H e c li t s l d k e RECLAMES. Weigering tot gehoorzaming. ÏTÏTTM; PtiICS. Kerknieuws. Schooi nieuws Uit de Tweede Kamer. Japan. liet gele gevaar in Azië groeit aan, ge lijk het zwarte gevaar in Afrika steeds meer gaat dreigen. Japan wapent zich de Kaffer voelt zich, en aan heide heeft Engeland de meeste schuld. In den Russisch Japanschen oorlog was Engeland o, zoo vriendelijk jegens den Boeddhist, gelijk hij in den Zuid-Afri- kaansehen krijg den Heiden begunstigde De gevolgen zouden niet uitblijven, dus werd geprofeteerd. En ze komen al. Wat Japan aangaat, het tart in 't uit breiden zijner handelsbetrekkingen alle tractaaten wat zijn krijstoerustingen aan gaat, zint het op een groote uitbreiding en hervorming van het leger. Het is zoo goed als zeker, dat de cavalerie versterkt zal worden, evenals het militair transport wezen en de spoorwegtroepen, die het korps volgen. Verder zullen nieuwe korp sen van rijdende artillerie inet zwaar ge schut en snelvuurkanonnen gevormd wor den. Afdeelingen voor luchtscheepvaart, telegrafie en telefoondienst worden inge steld, een geweer van grooter kaliber in gevoerd. Het uit twee divisies bestaande legerkorps wordt tot eenheid gemaakt en de diensttijd tot twee iaar teruggebracht. Z u i d - A f r i k a. En in Zuid-Afrika Daar is de Zoeloe opstand nog lang niet bedwongen. De Engelschen beproefden vergeefs Bambata te overrompelen. De toon van de inboor lingenpers wordt steeds dubbelzinniger. Een algemeen verzet van die zijde wordt gevreesd. En in het oude TransvaalDaar wordt de aanmatiging der Kaffers, dank zij de protectie der Engelschen over het zwarte ras, steeds heftiger. De Boeren, die Paul Kruger in zijn leven zoo miskenden en tegenwerkten, zuchten nu „o, Paul Kruger, hoe missen wy u". De Volksstem van Pretoria schreef dezer dagen „Wat wil de Afrikaner? Hij wil twee zaken. Eerstens wil hij niet geregeerd worden door andeven, zes duizend mijlen van hier, en ten tweede wil hij het land, dat zijne vaderen ont gonnen en bewoonbaar gemaakt hebben, een wit-mans land laten. Dit was het, wat de voor trekkers wilden, dit was het, wat Paul Kruger verlangde. Het tweede punt was Zuid-Afrika moet een wit-mans land blijven. Het gevaar, dat Tiansvaal dreigde, om weer Kafferland te worden, werd door de voortrek kers goed ingezien, en vandaar, dat er bepaald werd, dat de inboorling geen grondbezitter mocht worden. Men verstond, dat, als men dat toeliet, men weldra tegenover de steeds aan groeiende macht van den inboorling niet in staat zou zijn, om de positie, die de wit-man ingenomen had, te handhaven. Pau'. Kruger verstond dit. Wat gebeurt er nu Het liberale ministerie heeft de wet, die in Transvaal gemaakt is, waardoor den inboorling belet werd vast eigen dom te bezitten, zoodat alles op een ambte naar van den staat getransporteerd wordt, die het voor den inboorling bewaarde, verboden. Nu kan ieder kaffer of Aziaat net zooveel grond in Transvaal koopen, als hij lust heeft. Dit schijnt heel rechtvaardig, en voor men- schen die zes duizend mijlen ver wonen, en niet weten hoe het hier eigenlijk gesteld is, schijnt er geen gevaar in te zijn. Wij zien 't gevaar. De inboorling is door den oorlog rijk ge worden, de Boer arm. De Boer moet in vele gevallen zijn grond verkoopen. De compag nies koopen op en geven de opengevallene plaatsen aan de kaffers, om op te wonen. Dit betaalt den compagnies goed. Weldra zal een of ander kafferkapitein een plaats koopen en wij hebben kafferkolonies midden onder ons. Van dit dreigend gevaar wil men niets weten. De inboorling