N1EUWSBLA VOOR ZEELAND, No. 201. 1906 Dinsdag 29 Mei 20e Jaargang. HISTORISeH CHRISTELIJK- Buitenlandsch Overziebt. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J, DE JONGE-VERWEST, te F. P. D'HUIJ, te Middelburg. Goes PRIJS DER ADVERTENTIËN IEDER EN WERKDAG DES AVONDS. Prijs psr drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,02s. UITGAVE DER FIRMA EN VAN trrii'WHMKeiaaMMWMMwaa—a—inw— 28 Mei 1906. De heer dr. W. v. RaveDsteyn Jr. (sociaal-democraat) de eerste Nederland- sche geleerde die getracht heeft de Mar xistische leer van het historisch mate rialisme, waarvan de grondwet door Marx aldus is geformuleerd dat niet het bewust zijn der menschen bepaald hun zijn, maar omgekeerd, hun maatschappelijk zijn hun bewustzijn bepaald dat wil zeggen, dat de godsdienstige en politieke overtuiging der menschen vrucht is van hun meerderen of minderen welstand ook op de poli tieke en godsdienstige richting onzer vaderen aan te passen, zegt in zijn Aca demisch proefschriftOnderzoekingen over de economische en sociale ontwikkeling van Amsterdam gedurende de 16e en het eerste kwart der 17e eeuw en tracht omtrent de Calvinisten dier dagen de volgende voor stelling ingang te doen vinden „De libertijnen voelden zich politiek verantwoordelijkde anderen, vrijbuiters op handels- en politiek gebied, Calvinisten van godsdienst, waren niemand verant woording schuldig, dan hun God, die hen door uitverkiezing boven velen had verheven en hnn de vette brokken in den schoot wierpbijgevolg deden zij, wat in hun particulier belang te pas kwam''. Hier bedoelt de schrijver klaarblijkelijk de welgestelde Calvinisten. Maar hij be greep, dat er ook nog andere Calvinisten waren de mindere man, de smalle ge meente, het volk, hoe waren die aan hun immers even zelfzuchtigen godsdienst ge komen. Hierop heeft hij het volgende gevonden. Voor het gereformeerde volk was de kerk geen machtsinstrument, dat zijn klassebe- langen kon en moest dienen, maar nog altijd, wat zij in de middeleeuwen was geweest, de zaligmakende of verdoemende macht, aan wie de sleutels van de hemel poort waren toevertrouwd, de macht die over de hoogste bezittingen en verwach tingen, de geestelijke, beschikte en deze uitdeelde en bewaarde. Dat geestelijk goed was van des te grooter waarde geworden, naarmate het verschil tusschen het aard- sche bezit in de onderscheidene klassen der bevolking toenam Dat geestelijk goed bestond uit de leer stellingen der Kerk, de dogma's welke hare leeraren elke week hun hoorders van den kansel ontwikkelden geen zedepreek die vermaande tot een beter leven op aarde, maar een betoog dat leerde van een verheerlijking en uitverkiezing hierna maals, met gelijke, geringe kansen voor allen, met één woord de leer van Gods voorbeschikking, de predestinatie". Alzoo, omdat het volk in de rechtzin nige leer der uitverkiezing onderwezen wérd, leerde het onbewust in de klasse- belangen, de belangen der onderliggende klassen tegenover die van de heerschende klassen ook op stoffelijk gebied, ook in de politiek, gelooven Wil daar nu maar eens touwen aan vastmaken. Hoegenaamd niets begrijpt de geleerde schrijver van den strijd door Pruin en Groen geteekend om de hoogste heilsgoe- deren niets van het geloofsleven dat den Btrijd om het bestaan adelde; niets van de waardij van het Koninkrijk der He melen, waarop ook het stoffelijk bezit, zelfs van den armste rust; niets van die ordinantiën in Gods woord geteekend, die als hoogste wet van alle eeuwen gelden en zullen blijven gelden, dat de godzalig heid een groot gewin is, hebbende ook de beloften des tegenwoordigen levensen ook niets