H e c li t s l d k e
RECLAMES.
Weigering tot gehoorzaming.
ÏTÏTTM; PtiICS.
Kerknieuws.
Schooi nieuws
Uit de Tweede Kamer.
Japan.
liet gele gevaar in Azië groeit aan, ge
lijk het zwarte gevaar in Afrika steeds
meer gaat dreigen.
Japan wapent zich de Kaffer voelt zich,
en aan heide heeft Engeland de meeste
schuld.
In den Russisch Japanschen oorlog was
Engeland o, zoo vriendelijk jegens den
Boeddhist, gelijk hij in den Zuid-Afri-
kaansehen krijg den Heiden begunstigde
De gevolgen zouden niet uitblijven, dus
werd geprofeteerd. En ze komen al.
Wat Japan aangaat, het tart in 't uit
breiden zijner handelsbetrekkingen alle
tractaaten wat zijn krijstoerustingen aan
gaat, zint het op een groote uitbreiding
en hervorming van het leger. Het is zoo
goed als zeker, dat de cavalerie versterkt
zal worden, evenals het militair transport
wezen en de spoorwegtroepen, die het
korps volgen. Verder zullen nieuwe korp
sen van rijdende artillerie inet zwaar ge
schut en snelvuurkanonnen gevormd wor
den. Afdeelingen voor luchtscheepvaart,
telegrafie en telefoondienst worden inge
steld, een geweer van grooter kaliber in
gevoerd. Het uit twee divisies bestaande
legerkorps wordt tot eenheid gemaakt en
de diensttijd tot twee iaar teruggebracht.
Z u i d - A f r i k a.
En in Zuid-Afrika Daar is de Zoeloe
opstand nog lang niet bedwongen. De
Engelschen beproefden vergeefs Bambata
te overrompelen. De toon van de inboor
lingenpers wordt steeds dubbelzinniger.
Een algemeen verzet van die zijde wordt
gevreesd.
En in het oude TransvaalDaar wordt
de aanmatiging der Kaffers, dank zij de
protectie der Engelschen over het zwarte
ras, steeds heftiger.
De Boeren, die Paul Kruger in zijn
leven zoo miskenden en tegenwerkten,
zuchten nu „o, Paul Kruger, hoe missen
wy u".
De Volksstem van Pretoria schreef dezer
dagen
„Wat wil de Afrikaner? Hij wil twee zaken.
Eerstens wil hij niet geregeerd worden door
andeven, zes duizend mijlen van hier, en ten
tweede wil hij het land, dat zijne vaderen ont
gonnen en bewoonbaar gemaakt hebben, een
wit-mans land laten. Dit was het, wat de voor
trekkers wilden, dit was het, wat Paul Kruger
verlangde.
Het tweede punt was Zuid-Afrika moet een
wit-mans land blijven.
Het gevaar, dat Tiansvaal dreigde, om weer
Kafferland te worden, werd door de voortrek
kers goed ingezien, en vandaar, dat er bepaald
werd, dat de inboorling geen grondbezitter
mocht worden. Men verstond, dat, als men dat
toeliet, men weldra tegenover de steeds aan
groeiende macht van den inboorling niet in
staat zou zijn, om de positie, die de wit-man
ingenomen had, te handhaven. Pau'. Kruger
verstond dit.
Wat gebeurt er nu Het liberale ministerie
heeft de wet, die in Transvaal gemaakt is,
waardoor den inboorling belet werd vast eigen
dom te bezitten, zoodat alles op een ambte
naar van den staat getransporteerd wordt, die
het voor den inboorling bewaarde, verboden.
Nu kan ieder kaffer of Aziaat net zooveel
grond in Transvaal koopen, als hij lust heeft.
Dit schijnt heel rechtvaardig, en voor men-
schen die zes duizend mijlen ver wonen, en
niet weten hoe het hier eigenlijk gesteld is,
schijnt er geen gevaar in te zijn. Wij zien 't
gevaar.
De inboorling is door den oorlog rijk ge
worden, de Boer arm. De Boer moet in vele
gevallen zijn grond verkoopen. De compag
nies koopen op en geven de opengevallene
plaatsen aan de kaffers, om op te wonen. Dit
betaalt den compagnies goed. Weldra zal een
of ander kafferkapitein een plaats koopen en
wij hebben kafferkolonies midden onder ons.
