NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 249. 1906
Woensdag 25 Juli
20e Jaargang
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Genie=Vergoding.
Buitenlandse!! Overzicht.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J
DE JONGE-VERWEST, ie Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
IEDERÉN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,026.
UITGAVE DER FIRMA
£N VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Ten vorigen jare werd in een vergade
ring van Moderne Predikanten door een
der heeren, dr. J. H de Muinck Keizer, ge
sproken over de vraag „Moet niet erkend
worden dat, waar het middelaarsgeloof is
weggevallen, de christelijke feestdagen
voor het modern godsdienstig bewustzijn
hunne bekoring en een groot deel van hun
waarde verloren hebben
De referent beantwoordde de vraag ont
kennend. Hij wilde de feestdagen behou
den. Zij hebben nog groote bekoring, en
waarde „als hulpmiddelen tot opwekking
van het geloofsleven, ook bij den modernen
godsdienstigen mensch".
Een paar debaters verklaarden zich voor
een tegenovergestelde zienswijze. O. a
keurde er één de viering der feeetdagen af,
als „te veel verheerlijking van Jezus'per
soon, dus menschenverheerlijking".
Een diep treurig verschijnsel, dat onder
de predikers van het Evangelie van Jezus,
den Christus der Schriften, er gevonden
worden die in de viering onder anderen
van den dag zijner Opstanding menschen
verheerlijking zien.
In tegenstelling met dezen afkeer van
menschenverheerlijking waar 't den Chris
tus geldt, valt als een teeken des tijds te
boeken de menschaanbidding, de genie
verheerlijking, waarin datzelfde deel van
de kinderen onzes tijds bezig is te ver
vallen.
In het woord „genie", dat eigendom van
alle beschaafde landen, en dus onvertaal
baar is, ligt de aanduiding van een kracht,
die in den mensch werkend onnaspeurlijk
is. Genie vindt men bij Shakespeare, bij
Rembrandt en bij Napoleon. Toch vormen
zij in geen enkel opzicht een trio.
Dit oorspronkelijk begrip van genie is
weggevallen voor dit andere, volgens het
welk de mensch in wien dit „genie" werkt,
dien naam erlangt.
Genieën zijn zeldzaam en spelen daardoor
een groote rol. In wetenschap en kunst, in
het politieke en in het maatschappelijke
leven doet een genie zich beheerschend
kennen. Hij vormt een school, die nog
eeuwen na zijn dood, haar invloed doet
gelden.
Zoodanige genieën waren Plato en Aris-
toteles, Da Vinci en Dante, Calvijn en Buu-
yan, Bilderdijk en Groen van Prinsterer.
Van Bilderdijk heeft dr. Kuyper terecht
eens gezegd dat hij de kracht der herhaling
die hij bij zichzelf ontwaarde, ook in het
nageslacht toonten van Groen dat hij een
geestelijk kroost heeft verwekt dat op zijn
genie leeft.
Genie is niet aan te leeren het is een
scheppingsgave, en hangt niet af van zekere
studiedit verklaart het groote respect dat
genieën afdwingen. Maar het verklaart niet
dat duizenden in een land met dergelijke
menschen afgoderij plegen, ze als goden
vereeren.
Dit is slechts te verklaren uit het feit dat
de menschen, gelijk de oude heidenen in
Rome, het schepsel eeren boven den Schep
per, Een terugzinking naar het Heidendom,
gevolg van de loslating der idee van de
Souvereiniteit Gods die naar welgevallen
zijn krachten en talenten aan wie Hy wil
uitdeelt.
Daardoor is men er toe gekomen het
schepsel dat de gave uit ongehouden sou-
vereine goedheid ontving, te stellen boven
den Souverein aan Wien het deze goede
gave van het genie dankt.
Zoo kwam men tot Genievergoding.
Natuurlijk is met deze vergoding van
eenig menschenkind, niet het slaafsche
kruipen van het goedige landvolk voor zijn
„heer", noch de vereering van het onkun
dige Russische boerenvolk voor „Vadertje"
te vergelijken, en evenmin de laffe vleierij
waaronder zoo menig Vorst in de 17e en
18e eeuw is doorgegaan.
