NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 219. 1906.
Woensdag 20 Juni
20e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed.
S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUU, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
s
P. LOOIJSE
C. WONDBRGEM,
rn
en
1EDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p. f,25.
Enkele nummers0,02s.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Zij, die zich met 1 «Juli a. s.
op ons t>la<l aboinieeroii, ont
vangen liet tot dieu datum
gratis.
De Bathpolder in de 2e Kamer.
(Vervolg).
De heer Hennequin: Mijnheer de Voor
zitter Gaarne wil ik mijn instemming
betuigen met de spoedige voorziening in en
het optreden en persoonlijk bezoek van den
Minister onmiddellijk na de ramp, betgeen
dan ook hooglijk is gewaardeerd.
Intusschen, 't spreekwoord dat haastige
spoed zelden goed is, kwam hier weer uit
en het gevolg is geweest, dat het vermoe
den zich opdringt, dat de Minister om maar
spoedig raad te schaffen, zich eenigszins
heeft laten overrompelen dopr wat eerst
met het onduidelijk beeld van „nieuwe ge
gadigden'' werd aangewezen, dat toen
evenwel waarschijnlijk reeds het zelfde
vleesch en dezelfde beenderen bezat, als
het comité van met landbouwzaken ver
trouwde personen, dat wij later hebben
leeren kennen.
Door den Minister wordt dan ook niet
ontkend, dat de behandeling van deze zaak
overhaast is geweest en aan volledigheid
en duidelijkheid te wenschen overliet.
Gold dit van de Memorie van Toelichting,
in de Memorie van Antwoord kan men
lezen, dat de Minister de inzending dier
Memorie niet wil vertragen door de beant
woording der vele vragen, welker beant
woording niet van invloed kon z\jn op de te
kiezen gedragslijn om spoedig herstel van
de aangerichte schade en voorkoming daar
van voor het vervolg te verkrijgen.
Dit standpunt is niet zonder gevaar, om
dat de Minister moeilijk kan uitmaken wat
men al dan niet noodig heeft ts weten om
zijn gedragslijn te bepalen.
De Minister kan zich blijkbaar maar éen
oplossing denken, dat is het optreden der
nieuwe gegadigden, maar de Memorie van
Antwoord toont duidelijk, dat de Kamer
daaromtrent een ruimere opvatting heeft.
Hier wordt de eisch van spoed niet geloo
chend, maar de omstandigheden van 12
Maart liggen wat verder achter ons en
temperen het plan tot overhaaste be
handeling.
De Minister blyft ook in zijn Memorie
van Antwoord onder den indruk van den
geboden spoed. Wordt er in het Voorloopig
Verslag op gewezen, dat de houding van
Gededuteerde Staten van Zeeland bevreem
ding heeft gewekt, dan zegt de Minister,
dat hij geen nadere vragen aan dat college
wil doen om de tijdige herstelling niet in
de waagschaal te stellen.
Dat de provincie Zeeland een deel van
het subsidie te haren laste zoude kunnen
nemen, ontkent de Minister niet, maar al
weer komt de vrees voor vertraging den
Minister bekruipen en hij ziet af van een
poging om daartoe te geraken.
De voorwaarden waarop het subsidie zal
worden gegeven zijn nog slechts in schema
^De^'nieuwe gegadigden", thans ontpopt
als -een combinatie", waarvan eenige m
Zeeland op landbouwgebied bekende per
sonen deel uitmaken, zijn nog met gecon
stitueerd. „r
Spoed, spoed en nog eens spoedMaar
eindelijk komt de Minister toch tot eenige
rust en ongeveer aan het slot der Memorie
van Antwoord komt een verklaring uit
's Ministers pen gegleden, die deze geheele
vluchtige behandeling onnoodig blijkt ie
maken en de gelegenheid opent om met
kalm overleg te beslissen hoe men het best
in deze handelen zal; immers na de mede-
deeling dat men met de Staatsspoor is
overeengekomen om den spoorwegdam
voorshands zonder ophooging te versterken
door verbreeding van den aanleg, ter ver
krijging van flauwere bekropen an door
bekleeding dezer beloopen met een kleilaag,
afgedekt door een kramwerk, spreekt de
Minister uit, .dat de aldus voorziene spoor
wegdam, indien de polder opnieuw geïnun
deerd mocht raken, op alleszins voldoende
wijze tegen afslag, ook bij stormvloed, zal
zijn beveiligd".