Van dit dreigend gevaar wil men niets weten.
De inboorling is immers ozoo loyaal, en
helpt immers, om zijn mede-inboorling ten
onder te houden. De vraag, ot dat altijd zoo
duren zal, komt bij de voormannen niet op,
en het gros der Afrikaners, die als schapen
den voorliok volgen, blaten mee.
Het oude ministerie heeft Zuid-Afiika rood
gekleurd, en het nieuwe ministerie zal het
zwart verwen. Wat beter is, laten wij aan 't
oordeel onzer lezers over. Een ding is zeker,
dat ook onder ons, maar te laat, de kreet
gehoord zal worden
Paul Kruger, wij missen u
Ook deze klacht geeft te denken
In de vergadering van den Centralen
Raad van Beroep (Ongevallenverzekering)
te Utrecht had uitspraak plaats in zake
liet hooger beroep van A. v. S schilder
te Middelburg tegen de uitspraak van den
Raad van Beroep aldaar, waarbij met ver
nietiging eerier beslissiug vau de Bank,
houdende weigering van schadeloosstelling,
het bestuur der Bank is veroordeeld voor
zijn rekening te nemen de genees- eu
heelkundige behandeling van eischer, ter
zake van het hem overkomen ongeval,
daarin bestaande dat hij een splinter in
den duim heeft gekregen, dat de duim is
opgezet en bij hem eeu panaritium is ge
constateerd, terwijl eischer niet ontvanke
lijk werd verklaard in zijne vordering ter
bekoming eener tijdelijke uitkeeriog. De
Centrale Raad bevestigde de uitspraak.
Alsmede in zake het hooger beroep van
de Plaatselijke Commissie te Wissekerke
tegen de uitspraak van den Raad van
Beroep te Middelburg, houdende beves
tiging der beslissing van de Rijksverze
keringsbank, waarbij voorloopig eene rente
van f 0.35 per werkdag is toegekend aan
A. S. te Wissekerke, ter zake van een
hem overkomen ongeval waardoor zijn
rechterbovenarm is ontwricht met belang
rijke kneuzing van het schoudergewricht.
De Centrale Raad bevestigde de uitspraak.
Eene weerspannige maag die door
de Pinkpillen tot bedaren
gebracht wordt.
Mej. J. Hoogendijk te Krimpen a/d.
IJsei, verhaalt ons iu een harer brieven
al de ellende die zij gedurende jaren
achtereen wegens haar maag doorstaan
had. Dezelve weigerde te gehoorzamen,
zij wilde mij niet voeden, maar goedschiks
of kwaadschiks zij moest gehoorzamen,
d. w. z. zij moest mijn voedsel iunemen
en mijne maag nam wraak door mij de
hevigste pijnen te doen uitstaan. Na elke
maaltijd had ik een gevoel of ik eene
slechte spijsvertering had. De maag
brandde mij, ik had groote lust tot slapen,
erge dorst, walgingen en maagzwaarten.
De slechte werking mijner maag had mij
natuurlyk zeer verzwakt. Na verschillende
geneesmiddelen te vergeefs genomen te
hebben, besloot ik de Pinkpillen te ge
bruiken en zij hebben mij veel goeds
gedaan. Terstond na hun gebruik hebben
zij mij eene groote verlichting gegeven,
de spijsvertering werd veel beter, en thans
ben ik geheel en al genezen
Het horloge dat gij op zak draagt, loopt
niet immer nauwkeurig, don loopt het eens
voor en dan weder na, van tijd tot tijd
moet het geregeld worden. Ons spijs-
verterings orgaan is niets anders dan een
uurwerk, dat zeer ingewikkeld is, dat van
tijd tot tjjd door de Pinkpillen moet ge
regeld worden
Natuurlijk als gij een hoogst fijn hor
loge neemt, en gij legt het onder een
globe, gevrijwaard van stof en alle weer
gesteldheid, zal hetzelve goed loopen.
In de werkelijkheid is het niet zoo
gesteld, gij haalt het uit Uw zak om het
op het marmer van een schoorsteenmantel
te leggen, dan eens bevindt het zich in
de eene positie, dan weder in eene andere,
en is voor stof niet gevrijwaard. Het is
aan zoo vele dingen bloot gesteld, dat het
wonderlijk is dat het nog op tamelijk
regelmatige wijze het uur aangeeft.
