NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND, No. 198. 1906. Donderdag 24 Mei 20e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISGH Arbeiderspensioen. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Uithoofde van den Hemelvaarts dag zal ons blad Donderdagavond niet verschijnen. TWEEDE KAMER. L IEDER EN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,02s. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Slot. In de Duitsehe wet van 1889 is bepaald dat aan de verzekering deel moesten ne men: lo. arbeiders, hulp-arbeiders, gezellen, leerlingen en dienstboden2o. fabrieks- beambten, handelsbedienden en leerlingen en 3o. de schepelingen op de Duitsehe zee- en riviervaartuigen. Zij allen moeten tevens aan de volgende voorwaarden vol doen lo. minstens 16 jaar oud, 2o. wer kelijk arbeider, 3o. arbeid verrichten tegen loon. Een onzer bekwaamste dagbladschrij vers, ds. v. d. Valk, schreef destijds in een onzer bladen het volgende tot toe lichting van genoemde wet «Om een rechtvaardige berekening te waar borgen, zijn de verzekerden in vier klassen verdeeld. Tot de eerste klasse behooren allen met een loon van 350 Mark, tot de ze met een loon van 35c550 M., tot de 3de met een loon van 550—850 M., tot de 4de met een loon van 8502000 M. De bijdrage voor de klassen bedraagt res pectievelijk14, 20, 24 en 30 Pfennig, altijd naar den maatstaf, dat patroons en werklieden ieder de helft betalen. En daar ongeveer 12 millioen personen onder de termen dezer wet vallen, welke elk oogenblik hun woonplaats veranderen kunnen, heett de Staat 31 verze keringsbanken opgericht, terwijl aan de post kantoren zegels verkrijgbaar zijn welke de be taling bewijzen. Tevens werd met het oog op werkeloosheid het jaar op 47 weken gesteld, en door een kleine verhooging der premie mogelijk gemaakt, dat hij ziekte, zoo deze ten minste niet langer dan een jaar aanhoudt, niet behoeft te worden betaald. Wijl de gelden door den Staat worden beheerd, en namens dezen door de postkantoren worden uitbetaald, is elke bedenking tegen soliditeit uitgesloten. Ook wordt om vlugger en goedkooper recht spraak te waarborgen, de berechting der ge schillen aan ambfenaren en bijzondere rech ters opgedragen. Gevolg van deze wet is, dat werklieden op 70-jarigen leeftijd gekomen, aanspraak hebben op pensioen, en wel (de verzekering tegen invaliditeit buiten bespreken gelaten) naar de verschillende klassen respectievelijk: 106,4; 134,6; 162 en I9I Mark minimum, en 166,15; 278,48; 362,69'^en 476 Mark (bij later ontstaan der invaliditeit nog meer) maximum rente. Door eene overgangsbepaling is het aan de nu levenden reeds mogelijk gemaakt van de verzekering te proflteeren. Een gewichtig ele ment in deze wet is zeker wel dit, dat ook het Rijk bijdraagt tot het geld, waaruit de rente betaald wordt, hetwelk de Regeering tot cri terium van de wet had gemaakt. Ze achtte zonder Rijksbijdrage, patroons en werklieden onmachtig den werkman een degelijk pensioen te verzekeren, meende, dat de Regeering het grootste belang had bij eene wet, welke de sociale kwestie helpt oplossen, en nu het be ginsel van dwang was aangenomen, ook de uitvoering gemakkelijk moest worden gemaakt De geachte schrijver (toen reeds) had echter van antirevolutionair standpunt groote bezwaren tegen deze wet, gelijk te begrijpen is. Bezwaren die in allerlei vorm door onze beste mannen, tot op den huidigen dag, zijn uitgesproken en herhaald. Wij verwijzen slechts naar uitspraken van mannen als jhi. De Savornin Lohman, ds. Sikkel, Prof. Fabius, en den hoofd redacteur van De Rotterdammer. Het zit nu, gelijk te begrijpen is, in de quaestie van Staatszorg, van Verzekerings- dwaug, van verplaatsing van Armenzorg. Hij