No. 200. 1906 20e Jaargang. NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. Maandag 28 Mei HISTORISCH CHRISTELIJK- VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Bond van J. V. op Geref. Grondslag. Uit de Tweede Kamer. 1EDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Aan het verslag in de Rotterdammer, ons door den secretaris gezonden dus olïi- ceel ontleenen wij het volgende Morgenvergadering. Ds. Vonkenberg, van Barendrecht, opent Da het zingen van Ps. 25:3 en het lezen van Hand. 1 4-14 en gebed met een wel komstwoord. Voorts worden de volgende telegrammen verzonden Aan Hare Majesteit de Koningin. De Nederlandsche Bond van Jongelingsver- eenigingen op Geref. Grondslag, te Rotterdam vergaderd, Westerkerk, Ammanstraat, brengt Uwe Majesteit eerbiedig hulde, verheugt zich, Uwe Majesteit als Koningin te mogen eeren, bidt God, dat Uwe Majesteit nog jaren als Koningin over een gelukkig volk moge regeeren. VONKENBERG, Voorzitter. Aan het Nederlandsch Jongelingsverbond Ds. van Noort, Voorzitter »Musis Sacrum", Arnhem. De Nederl. Bond van Jongelingsvereenigingen op Geref. Grondslag, bijeen in de Westerkerk, Ammanstr., Rotterdam, wenscht U een rijk geze gende Vergadering, VONKENBERG, Voorz. (Op deze telegrammen kwamen in den loop van den dag de volgende antwoorden Hare Majesteit de Koningin draagt mij op den Nederlandschen Bond van Jongelingsvereeni gingen op Gereformeerden Grondslag Hoogst Derzelver dank over te brengen voor aangeboden betuiging van hulde. Adjudant van dienst, VAN HOOGSTRATEN. Hartelijk dank voor uw wensch. Meerdere eenheid is dit jaar niet gekomen. De hoogste eenheid zij ons doel. VAN NOORT, Voorzitter.) Als plaats voor den Bondsdag in '07 werd aangewezen „Groningen of Leeuwarden". Aangenomen werd o. a. om aan art. 32 Bondsreglement toe te voegen Een voorstel waarover eene beslissing is gevallen in de Bondsvergadering kan niet op de agenda van den volgenden Bondsdag worden geplaatst. Voorts werd aangenomen, op voorstel van het Bondsbestuur, dat de Bondssec- retaris zal kunnen beschikken over een bedrag van f 300 per jaar om zich te voor zien van administratieve hulp. Het Jaarverslag lokte discussie uit. In dat verslag wordt o. m. melding ge maakt van een buitengewone bestuurs vergadering, belegd naar aanleiding van het „Advies intake gewichtige Bondsbelan- genin brochurevorm door eenige in den Bond niet onbekende personen in het licht gegeven, waarop door het moderamen ter bestrijding van deze brochure aan de ver- eenigingen een schrijven was gericht, ge titeld De organisatie in gevaar gebracht" (welk schrijven door de eerstgenoemde vrienden weder was beantwoord in een brochureOns laatste woord". Naar aanleiding van een en ander waren een groot aantal moties ingekomen, en van welke die van „Timotheüs" te Rotterdam door den heer J. v. d. Berg krachtig ver dedigd, strekkende om afkeuring over de wijze van optreden en den onbohoorlijkeu toon des onderteekenaars van het „Advies inzake gewichtige Boudslelangen' en ver trouwen in het Bondsbestuur en de Redac tie van het Gereformeerd Jongelingsblad te doen uitspreken, na veel bestrijding door de Bondsvergadering werd aangenomen met 271, tegen 68 en blanco 16 vereeni- gingen. Het Jaarverslag werd vervolgens v&sti ^jöstöldi De aftredende bestuursleden, de heeren ds. G. Boekenoogen en Joh. T. de Lange, Werden herkozen resp. met 249 en 315 stemmen van de 327 geldige stemmen. Voorts werden uitgebracht op de heeren dr. B. Wielenga 37, T. Verschoor 18 en J. de Riemer 15 stemmen. De voorstellen van de vereeniging „Timo theüs'' te Rotterdam inzake het Bonds- öfgaan en omtrent den Bondsboekhandel