NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 235. 1906
Maandag 9 Juli
20e Jaargang,
HISTORISeH
CHRISTELIJK-
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
UIT m PERS.
1EDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1>25.
Enkele nummers0,02°.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
7 Juli 1906.
In den laatsten tijd duiken geregeld be
richten op omtrent eene door de regeering
voorgenomen ineensmelting van vermo
gens- en bedrijfsbelasting.
Natuurlijk met verhooging.
Maar waaromtrent nog geen gerucht tot
ons kwam, dat is omtrent plannen tot
pensioneeren van ouden van dagen en in
validen.
En toch verlangt een groot deel van
ons volk meer daarnaar dau naar belasting-
verhooging.
De sociaal-democraten die zoo ijverig
waren om dit ministerie op de been te
brengen zien in dit opzicht hun zorgen
nog niet beloond.
'tls ook geen wonder.
Als men zich herinnert de eischen die
gesteld worden en de storm die opgegaan
is omdat onder het vorig Kabinet de leef
tijdsgrens op 70-jarigen ouderdom gesteld
dan zal men kunnen begrijpen dat de weg
om te komen tot ouderdoms- en invalidi-
teits-pensioen niet gemakkelijk is.
Om dat onze lezers eens even duidelijk
te maken zij gemeld dat, blijkens de laatste
volkstelling in Nederland leven 162,956
vrouwen en 140,719 mannen boven de 65
jaren. Als men aan ieder van deze een
pensioen van f200 'sjaars verleenen wil
en dat is toch niet te veel dan is
daarvoor noodig 62 millioen gulden 'sjaars,
dat is meer dan een derde van onze staats
inkomsten.
Denkt daar nu bij de voortdurende
stijging der bevolkingscijfers, en denkt
dan daarbij dat niet alleen de ouderdom
hulp vraagt maar ook de invaliditeit, reeds
op veel vroegeren leeftijd intredende, en
vraagt u dan af tot welke cijfers een re
geering komt die alzoo, naar sociaal-de-
mecratische eisehen, pensioneeren zal.
Te begrijpen is 'tzeer wel dat plannen
maken tot belasting-verhooging gemakke
lijker valt dan plannen maken tot pensio
neering.
Het is voorspeld, dat bij de eischen der
sociaal- en vrijzinnig-democraten de ar
beider niets krijgt, om de doodeenvoudige
reden dat het er niet is, en niet komen
kan ook.
Weer één.
Bij kon. besluit is benoemd een (staats)-
eommissie van een onderzoek voor het
havenbedrijf te Amsterdam en zijn be
noemd tot leden de heeren v. Deinse, in
specteur van den arbeid (voorzitter),
Bekker, Den Tex, Janoel (lid van Patri
monium, afd. Chr. Scheeps- en Bootwerkers-
bond) en Postbuma (secr. van de Kath.
Scheeps- en Bootwerkersvereeniging „Recht
en Plicht") allen te Amsterdam.
4c
De EerBte Kamer heeft het Bathpolder-
ontwerpje aangenomen.
Gelijk 't advies van den heer Lohman
in de Tweede Kamer de weifelenden wel
moet hebben overtuigd, zullen daarna de
rechtskundige vertoogen van De Neder
lander ook wel de weifelaars in de Eerste
Kamer tot voorstemmen genoopt hebben.
Een analogie (overeenstemming) waarop
wel de aandacht vallen magen die nog
meer is uitgekomen bij de bespreking
van het ontwerp in de Eerste Kamer.
De^ oud-minister van Waterstaat Have-
laar in de le repeteerde den oud-minister
vanWaterstaat Lely van de Tweede Kamer.
Dhr. Fruytier werd door dhr. v. d. Feltz,
dhr.Lucasse door dhr. Hovy geperpetueerd
(voortgezet). En wel met 't gevolg dat
van de aanwezigen 13 leden waren
afwezig! 7 antirevolutionairen en 6
Roomschen zich, met 11 liberalen, voor
't ontwerp verklaarden.
Drie anti-rev., 6 katholieken en 4 vrij
liberalen hadden er tegen gestemd.
De Zeeuwsche leden waren voor, na een
Warme verdediging door een hunner, den
heer Hovy.
