No. 188. 1906. NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. Zaterdag 12 Mei 20e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH Ons ter leering! Buitenlasdscb Overzicht. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST. te Goes F. P. D'HUIJ. te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN IJK. FEUILLETON. Snippers uit de oude doos. IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Kortgene, 14 Mei. Wissekerke, 15 en 16 Mei. Colijnsplaat, ook voor Cats, 17 Mei en 18 Mei des voormiddags. Op het jongste congres der S. D. A. P. te Utrecht heeft de groote meerderheid onder leiding van mr. Troelstra, Schaper en Vliegen zich tegen de Nieuwe ïyd-groep gekeerd. Gevolg hiervan is geweest dat de partij- genooten tot deze groep behoorende Wibaut, Gorter, v. d. Goes, e. a. zich hebben terug getrokken als candidaten voor lid van het Partijbestuur. In een artikel „op den verkeerden weg" is de redactie van Eet Volk tegen dit besluit opgekomen. In een kalm geschreven, zakelijk betoog, „De eenig mogelijke weg" heeft de heer v. d. Goes zich verdedigd. Het was te verwachten dat de Nieuwe Tijd-groep, na de scherpe aanvallen voor en op het jongste congres tot haar gericht, het er niet bij zou laten zitten. Reeds vroeger had mr. Troelstra haar zeer harde waarheden gezegd. Men herinnere zich maar zijn uitval op mr. Sannes en anderen van de jongeren, die hij steigerende veulentjes noemde. En zijn niet minder scherpe opmerking aan het adres van dr. Pannekoek. Immers reeds in Het Volk van 20 Juli 1905 schreef hij in zijn strafpredicaties no. 4: Het is teekenend voor de botheid en ver waandheid van een op een formule dood vallenden óók-politicus als Pannekoek Doch genoeg hiervan De heer v. d. Goes dan heeft in zijn hierboven aangeduid artikel de scheiding tusschen de groep-Troelstra en de groep- Gorter vastgesteld. 94 DOOK S C A L D I S. AXEL. III. Zooals genoeg bekend is, waren in vroe ger tijden alle takken van handel en nijver heid in handen van de verschillende gilden, welke gilden op hun beurt onderworpen waren aan ordonnantiën, door de plaatse- lijke overheid voorgeschreven. Zonder er meer van te weten kunnen wij ons zeivenin deze dagen van vrije con currentie op handelsgebied, moeilijk een denkbeeld vormen hoe die verschillende gilden werkten. Ook willen wij hier niet beoordeelen, in hoever den nieuwen boven den ouden tijd te verkiezen is. Om nu eenigzins na te gaan, hoe het in verschillende takken van bedrijf toeging, zullen wij enkele voorschriften, gegeven door den Magistraat van Axel, opslaan, om te zien, waaraan de neringdoenden zich moesten houden en welke verplichtingen zij te vervullen hadden. Om te beginnen willen wij de rechten en plichten van den koornmolenaar leeren kennen. In tegenstelling van de meeste gemeenten in Zeeland, waar de koornmolens in bezit waren van de Ambachtsheerlijkheid, was die te Axel eigendom van de stad. In 1787 werd zij verpacht voor den tijd van zeven jaren, ingaande den 1 Mei, voor eene som van '267 Pd. Vis. Volgens art. 2 van de ordonnantie moest de molenaar zijn: „een molenaar van stijle, weiketen minste twee jaaren op een koornwindmolen heeft gemaale, of, geen molenaar zijnde, moet dan, om deselve te laaten bedienen, houden twee goede en bekwaame knechten ten genoegen van den Magistraat". Om alle concurrentie te mijden wordt in art. 3 voorgeschreven„Om deeze jftolen, zooveel eenigzints doenlijk zij, te Eerstgenoemde is die der opportunisten of revisionisten. Dat wil zeggen de groep die met terzijdestelling van de leer van Marx en afvijling der scherpe kantjes, voe ling zoekt met de „burgerlijke" partijen en revisie, dat wil, zeggen herziening, verbe tering, zoekt van het Marxisme. 1,1 Laatstgenoemde is dan de groep die het socialisme in de eerste plaats tracht te toetsen aan de oude leer van Marx." t En nu ging de aanval volgens] den heer v. d. Goes niet over het optreden van personen,\maari over het beginsel. Het recht daartoe betwist hij niet. Maar hij vraagt alleen de vrijheid voor zich en zijne vrienden^om hunne beschouwing vol te houden. En nu acht hij dat door den vorm waarin de strijd gestreden is het debat over het amendement-Roland^Holst het deelne men aan de] leiding van de", Partij en ook het optreden voor de Partij in aangele genheden die tot de practische politiek behooren voor hen geheel is_ uitgesloten. Hij veroordeelt echter niet alleen den vorm maar ook den inhoud van de motie tegen de Nieuwe-Tjdgróep. Hij noemt die in hooge mate onwaar, grievend en beleedigend. „Onze meening", zoo klaagt hij, „is niet slechts als een verkeerde meening bestre den geworden, maar als een meening van menschen die in 'i geheel geen recht hadden op het uitspreken van een meening in practische politiek wegens hunne on handigheid, onbevoegdheid enz. Wij zijn gebrandmerkt als kamerfilosofen die uit de hoogte van een ingebeelde wijsheid met onbruikbare leerstukken om ons heen wierpen om geen andere reden dan dat wij somtijds anders dachten dan anderen wij en een grooter of kleiner van onze medeleden' Men is niet tevreden geweest met ons socialisme te kritiseeren, men heeft ons dingen verweten die ons in iedere vaforiseeren zullen geene rosmolen eenig