van die hoogere eenheid, welke in de Chr. Kerk armen en rijken ver bindt, en die ook in "de dagen der Re publiek de geloovigen van alle standen deed saamwerken in 't belang van 't al gemeen. Zijne averechtsche beschouwing is, zoo= als dr. Breen in De Amsterdammer zegt, yalweder een voorbeeld, waartoe de ma- itM'ialistische geschiedbeschouwing leidt. Gespeend als zij is aan alle idealisme, benevelt zij den blik op de feiten". Een critiek waarmede wij instemmen, ook al mag dit proefschrift, naar luid der beoordeeling,overigens veel goeds bevatten. „Moge voortgezet onderzoek den jongen docter er toe brengen in te zien, dat de menschheid, ook in haar historisch bestaaD, niet leeft bij brood alleen, of, met andere woorden, dat niet/ie stof over den geest, doch de geest ov.er de, stof heerscht". Zedelijkheids-femelarij". De afkeer der sociaal-democratie tegen de christelijke zedelijkheidsleer is zóó groot, dat, wanneer zij bij een bepaalde gelegen heid op dit punt in gezelschap van de rechterzijde komt, haar orgaan er blijkbaar prijs op stelt ter dege te doen uitkomen, daar haar motief een ander was. Verleden week was in de Kamer in be handeling de bepaling van het arbeids contract, die den werkgever verplicht om, wanneer het loon o. a. in kost en inwoning bestaat, deze te verschaffen, volgens plaatse lijk gebruik, mits niet in strijd met de ge zondheid en de goede zeden. Er-was een amendement-Ter Laan om daaraan toe te voegen het uitdrukkelijk verbod van een gemeenschappelijk slaap vertrek voor mannelijke en vrouwelijke arbeiders, zooals dit hier en daar op het platteland voorkomt. De heer Drucker zei van dit amendement onnoodig, want iedere rechter zal dit van zelf kwetsing van de goede zeden achten en schadelijk, want zoo ge één geval van kwetsing noemt, zal licht voor andere ge vallen van kwetsing het oog gesloten blijven. De heer Lohman, die met mr. Heems kerk het amendement steunde, zeidede heer Drucker vergist zichhet is vol strekt niet zeker, dat ieder rechter het aldus zal inzien, want zelfs hier in de Kamer zijn leden, die zich anders hebben uitgelaten. De heer Reynè ontpopte zich daarop als zoo'n lid, zeggende dat er streken in ons land zijn, waarin hierin niets onzede lijks gezien wordt, noch ligt. De heer Drucker, op heeterdaad weer legd, antwoordde niet meer, maar stemde toch tegen het amendement. De socialisten voeren bij deze stemming met een groot deel der rechterzijde in het zelfde schuitje. Dat is aan Het Volk te kras, en nu beijvert het zich, te doen uitkomen dat voor zijn geestverwanten minder een moreel dan een sociaal motief gold het recht van den arbeider tegenover den werkgever. Het blad vermoedt, dat er tegenstemmers zullen geweest zijn, die„in het amendement, toen het den steun der heeren Lohman en Heemskerk verkreeg, eèn tegemoetkoming aan zekere kwasi-christelijke zedelijkheids- femelarij vermoed hebben". Zij die zoo dachten, vergaten naar onze meening, dat het er niet om ging ongehuwde jongelieden van beide geslachten te verbieden vrij willig te zamen één slaapkamer te deeleu, maar dat het amendement strekte om te zorgen dat de boer zijn mannelijke en vrouwelijke dienstboden niet kon dwingen samen te slapen". „Er heeft naar onze meening een zekere blinde klerikalen vrees meegeholpen om een goed amendement te doen verwerpen". Zoo de laatste onderstelling juist is, toont dit feit weer eens aan, welke verregaande afmetingen het anticlerioalisme ten onzent genomen heeft. Een amendement, van rechts gesteund in naam der zedelijkheid, krijgt om die reden iets afschrikwekkends voor links, een geur van „femelarij", waar voor