meent onder meer dat dit al had kunnen voorkomen worden door een betere loonsregeling van Staatswege op te leggen. Op deze quaestie gaan wij thans niet in. In elk geval zou een opgelegde betere loonregeling aan de schaduw- van den dwang al evenmin ontkomen. In ieder geval kan deze wet als maat staf dienen 1 oor eene wettelijke regeling inzake het arbeiderspensioen in andere landen, ook in ons land. Natuurlijk (wij herhalen dit) wordt dit alles niet in herinnering gebracht, omdat wij overtuigd ziju dat ouderdomspensioen spoedig het deel van den arbeider zal zijn. Nu de verkiezingen van 1905 zoo aller ongelukkigst voor den werkman en den arbeider zijn uitgevallen, is de kans op spoedige voorziening in deze hunne schreeuwende behoefte, naar wij vreezen, voor langen tijd verkeken. Vrijzinnige Kamer-cand id aten hebben hun wijs gemaakt dat bescherming der in- landsehe nijverheid zou uitloopen op duur brood voor den arbeider, en op dure petten en klompen. Een eenzijdige voorstelling waaraan een deel der werklieden geloof geslagen hebben. En dat niettegenstaande de feiten zoo duidelijk spraken dat, al ware des neen het brood iets duurder geworden, de welvaart er niet op achteruit zou ge gaan zijn. Honderden Nederlandsche arbeiders toch trekken jaarlijks naar Duitschland en België om daar werk te vinden, ondanks dat de levensmiddelen daar dnurder zijn dan bij ons. Dat komt van de hoogere loonen. Kon men hier ook zulke hooge loonen geven, niemand zou er aan denken zijn land te verlaten. Maar de vrijzinnigen van alle gading hebben uitgemaakt dat dit niet mag. Het kamerlid Plate sprak het onverho len uit dat de inlandsche nijverheid niet meer mag worden beschermd, omdat daar door de loonen zouden stijgen En nu is de wet op de verhoogde invoerrechten van de baan de loonen zijn niet verhoogd en het ouderdomspensioen is van de baan geschoven. Omdat de middelen er voor niet kun nen gevonden worden. Wat ons echter niet beletten zal, voor de arbeiderspensioneering het pleit te blij ven voeren. Borgesius-Culte. Dat woord „culte" is moeilijk te ver talen. Aanbidding is te sterk, vereering te zwak. Men zou 't kunnen noemen dwepende vereering. Van Borgesius-culte beschuldigt De Nederlander en met grond in haar no. van gisteren die Unie-liberalen, welke opstuiven, wanneer prof. Treub durft zeggen, dat hij liever met den man uit één stuk Van Houten, dan met den scharrelaar Goeman Borgesius te doen heeft. Een quaestie van appreciatie, waarin ieder vrij is, zou men zeggen. Maar De Vaderlanderhet unie-liberale blad, noemt dat lasterwat prof. Treub, terecht, op zijn beurt weer met een kwalificeering van „onzin" beantwoordt. Men heeft wel eens beweerd dat de anti revolutionairen hun vereering voor dr. Kuyper te ver dreven. Maar nooit zegt De Nederlander hebben wij toch, wan neer iemand verklaarde, ik heb liever met (Lohman) dan met Kuyper te doen, een Kuyperiaan in ziedenden toorn hooren antwoorden gij lastert Een dergelijk toppunt van persoons verheerlijking bleef voor de unie-mannen bewaard. En te meer valt deze toorn op, omdat de uit lating van prof. Treub toch waarlijk zoo heel onbegrijpelijk niet is. De heer Treub is iemand die wel nooit van opportunisme zal worden ver dacht. Heel zijn aanleg is daarmee in strijd. Eer is hij onder de vrijzinnig-democratische leiders degene, bij wien men het lichtst van »Principiën- reiterij" zal spreken. De heer Goeman Borgesius, juist andersom, is het type van opportunisme. Zijn voornaamste streven is, de zeilen van zijn politieke partij zóó te spannen dat ze veel wind vangen. Hij is de politieke »makelaar" het woord is van prof. v. d. Vlugt tusschen de linksche lracties. Zijn aanpassingsvermogen aan de publieke opinie is van dien aard, dat hij in 1903 eerst in de Kamer waarschuwde tegen de indiening der stakingswetten (waarvan het ge rucht door het land was gegaan), daarop, na de indiening, als Unievoorzitter een adres teekende waarin die wetten kras en absoluut werden ver oordeeld (krasser nog dan in het adres van den vrijz.