)ji
Het Volk verneemt uit Den Holder dat
de burgemeester aldaar de opvoering van
Heijermans' //Allerzielen" heeft verboden.
Te voren waren reeds door katholieken
strooibiljetten verspreid, waarin hunne ge-
loofsgenooten het bezoeken der voorstelling
werd ontzegd.
En die burgemeester is nogal liberaal
Wat zullen de liberale Goesche Crt. en het
katholieke raadslid v. d. Leeuw daarvan
opschrikken
Als 't tenminste waar is.
Op zijn pilaats gezet. Een oude man
en een jonge reden samen in een reiskoets.
De oude man was ernstig, maar opge
ruimd, kort en schraal van gestalte, met
een glad voorhoofd, een frissche gelaats
kleur, en een levendig, doordringend oog.
De jonge man vloekte voortdurend, totdat
de oude man, toen zij ergens stilhielden
om van paarden te verwisselen, eindelijk
en ten laatste tot hem zeide«Ik bemerk
oit het vreemdelingenboek, dat gij en ik
een langen weg in deze koets zullen moeten
afleggen. Daarom heb ik u een verzoek
te doen. Zooals gij ziet, ben ik een oud
man, en als ik nu in mijne gedachteloos
heid het ongeluk mocht hebben van te
gaan vloeken, zoudt gij mij een grooten
dienst bewijzen, door mij daar even op
merkzaam op te maken De jonge man
bracht oogenblikkelijk zijne verontschul
digingen in, en gedurende de gansche reis
werd er verder geen vloek meer uit zijn
mond gehoord. Die oude mau was John
Wesley, de stichter der Methodisten-ge
meenten. (Zondagsbode).
Teekenend voor Frankrijk. In Parijs
is een R.-Kath. kapel veranderd in een
café-chantant.
En naar aanleiding daarvan schrijft nu
een der meest vrijzinnige bladen, de Ac
tion de amusante dansen en de wereld-
sche muziek wegen wel tegen vrome
kniebuigingen en liturgirsche praal op.
Het eene zal het andere dooden.
Met andere woorden wil dit zeggen
de Christelijke eeredienst en de kerken
moeten door den dienst der wereld worden
vervangen.
Is het niet teekenend? Het is „echt"
anti-clericaal
Kinderzorg en Kinderwetten.
Dr. Obbink schrijft in de Zondagsbode
Nog uit anderen hoofde dan door voog-
dy, en zonder daarmee te worden belast,
kan „Kinderzorg" minderjarigen onder
zijne hoede nemen. Geven b.v. het karak
ter van het kind, de omstandigheden
waaronder, of het gezin waarin het leeft
aanleiding tot het vermoeden dat enkele
straf niet baten zal, en dat het kind stel
selmatig onder dwangop voeding moet staan,
dan kan de rechter die dwangopvoeding
toepassen, door het kind te stellen ter
beschikking van de regeering. De regeering
geeft dan het kind over aan eene instel
ling als „Kinderzorg."
Het betreft dus hier niet kinderen wier
ouders hun plicht verzaken, maar kinderen
die zelf halsstarrig en kwaadwillig zijn.
Wanneer nu „Kinderzorg" ook voor
opname van zulke kinderen in aanmerking
wil komen, dan moeten wy ons daarvoor
aanbieden niet by de rechtbank, zooals
in de vroeger genoemde gevallen, maar
bij den minister van Justitie.
„Kinderzorg" heeft deze aanbieding niet
gedaan en zal die ook vooreerst niet doen
om verschillende redenen. Ziehier de
voornaamste i
le. Deze soort kinderen zijn voor ons
de minst gewenschte, omdat het jeugdige
misdadigers zijn, van wie te verwachten
is, dat hunne verzorging 't meeste moeite
zal opleveren, om niet eens te spreken
van den slechten invloed die van hen op
de anderen uitgaat.
2e, Omdat wij zoolang ons nieuws ge
sticht niet gereed is, zeer bezwaarlijk
kinderen kunnen opnemen van wie we
weten dat zij kwade practijken uitvoeren,
daar vanwege onze beperkte ruimte enz.
doeltreffende straffen en andere maatrege
len uiterst moeielijk zijn.