konden niet meer in behandeling komen. Besloten werd het contract met den Bonds- boekhandelaar voor een jaar te verlengen. Inmiddels zal door eene daartoe te be noemen commissie getracht worden een regeling omtrent den Bondboekhandel te ontwerpeD, waarbij rekening wordt ge houden met de daaromtrent in den Bond heerschende gevoelens. Middagvergadering. De heer v. Hulzen refereerde over De J. V. en de Letterkunde. Wie een stuk van een literator voor draagt, zegt spr., doet reeds aan letterkunde. Zóó moeten we allereerst de behandeling opvatten, want de Geref. Jongelingsver- eenigiug is géén wetenschappelijke instel ling. Niet te hoog dus moeten we mikken we zullen dan nog mis schieten. En de Bond moet raken Telkens weer. Spr.'s eerste stelling luidt daarom Onder de behandeling onzer Nederlandsche Letterkunde op de Gereformeerde Jongelings- vereeniging verstaan we slechts, in aanmerking nemend het karakter, dat uwe Vereenigingen dragen, het lezen (voordragen) van met zorg gekozen proza en poëzie en het maken van inleidingen over onze voornaamste literatoren in de lijst van hun tijd. Wie prijs stelt op de kunst van goed lezen is het er mee eens, dat de Geref. Jongelingsvereeniging een deel van haar beschikbaren tijd mag gebruiken, om die kunst te bevorderen. Als we ernstig, oplettend en denkend lezen, moet steeds de belangrijke vraag opkomenWelke invloeden hebben het talent van den literator een bepaalde rich ting gegeven Het proza toch en de poëzie van de literatoren staan in nauw verband met hun persoon, hun karakter en hun lijd. Dat zien we in Da Costa, die is Israëliet, Nederlander en Christen. Als Israëliet zong bij over zijn volk en diens adeldom en klonk het Ik ben geen zoon der laauwe Westerstranden Mijn vaderland is daar de zon ontwaakt Als Nederlander zong hij van onze his torie, bestrijdend de revolutie, wetende, dat //Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natiën". En als Christen zong hij van den Zalig maker en jubelde hij Voor U wil ik strijden, voor U wil ik lijden, voor U wil ik de aarde doorgalmen van lof Aan U wil ik adem en levenskracht wijden. tot de Engel des levens my slake uit dit stof Er is overeenkomst, betoogde Spr. voorts, tusschen den geest van den tijd en den geest in de literatuur. In de 17e eeuw, de roemvolle eeuw, bloeide de kunstwas er veerkracht, moed en be zieling. In dien bloeitijd traden op mannen als Vondel en Cats, Hooft en fluygens. Maar toen kwam de 18e eeuw, de roern- arme eeuw. De kunst kwijnde. Jan Poëet dommelde in Weer een eeuw later voerde eerst mate rialisme den boventoon. Toen dit liasco leed, kwam valsche mystiek. Eu eindelijk, nu, zijn we gestort in de pessimistische literatuur. Spr.'s tweede stelling luidt: jf>'nsel eri doel van allen arbeid in uwen Bond stellen ook aan het karakter der in stel ling bedoelde pennevruchten zekere eischen. Gij, jongelingca, Calvinisten, hebt te kiezen zangen van leven en waarachtig levensgeluk. Uw beginsel trekt grenzen, uw doel geelt u stuur. Uw beginsel is immers God de eere op alle levensgebied. En uw doel isvorming voor het leven naar dat beginsel. Dan valt, moet vallen, allereerst uw keus op de schoone taal der Heilige Schrift, terwijl er vervolgens dichters en schrijvers voor U meer dan genoeg zijn Daar hebt ge Da Costa, Bilderdijk, Beetsj Ten Kate, Hasebroek Bevoegde critici, betrouwbare gidsen moet ge hebben, gelijk' stelling drie het zegt Op het terrein der Letterkunde zijn betrouw bare gidsen noodzakelijk, vooral met het oog op de moderne literatuur. Ons land wordt overstroomd met een literatuur, die arm is en zonder eenig ideaal. In die literatuur