Indien gij eens nagaat hoe gij het ware
horloge, dat Uw maag is behandelt, welke
duizend maal teergevoeliger is, dan de
fijnste horloges, is het wonderbaar dat
I 'w maag nog dienst kan doen en U laat
eten. Bedenkt dat zij sedert langen tijd
verscheidene malen per dag werkt. Be
denkt dat gij er vele malen misbruik van
hebt gemaakt. Hebt medelijden met Uw
maag. Herstelt haar wat. De Pinkpillen
zullen zeer goed deze reperatie doen, zij
zijn niet alleen onovertreffelijk tegen
maagkwalen, maar bovendien tegen bloed
armoede, bleekzucht, neurasthénie, alge-
meene zwakte, rheumatiek, heupjicht,
zenuwpijnen.
Prijs f 1.75 de doos f9. per 6 doozen.
Verkrijgbaar bij Snabilié, Steiger '27, Rot
terdam. Hoofd-depöthouder voor Neder
land en Apotheken, Franco toezending
tegen postwissel. Ook echt verkrijgbaar
voor Middelburg en omstreken bij Joh.
de Roos en voor Goes en omstreken ^bij
Gebr. Mulder, Drogerijen en Verfwaren.
Ned. Herv Kerk.
Aangenomen naar Dokkum door E. L.
Nauta te Den Helder.
Ds. C. A. Dardenne Ankringa pre
dikant te Spijk, Geervliet en (sinds 1864)
te Bolsward en de laatste paar jaar eme
ritus te 's-Gravenhage, is op 70-jarigen
ouderdom overleden.
Geref. Kerken.
Beroepen te Oud-Loosdrecht J. Bosch
te Neede.
R. K. Kerk.
De bisschop van Haarlem heeft benoemd
tot pastoor te Tuytjenhorn den heer W.
M. Nix, thans pastoor te lerseke, en tot
pastoor te lerseke dhr. J. W. J. Thompson,
die kapelaan was te Medemblik. A'. V.
Benoemd tot tijdelijk leeraar in de schei
kunde en natuurlijke historie aan de Rijks
Hoogere Burgerschool te Cioes, de heer
W. P. A. Jonker, te Amsterdam.
Middelburg. Tot hoofd der op 1 Sept.
te openen school voor lager en meer uit
gebreid lager onderwijs is door het be
stuur der VereeDiging voor Gereformeerd
onderwijs benoemd de heer C. Weeda,
die deze benoeming heeft aangenomen.
De heer Weeda aanvaardde 1 Aug. 1896,
dus tien jaar geleden, de betrekking van
Hoofd der school Gravestraat en is daarbij
leeraar aan de Christelijke Normaalschool
en Voorzitter van de Vereeniging van
Christelijke Onderwijzers in Walcheren.
De school waaraan de heer Weeda zijne
zorgen wijdde klom in die 10 jaren in
leerlingen-aantal van 220 tot 370 en zag
haar onderwijzend personeel toenemen van
4 tot 7.
De examens voor vroedvrouw zullen
worden afgenomen vóór 1 Aug. te Rot
terdam, en tusschen 1 Aug. en 31 Dec.
te Groningen. Te Rotterdam zullen die
examens 18 Juni e.k. aanvangen. Schrif
telijk opgave te doen vóór 10 Juni a.s.
aan dr. A. G. Th. Becking, arts te Rot
terdam, voorzitter der examens-commissie.
Aan de Theologische school te Kam
pen slaagde voor het semi cand. examen
de heer P. de Putter.
Ds P. Warmenhoven te Harderwijk
heeft de benoeming tot regent van het
Internaat, verbonden aan het Geref. Gym
nasium te Zetten, aangenomen en treedt
D.V. 1 Sept. a.s. in functie.
De interpellatie-De Boer, die Dinsdag
zou gehouden worden, is door afwezigheid
van den Minister van Buitenl. Zaken tot
later uitgesteld.
In behandeling komt het wetsontwerp
tot uitvoering van enkele bepalingen dei-
op 12 Juni 1902 gesloten verdragen tot
regeling der voorschriften met betrekking
tot het huwelijk en tot regeling der voogdij
vau minderjarigen. Bij het algomeen debat
ontspon zich eene discussie tusschen de
heeren Lobman, Van Doorn, De Beaufort,
Heemskerk en den Minister van Justitie,
naar aanleiding van de kwestie door dhr.