Immers bij zoodanige vleierij of vereering
wordt de Schepper niet achtergesteld,
behoeft althans er niet bij te worden
geloochend,
Maar de verheerlijking vooral van het
intellect, van het verstand, die heeft geleid
tot wat Da Costa genoemd heeft „de
eeredienst van het genie".
Zoo werd Kappeijne door 't liberalisme,
Meyboom en Zaalberg door het moder
nisme aangebedenzoo heeft een groot
deel der Europeesche beschaafde wereld
zich verwonderd achter een Victor Hugo,
een Zola, een Nietzsche, en in ons land
achter een Multatuli, en doet het tot op
zekere hoogte nog achter derde-rangs
goden type-Ketelaar en -Troelstra.
Een reeds jaren geleden gestorven soci
alist, Van Raaij, het atheïsme verdedigend,
klopte eens Domela Nieuwenhuis op den
schouder en zeide lachenddat is mijn God.
Zoo op de manier van het gouden kalf,
waarvan de Joodsche leiders tot het volk
zeiden Dit zijn uwe goden o Israël
En deze eeredienst nu van het genie is de
volle rijpe vrucht van het intellectualisme.
Het hart heeft slechts waarde, voor
zoover het aan het verstand ondergeschikt
is, bij den geest achterstaat. De denkende
is eigenlijk de mensch.
Vandaar't boosaardige der vinding van
Thorbecke's stuitende „denkend deel der
natie".
De liberalen, de mannen van het ver
stand, de menschen Alle anderen „niet-
denkend", dus geen-menschen
Vandaar het goddelooze van Victor
Hugo's beweren dat het genie van Napo
leon I een van diens deugden is geweest.
De 19e eeuw heeft op 't gebied van
genie-aanbidding de uiterste consekwentie
harer leer aangedurfd.
De revolutie had de geesten vrijgemaakt,
de Rede als hoogste macht gehuldigd,
den Godsdienst als zoodanig onttroond.
En nu werd de aanbidding van den Aller
hoogste vervangen door de verheerlijking
van wie zich tot den hoogste onder de
menschen had weten te verheffen. Een ver
heerlijking van de kracht van den sterkste.
Een terugkeer tot de grijze oudheid, waarin
Lamech zong van een jongeling dien hij
sloeg om een buileen waarin Noach
klaagde dat men at en dronk en trouwde
en ten huwelijk gaf zonder zich te be
kommeren om het eeuwige heil.
In zulk een eeuw leven ook wij. Niet
zoozeer de technische „scheppers" als New
ton en Curie, als wel de kunstenaars op
het machtig gebied van den geest worden
al meer als zoodanig verheerlijkt.
Descartes en Spinoza ten onzent in de
17e eeuwRousseau en Voltaire in de
18e; Zola en Nietzsche in de 19e; Tolstöi en
Ibsen in de 20e zij allen strekken ten be
wijze hoe in hen niet de Gave of de Gever,
doch slechts de begiftigde werd en wordt
gediend.
Een afval die zich wel wreken moet.
Want immers niet tevergeefs heeft de
Heere gesproken dat hij Zijne eer aan
geen ander laat geven.
In het leven van een Rousseau, het sterf
bed van een Voltaire, de laatste levens
jaren van een Nietzsche is de waarheid
dezer bedreiging op zoo treffend welspre
kende wijze uitgekomen.
Ook de school heeft bij zoodanige aan
grijpende feiten een roeping te vervullen
bij de opvoeding en bij het onderwijs in
de geschiedenis.
De oogen openend voor de majesteit
des Heeren en de kleinheid van het men
schenkind, trachte zy haren discipelen
deze les in te prenten, dat bij elke waar
deering van hetgeen in verstand en talent
boven den tijdgenoot of 't nageslacht uit
steekt, alles behoort te worden terugge
bracht tot Hem, die van de verscheiden
heid zyner gaven alles en een iegelijk
uitdeelt gelykerwijs Hy wil en van Wien
reeds de Profeet der Oudheid zoDg dat
uit en door en tot Hem alle dingen zyn.
24 Juli 1906.
De Middenstand en het vorig Kabinet.
Hoezeer het vorig Kabinet 't vertrouwen
van den handeldrij venden en industriëelen
middenstand bezat, is te zeer bekend, dan
dat dit feit door 't politiek strekkings-
geschrijf van een Netscher kan worden
weggeredeneerd.