In de Memorie van Toelichting was reeds
gezegd, dat bij het plan van herstel van den
spoorwegdam (dat nu is aanbesteed) van de
gedachte is uitgegaan, dat de dam tegen
gewone stormvloeden bestand zal zijn en
dat men daarmede zonder vrees voor strem
ming van het spoorwegverkeer ten gevolge
van ernstige beschadiging, een buiten
gewonen stormvloed als die van 12 Maart
zal kunnen afwachten.
De bezwaren tegen het Regeeringsont-
werp in het midden gebracht zijn in hoofd
zaak drieërlei.
Een groep zegt: Het Rijk heeft geen
rechtstreeks belang bij de voorziening van
den toestand.
De Minister wijst terecht op het belang
der verbinding met Zeeland en der inter
nationale verbinding, zorg voor het onge-
stoordespoorwegverkeeris Regeeringstaak,
met het oog ook op het aanzienlijk post
vervoer.
Deze groep zegt mede: Laat de bedijking
varen en maak den spoorwegdam tot zeedijk.
De Minister wil dit secundair uitvoeren.
Een andere groep zegtde wet van 20
November 1900 Staatsblad no. 176) had
moeten worden toegepast.
Het meeningsverschil over de toepas
baarheid der verschillende aangehaalde
artikelen laat ik ter zijde, maar waar ver
moedelijk voor deze wijze van regeling niet
meer tijd zoude gevorderd worden als nu
het geval is, kaD, na de geruststellende ver
klaring van den Minister aan het slot der
Memorie van Antwoord, het geopperde
bezwaar van tijdverlies vervallen.
Ik kom nu aan het geopperde denkbeeld
van herdijking van Rijkswege, door den
Minister tot mijn niet geringe voldoening
ongetwijfeld meer aanbevelenswaardig ge
noemd.
Dat bier bij meer tijdverlies zoude te
vreezen zijn, kan moeilijk worden aan
getoond.
Met mijn volle instemming werd door den
Minister gewezen op een advies, in de stuk
ken aangehaald als dat van een zeer voor
zichtig en betrouwbaar deskundige (den
hoofdopzichter der domeinen in Zeeland).
Deze is inderdaad volkomen op de hoogte
van alles wat met bedijkingen enz. in ver
band staat en de door den Rijkswaterstaat
voor goedkeuring vatbaar geblekene uitge
werkte bestekken en begrootingen van het
comité zijn hem naar ik meen ook niet
vreemd.
Eenig oponthoud van aanbelang ware
niet te duchten, wanneer de bedijking van
Rijkswege geschieden mocht.
Het bezwaar van den Minister van Fi
nanciën mag dan ook wel gerekend worden
hier het zwaarst te gelden. Dit bezwaar
wordt gesteund door een berekening van
baten en uitgaven, welke ik even nader
onder de oogen moet zien.
Deze berekening begint op bladz. 4 van
de Memorie van Antwoord. De overne
mingssom der gronden enz. van de maat
schappij in liquidatie wordt daar geraamd
op 4 ton in het Voorloopig Verslag wordt
daar gerekend op 2'/2 ton. Ik was zoo ge
lukkig de hand te leggen op een onwraak
baar getuige, t prospectus der geldleening
van „de nieuwe maatschappij der Engel-
sche polders het comité, 6a daar komt
deze post als voori
Koopsom eigendommen, rech
ten der maatschappij f 175 000
Kosten overdraoht en oprich
ting der maatskhappijf 17,000
Overnanaehuizenindenpolder f b',000
f 197,000
E)r is geen enkele reden om aan te nemen
dat de staat beduidend meer zoude moeten
betalen.
Wanneer de Staat krachtens de wet van
1900 de herdijking zal hebben gedaan, zul-
leü liqilidateuren over de voorwaarden van
de overname stellig te spreken zijn. Zeer
waarschijnlijk .leeds dadelijk wanneer de
2'/a ton thans niet wordt gestemd. De be
rekening van kosten van den Minister mag
dus veilig met 2 ton verminderd worden,
voor de overname der gronden.