is immers ozoo loyaal, en helpt immers, om zijn mede-inboorling ten onder te houden. De vraag, ot dat altijd zoo duren zal, komt bij de voormannen niet op, en het gros der Afrikaners, die als schapen den voorliok volgen, blaten mee. Het oude ministerie heeft Zuid-Afiika rood gekleurd, en het nieuwe ministerie zal het zwart verwen. Wat beter is, laten wij aan 't oordeel onzer lezers over. Een ding is zeker, dat ook onder ons, maar te laat, de kreet gehoord zal worden Paul Kruger, wij missen u Ook deze klacht geeft te denken In de vergadering van den Centralen Raad van Beroep (Ongevallenverzekering) te Utrecht had uitspraak plaats in zake liet hooger beroep van A. v. S schilder te Middelburg tegen de uitspraak van den Raad van Beroep aldaar, waarbij met ver nietiging eerier beslissiug vau de Bank, houdende weigering van schadeloosstelling, het bestuur der Bank is veroordeeld voor zijn rekening te nemen de genees- eu heelkundige behandeling van eischer, ter zake van het hem overkomen ongeval, daarin bestaande dat hij een splinter in den duim heeft gekregen, dat de duim is opgezet en bij hem eeu panaritium is ge constateerd, terwijl eischer niet ontvanke lijk werd verklaard in zijne vordering ter bekoming eener tijdelijke uitkeeriog. De Centrale Raad bevestigde de uitspraak. Alsmede in zake het hooger beroep van de Plaatselijke Commissie te Wissekerke tegen de uitspraak van den Raad van Beroep te Middelburg, houdende beves tiging der beslissing van de Rijksverze keringsbank, waarbij voorloopig eene rente van f 0.35 per werkdag is toegekend aan A. S. te Wissekerke, ter zake van een hem overkomen ongeval waardoor zijn rechterbovenarm is ontwricht met belang rijke kneuzing van het schoudergewricht. De Centrale Raad bevestigde de uitspraak. Eene weerspannige maag die door de Pinkpillen tot bedaren gebracht wordt. Mej. J. Hoogendijk te Krimpen a/d. IJsei, verhaalt ons iu een harer brieven al de ellende die zij gedurende jaren achtereen wegens haar maag doorstaan had. Dezelve weigerde te gehoorzamen, zij wilde mij niet voeden, maar goedschiks of kwaadschiks zij moest gehoorzamen, d. w. z. zij moest mijn voedsel iunemen en mijne maag nam wraak door mij de hevigste pijnen te doen uitstaan. Na elke maaltijd had ik een gevoel of ik eene slechte spijsvertering had. De maag brandde mij, ik had groote lust tot slapen, erge dorst, walgingen en maagzwaarten. De slechte werking mijner maag had mij natuurlyk zeer verzwakt. Na verschillende geneesmiddelen te vergeefs genomen te hebben, besloot ik de Pinkpillen te ge bruiken en zij hebben mij veel goeds gedaan. Terstond na hun gebruik hebben zij mij eene groote verlichting gegeven, de spijsvertering werd veel beter, en thans ben ik geheel en al genezen Het horloge dat gij op zak draagt, loopt niet immer nauwkeurig, don loopt het eens voor en dan weder na, van tijd tot tijd moet het geregeld worden. Ons spijs- verterings orgaan is niets anders dan een uurwerk, dat zeer ingewikkeld is, dat van tijd tot tjjd door de Pinkpillen moet ge regeld worden Natuurlijk als gij een hoogst fijn hor loge neemt, en gij legt het onder een globe, gevrijwaard van stof en alle weer gesteldheid, zal hetzelve goed loopen. In de werkelijkheid is het niet zoo gesteld, gij haalt het uit Uw zak om het op het marmer van een schoorsteenmantel te leggen, dan eens bevindt het zich in de eene positie, dan weder in eene andere, en is voor stof niet gevrijwaard. Het is aan zoo vele dingen bloot gesteld, dat het wonderlijk is dat het nog op tamelijk regelmatige wijze het uur aangeeft. Indien