Vooral had 't vorig Kabinet zich ver
dienstelijk gemaakt door 't voorstellen van
een wetsbepaling tegen de oneerlijke con
currentie.
Door 't huidig Kabinet werd het ontwerp
waarin deze bepaling voorkwam, weer
ingetrokken.
De Bond voor den Handeldry venden en
Industriëelen Middenstand heeft zyn mis
noegen daarover niet onder stoelen of
banken geschoven.
„Tot ons leedwezen", aldus luidt het verslag
van den Bond over het at'geloopen jaar, „zien
wij ons verplicht in dit verslag melding te maken
van het feit, dat door de intrekking van het
wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van
Strafrecht, ook ingetrokken is het voorgestelde
artikel waarbij strafbaar werd gesteld de oneer
lijke concurrentie. Had men ten vorigen jare
de vaste hoop, dat dit maatschappelijk kwaad,
dat zoowel klein-handel als klein-industrie ten
nadeele strekt, en een der oorzaken is van den
teruggang van den middenstand, krachtens wette
lijke bepalingen zou kunnen tegengegaan worden
in deze hoop is de Nederlandsche middenstand
teleurgesteld. Wij achten het onzen plicht hier
te gewagen van de groote en gegronde ont
stemming, die hierdoor in de rijen der midden
standers is ontstaan. Wij vertrouwen evenwel
dat öf de regeering of een der volksvertegen
woordigers krachtens het recht van initiatief,
door het indienen van een wetsontwerp waarbij
oneerlijke concurrentie strafbaar wordt gesteld,
tegemoet komen zal aan het rechtmatig ver
langen van den Middenstand".
Tot zoovei- het Verslag.
Is de Bond op dit punt over 't tegen
woordig Kabinet, niet zeer tevreden, voor
't vorig Kabinet had de Bond daartegen
over nooit anders dan lof.
't Is buiten kijf, dat Kuyper den midden
stand meer voldeed dan Veegens.
(Rotterdammer.)
Op onze politieke wateren wordt de
z.g. liberale sleep door een motor-bootje
getrokken.
In het kielzog van de sociaal-democra
tische sleeper vaart weer een sehuitje meer
mee.
Vrijzinnig-democraten, unie-liberalen,
oud-liberalen en nu nog vrij-liberalen.
In de praktijk geeft dat natuurlijk nie
mendal. Als de stembus in 't zicht komt
dan verdwijnt als met één tooverslag alle
eigenzinnigheid om plaats te maken voor
vrijzinnigheid.
Alle kleuren, van liet helrood lot het
somberste grauw, worden in 't gezicht van
de stembuskhaki.
Niet op de hoogte.
Twee van de 3 prae-adviseurs voor de
behandeling van het pensioen-vraagstuk
op de vergadering van de Vereeniging voor
Staathuishoudkunde en Statistiek hebben
hunne prae-adviezen openbaar gemaakt.
Zij hebben daarin ook het door het vorig
Kabinet ingediend wetsontwerp ter sprake
gebracht, en daarbij helaas getoond dit
ontwerp niet voldoende te kennen.
Professor Greven, over de vrouw spre
kend, toont niet te weten, dat het ontwerp-
Kuyper ook invaliditeits-pensioen aan de
oorspronkelijk verzekerde vrouw toelegt,
afhield ze sinds haar huwelijk op premie te
betalen. Zoo ook aan de weduwen van pen-
sioenbetalende arbeiders. De weduwe zou
ƒ104 per jaar ontvangen, en bovendien
26 voor elk kind. Een weduwe met vier
kinderen zou dus ontvangen 4 per week.
Prof. Greven aldus De Standaarddis
't weten kan wist dit blijkbaar niet.
En dhr. Wibaut zegt dat de Memorie
van Toelichting de bydrage van 6 millioen
enkel bedoelt in den overgangstoestand.
En dat terwijl de Memorie van Toelich
ting daarentegen dadelijk zegt„Na die 75
jaren is de Rijksbijdrage dus beschikbaar
ten behoeve der verzekerden. Zij zal kun
nen worden aangewend b.v. tot verhooging
der rente of verlaging der premiën".