worden Gods ordinantiën vertrapt, de vrije liefde ge» predikt, 's Heeren Naam ontheiligd, met Gods kerk gespot, de Voorzienigheid mis kend. In die literatuur krijgt het heidensch noodlot de teugels der wereldorde in zijn bevende vuisten Niemand heeft te klagen over de stilte, als de nachtegaal door hem is gevangen en met eigen hand is gedood Wat vergif is voor uw bloed, is de goddelooze, pantheïstische, vuile modero man. Gelukkig is het vuil van deze din gen in vaak onverstaanbaar Hollandsch geschreven zijn het vele kleine Johan- nesjes met waterhoofden en spillebeentjes, die in elkaar zouden zakken, als ze niet op dat groote hoofd gingen staan. Zeker dichter zingt van de Lente op déze wijze Laten we nu weenen, weenen, weenen, Laten we nu tranen weenen Is dat de Lente bezingen Is dót kunst vroeg Spr. Neen, zeide hij, terwijl bij omschreef, wat de kunst moet doen bij anderen het zelfde ideaal voor oogen stellen, wat de kunstenaar, de literator, had, toen hij schiep. Door den inhoud van een literair werk worde het doel genaderdde vorm moet den inhoud verstaanbaar maken. Maar nooit worde de inhoud dienstbaar gemaakt aan het realisme van kroeg en achterbuurt. Aan dat onderwijs hebben wij geen behoefte. Spr. was nu genaderd tot de beide laatste stellingen, die luiden IV. De wenschelijkheid der behandeling onzer Letterkunde op uwe Vereenigingen vindt haren grond in drieërlei a. die behandeling vermeerdert de kennis b. zij ontwikkelt het schoonheidsgevoel c. zij geeft steun bij de andere vakken. V. De behandeling moet methodisch zijn; aan de hand van een met zorg gestelden leiddraad, die met de eischen eene goede methode reke ning houdt. Door de studie der Letterkunde, be toogde Spr. wordt de algemeenc kennis verrijkt evenals de kennis der historie en wordt door de schoonheid van uitdrukking der gedachte de eigen gedachten vorming ontwikkeld. Daarbij is een leiddraad noodig, die den omvang der stof bepaalt; vertrouwd maakt met de schrijfwijze der bekendste literato ren en overzichten geeft van bepaalde tijden, scholen en kringen. Dat wij, eindigde Spr., dan de geesten mogen beproeven, of zij uit God zijn. In de moderne literatuur mogen we zien den geest van den Antichrist. Maar: Christus is de Koning der aarde. Alle dingen zijn Zijn voeten onderworpen. En het is, zooals Da Costa zong Laat ons steeds hopen, bidden, waken, En ons versterken in ons hoofd Ook heden wil Hy vreugde maken aan al wie dezen Geest gelooft En: Van triumfzanggalmen, van Hosannapsalmen, davere 't Heelal God is opgevaren met gejuich der scharen met bazuingeschal Yan het debat stippen wij slechts aan: Een der debaters wilde het misverstand weg nemen, dat vriend Van Hulzen was een voor stander der moderne literatuur. Voorts vestigde hij de aandacht er op, dat de jongelui van het platteland gebroken hadden met den vroegeren sleur, die op ^Jaarfeesten" te voorschijn kwam in het»En nu heb ik nog een stukje". We moeten beginnen met de dingen, die Boven zijn en goed moeten we weten, dat het er ons om te doen is, positie te krijgen. Een ander had gaarne gezien, dat Spr. kort en bondig had uiteengezet, wat wij eigenlijk onder Letterkunde hebben te verstaan. Zijn meening hieromtrent was, dat wij door Gods algemeene genade het schoone, dat wij zien, in woorden kunnen brengen. Deb. had voorts willen zien, dat Spr. had gegeven een korte uiteenzetting van een te volgen methode. Eerst moeten we weten, wat stijl is en dan moeten vol- gen de algemeene eigenschappen van den stijl, Nog een ander vroeg of wij op onse Ver» eenigingen voor de beoefening der Letterkunde waarlijk den tijd hebben. Eerst het