men spontaan terugwijkt. Zoo het niet de in anticleriealisme met de vrij zinnigen vereenden waren, die dit zeiden, zou men hel kwalijk kunnen gelooven. Maar ook voor de socialisten is het teekenend, dat zij behoefte gevoelen hun deelgenootschap aan de „femelarij", die hen steunde, nadrukkelijk af te wijzen en de menschen ter dege duidelijk te maken niet tegen het gemeenschappelijk vertrek zelf ging ons bezwaar, maar tegen den dwang op den arbeider. Het compromit- teerend gezelschap der „femelaars" schijnt de redactie wel zwaar te drukken. (Nederlander.) Het gebeurde te Oudshoorn, waar zekere Groeneveld gedwongen is zijn kinderen van de chr. school te nemen en op de openb. school te doen, wordt in Het Vader land ontkend. De School met den Bijbel handhaaft echter haar bericht. De heer Den Hertog, commissaris van de „Leerhoeve" waar Groeneveld werkt, heeft zich ten huize van G. vervoegd, naar hij zegt als lid van de vrijz. propaganda- club. Maar waarom dan niet iemand ge stuurd tegenover wien de man vrij stond Waarom G., dien zijn patroons 't feit hebben laten ontkennen, niet daartoe ge bracht in tegenwoordigheid van een on partijdig persoon De vrouw zegt dat zij het briefje schreef, om van het gezanik af te wezen en dat zij er nu spijt van heeft, zoo leest men in liet Vaderland. Dat is ook voor twee uitleggingen vatbaar. Men lette er wel op dat zij dit briefje schreef om aan al het gebeurde een einde te maken, terwijl zij het schreef voor nog iets gebeurd was. Hoe rijmt zich dat Nog meldt De School met den Bijbel dat 1 Mei 1.1. de arbeider Van Triest, in dienst bij den landbouwer Den Hertog te Ouds hoorn zijn dienst heeft moeten verlaten, omdat hij zijne kinderen niet naar de open bare school wilde sturen. Bovendien heeft zich bij den sigarenmaker Bekink ver voegd de heer Labrijn, hoofd der open bare school aldaar, die hem trachtte te overtuigen dat B zijn kinderen naar de openbare school moest sturen, onder voor geven, dat B., Hervormd zijndo, zijn kinde ren niet op de doleerende school kon doen. (liet schoolbestuur te Oudshoorn is voor de helft Hervormd Doordat de man tijdig beter ingelicht werd en voor zijn brood niet behoefde te vreezen (hij werkt bij een geref. patroon) zijn de kinderen op de chr. school gebleven. Tot zoover De School met den Bijbel. Wij hebben 't al meer gezegd, dwang is strengelijk af te keuren, hetzij dit aan de zijde der chr. of der vrijzinnigen geschiedt. Het zal echter nu wel meer gaan ge beuren dat men de openb. school met zekeren dwang of „recommandatie" tracht te bevolken. Niet hierop in de eerste plaats zullen wij echter de aandacht vestigen maar op de motieven, de argumenten die deze schoolvrienden bijbrengen. Het wordt in den laatsten tijd een soort taktiek van sommige vrijzinnigen om de chr. school voor te stellen als een in stelling voor en van doleerenden en de neutrale school als een school voor Her vormden. Dat gescherm met „Hervorm den" door mannen die misschien al wel honderdmaal om de Hervormde kerk heen gefietst hebben tegen misschien één keer er in geweest te zijn, hopen wij af en toe naar verdienste te brandmerken. Het is een door en door valsche voorstelling te beweren dat een neutrale school voor de Hervormden goed zou zijn, en dat de voor standers der chr. school tot de doleeren- den" zouden behooren. De school is niet uitsluitend voor „doleerenden"trouwens een onjuiste naam! maar voor de kin deren van allen die nog gelooven in een Heilige Algemeene Christelijke Kerk, en deze belijdenis door een christelijken wandel sieren. Iia Frankrijk ijvert een groep socialisten voor de 9 uren arbeidsdag. En