De Standaard merkt hierby terecht op
„Dat de heeren Roodhuizen c. s. over het
ontwerp spraken zonder het te kennen is
tot daaraan toe. Het was er dezen heeren
om te doen om te maken dat het kiezersvolk
van het ontwerp een valsche voorstelling
zou hebben. Maar is zulk een onbekendheid
met het ontwerp in Praeadviseurs ver-
schoonlyk
Kwaadspreken.
Eeuwen geleden werd ygn de mannen
van Athene gezegd, dat zij bij elkander
kwamen om iets nieuws te hooren en te
zeggen. Een ander doel hebben velen uit
onzen tijd niet, als zij samenkomen en met
elkander spreken. Gebrek aan kennis
zoowel als gebrek aan karakter is daarvan
de oorzaak. In degelijke onderwerpen
stellen zij geen belang, van ernstig nadenken
hebben zij een afkeer, in verheffing van
den geest vinden zij geen lust, tegen
geestelijke inspanning zien zij op. Het
alledaagsche is van hun gading, het gelijk-
vloersehe houdt hen gebonden, het ijdele
beantwoordt aan de ledigheid van hun
geest. Omdat zij geen zout hebben in
zich zeiven, moet het gemis daarvan ver
goed worden door iets prikkelends, iets
piquants. Zoo komt men tot kwaadspreken.
(iV. v. d. D.)
Een woord van Stöcker.
Bij een herstemming voor den Duitschen
Rijksdag in het district Altena-Iserlohn is
dezer dagen de sociaal-democraat gekozen
tegenover den roomsch-ka.tholiek, doordat
vele vrijzinnigen en nationaal-liberalen,
wier candidaten bij de eerste stemming
waren uitgevallen, ondanks het officieel
advies hunner leiders (die den R.-K. aan
bevalen) den socialist hebben gestemd.
'De ook in ons land bekende dr. Slocker
schrijft daarover in zijn blad o. a.
De sociaal-democratie heeft thans sinds 1903
haar eerte zege te boekenzij heeft Altena-
Iserlohn in een lusschentijdsche verkiezing ver
overd. Niet eigen kracht heeft haar evenwel
de overwinning gebracht. Het wachtwoord van
graaf Hoensbroeck»liever rood dan zwart",
heeft den sociaal-democraten de zege bezorgd.
De schrijver betreurt dit zeer, en zijn
woorden zijn wel lezenswaardig voor die
genen in ons land, die nog steeds in een
politiek samengaan met de roomschen een
soort monstruositeit zien, te kwader ure
opgekomen in enkele op macht beluste
hersenen, in plaats vaD daarin te erkennen
eene onder bepaalde omstandigheden van
zelf voorgeschreven gedragslijn, eene te
goeder trouw aanvaarde nationale plichts
betrachting.
Dr. Stöcker, die niet de Nederlandsche
politieke lucht heeft ingeademd, schrijft
De prediking van den haat tegen de Katho
lieke Kerk, waarin zekere liberale kringen zulk
een bijzonder welgevallen hebben, heeft haar
dienst gedaan. Men heeft een dampkring van
haat tusschen de beide belijdenissen gebracht,
welke de broeikaslucht wordt voor de sociaal
democratie. Terwijl in het Oosten de roode vlam
der revolutie zoo onheilspellend opflikkert, ma
ken mannen, die zich ^nationaal" noemen, het
klaar om bij duizendtallen in Essen en Altena
voor den revolutionair te stemmen. De liberale
ophitserij tegen de roomschen is tot een nationaal
gevaar gewordenhet terugfluiten van de Bestu
ren der liberale Kiesvereenigingen helptnietmeer.
Tot zoover deze christelijk-historische
leider in Duitschland. Zijn woorden druk
ken op de politiek onzer rechterzijde
door sommigen hier te lande zoo gaarne
als een gedrochtelijk, tot onze grenzen
beperkt, unicum aangezien den stempel
van normaal, natuurlijk en g'ezond. (Ned.)
De Czaar heeft een flinken stap gedaan
volgens den een, een dwazen stap volgens
den anderin ieder geval deed hij een
gerecht vaardigden, wat meer zegt een
verplichten stap toen hij de Doema ont
bond. Ieder orgaan zijn eigen leven, zyn
eigen autoriteit. De een grype niet in
in het recht des anderen, djt is consti
tutioneel, antirevolutionair, en daaraan
had de Doema met haar manifest aan 't
volk zich vergrepen.