noodige, dan het nuttige en eindelijk het aangename. Bedoelt de heer Van Hulzen, vroeg Deb. dat alles van de literatuur van na '8o verkeerd is God werkt immers ook nog in de harten der ongeloovigen De heer Van Hulzen antwoordde, onder meer dat, wat betrof het bestudeeren der moderne Letterkunde, zijn meening zeer beslist was óf in 't geheel niet; óf enkel sommige gedeelten. En het laatste, toe gelicht en verklaard door een daartoe alleszins bevoegde. De heer J. W. Mekking van Arnhem sprak alsnu over De ■positie van de Jonge lingsvereeniging in betrekking tot de sociale beginselen en de sociale actie. De Nederlandsche Bond van Jongelings- Vereenigingen op Geref. Grondslag, begon Spr., heeft, om een woord van Dr. Kuyper te gebruiken, ingezien op wat wijs het moet worden aangelegd, om het wezen van de Jongelings-Vereenigingen op den echt Calvinistischen strm te enten. Maar het is nog niet ten volle gelukt, dit pro bleem in zijn gangen en wegen, diepten en hoogten tot oplossing te brengen. Yan de oprichting van den Bond tot nu is aan dat probleem gearbeid. Veel vragen doen zich voor, die om beantwoording roepen. De verhouding tot de Kerk en den Staat is al jaren lang besproken die tot de maatschappelijke vraagstukken ligt voor een groot deel nog in 't duister. Deze vraag onder de oogen ziende, kwam Spr. tot 9 stellingen. De 3e luidt Onder Gereformeerde sociale beginselen zijn te verstaan de waarheden, waarvan het Ge reformeerd denken uitgaat bij het opbouwen van een leer der Maatschappij. Wat de Gereformeerde dogmatiek is voor de Kerk, moeten de Gereformeerde sociale beginselen zijn voor de Maatschappij Spr. noemt als Geref. sociale beginselen de Maatschappij moet krachtens eigen sou- vereiniteit zich zelf regeeren Overheidsbemoeiing moet zich bepalen tot a. handhaving en bescherming van rechten b. tijdelijken steun aan zwakke maatschappe lijke kringenc. tijdelijke overname van de taak der maatschappelijke kringen in geval van inzinking de Maatschappij moet georganiseerd zijn het privaat bezit is niet in strijd met den wil van God het groot-grondbezit wordt veroordeeld in de Heilige Schrift privaat bezit der productiemiddelen en het darrmede gepaard gaandeloonstelsel wordtin de Heilige Schrift nergens veroordeeld het berekenen van rente is niet in strijd met de Heilige Schrift de mensch is tot arbeik geroepen dienstbetrekking ontstaat door het aangaan van een vrij contract op grond van dat contract heeft de patroon gezag over den arbeider; arbeid is geen koopwaar loon is geen betaling van verrichted arbeid, maar middel om in staat te stellen tot het verrichten van arbeid. Met de ons reeds gegeven beginselen kan worden, en is reeds, begonnen met het opbouwen van een leer der Maatschappij. Wat te verstaan is onder sociale actie zegt stelliDg IV Onder sociale actie is te verstaan de werk zaamheid der sociale vereenigingen. De „Maatschappij" is een organisch geheel van Vereenigingen, die ten doel hebben de algeheele stoffelijke en geeste lijke zelfontplooiing van het individu. Onder maatschappelijke of sociale actie wordt dus begrepen de werkzaamheid, die van deze sociale vereenigingen uitgaat. Nu zegt stelling V De Jongelings-Vereeniging op Gereformeer den grondslag moet de Gereformeerde sociale beginselen bestudeeren en voorts nagaan op welke gronden het Geretormeerd denken de beginselen van andere richtingen op sociaal gebied öf minder juist acht, of beslist verwerpt. Niet aan de Jongelings-Vereenigingen is de taak opgedragen, om de beginselen op allerlei terrein na te sporen. Dat dient aan de wetenschap te worden overgelaten. Maar het lid der Jongelings-Vereeniging