NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 239. 1906.
Vrijdag 13 Juli
20e Jaargang.
HISTORISGH
CHRISTELIJK-
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed.
DE JONGE-VERWEST. ie Goes
F. P. D'HUiJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Wi.i verzoeken dringend adver
tenties voor liet no. van ZATER
DAGAVOND zooveel mogelijk reeds
Vrijdagavond, uiterlijk Zaterdag
morgen in ons bezit te doen zijn,
daar wij ter bevordering zoo mo
gelijk van den vrijen Zaterdagavond
van het zettend personeel ter „druk
kerij" Zaterdagmiddags zoo vroeg
doenlijk afdrukken.
DE ADMINISTRATIE.
REMBRANDT.
UIT m PERS.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Den 15en Juli zal het driehonderd jaar
geleden zijn, dat Rembrandt Harmenszoon
van Rijn te Leiden uit welgestelde ouders
geboren werd.
Het is thans ons doel niet een beschrij
ving te geven van het leven en de schep-
5xSfe^ivan dezen Grootvorst der Neder-
landsche sèlllderS;
Liever gevenVÏj er ons rekenschap van,
waarom wij als Calvinisten het Rembrandts-
feest (op onze wijze dan) van harte mee
vieren.
Vooraf ga eene opmerking.
Wij moesten er rondweg voor uit durven
komen, dat God-Almachtig zeer vaak aan
de kinderen dezer wereld meer talenten van
kunst en wetenschap schenkt dan aan Zijn
volk.
Dat doet Hij om drieërlei reden.
Allereerst wil Hjj ook in en door de
ongeloovigen verheerlijkt worden. Ookzi;
moeten medewerken tot grootmaking van
Zjjn Naam. Daarom legt Hij dan machtig
kunstgenie in hun hart. Of Hij begiftigt
hen met groote gaven van wetenschapmet
reusachtige denkkracht. Hij doet ze glanzen
als schitterende sterren aan het firmament
der menschheid en dwingt ze, onbewust,
Zijn almacht, Zijn vrijmacht, Zijn goedheid,
Zijn wijsheid en Zijn heerlijkheid uit te
stralen over de kinderen der menschen.
In de tweede plaats hebben wij hierin
de goedheid Gods te aanbidden.
Onthoudt Hij aan de ongeloovigen de
grootste gave, Hij versiert hen nochtans met
groote natuurlijke gaven. Hij schenkt niet
Zijn volk alles en den ongeloovigen niets.
Neen, Zijn volk schenkt Hjj het meeste; het
uitnemendste. Maar aan de ongeloovigen
schenkt Hij veel, zeer veel opdat ook zij
Zijne goedheid zouden ervaren. Vandaar
dat wij bij de kinderen dezer wereld zooveel
kunst, wetenschap, eer, macht en rijkdom
vinden.
En ten slotte bewaart Hij door deze God
delijke beschikking Zijn volk grootelijks
voor de zonde en vloek der hoovaardij.
Waarom zouden wij dan niet eerlijk
erkennen, dat het alzoo en niet anders is
Dat het geslacht van Kaïn in natuurlijke
gaven uitblinkt boven dat van Sethï
De kinderen der menschen boven de
zonen Gods?
Aan den anderen kant mag met dank
baarheid geconstateerd worden, dat God
onder zijn volk nochthans wondere genieën
doet opstaan.
De dichtkunst van het oude Hellas zinkt
in het niet bij de psalmen Davids.
Ten allen tijde zijn er prinselijke pries
ters der kunst en der wetenschap geweest,
die hun God alles wijdden, wat Hij hun
geschonken had.
Om in ons land te blijven en in de vorige
eeuw: Kan het ongeloof wijzen op een genie
als Bilderdijk; een zanger als Da Costa;
een staatsman als Groen, als Kuyper?
Is Rembrandt een geloovig priester der
kunst; is hij een Calvinist geweest?
Wij weten het niet
Men heeft beweerd, dat hij Doopsgezind
was. Men heeft met waarschijnlijkheids-
bewijzen trachten te staven, dat hij tot
de Gereformeerde kerken van Nederland
behoorde.
