NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 221. 1906. Vrijdag 22 Juni 20e Jaargang. HISTORISeH CHRISTELIJK- VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,02s. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Z|j, die zich met 1. Juli a. ss. op ons blad abonneeren, out. ▼angren liet tot (lien datum gratis. De Bathpolder in de 2e Kamer. (S1 o t). De heer De Savomin Lohman De rede door den heer Lely 15 Juni uitgesproken, heeft op mij een grooten indruk gemaakt, in zooverre volgens de bewering van dien geachte afgevaardigde, indien dit subsidie werd toegestaan, de Waterstaatswet van 1900 wordt op zijde gelegd, dit heeft hij ook hedenmorgen weder betoogd. Volgens dien geachten afgevaardigde waren Gede puteerde Stalen verplicht geweest hier tusschen beiden te treden dit niet doende willen zij eenvoudig de geheele kosten van herstel overbrengen op den Staat in plaats van op de provincie. En de geachte afge vaardigde heeft beweerd, dat dit dan een antecedent zou zijn waarop in het vervolg de Gedeputeetden in andere provinciën zich zouden kunnen beroepen. Indien dit inderdaad zoo was, dan zou er zeker veel voor te zeggen zijn om deze wet te verwerpen. Maar het is mij niet gebleken, dat de bewering van den ge- achten afgevaardigde juist is, omdat door hem niet is aangetoond, dat Gedeputeerde Staten inderdaad verplicht waren het her stel van de polders aan de betrokken eige naren te gelasten, indien bij Gedeputeerde Staten het antwoord op de vraag den door slag mag geven of het geldt een provin ciaal belang. Er staat uitdrukkelijk in art. 38 der wel, de geachte afgevaardigde heeft dit zelf opgemerkt, dat het herstel door Ge deputeerde Staten kan worden bevolen. Dit kan onderstelt dus dat het door Gede puteerde Staten ook niet-kan worden be volen. Natuurlijk moeten zij daarbij zoo handelen als waartoe zij zich verplicht rekenen in het algemeen belang. Welk publiek belang moet echter in deze den doorslag geven Nu kunnen Gedeputeerde Staten hebben gemeend, dat in deze geen enkel provin ciaal belang was betrokkenalleen een spoorwegbelang, dat echter een zaak van het Rijk is en niet van de provincie. Tot dusverre toch is door de provincie nog nooit iets bijgedragen ten behoeve van de groote spoorwegen. Derhalve heeft er voor Gedeputeerde Staten reden kunnen bestaan om het herstel niet te gelasten Indien nu waar is, dat Gepeputeerde Staten van het standpunt waarop zij staan, niet behoefden te gelasten het herstel van de dijken, dan heeft ook de Kroon daartoe niet de be voegdheid. Wel heeft de Kroon het opper toezicht, maar dit beperkt zich alleen om datgene te doen wat Gedeputeerde Staten hadden behooren te doen, doch nalaten. De Kroon kan niet verder gaan, dan den Gedeputeerden Staten te bevelen, op grond dat zij zelf hadden bel ooren te handelen, dat zij geen reoht hadden deze zaak een voudig haar eigen weg te laten gaan. De Minister heeft zich over dit punt niet uitgelaten, althans niet duidelijk, en het spreekt vanzelf dat hij dit ook niet kon doen, evenmin als de Provinciale Staten van Zeeland dit hebben gedaan. Want wanneer men de rede van den geachten afgevaardigde uit Hontenisse leest, dan gevoelt men ook, dat bij de Provinciale Staten van Zeeland de vraag heeft voor- gezeten i zijn wij in dit geval wel verplicht om bevel te geven tot herstel van de dijken Dit is natuurlijk een punt waar over partijen zich niet duidelijk kunnen Uitspreken, zoolang niet van regeerings- zijde maatregelen zijn genomen om tot herstel der dijken te dwingen. De Regee ring heeft die maatregelen niet gekomen, omdat zij bevreesd was, gelijk in destukken staat, dat daardoor een langdurig opont houd zou ontstaan, omdat het een zaak wa6, die niet zoo dadelijk was uit te maken. Het is nog niet zeker, dat in dit speciale geval Gedeputeerde Staten ver plicht waren het herstel der dijken te gelasten. Het feit dat door den polder een spoor weg loopt is natuurlijk geen reden om het Rijk met de herstelling van den dijk te belasten, maar dat de Gedeputeerde Staten zouden verplicht zijn den dijk te doen herstellen alleen omdat er een Rijks spoorweg doorloopt is evenmin vol te houden. In elk geval bestaat hier wel dege lijk een quaestie die niet zoo