gij eens nagaat hoe gij het ware horloge, dat Uw maag is behandelt, welke duizend maal teergevoeliger is, dan de fijnste horloges, is het wonderbaar dat I 'w maag nog dienst kan doen en U laat eten. Bedenkt dat zij sedert langen tijd verscheidene malen per dag werkt. Be denkt dat gij er vele malen misbruik van hebt gemaakt. Hebt medelijden met Uw maag. Herstelt haar wat. De Pinkpillen zullen zeer goed deze reperatie doen, zij zijn niet alleen onovertreffelijk tegen maagkwalen, maar bovendien tegen bloed armoede, bleekzucht, neurasthénie, alge- meene zwakte, rheumatiek, heupjicht, zenuwpijnen. Prijs f 1.75 de doos f9. per 6 doozen. Verkrijgbaar bij Snabilié, Steiger '27, Rot terdam. Hoofd-depöthouder voor Neder land en Apotheken, Franco toezending tegen postwissel. Ook echt verkrijgbaar voor Middelburg en omstreken bij Joh. de Roos en voor Goes en omstreken ^bij Gebr. Mulder, Drogerijen en Verfwaren. Ned. Herv Kerk. Aangenomen naar Dokkum door E. L. Nauta te Den Helder. Ds. C. A. Dardenne Ankringa pre dikant te Spijk, Geervliet en (sinds 1864) te Bolsward en de laatste paar jaar eme ritus te 's-Gravenhage, is op 70-jarigen ouderdom overleden. Geref. Kerken. Beroepen te Oud-Loosdrecht J. Bosch te Neede. R. K. Kerk. De bisschop van Haarlem heeft benoemd tot pastoor te Tuytjenhorn den heer W. M. Nix, thans pastoor te lerseke, en tot pastoor te lerseke dhr. J. W. J. Thompson, die kapelaan was te Medemblik. A'. V. Benoemd tot tijdelijk leeraar in de schei kunde en natuurlijke historie aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Cioes, de heer W. P. A. Jonker, te Amsterdam. Middelburg. Tot hoofd der op 1 Sept. te openen school voor lager en meer uit gebreid lager onderwijs is door het be stuur der VereeDiging voor Gereformeerd onderwijs benoemd de heer C. Weeda, die deze benoeming heeft aangenomen. De heer Weeda aanvaardde 1 Aug. 1896, dus tien jaar geleden, de betrekking van Hoofd der school Gravestraat en is daarbij leeraar aan de Christelijke Normaalschool en Voorzitter van de Vereeniging van Christelijke Onderwijzers in Walcheren. De school waaraan de heer Weeda zijne zorgen wijdde klom in die 10 jaren in leerlingen-aantal van 220 tot 370 en zag haar onderwijzend personeel toenemen van 4 tot 7. De examens voor vroedvrouw zullen worden afgenomen vóór 1 Aug. te Rot terdam, en tusschen 1 Aug. en 31 Dec. te Groningen. Te Rotterdam zullen die examens 18 Juni e.k. aanvangen. Schrif telijk opgave te doen vóór 10 Juni a.s. aan dr. A. G. Th. Becking, arts te Rot terdam, voorzitter der examens-commissie. Aan de Theologische school te Kam pen slaagde voor het semi cand. examen de heer P. de Putter. Ds P. Warmenhoven te Harderwijk heeft de benoeming tot regent van het Internaat, verbonden aan het Geref. Gym nasium te Zetten, aangenomen en treedt D.V. 1 Sept. a.s. in functie. De interpellatie-De Boer, die Dinsdag zou gehouden worden, is door afwezigheid van den Minister van Buitenl. Zaken tot later uitgesteld. In behandeling komt het wetsontwerp tot uitvoering van enkele bepalingen dei- op 12 Juni 1902 gesloten verdragen tot regeling der voorschriften met betrekking tot het huwelijk en tot regeling der voogdij vau minderjarigen. Bij het algomeen debat ontspon zich eene discussie tusschen de heeren Lobman, Van Doorn, De Beaufort, Heemskerk en den Minister van Justitie, naar aanleiding van de kwestie door dhr. Lohman te berde gebracht, of n.l. bindende kracht aan tractaten is toe te kennen en of wettelijke voorziening noodig is, om trac taten voor de onderdanen bindend te doen