Lohman te berde gebracht, of n.l. bindende
kracht aan tractaten is toe te kennen en of
wettelijke voorziening noodig is, om trac
taten voor de onderdanen bindend te doen
zijn. De heer Lohman meent, dat, wanneer
een natie met een ander volk een overeen
komst sluit, zij haar eigen recht prijs geeft.
Niettemin, zegt genoemde afgevaardigde,
al wordt kracht van wet toegekend, blijft
wettelijke regeling gewenscht, ten einde
voor de toekomst alle rechtsonzekerheid af
te snijden. Daartegenover werden hoege
naamd geen andere meeningen gesteld de
Minister achtte het onnoodig het standpunt
van de regeering nader uiteen te zetten,
doch refereerde zich aan de uiteenzetting
in de stukken toch werd het eene heel
kleine repetitie van het debat in 1903 over
dezelfde „belangrijke kwestie" gevoerd,
toenmaals ingeleid door dhr. Roëll. Na
aanneming van een amendement-De Beau
fort, om voor de toepassing van artikel
449 Wetboek van Strafrecht (voltrekking
van het burgerlijk huwelijk alvorens
het kerkelijk mag worden ingezegend)
de diplomatieke ambtenaren gelijk te stel
len met de ambtenaren van den burgerlijken
stand, wordt het wetsontwerp goedgekeurd.
Vervolgens komt aan de orde en wordt
goedgekeurd na opname van een amende-
ment-Smeenge, een ontwerp tot wijziging
van art. 41, regelende de grondbelasting,
strekkende om kleine droogir akingen en
bedijkingen te doen proftteeren,J ten op
zichte van de verlenging van de vrijdoms
bepaling tot tien jaar, zooals nu het geval is
met de polders van grooteren omvang dan
500 H.A.
Dan wordt in dezen een onbillijkheid
weggenomen. Het amendement-Smeenge
had ten doel, om aan de droogmakerijen
boven 500 H.A., welke op dit oogenblik
vrijdom genieten, boven dien toegezegden
vrijdom, waarop zij aanspraak kunnen
maken, nog een vrijdom van tien jaren te
verleenen. Dat was naar de meening des
heeren De Waal Malefijt, die zich sterk
tegen dit amendement verklaarde, eene
nieuwe bevoorrechting van groote polders.
De voorsteller legde het echter in dien zin
uit, dat sommige droogmakerijen door de
gunstige bepaling der wet van vrijdom, er
toe gekomen zijn om meer in te polieren,
dan oorspronkelijk de bedoeling was. Ze
wilden in ieder geval boven de 500 H.A.
komen, om van de gunstige bepaling te
kunnen protiteeren. Groote kosten hebben
ze daar voor moeten maken en daarom wil
hij ze met mijn amendement ten goede
komen. Want waren ze gebleven beneden
de 500 H A., dan zouden ze nu toch ook
aanspraak kunnen maken op verlenging
van vrijdom. Feitelijk hebben ze al dien
tijd schade geleden, 't Is mij wel, zeide de
Minister en Z.Exc. liet de beslissing aan de
Kamer over, die niet lang talmde met de
aanneming.
Voorts wërd nog bekrachtigd een over
eenkomst met de Ned.-Ind. Telefoonmaat
schappij te Batavia, tot aanleg van een
gouvernements-telefoonlijn tusschen Bata
via, Samarang en Soerabaya. De heer
Bogaerdt, afgevaardigde van Breda, ver
dedigde in zijn maidenspeech, welke hij
voorlas, de vroeger zoo gangbare meeuing
omtrent de staatsexploitatie van de inter
communale lijnen. Zoo behoort het, zegt
deze afgevaardigde, deze lijnen door den
staat geëxploiteerd, doch de communale,
d.i. plaatselijke lijnen, in handen der ge
meente.
De heer Tydeman, de man dor telefoon,
had geen zin om zich tegenover de heer
Bogaerdt in te spannen. Het onderwerp is
trouwens uitgeput. Het deed den afgevaar
digde groot genoegen, dat de Minister van
Koloniën het juiste standpunt heeft inge
nomen en Z.Exc. het met hem in dezen
eens is. Ten Motte kwamen nog enkele
adressen in behandeling. Vandaag alweer
het arbeidscontract.