3e. Omdat de wet voor het aanvaarden
van deze kinderen eiseht, dat onze aan
bieding tot opname ineens en voor goed
plaats heeft, dus niet voor elk kind af
zonderlijk. Hebben wij ons dus eenmaal
tot opname van zulke kinderen aangeboden,
dan moeten wij aanvaarden alle jeugdige
misdadigers die de Regeering ons gelieft
te zenden, terwijl na de opname verzocht
wordt aan den minister om subsidie. In
de wel staat dus niet, dat een vereeniging,
die zulke kinderen opneemt vanzelf aan
spraak op subsidie heeft. Deze bepaling
is inderdaad voor vereenigingen als de
onze te bezwarend, daar hier veel te veel
plichten tegenover veel te weinig rechten
staan. Bovendien is het Diet gemakkelijk
deze bereidverklaring weer ingetrokken te
krijgen.
4e. Het kan voorkomen, dat «Kinder
zorg" een bepaald kind niet wenscht te
hebben, dan mag de opname toch niet
geweigerd worden, alleen kan na de opnam
aan de Regeering intrekking of schorsing
worden gevraagd. Maar het is alweer de
Regeering die beslist.
Om al deze redenenen meent «Kinder
zorg" vooreerst geen jeugdige misdadigers
te moeten opnemen, ook niet voorloopig,
d.i. zoolang hun zaak nog niet definitief
berecht is, omdat de verantwoordelijkheid
wegens ontsnapping enz. te groot is in een
gesticht als het onze.
Wij bepalen ons dus (om nog kort saam
te vatten) tot opname van kinderen wier
ouders nog niet zijn ontheven of ontzet,
(voogdijraadkinderen) en van kinderen,
wier ouders zijn ontheven of ontzet (waar
over wij dus voogd zijn) en van kinderen
die ons buiten den voogdijraad en de
rechtbank om door particulieren of door
diaconien worden toevertrouwd.
Bilderdijk over opvoeding
en onderwijs.
Verschillende onzer anti-re vol. bladen
namen reeds onder hun persoverzicht op
een artikel door Prof. Bavink onder boven
staand opschrift in de „School met den
Bijbel" geschreven. Ook wij bieden het
onzen lezers aan.
Den 7den September van dit jaar zullen
er honderdvijftig jaren voorbijgegaan zijn
sedert den dag, waarop Willem Bilderdyk
te Amsterdam het levenslicht aanschouwde.
De gelegenheid biedt zich daarmede aan,
om de rijke beteekenis in het licht te
stellen, welke deze man in verschillende
opzichten voor het Nederlandsche volk, en
bepaaldelijk voor het geloovig deel des
volks in deze landen, gehad heeft. Van
welken kant men Bilderdyk ook bezie,
hetzij men hem beschouwe als dichter of
taalkenner, als wysgeer of godgeleerde, als
jurist of moralist, als politicusof historicus,
hy is altijd belangrijk, is steeds een oor
spronkelijke, zelfstandige geest, en heeft
altijd een kijk op de dingen, die door
nieuwheid verrast. Ook waar men met zijne
denkbeelden volstrekt niet instemt, kan
men toch van hem loeren.
Ook zijne gedachten over onderwijs en
opvoeding zijn der kennisneming waard.
Vele zyn ze niet. Ofschoon Bilderdyk in
alles belang stelde en aan allerlei vakken
van studie zijne aandacht wydde, heeft
hij toch nooit opzettelijk met opvoedkunde
zich bezig gehouden, en er nimmer eene
verhandeling over in het licht gezonden.
Aan de vereisohten tot het schrijven van
zulk eene verhandeling ontbrak het Bil
derdijk niet. Want ten eerste verwierf
hij zich allengs eene vaste, harmonische
wereldbeschouwing; ten tweede was hij
in het bezit van eene goed doordachte
psychologie; en ten derde heeft hij jaren
aaneen aan het geven van onderwijs een
deel van zijne krachten gewijd.