zijn. De heer Lohman meent, dat, wanneer een natie met een ander volk een overeen komst sluit, zij haar eigen recht prijs geeft. Niettemin, zegt genoemde afgevaardigde, al wordt kracht van wet toegekend, blijft wettelijke regeling gewenscht, ten einde voor de toekomst alle rechtsonzekerheid af te snijden. Daartegenover werden hoege naamd geen andere meeningen gesteld de Minister achtte het onnoodig het standpunt van de regeering nader uiteen te zetten, doch refereerde zich aan de uiteenzetting in de stukken toch werd het eene heel kleine repetitie van het debat in 1903 over dezelfde „belangrijke kwestie" gevoerd, toenmaals ingeleid door dhr. Roëll. Na aanneming van een amendement-De Beau fort, om voor de toepassing van artikel 449 Wetboek van Strafrecht (voltrekking van het burgerlijk huwelijk alvorens het kerkelijk mag worden ingezegend) de diplomatieke ambtenaren gelijk te stel len met de ambtenaren van den burgerlijken stand, wordt het wetsontwerp goedgekeurd. Vervolgens komt aan de orde en wordt goedgekeurd na opname van een amende- ment-Smeenge, een ontwerp tot wijziging van art. 41, regelende de grondbelasting, strekkende om kleine droogir akingen en bedijkingen te doen proftteeren,J ten op zichte van de verlenging van de vrijdoms bepaling tot tien jaar, zooals nu het geval is met de polders van grooteren omvang dan 500 H.A. Dan wordt in dezen een onbillijkheid weggenomen. Het amendement-Smeenge had ten doel, om aan de droogmakerijen boven 500 H.A., welke op dit oogenblik vrijdom genieten, boven dien toegezegden vrijdom, waarop zij aanspraak kunnen maken, nog een vrijdom van tien jaren te verleenen. Dat was naar de meening des heeren De Waal Malefijt, die zich sterk tegen dit amendement verklaarde, eene nieuwe bevoorrechting van groote polders. De voorsteller legde het echter in dien zin uit, dat sommige droogmakerijen door de gunstige bepaling der wet van vrijdom, er toe gekomen zijn om meer in te polieren, dan oorspronkelijk de bedoeling was. Ze wilden in ieder geval boven de 500 H.A. komen, om van de gunstige bepaling te kunnen protiteeren. Groote kosten hebben ze daar voor moeten maken en daarom wil hij ze met mijn amendement ten goede komen. Want waren ze gebleven beneden de 500 H A., dan zouden ze nu toch ook aanspraak kunnen maken op verlenging van vrijdom. Feitelijk hebben ze al dien tijd schade geleden, 't Is mij wel, zeide de Minister en Z.Exc. liet de beslissing aan de Kamer over, die niet lang talmde met de aanneming. Voorts wërd nog bekrachtigd een over eenkomst met de Ned.-Ind. Telefoonmaat schappij te Batavia, tot aanleg van een gouvernements-telefoonlijn tusschen Bata via, Samarang en Soerabaya. De heer Bogaerdt, afgevaardigde van Breda, ver dedigde in zijn maidenspeech, welke hij voorlas, de vroeger zoo gangbare meeuing omtrent de staatsexploitatie van de inter communale lijnen. Zoo behoort het, zegt deze afgevaardigde, deze lijnen door den staat geëxploiteerd, doch de communale, d.i. plaatselijke lijnen, in handen der ge meente. De heer Tydeman, de man dor telefoon, had geen zin om zich tegenover de heer Bogaerdt in te spannen. Het onderwerp is trouwens uitgeput. Het deed den afgevaar digde groot genoegen, dat de Minister van Koloniën het juiste standpunt heeft inge nomen en Z.Exc. het met hem in dezen eens is. Ten Motte kwamen nog enkele adressen in behandeling. Vandaag alweer het arbeidscontract. TIENDRECHT. Onze geachte medewerker Sealdis heeft in no. 116 en 120 van ons blad reeds een en ander wetenswaardigs omtrent den oor- sproDg en de geschiedenis