TIENDRECHT.
Onze geachte medewerker Sealdis heeft
in no. 116 en 120 van ons blad reeds een
en ander wetenswaardigs omtrent den oor-
sproDg en de geschiedenis der tienden
verteld. Wij voegen er nog een cn ander
bij uit de Walchersche Courant.
Reeds in het Oude Testament leest men
van (het lit-ndrecht). Voor zoover ons bekend,
wordt er het eerst melding >an gemaakt
in Genesis 14 vers 20, waar wij lezen dat
Abraham aan Melchizedek de tienden van
alles gaf.
Of het vóór dien tijd reed6 een gewoonte
was tienden te geven, weten wrj niet.
Zeker is het dat liet langzamerhand eeu
gebruik is geworden. In Genesis 28 vers 22
lezen wij er andermaal van, waar Jacob
aan God de belofte doet Hem van alles
wat God hem geven zou, de tienden te
schenken.
Dit gebruik werd bij de Mozaïsche wet
geving zelfs tot wel verheven. Alle tienden
des lands, van het zaad des lands, van
de vrucht van het geboomte, werden ver
klaard des Heeren te zijn evenzeer de
tienden van rundereu en klein vee, alles
wat onder de roede zou doorgaan, het
tiende zou den Heere heilig zijn Aldus
heet het in Leviticus 27 vers 3'J en 32.
Deze tienden waren voor de Levieten,
die geen land gekregen hadden en op deze
wijze werden onderhouden. In het 31e
vers wordt zelfs reeds gewag gemaakt van
eeu wet om de tienden af te koopeu. Men
moet dan behalve de eigenlijke waarde
nog een vijfde daarboven toedoen.
Numeri 18 vers 26 leert ons weder dat
ook die Lievieten van de door hen ont
vangen tienden andermaal tienden be
hoorden te geven voor den dienst des
Heeren, tot onderhoud der priesters.
Ia Deuteronomium 14 vers 28 en 29 en
Deuleronomium 26 vers 12 wordt nog ge
sproken van een bijzondere tiend die om
de drie jaar moest worden gegeven voor
den Leviet, de weduwe, den wees, den
arme en den vreemdeling.
De grondgedachte van dit Mozaïsch tiend
recht was het volk in te prenten dal alles
wat het bezat van den Heere kwam dat
het slechts vruchtgebruiker, rentmeester
was over zijn goederen. Met het getal
tien, als zinnebeeld der volledigheid, wijl
het alle grondgetallen insluit, werd vol
gens sommigen de omvang van liet geheel
op de beste wijze afgebeeld.
Een schoon doel werd er mede bereikt.
De eerste tiend, gegeven aan de Levieten,
was geheel in het belang van het Gods
rijk. De tweede tiend, dat is de tiend van
wat blijft na de eerste, bestemde men voor
de veraangenaming van het eigen leven.
Daarom werden in of bij liet heiligdom,
als 't ware dus onder het oog Gods, feest
maaltijden aangericht voor de huisgenooten
waarbij men zich dankbaar verheugde in
Gods weldaden, terwijl om het derdejaar
deze tweede tiend gegeven werd tot onder
steuning van den naaste, die hulp noodig
had. Dit waren de armentienden.
Voorwaar een schoone regeling, waaruit
voor het persoonlijk en maatschappelijk
leven onzer dagen zeker ook nog wel
leering is te trekken Inzonderheid ook
deze laatste tienden, die wel de volmaking
der tienden genoemd wordt, greep diep
in in 't maatschappelijk leven eu voor
kwam veel armoede en ellende, terwijl
zij de edele gave der naastenliefde, naast
de dankbare godsvrucht tot ontwikkeling
moest brengen.
Ook bij andere volkeren der oudheid
was er een tiendrecht bekend.
In sommige Romeinsche provinciën werd
het als een soort grondbelasting geheven.
Zoo beschouwt ook Calvijn de tienden,
die de Israëliet geven moest voor den dienst
des Heeren, als een grondbelasting aan den
Eigenaar van den bodem betaald.