In het buitenland, in Engeland en vooral
in Brunswijk, gaf hij een lijd lang eiken
dag twaalf of dertien lessen over allerlei
wetenschappen, redekunst, bovennatuur
kunde, wiskunde, slerre- en aardrijkskunde,
natuur, staats- en burgerrecht, geschie
denis, talen, letterkunde enz. Hij deed dit,
ten deele om in zijn onderhoud te voor
zien, maar ook, omdat hij er lust en nei
ging toe gevoelde. Jaren lang heeft hij
gehoopt op een professoraat, dat hem in
de gelegenheid zou stellen zijne denkbeel
den aan een schare van discipelen in te
prenten. En toen deze hoop teleurgesteld
werd, heeft hij dankbaar de gelegenheid
aangegrepen, om van het jaar 1817 af aan
enkele studenten te Leiden privaatlessen
te geven, waaronder die over de geschie
denis des vaderlands de meeste vermaard
heid verkregeD.
Bilderdijk is dus in de praetijk van het
leven onderwijzer en opvoeder geweest.
Daardoor is hij misschien nog meer van
beteekenis dan door al zijne geschriften,
die weinig gelezen en gekend worden.
Door zijne uitgebreide kennis geleek zijn
geest, naar het getuigenis van Busken
Huet, op de vijf faculteiten eener hooge-
school. De lessen toonden bij den docent
eene oorspronkelijkheid van inzicht die bij
de voorstanders van de verlichting in die
dagen geheel werd gemist en die onwille
keurig tot opmerkzaamheid en nadenken
opwekte. Zijn scherpe critiek op mannen
als Wagenaar, hield er zijne leerlingen
van terug, om mee te zingen in het koor
der lofredenaars van dien tijd, en zijne
overdrijvingen verhinderden heD aan den
anderen kant, om geheel en al met zijne
beschouwingen in te stemmen. Zoo werd
er eene school door Bilderdijk gevormd,
die bezwaren durfde koesteren tegen den
geest der eeuw en die tevens voor een
zweren bij de woorden des meesters be
hoed werd. In niemand komt dit treffender
dan in Groen van Prinsterer uit, die veel
aan Bilderdijk te danken heeft met name
in de beschouwing van de geschiedenis
des vaderlands, maar toeh in historie en
politiek zijn eigen weg is gegaan.
Daarbij kwam, dat de omgang tussohen
Bilderdijk en zijne studenten bijzonder
hartelijk was. Op conversatie was de een
zelvige man niet bijzonder gesteld bezoe
ken vond hij over het algemeen vrij lastig
en vervelend onder menschen voelde hij
zich doorgaans niet op zijn gemak. Maar
voor de studenten stond zijn huis en hart
steeds openhun bezoek ook buiten de
colleges stelde hij op hoogen prijsmet
raad en daad stond hij hen in hunne stu
diën bij. Groot was het aantal studenten
niet, dat de lessen van Bilderdijk volgde.
In het geheel schijnt hij tussehen de ja
ren 1817 en 1827 niet meer dan een veertig
toehoorders te hebben gehad. Maar dezen
voelden zich met hart en ziel aan hun leer
meester verbonden zij hebben zijne be
ginselen later uit den engen kring der school
het leven ingedragen. En Willem van
Hogendorp legde dit voor Bilderdijk eervol
getuigenis af, dat hij meer nog door den
persoonlijken omgang dan door zijne ge
schriften een kring van trouwe, aanhan
kelijke vrienden had weten te winnen,
die met zijne wijze van zien en denken
zich geheel vereenigden.
Natuurlijk moest Bilderdijk, in het be
lang van dezen practischen arbeid, naden
ken en zichzelf rekensehap geven van den
inhoud en van de methode van zijn onder
wijs. En al heeft hij deze nooit opzettelijk
behandeld, wij kunnen toch uit zijn ge
schriften afleiden, wat hij over beide dacht.
Voor den inhoud van al zijn onderwijs
is eene uitspraak kenschetsend, welke hij
eens in een brief van het jaar 1819 aan
Wisselius neerschreef. Daarin verklaarde
hij, a dat een recht inzicht van 's menschen
val en verderf en dit alleen (gelijk Pascal
't uitdrukt, en ik nooit aflaat mijne jonge
lieden bij alle gelegenheden te doen op
merken) alles klaar maakten niets,
buiten dit inzicht, dan bloote verwarring
en raadsel"in verband gebracht met heel
zijne wereldbeschouwing, doet deze uit
spraak ons verstaandat alle onderwijs
en wetenschap, alle kunst en wijsbegeerte,
alle studie en geschiedenis bij Bilderdijk
een godsdienstig karakter droeg.