De bedijkingskosten. Door het comité
geraamd op 6 ton, maakt de Minister daar
van 7 ton, omdat de raming der bedijking
van den 2den Engelschen polder heet over
schreden te zijn. Uit de begrooting van het
comité is dit niet op te makenimmers daar
is geraamd voor de bedijkingskosten 2den
polder en lsten polder zuidzijde 3'/2 ton,
noordzijde lsten polder 2'/2 ton.
7 ton is dus een zeer ruime raming.
Renteverlies. De Minister berekent dit
over f 1,100,000 (4 ton koopsom en 7 ton
bedijkingskosten), [reeds als te hoog ge
nomen aangewezen] op f 115,500 of 3'/2 pet.
over 3 jaar. (Fout in de vergelijking met
het Voorloopig Verslag niet 4 pet. over 3
maar over 2 jaar genomen).
Nu vergete men niet, dat 1906 als on
vruchtbaar jaar geleden is. Zie bericht
Nieuwe Rotterdamsche Courant over den
Kruispolderveldvruchten zeer goed. Hoe
staat het nu met die onvruchtbaarheid?
Positief weet men er niets van. Olmen
bleven groeien, weilanden en karwei her
leven reeds. Klaver zal reeds spoedig
opbrengst geven. Rust is het best, maar
eenige opbrengst zal spoedig komen in een
deel van den polder. Ook hier dus over
drijving van de kosten.
Ongetwijfeld kan dan ook, alles samen,
worden aangenomen, dat de Staat niet 3'/2
ton zal hebben bij te leggen, maar hoogstens
l'/2, misschien 1 ton, wat alleen reeds een
voordeel van 1 of l'/2 ton geeft, door het
wegvallen van het subsidie.
Neem ik nu alle cijfers van het comité als
juist aan, behalve de schatting van de
waarde der gronden (het comité noemt een
cijfer van f664,650, de Minister noemt
f 909,951), dan moet het cijfer van ontvangst
in de rekening van het comitió met ruim
f 100,000 worden verhoogd.
En thans een woord over de waarde-
berekening der gronden.
De Minister onderscheidt niet tusschen
de gronden eigendom der Maatschappij en
de erfpachtsgronden. Het prospectus doet
dit wel, en naar de aangegevene prijzen
neemt zij vermoedelijk voor de erfpachts
gronden de halve waarde.
Aan 431 H.A. van de beste hoedanigheid
geeft de Minister een totale waarde van
pl. m. f 668,000 of van f 1550 per H. A.
Aan 394 H.A., mede van de beste hoe
danigheid, geeft de nieuwe maatschappij
een waarde van f 1250 per H.A., een ver
schil dus van f 118,200 (300 X 394 H.A
Aan 218 H.A. geeft de Minister een ge
zamenlijke waarde van f 168,000 of ruim
f 760 per H.A.
De nieuwe maatschappij stelt de koop-
waarde op f 450 per H.A., dat is zoo laag,
dat men hier, omdat het de iets minder
waard zijnde erfpachtsgronden betreft, aan
een op de helft gebrachte schatting zoude
denken.
De raming van de nieuwe Maatschappij
zoude dus hier een vermindering met
f15.670 moeten ondergaan; de geheele
vermeerdering van baten wordt dan 1 ton
daarbij voegende het excedent van f 40.000
door het prospectus zelf genoemd, kan het
subsidie van 2,5 ton op de helft worden
teruggebracht.
Het gunstigste verschil van opbrengst
en canon erfpachtgronden, bezorgt in 42,
jaren een voordeel van ruim f66,000
zonder bijrekening van rente.
Als men het comité de zaak hoort aan»
prijzen met het subsidie van f250,000 in
haar balans, krijgt men een zonderlingen
indruk van hetgeen te lezen staat in de
Memorie van Antwoord van den Minister
°P bladz, 3, dat niet dan noode het comité
zich neerlegde bij de weigering van ver»
hooging van het subsidie en verlaging van
uen erfpaehtscanon, n. 1. f6 per H.A.,
waarvan hei comité de zuivere opbrengst
°p f55 per H.A. raamt.