-dem. bond), maar niettemin ten slotte, toen j de adresbeweging aan het licht had gebracht uit wat hoek de wind woei, die wetten steunde. Hij was de man, die als minister op het voetspoor der onderwijspacificatie van 1889 vóórtging, maar die later als Kamerlid weer meedeed met hen, die elk vóórtgaan in dat spoor met de pacificatie- zelve alsof deze beoogd had den geschapen toestand te versteenen in strijd achtten. Hij was de ontwerper van een drankwet die, wat de hoofdstrekking aangaat, door minister Kuyper werd overgenomen, maar stemde, toen 'tafgeven op die wet tot een liberaal dogma, bijna schreven wij een liberaal ^relletje", was geworden, tegen die wet. En dit niettegenstaande hij bij het alge meen debat haar nog conciiiant was tegemoet getreden en niettegenstaande verschillende ver beteringen, bij dat debat zijnerzijds aan de hand gedaan, inmiddels waren aangebracht. Is het nu zoo'n wonder, dat prof. Treub, die bovendien nog zijn eigen grieven heeft wegens opportunisme op het stuk van alge meen kiesrecht en andere radicale wen- schen, verklaart in zake beginselvastheid boven dezen Unieleider te verkiezen den heer v. Houten, den oud-liberaal, die onder zijn vrienden gelijke positie van onbuig zaamheid inneemt als de heer Treub onder de vrijzinnig-democraten Inderdaad, in het licht der feiten bezien, schijnt ons de matelooze toorn van Vader lander en andere Unieorganen over'sheeren Treubs uitlating,als staaltje vanBorgesius- culte nog slechts te opmerkelijker. De nuchterheid en objectiviteit schijnen onder de Uniemannen wel op den loop, zoodra men naar hun voorzitter wijst. 23 Mei 1906. Anarchisme in de kerk. Wij bemoeien ons in den regel niet met kerkelijke aangelegenhedendie liggen meer buiten ons erf. Alleen op enkele sprekende feiten, die ook met het politieke en sociale leven verband houden, vestigen wij af en toe de aandacht. Zoo wijzen wij nu op het bepaald droe vige feit, dat de Budhistische dr. Louis Bahler, Ned. Herv. Predikant, een „lan delijke" organisatie van anarchisten in het leven heeft geroepen In zijn beginselverklaring komt onder meer ook dit voor Innerlijk religieus, strevend naar een leven van naastenliefde, treedt zij naar buiten op als een anarchistische wereldbeschouwing, geen hooger gezag erkennend dandat van eigen heilige overtuiging. Men denke de consequentie van deze beginselverklaring zioh goed in. Zij loopt feitelijk op het ni Dieu, ni Maitregeen God en geen meester, uit. Men krijgt waarlijk zielsmedelijden met 'n gemeente, die met zulk een „herder en leeraar" zit opgescheept. En het ergste en treurigste is, dat zulk een man, zulk een verleider der schare, nog lijdelijk als herder der schapen moet worden geduld Schoon deze theologisch doctor een be minnelijk man is en respect afdwingt door zijn groote eerlijkheid, moeten wij toch, in navolging van wijlen H. de Cock in 1836 ten aanzien van de Groninger pre dikanten Brouwer en Reddingius, die op geen stukken na zoo ver waren afgezakt als deze prediker van het Boeddhisme, van hem zeggen dat hij is een «wolf in de schaapskooi Christi". Aan de op onze bewaarscholen meer jen meer in zwang komende Fröbel methode wordt wel eens het bezwaar toegekend, dat zij de verbreiding van besmettelijke ziekten onder de kinderen zou in de hand werken. Als middel om zooveel mogelijk aan dit bezwaar te gemoet te komen en het gevaar voor besmetting tot een mini mum te