der tienden verteld. Wij voegen er nog een cn ander bij uit de Walchersche Courant. Reeds in het Oude Testament leest men van (het lit-ndrecht). Voor zoover ons bekend, wordt er het eerst melding >an gemaakt in Genesis 14 vers 20, waar wij lezen dat Abraham aan Melchizedek de tienden van alles gaf. Of het vóór dien tijd reed6 een gewoonte was tienden te geven, weten wrj niet. Zeker is het dat liet langzamerhand eeu gebruik is geworden. In Genesis 28 vers 22 lezen wij er andermaal van, waar Jacob aan God de belofte doet Hem van alles wat God hem geven zou, de tienden te schenken. Dit gebruik werd bij de Mozaïsche wet geving zelfs tot wel verheven. Alle tienden des lands, van het zaad des lands, van de vrucht van het geboomte, werden ver klaard des Heeren te zijn evenzeer de tienden van rundereu en klein vee, alles wat onder de roede zou doorgaan, het tiende zou den Heere heilig zijn Aldus heet het in Leviticus 27 vers 3'J en 32. Deze tienden waren voor de Levieten, die geen land gekregen hadden en op deze wijze werden onderhouden. In het 31e vers wordt zelfs reeds gewag gemaakt van eeu wet om de tienden af te koopeu. Men moet dan behalve de eigenlijke waarde nog een vijfde daarboven toedoen. Numeri 18 vers 26 leert ons weder dat ook die Lievieten van de door hen ont vangen tienden andermaal tienden be hoorden te geven voor den dienst des Heeren, tot onderhoud der priesters. Ia Deuteronomium 14 vers 28 en 29 en Deuleronomium 26 vers 12 wordt nog ge sproken van een bijzondere tiend die om de drie jaar moest worden gegeven voor den Leviet, de weduwe, den wees, den arme en den vreemdeling. De grondgedachte van dit Mozaïsch tiend recht was het volk in te prenten dal alles wat het bezat van den Heere kwam dat het slechts vruchtgebruiker, rentmeester was over zijn goederen. Met het getal tien, als zinnebeeld der volledigheid, wijl het alle grondgetallen insluit, werd vol gens sommigen de omvang van liet geheel op de beste wijze afgebeeld. Een schoon doel werd er mede bereikt. De eerste tiend, gegeven aan de Levieten, was geheel in het belang van het Gods rijk. De tweede tiend, dat is de tiend van wat blijft na de eerste, bestemde men voor de veraangenaming van het eigen leven. Daarom werden in of bij liet heiligdom, als 't ware dus onder het oog Gods, feest maaltijden aangericht voor de huisgenooten waarbij men zich dankbaar verheugde in Gods weldaden, terwijl om het derdejaar deze tweede tiend gegeven werd tot onder steuning van den naaste, die hulp noodig had. Dit waren de armentienden. Voorwaar een schoone regeling, waaruit voor het persoonlijk en maatschappelijk leven onzer dagen zeker ook nog wel leering is te trekken Inzonderheid ook deze laatste tienden, die wel de volmaking der tienden genoemd wordt, greep diep in in 't maatschappelijk leven eu voor kwam veel armoede en ellende, terwijl zij de edele gave der naastenliefde, naast de dankbare godsvrucht tot ontwikkeling moest brengen. Ook bij andere volkeren der oudheid was er een tiendrecht bekend. In sommige Romeinsche provinciën werd het als een soort grondbelasting geheven. Zoo beschouwt ook Calvijn de tienden, die de Israëliet geven moest voor den dienst des Heeren, als een grondbelasting aan den Eigenaar van den bodem betaald. Anderzijds gold het bij de Romeinen als een huur of pacht, die betaald werd voor het gebruik der Staatsgronden. De Ro meinsche Staat had toch door de vele veroveringen een massa gronden gekregen, die onbebouwd lagen. Deze werden uit gegeven ter bebouwing, terwijl men dan iu van de opbrengst moest