Minister raamt opbrengst eigendom 416
H.A, ad f60,00 zuiver. Comité ruamt op
brengst eigendom 395 H.A. ad f67,50
zuiver. Minister raamt opbrengst erfpacht
302 H.A. ad 25,00 zuiver. Comité raamt
opbrengst erfpacht 313 II.A. ad f 55,00
zuiver.
Ik meen te hebben aangetoond, dat de
bedijking door het Rijk zal luttel, zeker
minder dan subsidie kosten. Subsidie aan
het comité tot een bedrag van 2'/2 ton is
overdreven hoog.
De agrarische voordeelen bij bedijking
door den Staat. In Zuid-Beveland zijn
groote bezittingen in vreemde handen,
zoowel in handen van uitwonende Neder
landers als van niet-Nederlanders.
Men tracht daar de grondeigendommen
in één hand te krijgen een voorbeeld
is de maatschappij waarmede wij hier je
doen hebben met kan of kon dit voor
beeld met verscheidene vermeerderen de
Wilhelminapolder, een andere combinatie,
onlangs ontbonden enz.uit dit oogpunt
zoude de splitsing van grondbezit en grond
gebruik hier zoo bijzonder gelukkig kunnen
werken en tol een zegen voor de bevol
king kunnen worden. Wat de Minister
als proeve van verdeeling aangaf, zoude
mij reeds gedeeltelijk bevredigenver
koop of uitgifte in erfpacht. Waarom
wordt van deze zoo zelden voorkomende
gelegenheid geen gebruik gemaakt en het
groot grondbezit opnieuwin stand gehouden?
Omtrent een enkel punt nog een vraag
De Minister deelt mede tot tweemaal,
dat, wanneer de herdijking niet vóór den
winter plaats heeft, een schade aan de
dijken zal beloopen worden van f 150.000.
Op welke gegevens steunt dit cijfer?
Men zal daarbij toch wel niet stormen en
watervloeden hebben berekend
De voorziening van de zijwanden der
doorbraken.
De 2de Bathpolder is in allen gevalle
herdijkt. Of is deze hierbij niet in acht
genomen
Sterker nog is de berekening der ver
koopwaarde van de gronden in de erf
pachtsovereenkomst begrepen, bij het einde
van den termijn in 1948. Welke zieners
blik was hier aan het werk
Is het niet veel verstandiger om gebruik
te maken van de tegenwoordige hooge
prijzen, die men zeker kent, dan deze
ongekend lage canon van f5 per H. A.
te doen voortduren
De Minister ontwijkt het antwoord op
die vraag naar de meening van den direc
teur-generaal van landbouw. Dit is te
betreuren. De vraag moge te eng gesteld
zijn geweest, de bedoeling was duidelijk.
De Minister deelt mede, den directeur-
generaal te hebben gehoord, bleek dus
diens meeniDg als Hie van een competente
autoriteit te willen vernemen, maar schijnt
bezwaar te maken om deze meening ook
aan de Kamer, die daarop schijnt prijs
te stellen, mede te deelen.
Dit geeft te denken.
Ook i» de laatste Nota van den Minister
is niet verzwakt de zeer geruststellende
verklaiing van den Minister op bladz. 8
van de Memorie van Antwoord gegeven.
De opvatting dat de daar aangeduide voor
ziening voor het oogenblik alleszins vol
doende is, wordt door de eerstbelangheb-
bende, de Staatsspoorweg-maatschappij,
geheel gedeeld.
Dat de Minister, staande voor een toe
stand als op 12 Maart plotseling intrad,
een weg' insloeg, die velen met mij meenen
dat de juiste is, zal niemand dezen ener
gieken en bekwamen bewindsman ook
maar een oogenblik euvel duiden.
Na al wat hier is aangevoerd zal men,
naaf ik oprecht meen, den Minister een
zeer grooten dienst bewijzen door hem de
Volle vrijheid van handelen terug te geven.
Blijkt de meerderheid der Kamer deze
meening te deelen, dan hebbe de Minister
daarin dan ook niets onvriendelijks te
zien, maar slechts een ongetwijfeld te
overbruggen verschil van meening om
trent de wijze waarop de voorziening hier
het best werd aangebracht.