Anderzijds gold het bij de Romeinen als
een huur of pacht, die betaald werd voor
het gebruik der Staatsgronden. De Ro
meinsche Staat had toch door de vele
veroveringen een massa gronden gekregen,
die onbebouwd lagen. Deze werden uit
gegeven ter bebouwing, terwijl men dan
iu van de opbrengst moest geven als
pacht, of ook wel '/s wanneer het beplan
tingen gold.
Op deze wijze was het mogelijk dat
soms van overheidswege in duren lijd
goedkoop aan het volk koren kon worden
verschal't.
Ilet is een nog niet volledig beant
woorde vraag hoe wij aan ons tiendrecht
zijn gekomen. Sommigen meenen dat het
reeds bekend was bij de oude Germanen
en daardoor in West-Europa kwam.
Anderen daarentegen schrijven het toe aan
den invloed der Romeinen met hunne in
stellingen, terwijl weder anderen het van
zuiver kerkelijken oorsprong achten. Zeker
is het dat de meeste tienden berusten op
kerkelijke beginselen, eu van kerkelijken
oorsprong zijn.
Het schijnt dat Karei de Groote het
Joodsche tiendrecht heeft gewettigd.
Moeilijk kan echter aangenomen worden
dat de kerk der middeleeuwen het tiend
recht beschouwde als een goddelijk recht,
hetwelk alleen de kerk toekwam. Er zijn
toch voorbeelden genoeg dat bisschoppen
eu andere geestelijke heeren de tienden
aan kerken verkochten.
Ook is het zeker dat vele wereldlijke
tienden naast de geestelijke van ouds
bestonden, b. v. de koninklijke tienden
welke moesten opgebracht door hen die
kroonlanden in gebruik hadden. Wat op
het land groeit of in de kudde wordt voort
gebracht, moest zijn tienden opleveren aan
kerk of landheer. Het stond naast elk
ander.
a's Graventiende", die Floris V in 1288
den Friezen oplei, is wel bekend, terwijl
reeds in de 9e eeuw een graaf van Vlaan
deren bepaalde, dat zoo wie bosschen wilde
uitdelven en den grond wilde bezaaien, hij
eigendom en volle bezit zou erlangen van
den grond, mits hij de jaarlijksche tienden
gaf aan den graaf.
We zien dus dat het tiendrecht in geen
geval van uitsluitend kerkelijken oor
sprong is.
In den tijd der eerste vestiging van de
Christelijke kerk in deze landen vindt men
nog niet van het tiendrecht gewag ge»
maakt.
Door een tiendhelling zou zeker ook de
nieuwe leer niet aan populariteit gewonnen
hebben. Maar toch gaf reeds in 753 Pepyn
aan de kerk te Utrecht een tiende der
krooninkomsten om daaruit den kerke-
dienst te onderhouden, terwijl een 11 A
12tal jaren later, het een algemeene verj
plichting werd. In de 10e eeuw is er
schier nergens tiendvrij land. De heffing
is bijna overal aan de kerk verbonden.
Wel hebben ook wereldlijke heeren het
tiendrecht, maar dit is meestal ontstaan
doordat zij ergens een kerk hebben gesticht
en dan de daaraan verbonden tienden
heffen om daaruit die kerk met den pastoor
te onderhouden. In de eerste helft der
middeleeuwen hadden onze landen veel te
verduren van de invallen der Noormannen
waarvan zooals men beweert een
deel te Westkapelle is gebleven om deze
te bestrijden gaf de kerk vaak een deel
harer tienden aan wereldlijke heeren.
Dit is dus ook een oorzaak, waarom deze
in het bezit van tienden kwamen.
Ook kreeg zoowel de kerk als de land
heer de z.g. novaaltienden. Men gaf dan
onontgonnen gronden aan lieden uit, die
nadat deze in cultuur gebracht waren, aan
den oorspronkelijken uitgever dier gronden
tienden moesten opbrengen, welke novaal-
(nieuwe)tienden werden genoemd.
Langzamerhand werden de tienden be
schouwd als gewone koopwaar cn werden
zij overgedragen by koop, vererfden zij en
werden zij ook wel verhuurd. Natuurlijk
waren deze tiendheflingen evenals vele
andere middeleeuwsche belastingen erg
bezwarend voor den tiendman, die ze moest
opbrengen. Maar de geloovige middel
eeuwer mopperde niet. Immers het Con
cilie van Macon had reeds in 585 verklaard,
dat het recht van goddelijken oorsprong
was. Intusschen werd er ook wel eens een
waarschuwende stem vernomen inzon
derheid tegen de geestelijkheid „Zijt een
leeraar des geloofs, geen afperser van
tienden", gelijk Alewijn het haar verma
nend toeriep.