eenvoudig is uit te maken en waarvan de uitslag volkomen onzeker is. Maar daarom ook kan dit nooit beschouwd worden als een antecedent, want tot een anderen polder, die, in een geheel anderen toestand ver- keerende, zich op deze beslissing zou willen beroepen, zou de Regeering kunnen zeggen met u is de zaak geheel anders, want in uw geval zijn Gedeputeerde Staten onge twijfeld verplicht de herstelling van den dijk te gelasten, terwijl dat niet het geval was met den Bathpolder. Daar geldt het een speciaal geval. Over de zaak zelf zal ik niet spreken, omdat ik van waterstaatsbelangen niet op de hoogte ben maar dit is zeker, dat, wordt dit wetsontwerp verworpen, de dijk dit jaar niet tot stand komt. "Verder is het ook zeker, dal bij ver werping van dit ontwerp tal van geschil len zullen ontstaan, maar wat niet zeker is, dat is, dat wij dit jaar geen stormvloed zullen krijgen even hoog of misschien nog hooger dan die van Maart. Wij kunnen over de al of niet-waarsehijnlijkheid van zulk een storm betoogen houden, maar niemand kan daarvoor instaan. En dan vind ik, dat wij, waar de zaak zoo twij felachtig is, beter doen het zekere te ne men dan het onzekere. De geachte afge vaardigde uit Amsterdam II heeft van morgen gezegd, dat viees een slechte raadgeefster was, dit ben ik met hem eens, maar als die geachte afgevaardigde eens stond te midden van een stormvloed als in Maart heeft plaats gehad, dan zou hij toch misschien ook wel eenigszins be vreesd zijn. Wij hebben hier te doen met zaken, die buiten de menschelijke beschikking- liggen, en als misschien een volgende stormvloed den geheelen spoorwegdijk wegslaat en ontzettende schade doet, dan betwijfel ik of wij met gerustheid zouden terugzien op den dag van heden, als wij ter wille van een paar honderd duizend gulden dit ontwerp verwierpen. De Minister heeft gezegd, dat hij be rustte, en de geachte afgevaardigde uil Amsterdam II is hem daarover nog al hard gevallen, maar ik heb die woorden zoo opgevat, dat de Minister bedoelde als gij geen geld geeft, kan ik het ook niet uitgeven en moet ik wel berusten. Het eenige wat de Minister zou kunnen zeggen is als gij mij dit geld niet geeft ga ik heen, maar ook dit helpt niet, want hij gaat toch heen. 21 Juni 1906. Ouders, waakt over uw dochters 1 De secretaresse van den Vrouwenbond, afd. Den Haag, verhaalt het volgende uit de ervaringen, door dames van het stations- werk in de residentie opgedaan le Geval. Op een middag stapte een boerenmeisje uit een coupé 3e klasse, ge volgd door een net gekleed heer. Ze keek verbaasd en zeide „Maar, meneer, het is hier niet Delft, maar Den Haag 1" De stationsdame er op af I „Waar moet u heen, juffrouw?" zij. „Dat gaat je niets aan", antwoordde de heer brutaal. „Ga heen, anders kan je ken nis maken met mijn stok F' De dame voor geen klein geruchtje ver vaard, nam eenvoudig het meisje bij de hand zeggend t „Ik zal haar wel terecht brengen." Het bleek te zijn een souteneur, die het meisje in den trein aantreffend, had beloofd haar te waarschuwen als men Delft had bereikt, Zij was op een klein station ingestapt en door haar vader gebracht, die den „vriende lijken heer" zeer dankbaar was voor de hulp. Zij moest naar Delft, alwaar zij haar zieke grootmoeder zou bezoeken. Het kind was erg dankbaar. 2e Geval. Zij de stationsdame zag een meisje met veel bagage op het perron. Zij informeerde naar de P. gracht, alwaar haar, door middel van een advertentie, een betrekking met hoog loon was aangeboden. Met de tram werd ze door de dame naar het opgegeven adres gebracht, waar het bleek dat het een berucht huis was. Zij werd nu veilig onder dak gebracht en was ten hoogste dankbaar dat ze was gered. Een rechercheur merkte op, dat de bor deelhoudster aan twee volgende treinen tevergeefs naar haar prooi stond uit te zien. 3e Geval. Op een morgen zag de dame een erg opzichtig gekleed heer, die alle vrouwen scherp aankeek. Toen h\j haar blauwe strik en insigne zag, liep hij ijlings weg. Vier dagen daarna was hij er weer de dame fixeerde hem sterk en volgde hem. Hij was de eigenaar van een bordeel Dat niet alleen het handelend optreden, maar ook de adviseerende stem van ons, dikwijls van veel waarde is, bewijzen de talrijke