ijvert met werkstaking, doch tot heden met weinig succes. Onze anarchisten, of vrije socialisten, of revolutionaire socialisten hoe inen ze ook noemen wil, gaan nog een stapje verder en begeeren den arbeidsdag van 8 uren. Ziehier de aankondiging in hun blad Kameraden zoo heet het daar van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Kameraden daar wacht ons een samen treffen met den vijand. Daar wacht ons een grooten slag. We zijn Zondag bijeen geweest te Utrecht, we hebben krijgsraad gehouden. En wij hebbe» hel tijdstip bepaald waarop de groote aanval zal beginnen. Den eersten Mei van het jaar 1908 zullen wij doen wat onze Fransche broeders nu reeds deden op den eersten Mei 1.1., wij zullen nemen den 8-urigen werkdag. Acht uur werken op z'n langst zal het zijn in de fabriek, op de werkplaats en op het veld, acht uur nergens langer zullen we werken. En wij moeten behouden het zelfde loon als wij nu hebben bij een ianger dag liefst nog meer. De strijd zal bitter worden Zoo predikt een wereldhervormer den oeconomisehen oorlog Wat ontgoocheling toch in het leven. Wat vandaag groot heet onder de men schen wordt niet zelden, o zoo klein. Hier ziet men een oogenschijnlijk wel en stevig levensgebouw als een luchtig kaar tenhuis ineenstorten en daar ziet men de kroon van 't hoofd vallen van hen die velen bewonderden en vergoodden. Dat gebeurt in Nederland, in Indië, in Amerika, overal waar menschen wonen. Zoo heerschte daar in de Nieuwe W ereld „de Koning van Sion" Alexander Dowie. Eerst waren de couranten vol van zijn roem en toen van zyn baatzucht. Hij gaf zich uit velen onzer lezers herinneren 't zich wel voor een nieuwe Elia. Hij presenteerde zich als de Heraut die aan de wederkomst van Christus voorafging. Maar wat hy ook met den Profeet van den ouden dag gemeen had, zeker niet zijn sober woestijnleven. De wereld kwam schatten neerleggen aan de voeten van dezen reclame-koning. Hij kocht u tgestrekte landerijen in de nabijheid van Chicago, bouwde daar zijn stad Sion, en heerschte op dat deeltje van het land der vrijheid oppermachtig. In zijn rijksgebied werd geen dokter of apotheker geduld, medicijnen mochten niet ingevoerd worden, genezing mocht alleen gezocht worden in den weg van geloof en gebed. Sterken drank was contrabande, alle burgers moesten geheel-onthouders zijn. Op vloeken stond de straf der verbanning. Verwondert het u dat velen dezen Dowie als een maatschappelijk hervormer eerden? Zaagt ge ooit zijn portret Om nooit te vergeten welke oogen En dan die prach tige sneeuwwitte baard. Een geboren volks leider. En die figuur is, als zoovelen voor hem, gevallen. Op het doek der geschiedenis staat zijn beeld gemaald als dat van een bedrieger, als dat van een hoereerder, als dat van een zwakke, eerst knielende voor en toen bezweken door de ijdelheid. Men verhaalt uit zijne omgeving dat hij aan overdadigen disch at met gouden vork en lepel dat een lijfwacht van honderd getrouwen hem omringde nacht en dag dat hij zich naar zijn troonzetel liet dragen en zoo meer. Dit exentrieke gaf roem en eere. En nu ook weder deze kroon van dat hoofd gevallen is, verbaast de wereld zich. En toch zegt men dat de geschiedenis de beste leermeesteres is. Voorzeker. Indien de meuschenkinderen maar niet zoo onleerzaam waren. Het laatste nommer van het geïllustreerde weekblad De Prins, geeft een afbeelding van het met den eersten prijs bekroonde ontwerp voor het Vredes-paleis dat in Den Haag staat te verrijzen. Het schoone gebouw dat de plaat ons vertoont is gekroond met vier torens. Twee massieve met veel beeldhouwerk versierde torens aan den