Jammer dat Rusland een land is, waar
niemand tegenover de Revolutie 't Evan
gelie stelt. Nu wordt tegen de Revolutie
slechts de keizerlijke wil, straks misschien
het zwaard der Overheid gesteld.
Doch dit maakt dan ook den maatregel,
hoe rechtvaardig en door de omstandig
heden en het beginsel waaruit een volk
behoort te worden geregeerd, geboden,
toch zoo uiterst gevaarlijk.
God behoede den Czaar, nu, nu vooral I
Van Rusland naar Frankrijk is slechts
één stap. Ongeveer gelyktijdig met den
stap des Keizers, die hem zoo onuitspre
kelijk slecht bekomen kan, deed Dreyfus
zijn stap die hem goed zal doen.
Een ooggetuige van de decoreering en
het eerherstel van dezen gedurende elf
jaar onder den last eener, naar men zegt
valsche beschuldiging begraven officier,
schryft aan Het Handelsblad
Daar is ineens beweging onder mijn con
frères. Ik kijk... Alfred Dreyfus. Hij rookt
een cigarette en heeft in al zijn manieren
iets gewilds kortafs en stroefs, waaraan
men maar al te gemakkelijk de zenüw-
inspanning herkent van iemand, die een
keerpunt in zyn levensgeschiedenis gaat
doormaken en zich vóór alles beheerschen
wil.
Majoor Targe brengt hem in een zaal
gelijkvloers, waar men de parade af zal
wachten.
Om half twee schetteren een paar trom
petten door de binnenplaats. Op dat sein
stormen artilleristen en kurassiors de trap
pen af, stellen zich hun gelederen op.
Na eenigen .tyd
„Garde k vousPortez sabre
Een kapitein, die onder majoor Dreyfus
dienen zal, gaat zijn superieur halen. Met
groote krachtsinspanning geen emotie te
laten zien, loopt de nieuwe majoor in zyn
fonkelnieuw tenue, een zwarte dolman met
vierdubbele tressen en klein-tenue-kepi,
langs de rijen artilleristen, die hun sabel
presenteeren. Wij zien hem beurtelings
bleek en hoogrood worden. Hij beheerscht
zich blijkbaar met groote moeite. Niet
ver van ons af staat hij, na snel den hof te
hebben overgestoken, bij den uitertsen
hoek van de batterij stil. Ineens heft hij
zijn borst omhoog. En als een beeld zal hij
zoo blijven staan, zonder met meer dan een
enkele syllabe te antwoorden op 't gemaakt
joviale gesprek van zyn collega Targe, die
hem blijkbaar op zijn gemak wil brengen.
Men ziet, dat hij deze rehabilitatie, die de
hoop geweest is en het geluk zal zijn van
zijn leven, en die hy vurig gewenscht heeft,
met de grootste inspanning draagt.
Wie van ons, die hier staan, zou niet
door duizend gedachten en gevoelens wor
den bestormd Wat moet, vraagt men zich
af, wel een afschuwelijker gevoel zijn,
wat kan méér lijken op een nachtmerrie
bij vol bewustzijn, dan voor verrader te
worden aangezien door zijn vrienden, en
door hen geschuwd te worden als een
schurftig dier P En daar staat nu die man,
wien de schaduw van zulk een beschul
diging op het voorhoofd heeft gelegen, en
die, na elf jaar geleden in de groote
binnenplaats van deze kazerne te zijn
gedegradeerd en het uk mort" te hebben
gehoord van een opgezweepte menigte,
op eenige meters daar vandaan, hier voor
onze oogen als eerbaar man wordt be
handeld en als kameraad wordt ontvangen.
Het is twee uur geworden, en er komt
beweging in de uiterste rijen. Generaal
Gillain, een oude snorrebaard, commandant
van deze divisie, verschijnt in groot uni
form. Tot twee keer toe weerklinken de
trompetsignalen, telkens vier lange stooten,
Dan is het stil. En men hoort de duidelijke
stem van generaal Gillain
«In naam van den President der Repu
bliek en uit kracht der volmacht mij ge
geven maak ik u, majoor Targe, officie!1
van het Legioen vgn Eer,"