aanvragen om hulp en steun van ouders en voogden. Zoo kwam het mij voor, dat een moeder een boerin met een meisje op het perron stond, en niet eens wist wat de naam of het adres was van het verhuur kantoor, waar haar dochter mee in corres pondentie was. Ik bracht ze nahr een vertrouwd kan toor, toen we een troepje soldaten ont moetten die ons toelachten. „Kiek es, wal vriendelijke menschen riep de vrouw en knikte terug. "Wel een bewijs hoe ondoordacht en ongewapend lieden van het platteland, ondanks alle waarschuwingen, hun kin deren soms midden in het strijdgewoel zenden. Geen wonder dat er zooveel offers vallen Het bevolkingscijfer van het Rijk, op 1 Januari 1906, wordt in onderstaand staatje gespecificeerd Provinciën: Mannen. Vrouwen. Totaal. Noord-Brabant 299,H4 298,400 597,544 Gelderland 309,629 302,849 612,471 Zuid-Holland 625,028 662,333 1,287,361 Noord-Holland 520,624 549,058 1,069,682 Zeeland 112,603 114,698 227,292 Utrecht 135,906 140,637 276,543 Friesland 178,681 177,326 356,007 Overijssel 185,551 179,156 364,707 Groningen 158,495 161,250 319,745 Drenthe 86,534 78,345 164,880 Limburg 160,492 154,974 315,466 Totaal 2,772,6772,819,018 5,591,695 De bevolking is in 1905 toegenomen met 82,035 inwoners of 14,89 per mille, voor de grootste gemeenten die met een bevolking van meer dan 20.000 inwoners bedroeg die toeneming 17,55 per mille, voor de overige gemeenten 13,31 per mille. Uit eene Examenzaal. Examinator„Geef eens eenige betee- kenissen van het woord rol", Candidate i „Hij speelt zijne rol meester lijk. Hij kent zijne rol niet. En dan ook in de rol des boeks is van Mij geschreven." Examinator: „De rol des boeks? Dat is nietsdat is geen Nederland sch." Candidate „Jawel mijnheer, dat is toch eene goede uitdrukking.'* Examinator; „De rol des boeks? Neen, dat beteekent niets." Bijzittend schoolopziener! Laat de juf frouw die uitdrukkingmaareena verklaren; 'tia een Bijbelsche uitdrukking". De juffrouw verklaart de uitdrukking eu de examinator eindigt met te zeggen „nu heb ik nog wat van U geleerd' Moet een deskundige zulke dingen niet weten Examinator „Wat is dat een ouderling?" Candidate „Dat is in de Protestantsche kerk iemand, die voor het uitwendige van de kerkgebouwen moet zorgen". Examinator„Juist". Moet een deskundige zulke dingen niet weten Examinator: „Wat beteekent dit, dat die men zoo hechtte aan het„daar staat geschreven" Candidate „Dat beteekent, dat hij zich stipt aan den Bijbel hield". Examinator: „Neen, dat beteekent, dat hij zich hield aan die oude schrijvers, waarvan hier sprake is". Moet een deskundige zulke dingen niet weten? (Christelijk Schoolblad.) Khaki. Dit woord is sedert het uitbreken van den Engelsch-Transvaalschen oorlog zoo dikwijls genoemd om er de kleur van de uniform der Britsche soldaten mede aan te geven, dat het wel eenige nadere uitlegging waard is. Khaki, een Perzisch woord, beteekent aarde, stof, de kleur van de aarde grijs. Oorspronkelijk werd khaki, de stof van dien naam, in Indië uit katoen vervaar digd. Het wordt daar nog gemaakt en kan geleverd worden tegen den prijs van ongeveer 2 a 3 stuivers per yard. De goedkoopste kwaliteit welke in Groot- Brittannië gemaakt wordt, kost ongeveer 8 stuivers per yard. De stof zelf was aan vankelijk wittoen later de kleurstof, welke den eigenaardigen, roodachtigen weerschijn geeft, het eerst werd ontdekt, deden de fabrikanten vele pogingen, om het geheim te ontdekken, maar zonder sucees. Ofschoon khaki nu in groote hoe veelheden in Engeland wordt vervaardigd, beweert men, dat zelfs nu nog de samen stelling van de kleurstof een vakgeheim is. Khaki verschilt in verscheidene opzich ten van andere stoffen. De stiksters, die de soldatenuniformen maken, beweren, dat de naalden harer machines veel spoe diger warm worden, als zij khaki bear beiden, dan wanneer zij op gewoon laken stikken, wat toegeschreven wordt aan de samenstelling van de kleurstof. Revolutie. Met Revolutie bedoel ik, niet eene der menigvuldige gebeurtenissen, waardoor verplaatsing van het openbaar gezag teweeggebracht wordtniet enkel den omwentelingsstorm, welke in Frankrijk gewoed heeft, maar de Omkeering van denk wijs in geheel de Christenheid openbaar. De Revolutie is de ontwikkeling