voorgevel en een klein torentje op het middengebouw. Een hoek toren aan den achtergevel, Voorts vertoont de afbeelding van het monumentale gebouw de sierlijke lijnen van den Vlaamschen stijl. Daar was een prijsvraag voor uitge schreven en van de ruim twee honderd ingezonden ontwerpen verkreeg dat 't welk onze illussratiën nu te zien geven den eersten prijs. Mocht het uitgevoerd worden wat niet zeker is, want ook deze ontwerper verkreeg de eerste prijs voor zijn ontwerp Beurs te Amsterdam, maar het is nooit uitgevoerd mocht dit uitgevoerd worden dan zou het voorzeker een sieraad voor de residentie zijn. Als plaats van vestiging is gekozen de Javastraat, vlak tegenover het ruime en boomrijke plein 1813. Rusland. Het was te voorzien dat de Doema, die met haai- Adres van Antwoord aan de Regeering al dadelijk zoo hard van stal liep, in conflict met de Regeering komen zou. De Regeering heeft inderdaad op waar dige wijze het eischenlijstje der Doema beantwoord. Zij heeft met hooghouding van de beteekenis en den grondslag van 't gezag en wet, inachtneming van de door de wet gestelde grenzen, zich bereid ver klaard aan de tot stand koming der door de Doema gevorderde hervormingen krachtig mede te zullen werken. Zelfs tot een ruime uitbreiding van het kiesrecht wenscht zij over te gaan, schoon zy daartoe het oogen- blik nog niet gekomen acht. Onder ademlooze stilte werden deze verklaringen in de vergadering van Vrijdag door den premier Goremykin afgelegd. De ministerraad, zoo ging Goremykin voort, hecht groote beteekenis aan de ter sprake gebrachte wetten, betreffende on schendbaarheid van persoon, vrijheid van pers en van vereeniging, bij doeltreffende waarborgen tegen misbruik van die vrij heden. De minister-president verklaart onvoorwaardelijk onaannemelijk een oplos sing van de agrarische (grondbezit- en landbouw-) quaestie door middel van de apanage-landerijen en in het algemeen van ontkenning van den privaat-eigendom, die de grondzuil is van het staatsleven. Een oplossing van de agrarische quaestie is zonder twijfel mogelijk met de voorhanden wettelijke middelen. De ministerraad verwerpt de wetsvoor stellen betreffende de verantwoordelijkheid der ministers en afschaffing van den Rijks raad, daar dit een radicale verandering is der grondwettelijke bepalingen, die niettot de bevoegdheid der Doema behooren. Wat betreft de opheffing der uitzonde ringswetten, en het tegengaan van den wil lekeur van ambtenaren, heeft de Doema alleen het interpellatierecht, hetgeen zuiver en alleen een zaak is van administratieven aard. De regeering zal echter het oog hou den op de uiterst gestrenge wettigheid van de daden harer organen. Ten slotte zei Goremykinde boeren- quaestie schijnt op dit oogenhlik de belang rijkste. De ministerraad erkent de nood zakelijkheid, haar met bijzondere voor zichtigheid op te lossen. Tegelijk moeten maatregelen genomen worden tot verbete ring van het nuttig gebruik v«n den grond door de boeren en vergrooting van het akkerland van boeren, die daarvan maar weinig bezitten door bemiddeling van een boeren-agrarische bank. De regeering erkent, dat het verheffen van 't geestelijke en zedelijke peil der menigte geen uitstel lijden kan, maar de door den Keizer ver kondigde hervormingen zijn ondenkbaar zoolang in het land de wettelijkheid van het recht niet is ingeburgerd. De regeering dient bij de Doema een ontwerp in be treffende de verantwoordelijkheid van ambtenaren. Het zeer waardig, wettelijk, verzoenend betoog van den eersten minister viel echter niet in goedo aarde,

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1906 | | pagina 1