geven als pacht, of ook wel '/s wanneer het beplan tingen gold. Op deze wijze was het mogelijk dat soms van overheidswege in duren lijd goedkoop aan het volk koren kon worden verschal't. Ilet is een nog niet volledig beant woorde vraag hoe wij aan ons tiendrecht zijn gekomen. Sommigen meenen dat het reeds bekend was bij de oude Germanen en daardoor in West-Europa kwam. Anderen daarentegen schrijven het toe aan den invloed der Romeinen met hunne in stellingen, terwijl weder anderen het van zuiver kerkelijken oorsprong achten. Zeker is het dat de meeste tienden berusten op kerkelijke beginselen, eu van kerkelijken oorsprong zijn. Het schijnt dat Karei de Groote het Joodsche tiendrecht heeft gewettigd. Moeilijk kan echter aangenomen worden dat de kerk der middeleeuwen het tiend recht beschouwde als een goddelijk recht, hetwelk alleen de kerk toekwam. Er zijn toch voorbeelden genoeg dat bisschoppen eu andere geestelijke heeren de tienden aan kerken verkochten. Ook is het zeker dat vele wereldlijke tienden naast de geestelijke van ouds bestonden, b. v. de koninklijke tienden welke moesten opgebracht door hen die kroonlanden in gebruik hadden. Wat op het land groeit of in de kudde wordt voort gebracht, moest zijn tienden opleveren aan kerk of landheer. Het stond naast elk ander. a's Graventiende", die Floris V in 1288 den Friezen oplei, is wel bekend, terwijl reeds in de 9e eeuw een graaf van Vlaan deren bepaalde, dat zoo wie bosschen wilde uitdelven en den grond wilde bezaaien, hij eigendom en volle bezit zou erlangen van den grond, mits hij de jaarlijksche tienden gaf aan den graaf. We zien dus dat het tiendrecht in geen geval van uitsluitend kerkelijken oor sprong is. In den tijd der eerste vestiging van de Christelijke kerk in deze landen vindt men nog niet van het tiendrecht gewag ge» maakt. Door een tiendhelling zou zeker ook de nieuwe leer niet aan populariteit gewonnen hebben. Maar toch gaf reeds in 753 Pepyn aan de kerk te Utrecht een tiende der krooninkomsten om daaruit den kerke- dienst te onderhouden, terwijl een 11 A 12tal jaren later, het een algemeene verj plichting werd. In de 10e eeuw is er schier nergens tiendvrij land. De heffing is bijna overal aan de kerk verbonden. Wel hebben ook wereldlijke heeren het tiendrecht, maar dit is meestal ontstaan doordat zij ergens een kerk hebben gesticht en dan de daaraan verbonden tienden heffen om daaruit die kerk met den pastoor te onderhouden. In de eerste helft der middeleeuwen hadden onze landen veel te verduren van de invallen der Noormannen waarvan zooals men beweert een deel te Westkapelle is gebleven om deze te bestrijden gaf de kerk vaak een deel harer tienden aan wereldlijke heeren. Dit is dus ook een oorzaak, waarom deze in het bezit van tienden kwamen. Ook kreeg zoowel de kerk als de land heer de z.g. novaaltienden. Men gaf dan onontgonnen gronden aan lieden uit, die nadat deze in cultuur gebracht waren, aan den oorspronkelijken uitgever dier gronden tienden moesten opbrengen, welke novaal- (nieuwe)tienden werden genoemd. Langzamerhand werden de tienden be schouwd als gewone koopwaar cn werden zij overgedragen by koop, vererfden zij en werden zij ook wel verhuurd. Natuurlijk waren deze tiendheflingen evenals vele andere middeleeuwsche belastingen erg bezwarend voor den tiendman, die ze moest opbrengen. Maar de geloovige middel eeuwer mopperde niet. Immers het Con cilie van Macon had reeds in 585 verklaard, dat het recht van goddelijken oorsprong was. Intusschen werd er ook wel eens een waarschuwende stem vernomen inzon