van een volslagen sceptisisme (twijfelzucht), waarbij Gods Woord en Wet ter zijde is gelegd. GROEN v. PRINSTERER. Door de Revolutie verstaan wij niet zoozeer eeDige historische gebeurtenis, als veeleer den geest van verwerping van elk gezag (zie 2 Thess. II4), die, ten allen tijde bestaande en menigwerf uitbrekende in de Eransche revolutie van 't laatst der vorige eeuw (1789 e. v. v.) met hare gevolgen hoe deze overigens uit zeer verschillende bestanddeelen samengesteld zij voor 't eerst als een heerschend beginsel in de wereldgeschie denis is openbaar geworden. CHANTEPIE DE LA SAUSSAYE. Wanneer men uit schrik voof revolu tionaire ontwikkelingdie men voor oüer- drjving houdt, zonder af te zien van het beginsel, matiging der praktijk begeert, vervalt men, terugdeinzend voor de ge volgen zijner overtuiging, in een weifeling en willekeur, die geen richtsnoerdan in den loop en drang der omstandigheden heeft. GROEN v. PRINSTERER. Een Hoogedel Geborene beroemde zich tegen De Ruijter, de laatste van zijn ge slacht te zijn," waarop onze groote zeeheld snedig ten antwoord gafen ik ben van het mijne de eerste. Wie was meer? Nog een snedig a?itwoord. Misvormd van gestalte, wekte Kinker, bij zijne intrede in de Gehoorzaal te Luik, toen hij het Hoogleeraarsambt aanvaardde, het spottend gelach der studentea, en 't ge fluister „Aesopus, zie, Aesopus!" Kinker trad rustig op den katheder en sprak „Mijne heerenDe overlevering verhaalt, dat Aesopus de beesten leerde spreken Ik ben tot u gezonden om u van de Hollandsche taal te leeren Hij poosdede jongelui lachten en klapten in de handenhet pleit was gewonnen. Oeganda. Naar de laatste volkstelling telt dit land 717535 inwoners, van wie 164241 pro testantsche Christenen en 212669 Room- schen. Heidenen wonen er nog 300,000 en Mohammedanen 40000. De eerste Chris tenen werden in 1882, dus voor 24 jaar gedoopt, en voor 15 jaren waren er in Oeganda niet meer dan 300 Christenen. De snelle uitbreiding van het Christen dom in Oeganda is een wonder in onze oogen. Mededeelingen van het Zendingsveld. De ouderen onder ons herinneren zich uit hunne jeugd de wereldkaart met op de zuidpunt van Zuid-Amerika de ge heimzinnige namen Patagonië enYuurland. Ook zagen zij wel eens een teekening van zulk een Patagoniër in zijn afschrikwek kend costuum. Nu, dit reuzenras der Patagoniërs is naar de N. C. verneemt, voor zoover het 't Chileensche gebied betreft, uitgestor ven. Sedert jaren zijn de nomaden door de blanken naar 't Noorden en in de Cor dilleras teruggedrongen. Hun jachtvelden werden steeds kleiner gemaakt, ziekten en misbruik van sterken drank hadden hun aantal tot op één enkele familie, vader, moeder, en twee kinderen, vermin derd deze allen werden door de pokken aangetast en stierven. Dit is het treurig einde van den eens zoo kracktigen en gevreesden volksstam der Patagoniërs. Ook in Vuurland heeft de beschaving met de oorspronkelijke bewoners korte metten gemaakt. Hun aantal, dat voor 15 jaar nog op acht duizend ongeveer geschat werd, beperkt zich nog slechts tot een paar honderd ziekelijke exemplaren, die in twee zendingsstations in hét leven gehouden worden. Met zekerheid kan men aannemen dat eer een volgende 15 jaar verloopen zullen zijn, ook hun bestaan tot de geschie denis zal behooren. Brutaal. Het spijt ons wel dat we nogmaals moeten terugkomen op wat de Goesche Crt. schrijft. Wij vragen onzen lezers er ver schooning voor, en geven de verzekering dat het ons evenzeer verveelt als hen, nog weer daarover te moeten handelen. Maar wij achten het plicht nu eens niet te be rusten in de wijze waarop de Goesche haar lezers verlakt, met de minne bedoeling ons blad voor te stellen als een orgaan van valsche list e. d. Wij drukken nu nogmaals af ons stukje van eergisteren en plaatsen haar antwoord daaronder. Onze driestarren in ons no. 218 luidden i«. In een lang, mat stuk betoogt de Goesche dat wij het mis hebben met te beweren dat uit een besloten vergadering niet mag geklapt worden, en dat er van een besloten vergade ring geen sprake was. W ij zeiden dat goede zede meebracht niet uit een besloten vergadering te klappen, eij herbalen dit.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1906 | | pagina 1