Wordt vervolgd.
n
:d
19 Juni 1906.
In een lang, mat stuk betoogt de Goesche
dat wij bet mis hebben met te beweren
dat uit een besloten vergadering niet mag
geklapt worden, en dat er van een besloten
vergadering geen sprake was.
Wij zeiden dat goede zede meebracht
niet uit een besloten vergadering te klap
pen, en herhalen dit.
Een vergadering die niet openbaar is,
is een besloten vergadering. Daarmede
bedoelen we niet een, wat wij tot duide
lijke onderscheiding noemen, geheime ver
gadering.
Vóór den aanvang der openbare ver
gadering vroeg de Voorzitter of iemand
iets had voor de besloten vergadering en
toen vroeg dhr. v. d. Leeuw het woord.
En nadat dhr. v. d. Leeuw over deze zaak
en nog een ander lid tiaar wij vernamen over
een andere zaak had gesproken, werd de
vergadering geopend.
En nog eenmaalgoede zede brengt mee
daarvan in de courant niet te reppen.
Zelfs behooren o.i. de raadsleden daaruit
niets te vertellen. Maar de Ooesche snapt
dat nietdat te snappen zou schuld
erkennen zijndus natuurlijk snapt ze
't niet. 17 -
Zoo ergens, dan geldt hier Cats' klach* |s"te
Och, wat baeten Kaers en Bril ~"-'eede
Als den Uyl niet sien en wil.
Overigens zal den lezers der Goesche
Courant uit het even lange, als onbedui
dende antwoord der Ooesche nu wel ge
bleken zijn, dat, öf de heer v. d. Leeuw
met al zijn ophef haar er in heeft laten
loopen, óf dat zij zelf hals over kop er in
gevlogen is, óf, wat wij vermoeden, dat 1
het een met het ander waar is. En wij
vermoeden er bij, dat de heer v. d. Leeuw
die, naar men zegt, in de besloten verga
dering door het antivoord van den burge
meester bevredigd bleek, zich niet op glad
ijs heeft gewaagd en daarom de besloten
zitting te baat nam. Want voor de „vuilnis- e
bakken en de pomp" gebruikte Z.Edel- e
achtbare de openbare vergaderingop dat 2'
gebied stond hij sterker.
De Goesche heeft er ook altijd vermaak
in te zeggen, dat wij haar stukken niet
overnemen, en dat we daar reden voor
hebben. :io
Nu wij hebben ook reden. En die zullen
we, nu we toch „doende" zijn, ook wel e
opgeven de Goesche schrijft te weinig in >o
te veel woorden. Ze is te lang van nat. ls
Maar we beloven onze collega dat als zulks le
eens anders wordt, we zullen opnemen
wat z\j tegen ons schrijft.
e
3.
10.
ne
0,
1.
Twee pendanten.
De Goesche Courant van Vrijdag
De weg langs het kerkhof te Goes is bestraat.
Het had de aandacht van een onzer gemeente
raadsleden, den heer Van der Leeuw, getrokken,
dat het grind, uitmakende de bekisting van den
vroegeren weg, was verdwenen. Vóór den
aanvang der jongste raadszitting interpelleerde
hij hierover den burgemeester en vroeg ophel
dering, waar dat grind was gebleven. De
burgemeester antwoordde hierop, dat dit ge
bruikt was voor de zijpaden langs den weg.
V erwondering van den kant van den
heer Van der Leeuw, die opmerkte, dat hier
voor geen grind, doch puin was gebruikt.
Daarop verklaarde de burgemeester, dat het
grind gebruikt was op den opril van af den
weg, die naar den Goeschen polder leidt, tot
aan de Westerstraat.
Groote verbazing van den heer Van
der Leeuw, die pas ter plaatse inspectie had
gehouden, daar wel puin en kolengruis had
gezien en in vrij krasse termen meedeelde,
dat ook dit niet waar was. Hij
wist trouwens, dat geltfvwi'irt voer grind
van die be'-^ (ioel ten volle tieïf.r
en voor den minst mogelijken prijs ge
leverd woiden.
en
et
r-
>n
l
de
jpt
'ai,
m,
R. Eind
geniete
s'ra3i,
Qoon-
m.-fo,—
ge
mgt ver-
v
Noordweg, Middelburg,