Ds. Tazelaar van Weesp noemt hem een
galvjnist, Dr. Wagenaar van Middelburg
zegt„Geen Calvinist, maar Humanist".
Wij weten het niet
Dit weten wij Het spreekwoord „Ge
krulde haren, gekrulde zinnen" is ook op
Rembrandt van toepassing geweest. Hij
heeft een tijd in zonde geleefd en stukken
geschilderd, welke eerbaarheidshalve niet
voor ieder ten toon kunnen hangen.
Maar wij weten méér dan dat.
Heel de Nederlandsche schilderschool en
ook Rembrandt is bewust of onbewust
door liet Calvinisme bezield.
Voor het Calvinistisch leerstuk der uit
verkiezing de gewone menschen, het gewone
leven deed glanzen in het licht der Godde
lijke vrijmacht en liefde, had de Kerk het
penseel der schilders gebonden. Alleen wat
groot en grootsch was, werd op doek ge
bracht. Het kerkelijk erf was tegelijk de
erve der kunst. Daarbuiten werd haar vleu
gelslag nauwelijks vernomen.
Maar de Hervorming en meest het Cal
vinisme maakte de kunst van kerkelijke
banden vrij. Zij toonde aan, hoe Gods ge
nade niet uitsluitend licht binnen de muren
der Kerk, maar ook daarbuiten en meest
over wat niet groot en grootsch is naar de
wereld. Zij ontdekte in de eenvoudigen,
die geloofden, een koninklijk priesterdom,
een heilig volk, een verkregen volk. Zij
zocht de „heiligen" niet meer in een alma
nak, maar in het Boek des Levens en daar
vond zij vele namen in van eenvoudigen,
van armen, van ellendigen. De Hervorming
(en inzonderheid het Calvinisme) toonde de
menschen en de dingen in een geheel ander
licht, dat vernederde wat hoog was en ver
hoogde wat gering werd geacht.
De schare, die de wet niet kende, de
leeken werden priesters, werden Gods hei
ligen, welke den Heere dienden in hun
Goddelijk beroep.
Door dat licht gelokt, trad de schilder
kunst buiten de kerkmaren en zag daar
alles overgoten met de teedere glansen van
Gods barmhartigheid, liefde en genade. Zij
bewonderde trekken Gods in het gelaat
van eenvoudige mannen en vrouwen en
speurde de hoogere wijding der Goddelijke
maatschappelijke beroepen.
Wat vroeger met minachting voorbijge-
loopen werd, bleek thans eerbiedwekkend
en werd op het doek gebracht.
De hervorming heeft de schilderkunst
een nieuwe wereld ontsloten, of liever op
het bestaande een nieuw en heerlijk licht
geworpen.
Dat is „het licht van Rembrandt I"
Dat licht verheerlijkt al zijn figuren.
Wij weten niet, of Rembrandt als mensch
Calvinist was.
Als schilder was hij het ongetwijfeld.
Het „licht" van Rembrandt was symbool
van het heerlijke licht, dat de Hervorming
en meest het Calvinisme wierp op wat
vroeger veracht was geweest.
Zonder het Calvinisme zou onzeHolland-
sche schilderschool, zou Rembrandt er niet
geweest zijn.
De hervormer Calvijn is in dien zin de
vader van den schilder Rembrandt.
12 Juli 1906.
Het bericht in ons vorig no. betref
fende een mislukte aanhouding van over
treders der motorwet, was niet van onzen
berichtgever te Ovezande. Ook stellen wij
er prijs op te verklaren dat dit bericht
abusievelijk in ons blad is verzeild geraakt.
Immers wie ons blad kennen, weten dat wij
den eerbied voor gezag en wet hooghouden,
zoodat spot, ook maar met den geringsten
politieman, steeds als contrabande uit de
kolommen van ons blad geweerd wordt.
Het behoort eigenlijk in geen enkelblad
thuis. Er is al verzet en overtreding genoeg
en een politieman die zijn plicht doet met
tegen overtreding van wet of verordening te
waken, verdient iets anders dan bespotting.
Geeft acht!
Met 1 Augustus e.k. treedt de bepaling
van de Drankwet in werking, dat zonder
verlof in localiteiten geen wijn, bier, limo
nade, koffie of welke drank ook zal mogen
worden getapt of geschonken.