herleiden, wordt voortdurende reiniging van speel- en leermiddelen, als daar zijn, leien, griffels, boetseerklei drin gend aanbevolen. Speelgoed, enz. wat voor zoodanige flinke reiniging niet vat baar is als poppen, moet in elk geval worden geweerd, tenzij het vervaardigd is van gummi en celluloid. Voorts wordt isoleering yan besmette kinderen, zij, die uitslag vertoonen aan handen, mond, ge laat en hoofd, ten zeerste aanbevolen. Rechtszaken. Kantongerecht te Goes. Bij vonnis van 21 Mei 1906 is vervallen verklaard het verzet door C. P. Jzn. te Ierseke gedaan tegen het verstekvonnis van 7 Mei 1906, waarbij hq terzake van het zich ongerechtigd met een stoomboot op eens anders perceel in de Schelde aan den grond laten vallen is veroordeeld tot f10 b. s. 5 d. h. In de gister te Utrecht door den Cen- tralen Raad van Beroep gehouden openb. terechtzitting had uitspraak plaats in zake het hooger beroep van de Rijksverzeke ringsbank tegen de uitspraak van den Raad van Beroep te Middelburg, waarbij met vernietiging eener beslissing van de Bank, houdende weigering van schadeloosstelling, veroordeeling van 't Bestuur der Bank om voor zijne rekening te nemen de genees kundige behandeling van H. v. d. S., te Terneuzen, ter zake van een ongeval daarin beslaande, dat hij bij het tillen van balken pijn heeft gevoeld in den rug, waarna bij hem is geconstateerd, dat er enkele spieren van den rug bij druk pijn lijk waren en gezwollenin de verorde ning tot toekenning eener tijdelijke uit- keering werd getroffene niet ontvankelijk verklaard. De Centrale Raad, niet de overtuiging bekomen hebbende dat het lijden een gevolg is geweest van een be drijfsongeval, bevestigde de uitspraak voor zoover de niet-ontvankelijkverklaring be treft, vernietigde die voor het overige en ontzegde v. d. S. zijne vordering tot toe kenning der schadeloosstelling bedoeld in art. 19 der Ongevallenwet 1901. De buitengewoon zware straf op ver traagde loonbetaling had gelijk wij in ons vorig no. meldden een krachtig pro test, een goed geslaagd voorstel tot debat verdaging en een amendement van den heer Lohman ten gevolge, waarover gisteren morgen terstond de beraadslagingen wer den geopend. De heer Lohman, die het heele artikel slecht en onbillijk vond, zoo zelfs dat hij, ook bij aanneming van zijn amendement, niet beloven kon, het alsdan nog te zullen aannemen, verdedigde zijn amendement hetwelk bedoelde te bepalen dat geen rentevergoeding voor vertraagde loonbe taling behoeft betaald te worden indien de patroon bewijzen kan, dat hij niet bij machte was te betalen, welk laatste maar al te vaak voorkomt, dankzij de ongelukkige gewoonte der schuldenaars die hunne rekeningen hoog laten oploopen of eerst laat in het volgende jaar, zoo niet in 't geheel niet, komen voldoen. De heer Tydeman steunde het amende ment daarbij nog gelegenheid vindende zijn rechtmatigen spot te uiten over de hebbelijkheid om zich bij de verdediging van dit ontwerp telkens weer, in plaats van op de practijk van het leven, te beroepen op de buitenlandsche wetgeving De heer Regout, teneinde verborgen onwil tegen te gaan, stelde als sub-amende- menl, op het amendement-Lohman voor, dat ter beslissing van den rechter de rente vergoeding geheel of gedeeltelijk kan ver vallen, wanneer de vertraging een gevolg is van een ernstig loongeschil. Doch ook zoo verklaarden de heer Drueker en de minister het amendement een ontkrachting van het wetsartikel dat een algemeen misbruik wil keeren. De heer Lohman hield echter vol, wat trou wens niet te ontkennen viel, dat het geval van onmacht behoort geregeld te worden. Een patroon toch die geen 100 procent betalen kan, gaat failliet als wegens uit stel dit 150 procent wordt, en dan