derheid tegen de geestelijkheid „Zijt een leeraar des geloofs, geen afperser van tienden", gelijk Alewijn het haar verma nend toeriep. In Zeeland waren liet ook meestal de geestelijken, die de tiendhetling in handen hadden. De St. Pieterskerk van Utrecht was een der grootste Zeeuwsclie tiend- heffers, gelijk in Zeeuwsch-Vlaanderen de St. Ravo van Gent. Men kende de vrucht- en de veetienden. Onder de eerste viel alles wat halm of stengel hadgraan, ooft, vlas, hooi, enz. Deze werden weder verdeeld in grove (groote) en kleine of smalle tienden. De grove zijn ook bekend onder den naam van koren- maal- of gaffeltienden. Zij liepen over graan als tarwe, rogge, gerst, koolzaad enz., terwijl de smalle tienden erwten, boonen, wortelen, knollen, gras, hout, fruit en o. a. ook meekrap betroffen De veetiend werd ook wel krijtende, bloedige- bloed- of levende tiend gehee- len. Ook de naam „gejong" treft men hiervoor in de stukken aan. Zij betrof lamineren, biggen, kalveren, veulens, bijen, eenden, ganzen, zwanen enz. Die vaD het gevogelte noemde men wel kriekende tiend en die van bijen zwerm- tiend. Deze veetiend werd gerekend onder de smalle. Naderhand werden de tienden van gerst en rogge de z.g. gerfrogge engerfgerst ve anderd in beschapen en sloptienden. De beschapen tienden zijn dan gemaakte, volgens de hoeveelheid nauwkeurig be paalde tienden, die een overgaug vormen tusschen de oude, uit den aard der zaak onbepaalde tienden en de latere geldpacht. Sloptienden waren die beschapen tien den, welke door den tiend man of tiend- pliclitige door het slop (luik) van den graanzolder werden gelateD, om dan on der het slop te worden gemeten. Alle deze tienden werden dus zooals wij schreven, reeds spoedig het onder werp van koophandel en kwamen dus in het gewone verkeer. Ten tijde der kruistochten, toen vele edelen naar Palest na trokken en daar voor veel geld behoefden, kwamen vele aan hen behooreude tienden in handen van kerken en kloosters, maar ook omgekeerd gaven deze weer tienden over aan leeken. Zoo lezen wij van een zekeren Berthel- meeuws en zijn huisvrouw, die van de Middelburgsche Abdij van St. Marie in 1247 hel vierde eener tiende in leen kreeg, op conditie dat hij daarvoor jaar lijks in twee termijnen zou betalen dertig ponden Vlaamsch, terwijl bij zijn over lijden het weder aan de Abdij vervallen zou. Zoo heeft deze Abdij in 1252 het tiendrecht gekocht in de parochie van Meiloftskereke (Meliskerke) van een zeke ren Henri, die ze weder van den abt in leen had. De heffingen der tienden waren aan locale gebruiken of verordeningen onder worpen. Voor de grove tienden werden meestal de korenschooven in hoopen gezet, terwijl dan de tiendheffer de elfde nam voor zich eu daarin ten kenteeken een tak of strik plaatste. Is de tiendheffer meestal moest dit 3 maal geschieden behoorlijk gewaarschuwd en komt hij toch niet, dan gaat de tiendpliehtige zijn gang en haalt het z!jne weg. Hier en daar moest hij dan zelfvertienen in gezelschap van twee buren, terwijl hij hetgeen voor den tiendheffer bestemd was, dan nog een etmaal op het land moest laten. In sommige streken kon hy volstaan met na de waarschuwing, te klimmen op het rad van zijn wagen en driemaal te roepen „tiendheer", zoo hard dat het over zeven akkers kon gehoord worden. Kwam de heffer of iemand namens dezen dan niet, zoo oogste hij voort. Vooral onder Karei V en Philips II kwamen strenge boetebepalingen voor het weg halen van den oogst zonder te hebbea gewaarschuwd.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1906 | | pagina 2