Dit verlof moet geweigerd worden aan
ieder die tot het plegen van ontucht ge
legenheid biedt. Ook het hoofd van liet
gezin, waartoe de verzoeker behoort, moet
het verlof geweigerd worden, kortom in
openlijke en clandestiene huizen van on
tucht mag geen enkele drank meer worden
verkocht. De verkoop van sterken drank
was er vroeger al verboden, maar die be
paling werd wel eens over het hoofd gezien.
We weten alleD, dat de drank de kurk
is waarop het huis van ontucht drijft;
wordt de nieuwe bepaling dus streng ge
handhaafd, dan wordt de houder van zijn
voornaamste bron van inkomsten beroofd.
Hij mag zelfs aan de bij hem inwonende
vrouwen geen dranken meer verkoopen.
Aan ons de taak om toe te zien dat
er geen verlof voor de ons bekende huizen
verleend wordt. De aanvraag wordt ter
openbare kennis gebracht, is veelal aan
het hoofd van de nieuwsbladen te vinden
en we maken dan gebruik van de bepaling,
dat ieder het recht heeft binnen twee
weken, nadat de bekendmaking is geschied,
schriftelijke bezwaren bij B. en W. in te
brengen. Dat kost ons een zegeltje van
22'/2 cent, want anders zou men het recht
hebben ons vertoog ter zijde te leggen.
Wij zijn overtuigd dat de drankbestrijdende
vereenigingen met ons protesteeren zullen,
als haar aandacht er op gevestigd wordt.
Indien een dergelijk verlof toch wordt
verleend, dan resten ons nog andere mid
delen, maar we mogen aannemen dat die
ongebruikt kunuen blijven.
Wij verwachten dat de politie er voor
waken zal, dat er niet zonder verlof wordt
verkocht, want we zijn te goed overtuigd
van de moeilijkheden bij haar optreden
tegen verboden huizen, dat we niet zouden
onderstellen, dat het thans aangeboden
middel haar hoogst welkom zal zijn.
Middernachtzending.)
Zalig zijn de vreedzamen.
Een jong officier van adelijke familie
achtte zich eens beleedigd door den grooten
Franschen veldmaarschalk Turenne, en
verlangde voldoening van hem op de ge
wone, onchristelijke wijze. De maarschalk
gaf echter op zijn uitdaging geen ant
woord de officier herhaalde die verschei
den malen, maar de maarschalk bewaarde
hetzelfde stilzwijgen. Geprikkeld door
deze schijnbare minachting, wilde de offi
cier hem dwingen de uitdaging aan te
nemen. Daarom wachtte hij hem op, toen
hij vergezeld van twee officieren langs den
publieken weg wandelde. De jonge man
stormde op den maarschalk los en spoog
hem tot ontzetting van allen die het zagen,
in het aangezicht. Men kan zich voorstellen,
welk een groote straf hij zich door dezen
laaghartigen aanval op den hals haalde
de maarschalk van Frankrijk was een der
grootste generaals, die Europa ooit heeft
opgeleverd. Terwijl zijne oogen driftig
heen en weer rolden, greep de maarschalk
het gevest van zijn degen en had dien
reeds half ontbloot, toen hij tot groote
verbazing der toeschouwers hem weer in
de scheede liet zakken, en zijn zakdoek
te voorschijn halende den jongen officier
aldus aansprak„Jonkman, kon ik uw
bloed even gemakkelijk en gerust van
mijn geweten wisschen, als ik dit met
uw speeksel van mijn gezicht kan doen,
dan zou ik u op de plaats doorsteken
Doch ga nu heen 1" De maarschalk trok
zich daarop terug. Toen de officier van
zijne verbazing bekomen was, rustte hij
niet, alvorens de maarschalk hem ver
giffenis geschonken had. Later werd
Turenne zijn beschermer, en met zulk een
voorbeeld voor oogen werd de jonge offi
cier naderhand bijna een mededinger naar
zijn roem.