is de arbeider nog slechter af. De heer Drueker vond er toen een middel weg op door toevoeging van de clausule dat „niettemin de rechter bevoegd (is) de verhooging te beperken tot zoodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk zal voorkomen". De heer Lohman echter, streng-jurist, die steeds pleit eerbied voor de wet, maar ook eerbied van de wet voor zichzelfwas door deze concessie niet gewonnen. Men kan zoo sprak hij in de wet niet zetten een bepaling, en tegelijkertijd zeggen dat de rechter daarvan kan afwijken. Met 54 tegen 8 stemmen ging echter het artikel er door, waardoor het amendement- Lohman was vervallen. Met den heer Lohman stemden 0. a. de heer Talma en een paar liberalen. Daarna was aan de orde het artikel (1638r) gevallen, waarin schuldvergelijking bij de loonsbetaling is toegelaten. De heer De Waal Malefijt lichtte een amendement toe, strekkende om nu ook niet te vorderen dat bq de verrekening van voorschotten de werkgever (0. a. de boer) het verstrekken van die voorschot ten zal aantoonen door een schriftelijk bewijsstuk, vermeldende de oorzaak en 't bedrag der schuld. De voorstellers hadden het oog hierbij op de belangen van den landbouw. Jammer dat er aan dit voorstel der 12 agrariërs uit alle partqen zoo weinig aandacht geschonken werd. De meeste leden zaten in de koffiekamer. Wij zagen aldus een verslaggever van een der groote bladen „wq zagen, toen de bel voor ie stemming ging, verschil lende leden haastig binnenkomen, hulp zoekend naar alle kanten om te vragen waarover gestemd werd. Eilacie, de naam van één dier binnenkomenden werd het eerst afgeroepen, nog voor hq had kunnen informeeren en op goed geluk af stemde hijtegen. Toen stemden anderen ook tegen. Zoo ging dat Hetgeen te betreuren is, want het amen dement kelderde met slechts 33 tegen 31 stemmen De Kamer hield zich ook bezig met twee amendementen van den heer Ter Laan, waarvan het minst onbelangrijke was de toevoeging „indien de slaapplaatsen van mannelijke en vrouwelijke arbeiders zich bevinden in hetzelfde vertrek, wordt dit geacht in strijd te zijn met d# vereischten van goede zeden". De heeren Ter Laan en Lohman, met de zeden op het platteland van Groningen op de hoogte, achtten dit verbod van jongens en meisjes in een slaapvertrek dringend noodig. Ook na de wijziging dat „met elkander gehuwden" in een slaapvertrek konden worden toegelaten, bleef echter de heer Drueker het amendement bestrijden. Men moest gevallen van onzedelijkheid, die uit dit artikel kunnen voortvloeien, aan den rechter overlaten. Maar de heer Lohman hield vol dat de wetgever dit kwaad moet tegengaan te meer nu er streken zqn (het was spreker in particuliere gesprekken meegedeeld) bijv. in Noord-Holland, waar dit kwaad geen kivaad genoemd wordt, en er zelfs leden dezer Kamer zijn die in dit samen slapen van ongehuwden in één ver trek geen kwaad zien. Een opmerking die' den heer Reyne (den reine is alles rein zich deed „ontmaskeren" als de man die gehoord had dat men in geheele stre ken in ons land in dit gebruik niets geen kwaads ziet. Hij noemt dat een „eenvoudig zedelijkheidsbegrip". De man, die deze verrassende mededeeling deed, is afgevaar digde voor Kampen. Het amendement is met 50 tegen 23 stemmen verworpen. Goedgekeurd werden vervolgens art. 1638w (gelegenheid door den patroon te geven om godsdienstplichten te vervullen en ontspanning van den arbeid te genieten zonder korting van het loon) en artikel 1638ic (als regel geen Zondagsarbeid), ter wijl op artikel 1638a; (behoorlijke inrich ting van werklokalen door den heer v. Wijngaarden (kath.) werd toegelicht een door hem en de heeren Ruijs en Aal-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1906 | | pagina 1