op Gereformeerden grondslag moet de Ge reformeerde sociale beginselen bestudeeren voor zijn later Gereformeerd leven, óók in de Maatschappij. Wat er voor de Vereeniging gedaan moet worden, ging Spr. vervolgens na aan de hand der twee volgende stellingen, terwijl hij bij ieder onderdeel daarvan een korte toelichting gaf: VI. De Jongelings-Vereeniging heeft zich krachtens haar voorbereidend karakter van elke deelname aan sociale actie strikt te onthouden. VII. De Jongelings-Vereeniging op Gere formeerden grondslag heeft na te gaan a. welke sociale vereenigingen de Gerefor meerde sociale beginselen ten grondslag ge legd hebben aan haar actie en welke vereeni gingen haar actie doen uitgaan van beginselen, aan de Gereformeerde verwant, ol daarmede in strijd; b. de momenten uit de sociale actie, die de beteekenis en omvang der beginselen dui delijk doen uitkomen c. den eisch der Gereformeerde beginselen omtrent het doel der sociale actie d. onder welke voorwaarden samenwerking met vereenigingen, die andere beginselen be lijden, noodzakelijk, gewenscht of geoorloofd is. Geen gemakkelijke arbeid alzoo. Doch voor ons gemak worden we geen lid eener Vereeniging. En deze arbeid moet door elke Geref. Vereeniging worden aangevat. Het cijfer (106 van de 448) der Ver eenigingen, die aan Maatschappelijke on derwerpen doen, 's veel te laag. Spr. hoopt op verbetering. Vereischte voor een vruchtbare behan deling der stof is goede, degelijke leiding. Daarom zegt stelling VIII, dat bij dien arbeid leiding door middel van het Bonds orgaan een noodzakelijk vereischte is. Spr.'s laatste stelling luidt Behalve door dezen arbeid van verstandelijke ontwikkeling, is de Jongelings-Vereeniging op Gereformeerden grondslag ook door haar oefe ning in de praktijk van het vereenigingsleven voor de ontwikkeling van het sociale leven in Gereformeerden geest, van groot belang. Hierin wordt gewezen op de indirecte werking, die van het Vereenigingsleven uitgaat. Maar ook is de bedoeling, dat de Maat schappij georganiseerd moet zijn. En nu geeft het een zeer groot voordeel, als men, later actief optredende, het Vereenigings leven kent. Dr. Kuyper heeft gezegd Wilt ge een kracht voor de toekomst zijn, handhaaf dan uw paedagogiseh karakter". Spr. voegde er aan toe Wees bij uw opvoeding niet eenzijdig; voedt op voor Kerk, Staat en Maatschappij, opdat die alle straks mogen oogsten, wat in onzen kring is gezaaid. Debat had niet plaats. Woensdag werden o. m. de artikelen 1G38.C en 1638c behandeld. Ook nu zou de kamerverslaggever van De Telegraaf kunnen zeggen„Bij dit alles dhr. Lob man loerend op het debat, om er tusschen te schieten". Ja, zegt ook dhr. Schaper, zóó is het juist. Bij elk voorschrift, bij eiken regel die tot bescherming van den arbeid strekt, komen de heeren Lohman en zijne vol gelingen de partij van de reactie telkens in verzet. En daarover verbaast hy zich. Wij verbazen ons daar niet over, evenmin als over de verbazing van dhr. Schaper. Voor dit laatste geeft deze zelfs de reden aan. Het komt bij de beschou wing en vergelijking van de verschillende artikelen en onderdeelen van dit arbeids contract voornamelijk aan op „juridische kennis", zegt dhr. Schaper, als hij de reden ontvouwt, waarom hij zich slechts aarzelend in het debat mengt. En wat dhr. Lohman betreft, deze streng- jurist steeds pleitend voor eerbied voor de wet, ziet met een enkelen oogopslag, wat het argusoog van een niet-jurist als dhr. Schaper, by geen mogelijkheid ont dekken kan. Vandaar dat de afgevaardigde van Goes geen vrede ka» hebben niet be-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1906 | | pagina 1