EfcE CHTSKAKENi
In de heden (Donderdag) gehouden open"
bare terechtzitting van den Raad van
Beroep van de Ongevallen-verzekering te
Middelburg, had de uitspraak plaats
inzake N. V., te Ierseke, waarbij werd ver
nietigd de beslissing van het bestuur der
Rijksverzekeringsbank en aan klager de
vordering ontzegd.
Voor den Raad stond vast, dat klager
in de uitoefening van het verzekerings-
plichtig oesterwerkersbed rijf een blaar heeft
gekregen op den linkerwijsvinger, welke
blaar is gaan zweren, dat echter niet is
gebleken dat deze plotseling is ontstaan
en evenmin dat de verzwering teweeg
gebracht is door eenige van buiten af
inwerkende, met de uitoefening van het
bedrijf in verband staande, oorzaak.
Gedachten van Bilderdijk over
Onderwijs en Opvoeding.
(Overgenomen uit Tie School met den Bjbel,
Dr. Bavinck.)
III. (Slot.)
Van de noodzakelijkheid en het gewicht
der opvoeding was Bilderdijk diep over
tuigd. Ze werden hem gepredikt door de
gansche natuur.
Schrale busseleglantieren
Teelt de ruwe woestenij
Noeste vlijt en kunstbestieren
Zet de tuinroos luister bij.
Dit verdubbelt glans en geuren,
Vult het ijl der bladerkrans,
En schakeert ze met de kleuren
Van een zachter hemeltrans.
't Blozend ooft der wilde hagen
Trekk' het oog en lokk' de hand
Wat de woeste stam moog dragen,
Kwetst en tong en ingewand.
Dorre, slecht bereide sappen,
Die geen zon tot rijpheid stooft,
Mensch, zie daar uw eigenschappen,
In het dngenietbaar ooft
Hand en snoeimes, zorg en kweken,
Zuiv'ren, voën de jonge loot
Waar die weldaan haar ontbreken,
Is zij voor de menschheid dood.
Ook de hemelglans der Reden
Eisclit die kweekkunst in den mensch,
Dat zij, spruit van 't bloeiend Eden,
Op dit aardrijk niet verslens'.
Schiet dan toe, gij Hovenieren
Kweekt het rijsjen, daar het groeit
Wilt zijn wasdom recht bestieren
Drenkt en buigt het, ent en snoeit
Hoedt het voor ontijdig knakken
Geeft het voedsel, schuts en stut
Zoo verheft het rijke takken,
't Dierbaar Vaderland ten nutt'
Maar de methode van onderwijs en op
voeding, welke in zijn tijd toegepast werd,
kon Bilderdijk niet behagen. In zijne Toe
lichting van da Costa's Bezwaren tegen den
Geest der Eeuw heft hij een klaagtoon aan
over het verval dat in zijn tijd op allerlei
gebied, vooral ook in godsdienst, zedelijk
heid en onderwijs merkbaar is. De hoogere
standen geven zich aan weelde, spel en
dartelheid overde middelklasse verliest
de oude deugden van nijverheid, trouw,
eerlijkheid en matigheid de eerlijke, ge
moedelijke, streng-zedelijke dienstboden
verdwijnen meer en meerde jeugd gaat
achteruit in tucht en kruisehheid. En wat
het onderwijs aangaat: eer een kind eenig
oordeel heeft, vervult men hem het hoofd
met talen, waar hij niets bij denken, zijn
ontluikend verstand niet ontwikkelen, zijn
oordeel niet oefenen kan. Het jammerlijk
van buiten leeren, het prijs daarop stellen,
om in korten tijd een latinist te zijn, over
stelpt hem. Verward neemt hij levensin
't geheugen duizend valsehheden van con
ventie aan, ontvangt alles als goede munt
en gelooft. Men spreekt hem van de
schandelijkheid van bijgeloof en teekent
hetn rechtstreeks of van terzijde het Chris
tendom als zoodanig, en hij leert het be-
lachen en halen, eer hij weet wat het is,
en alleen om niet zelf belachelijk te zijn.
