijk veel kwaad, ook al handelt hij vaak ge dachteloos. Hij stoort de rust van menig hart. Hij rooft den vrede vaak menige ziel. Hij verbreekt de eendracht in menig gezin. Hij is een dief en een moordenaar. YTeler goeden naam heeft hij gestolen en tal van levens heeft hij verwoest. Wacht u voor den kwaadspreker! Luistert niet naar hem. Luther had ge lijk, toen hij zei„De kwaadspreker heeft den Duivel op de tong en wie naar hem luistert, heeft den Duivel in 't oor; dat maakt weinig verschil". Er zouden minder booze tongen zija, waren er minder booze ooren. En wie den kwaadspreker het oor leent, wordt aans diens kwaad medeplichtig. Alexander de Groote handelde verstandig door één oor te sluiten, als iemand hem kwaad sprak van een ander, en te zeggen „dat moet ik bewaren voor den beklaagde". Maar verstandiger handelt, wie beide ooren sluit. En het verstandigste, wie den kwaad spreker terstond, als hij begint, den rug toekeert. Wacht u voor den kwaadspreker! Ook in ons eigen belang. Hij is een ge vaarlijk man en geen goed gezelschap voor u. Zijn voorbeeld werkt aanstekelijk. Maar bovendien, hij is onbetrouwbaar. Hij zoekt de waarheid niet, omdat hij haar niet liefheeft. Hij dient de leugen. Gij kunt dus nooit op hem aan. En hoe vrien delijk hij ook schijne, hij bedriegt u. Gij zijt niet veilig bij hem. Wie vandaag tot u kwaadspreekt van anderen, doet het morgen tot anderen van u. (N. v. d. D.) Middelburg. Vrijdag vervoegde zich bij een winkelier alhier een als heer ge kleed persoon, voorgevende de neef te zijn van het meisje te Amsterdam, met wie de bewuste winkelier verkeerde. Hij noemde zijn naam, Hendrik van Stelten, en bracht de complimenten over van het meisje, daarbij allerlei mededeelingen voegende omtrent de familie. Hij kocht ten slotte een paar bottines en wist den winkelier bovendien door allerlei praatjes te bewegen hem nog f10 te leenen. Hij gaf voor reiziger je zijn bij de firma Perry en Co. en goed geld te verdienen hij zat echter voor 't oogenblik om eenig geld verlegen. Zaterdag kwam hij weer terug en had toen een mooie fiets bij zich. Weer onder allerlei voorgevens, wist hij den winkelier te bepraten dat deze hem nog f 25 leende, die hij 's middags met de eerst gekochte schoenen en de geleende f 10 zou terugbetalen. Hij liet zijn fiet9 als pand achter, benevens een nieuwe gutta percha jas, die hij zeide verkocht te hebben. De kooper zou die bij den winkelier komen afhalen en dan den prijs er voor voldoen. Intusschen kreeg de winkelier, doordat de reiziger steeds uitvluchten zocht voor de terugbetaling, langzamerhand vermoeden dat hij met een oplichter te doen had, in welk vermoeden hij werd bevestigd door een telegram uit Amsterdam, waarin zijn meisje hemwaarschuwde tegen den persoon in kwestie. Toen de winkelier van den man, die in Vlissingen logeerde, des avonds zijn geld nog niet terug had, waarschuwde hij de politie, die den persoon op de kermis aanhield. Uii het toen ingesteld onderzoek bleek dat de oplichter zijn werkelijken naam had opgegeven, dat hij familie was van het meisje, maar tevens dat hij een slecht sujet was, dat met de familie in onmin leefde en in Amsterdam al heel wat oplichterijen gepleegd had. Verder bleek dat hij te Vlissingen had opgegeven March and te heeten, terwijl hij op Souburg, waar hij ook een bewoner opzocht en groeten uit Amsterdam overbracht, den naam Strooman opgaf. De vélocipède, die hij in zijn bezit gehad heeft, bleeek niet zijn eigendom te wezen maar te Vlissingen gehuurd te zijn. Blijkens berichten uit Amsterdam was de rechersohe daar naar den man zoekende, die, naar gebleken is, ook niet bij de firma Perry in dienst was. Toen de man gearresteerd werd, was hij nog in 't bezit van f 0.83 met het geleende geld had hij zijn hotelrekening te Vlissingen voldaan. (M. C.) Borssele. In de Maandag gehouden vergadering van ingelanden van den cala- miteuzen polder Borssele werden tot ver- tegenwoordigers van den polder in den dijkraad voor de waterkeering van voor- noemden polder benoemd de heeren J. Boonman Dz. en W. Priester. Wemeldinge. De gemeenteraad ver gaderde 28 Juli; tegenwoordig alle leden, i Onder de ingekomen stukken was een verzoek om tegemoetkoming in de kosten j van geneeskundige behandeling van den gemeente-veldwachterhierop werd af wijzend beschikt. Een dankbetuiging van P. Buteijn en mej. Boone; een besluit van 't Burgerlijk Armbestuur tot af- en overschrijving op de begrooting van 1905 Ij kennisgeving, dat door B. en W. de kas van den gem .-ontvanger is nagezien en in orde bevonden en dat er tijdelijk op de Rijkspostspaarbank f2000 is ingelegd. Aanbevolen werden tot lid van het ooi- i lege van zetters dhrn. A. de Broekert, 3 C. v. Oosten Pzn., aftr., en C. de Bak en P. Lindenbergh. Vastgesteld werd het I kohier van de hondenbelasting. Besloten werd Blauwhuispot af te voeren en Zwaak- schepad weer op den ligger te brengen. Op reclames hoofdelijken omslag werd besloten de wed. J. Schipper van de 4e I naar de 2e klas te brengen, L. van Koe- veringen 10 maanden en mej. Boone 6 i maanden afslag te verleenen en den aan slag van A. Sohouwenaar te handhaven. Nu werden aangeboden de rekening over 1905, en de begrooting over 1907 van het burgerlijk armbestuur en de gemeente- rekening 1905, welke door een commissie uil den raad zal nagezien worden. Verder bracht dhr. Lindenbergh in het midden de wenschelijkheid om art. 5 der verordening op de heffing van den hoofdelijken omslag zoo te wijzigen, dat de aftrek voor nood*

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1906 | | pagina 1