De godsdienst kwam niet van buiten
af bij, hij zag de dingen niet anders en
kon de dingen niet anders zien dan in
het licht der Godsopenbaring; en wie ze
niet zag in dat licht, die zag de dingen
niet, of zag ze althans verkeerd.
Val en verlossing waren de groote ge
beurtenissen in het leven der menschheid
de kerk van Christus was het hart en
het middelpunt der wereldgeschiedenis
de openbaring van Gods deugden in schep
ping en herschepping gaf inhoud en waarde
aan al het onnatuurlyk bestaan. En overal
waar Bilderdijk den blik heenwendde,
vond hij als beginsel een drijfkracht, als
eenheid en band aller dingen de Godde
lijke Liefde terug, welke allen tegenstand
breekt en in de wederkomst van Christus
haar volkomens zege viert. De spoedige
nadering van het voltooide Godsrijk vormde
in zijn denken en dichten, en ook in zijn
onderwijs een van de meest geliefkoosde
onderwerpen.
Voor de methode, welke Bilderdijk bij
het onderwijs gehuldigd wenschte te zien,
is eene andere nitspraak merkwaardig,
die in het tweede deel, blz. 61, van zijne
Taal- en Dichtkundige Verscheidenheden"
voorkomt. Daar zegt hij in het voorbij
gaan van de opvoeding, welke in zijne
dagen aan de jeugd gegeven werd, dat zij,
„om hoofd en verbeelding vroeg ryp en
vruchtbaar te maken, geheel 's menschen
natuur verkracht en verbastert, ja tot de
allernoodlóttigste verzwakking van ver
stand, oordeel en denkvermogen meer en
meer voorbereidt".
Ook dit gezegde wordt door Bilderdijks
wereldbeschouwing toegelicht. Gelijk de
wereld voorwerpelijk één geheel vormt
en de eenheid der Goddelijke deugden tot
openbaring brengt, zoo is ook de mensch
een eenheid en al zijne vermogens en
krachten Daar lichaam en ziel behooren
samen te stemmen en gelijkelijk te wor
den versterkt en geoefend. Aan God komt
de eer van alle Zijne eigenschappen ge-
zamelijk toe en zoo ook mag geen eigen
schap in den mensch ten koste van andere
bevoorrecht of ten bate van andere achter
uitgezet worden. Al de gaven en de
krachten, welke aan de menschelijke
natuur geschonken zijn, behooren in het
juiste verband en dea waren samenhang
erkend, gewaardeerd, geoefend te worden.
Niet ééne, maar alle vatbaarheden saam
maken den mensch uiten dan eerst is
de mensch volkomen en gelukkig als al
die vatbaarheden in hem ontwikkeld wor
den en hij met en door die alle saam ge
nieten kan.
Door deze beginselen gedreven, kwam
Bilderdijk in verzet tegen de verstands-
vergoding van zijn tijd. Niet het verstand
maar het hart vormt de kern en het
middelpunt van den menseh. Het verstand
heeft geen eigen inhoud of voorwerp
het komt eerst in de tweede plaats en
heeft dan zeer zeker groote waarde. Maar
het hart moet, vooropgaaneerst, moet de
mensch passief zijn, den inhoud der ken
nis van buiten ontvangen, voor de wer
kingen der geestelijke en stoffelijke wereld
zich openstellen. Dan kan hij daarna met
dien verkregen into id aan het werk gaan
en beproeven, er een verstandelijk, redelyk
inzicht van te krijgen.
Wie deze orde omkeert, maakt den
mensch autonoom, ste-t hem aan tot een
oordeelaar over alle dingen, en offert ten
slotte het object aan het subject op. In
den diepsten grond is dit eene revolutie,
welke den mensch in de plaats van God
stelt, en God met heel de wereld in hun
bestaan en zóó-bestaan van den mensch
en zy ne verstandscritiek af hankel jjk maakt/
Dit zyn in het kort de principes, doof
welke Bilderdyk In zyne gansche wereld
beschouwing, ook in zijn gedachten over
onderwijs en opvoeding zich leiden liet.
In mijne studie over „Bilderdyk als Den
ker en Dichter" zijn cleze breeder uiteen*