Voorts boezemt men hem een afgodischen
eerbied voor heidensche schriften in, en
Vervult men hem met opgetogenheid over
StielizelVen, zoodat hij niet gevoelt hoeveel
hij mist. Waar leejt men den knaap,
waar den jongeling uit eigen oogen
zienwaar denken en niet napraten
Slaaf maakt men hem van menschelijke
conventie, die den tijdgeest huldigt, en
hij krijt mede vrijheid met anderen, terwijl
hij aan hart en verstand gebonden is. Hij
gelooft wijs te zijn, omdat hij het met de
domheid der medestanders eens is. Hij
toetst en waardeert alles naar de hem
opgedrongen zoogenaamde opinie, en ver
acht uit dien hoofde hew die niet even
hoog in die domheid geklommen zijn, en
die den moed hebben, om zelf te denken.
Soortgelijk zijn de klachten, die Bilder
dijk elders, bijv. in zijn gedicht Ouderen-
wenschen over de opvoeding der kinderen
slaakt. Ouders zijn menschen en betoonen
dit menigmaal in de wenschen, die zij
omtrent hunne kinderen koesteren. Zij
meenen, dat schoonheid, een lang leven,
aanzien en vermogen, roem in kunst of
wetenschap, rijkdom en overdaad het geluk
hunner kinderen zullen uitmaken. Maar
zij vergeten, dat aan Gods zegen alles
gelegen is, en dat de hoede en de leiding
Gods voor het kind het dringendst noodig
is. Indien het deze genieten mag, behoeft
het niets anders meer. Ten sterkste kwam
Bilderdijk er daarom ook ook tegen op,
dat de ouders hunne kinderen dienstbaar
wilden maken aan hun zelfzucht en eigen
belang. In zijn Dichtstuk Ouderenplicht
houdt hij het hun voor oogen, dat zij de
kinderen niet verslaven mogen aan hun
wenken, en niet meer van hen mogen
vergen, dan hun aard en toestand vermag
en God zelf hun ten plicht stelt. Zeker
moeten zij de kindereu opvoeden, gewen
nen aan waarheid en recht, en hen op
brengen in weldoen, zedigheid, erast en
Christelijke plichtsbetrachting. Maar wee
hem, die den toom niet zoo ver vieren kan,
als de vrije ontwikkeling van het kind
zelve eischt. Het kind worde ons maak
werk niet, maar zij zichzelf geheel
Ach, kindren zijn een schat, maar niet ons
[eigendom
Om ons niet, maar veeleer zijn ouders om hun
[spruiten.
Wat keert m' uit dollen trots Gods doel en
[orden om
Geen oudrenplicht bestaat in 's hemels weg te
[sluiten.
Wat wil men van zijn kind beschikken buiten
[God?
't Ons aanbetrouwd kleinood moet oudren eer
bied wekken,
Ja, 'tkind behoort aan Hem, aan Hem geheel
[zijn lot;
En waagt men, 't aan Zijn zorg door onzen
[waan te onttrekken?
Vervul uw plicht aan 't wicht als onder
['t Alziend oog,
Als 't geen waar die 't U schonk U rekening van
[zal vragen
Waardeer 't als meer dan de aardnooit schat
[gij 't pand te hoog,
Steeds moet gij 't niet ontzag in 't minnend harte
[dragen.
Betracht gij dit, vrees nooit ondankbaarheid
[van 't kind
Deze is 't gevolg van dwang van oudren gril
ligheden
Maar draagt ge uw telgen op aan d'echten
[Kindervrind,
Zoo ziet ge in hen, gewis, de vrucht van uw
[gebeden.
Bij de opvoeding in het huisgezin moet
komen die in de schoolook van haar gaat
eene heilzame, vormende kracht uit. In het
vers over Onderwijs zegt hij tot zijn zoontje
Een huislijk onderricht
Volstaat tot alles niet, heeft nooit dat overwicht.
'tls nuttig, dat men weet, wat andren met
[ons weten
En 't ruwste van de schors door d'omgarg
[word' gesleten.
Welke achting Bilderdijk den onder
wijzersstand toedroeg, is uit zijn Buitenleven
bekend. Eerst geeft hij daar eene geestige
teekening van den schoolvoogd, voor wiens
plak de boersche landjeugd beeft. Maar
dan gaat hij aldus voort:
De Dionys van 'tdorp is kenbaar aan dees
[trekken.
Neem u zijn zorgen aan, opdat gij zé op moogt
Iwekketj.