In Zeeland waren liet ook meestal de
geestelijken, die de tiendhetling in handen
hadden. De St. Pieterskerk van Utrecht
was een der grootste Zeeuwsclie tiend-
heffers, gelijk in Zeeuwsch-Vlaanderen de
St. Ravo van Gent.
Men kende de vrucht- en de veetienden.
Onder de eerste viel alles wat halm of
stengel hadgraan, ooft, vlas, hooi, enz.
Deze werden weder verdeeld in grove
(groote) en kleine of smalle tienden.
De grove zijn ook bekend onder den
naam van koren- maal- of gaffeltienden.
Zij liepen over graan als tarwe, rogge,
gerst, koolzaad enz., terwijl de smalle
tienden erwten, boonen, wortelen, knollen,
gras, hout, fruit en o. a. ook meekrap
betroffen
De veetiend werd ook wel krijtende,
bloedige- bloed- of levende tiend gehee-
len. Ook de naam „gejong" treft men
hiervoor in de stukken aan.
Zij betrof lamineren, biggen, kalveren,
veulens, bijen, eenden, ganzen, zwanen enz.
Die vaD het gevogelte noemde men wel
kriekende tiend en die van bijen zwerm-
tiend. Deze veetiend werd gerekend onder
de smalle.
Naderhand werden de tienden van gerst
en rogge de z.g. gerfrogge engerfgerst
ve anderd in beschapen en sloptienden.
De beschapen tienden zijn dan gemaakte,
volgens de hoeveelheid nauwkeurig be
paalde tienden, die een overgaug vormen
tusschen de oude, uit den aard der zaak
onbepaalde tienden en de latere geldpacht.
Sloptienden waren die beschapen tien
den, welke door den tiend man of tiend-
pliclitige door het slop (luik) van den
graanzolder werden gelateD, om dan on
der het slop te worden gemeten.
Alle deze tienden werden dus zooals
wij schreven, reeds spoedig het onder
werp van koophandel en kwamen dus
in het gewone verkeer.
Ten tijde der kruistochten, toen vele
edelen naar Palest na trokken en daar
voor veel geld behoefden, kwamen vele
aan hen behooreude tienden in handen van
kerken en kloosters, maar ook omgekeerd
gaven deze weer tienden over aan leeken.
Zoo lezen wij van een zekeren Berthel-
meeuws en zijn huisvrouw, die van de
Middelburgsche Abdij van St. Marie in
1247 hel vierde eener tiende in leen
kreeg, op conditie dat hij daarvoor jaar
lijks in twee termijnen zou betalen dertig
ponden Vlaamsch, terwijl bij zijn over
lijden het weder aan de Abdij vervallen
zou. Zoo heeft deze Abdij in 1252 het
tiendrecht gekocht in de parochie van
Meiloftskereke (Meliskerke) van een zeke
ren Henri, die ze weder van den abt in
leen had.
De heffingen der tienden waren aan
locale gebruiken of verordeningen onder
worpen.
Voor de grove tienden werden meestal
de korenschooven in hoopen gezet, terwijl
dan de tiendheffer de elfde nam voor
zich eu daarin ten kenteeken een tak of
strik plaatste. Is de tiendheffer meestal
moest dit 3 maal geschieden behoorlijk
gewaarschuwd en komt hij toch niet, dan
gaat de tiendpliehtige zijn gang en haalt
het z!jne weg. Hier en daar moest hij dan
zelfvertienen in gezelschap van twee buren,
terwijl hij hetgeen voor den tiendheffer
bestemd was, dan nog een etmaal op het
land moest laten.
In sommige streken kon hy volstaan
met na de waarschuwing, te klimmen
op het rad van zijn wagen en driemaal
te roepen „tiendheer", zoo hard dat het
over zeven akkers kon gehoord worden.
Kwam de heffer of iemand namens dezen
dan niet, zoo oogste hij voort. Vooral
onder Karei V en Philips II kwamen
strenge boetebepalingen voor het weg
halen van den oogst zonder te hebbea
gewaarschuwd.