graan moogen maaien of breeken, als alleen boekweit, op verbeurte van dezelve Molens de eerste reize eene boete van vier guldens de tweede reize dubbel om bij de derde reize te worden gecorrigeerd, zullende deze boeten worden geappliceerd een derde voor den aanbrenger, een derde voor den armen en het resteerende voor den heer officier, en met paraate executie worden verhaald mochten eenige ingezetenen op andere plaatsen hunne graanen laaten maaien, zullen zij verbeuren tien schell". Om brandgevaar te voorkomen was de molenaar gehouden aan art. 8 „De pach ter, noch zijne bediende, noch andere per sonen zullen vermogen op of in den molen tabak te rooken, ook niet de molen op en af te loopen met een brandende kaars, als alleen in een lantaarn, buiten welken geen licht op den molen mag gebruikt worden oppoene telken reize te verbeuren eene boete van twee Pd. Vis.". Wat de baas zich van het meel mocht toeëigenen en ook zijn loon werd hein voorgeschreven in art. 9„De Pachter zal voor maal-, ring- en stuifmeel uit ieder Vlaamsclie zak tarwe en rogge moogen scheppen 14 Pond, minder en meerder naar advenant, en van iedere zak gerste boekweit en haver 12 Pondvoor het kappen van een zak pnardeboonen en erwten vier stuivers, en voor dezelfde ten tweeden maal te maaien twee stuivers, en te zamen maaien en kappen zes stuivers en stuifmeel 2 Pd. voor een zak mout, weegende 160 Pd. vier stuivers en voor stuifmeel 2 Pd. per stuk". Geen meel mocht hij verkoopen dan alleen het schep en stuifmeel. Art. 11 luidt: „Er mag geen brood vau buiten in deezen Ambachte worde gebragt of verkocht, wordende alleen het brood, dat de Arbeiders voor hunne eigene con- sumtie zullen mede brengen uit Vlaanderen daarvan uitgeslooten, waarvoor aan den Molenaar zal worden betaald voor ieder brood, weegende 4 Pd en daarboven, een t halve stuiver. Bestellen inkoomènde, zullen partij onmogelijk zouden hebben gemaakt, waren ze juist geweest. Troelstra en Scha per hebben het toppunt van „ketterjagerij" aan ons begaan. Wij noemen het om de onrechtvaardigheid te bewijzen van het vonnis waarmee we zijn getroffen. Het kongres heeft het oordeel van die mannen onderschreven, heeft hun houding tegen ons goedgekeurd." Hiermede acht hij de weigering ver klaard en gerechtvaardigd. En hij eindigt met deze fiere betuiging „De partij heeft (ons) gevonnisd. Thans zouden wij als een gelijkwaardige minder heid in verschillende fracties moeten treden. Wij vergen eerst herstel van eer". Wij vestigen op dezen strijd de aan dacht, niet uit leedvermaak, maar omdat het hier een strijd geldt tusschen twee groepen die weten wat zij willen, en ook omdat uit deze polemiek blijkt, hoe noodig het is dat ook in onze eigene partij de strijd om en de wacht bij de b giriselen nood zakelijk is en dat in plaats van op ketter jacht uit te gaan of uit do partij te stooten, èn de meer principieele èa de meer oppor tunistische elementen er naar hebben te streven dat zij elkander leeren verstaan en waardeeren. Bij de poging om de vele rechtsquaesties die op het sociale terrein moeten opgelost worden, tot klaarheid te brengen, hebben in alle partijen, ook in de onze, groepen te trachten tot eenheid en klaarheid te komen, bij iederen stap in voorwaartsche richting de plek té verkennen, waarop de volgende schrede zal worden gezet. Op dit punt kunnen wij van onze tegen standers veel leeren. Dit geldt vooral de jongeren onder ons. Terecht merkte ds. Sikkel dezer dagen op „Wij kennen jongelieden, die als socialist socialist-met-hart-en-ziel och, wel tienmaal socialister zijn dan menig Gere- betaalen voor iedere honderd twee stuivers". Met het betalen der pachtsom was de molenaar er niet af; hoor maar: „De pachter zal betalen voor ieder Jaar Rand- soengeld, contant ééne schelling te ponde voor den Magistraatvoor do armen dezer stad 28 guldens; voor het schrijven van den pachtbrief en copie daarvan, voor de zeven jaren 5 Pd. 5 Schell. en voor den Stadsbode één Pd. 15 Sch., meede voor de zeven Jaaren". In art. 16 werd hem voorgehouden „Den Pachter wordt verboden het houden van hoenders, op poene, dat voor ieder hoen of haan, dat hij zal houden, ver beuren zal vjf schell. ten behoeve van den Heer officier, den Armen en den Aan brenger, ieder een derde part". En om zijn geweten in overeenstemming te brengen met zijue handelingen moest hij eindelijk voor zich en zijne familie, den volgenden eed afleggen in handen van den Magistraat„Wij belooven en zweeren le zullen zijn een goed en ge trouw Molenaar, een ieder het zijne te geeveu, en niemands Graanen of goederen te zullen verwisselen of vermangelen, en des verzorgt wordende, Borgers en Inge- zeetenen voor Vreemden te. helpen. Zoo waarlijk etc." Als in verband staande met den koorn- molen werd er ook een weger van granen en meel aangesteld, ook uit diens instruc tie willen wij het een en ander weten. Den 12 April 1778 werd als weger aan gesteld Jan Ruben, „en zulks op een Trae- (ement, 't geeu de Magistraat goed vinden zal. En voorts dat dezelve bovengemeld tractement nog zal proliteeren één stuiver van ieder zak graan, welke ter Molen gebragt zal worden. Waarvoor hij ver plicht is, om van Zonsopgang tot Zons ondergang aan gemelden Molen te zijn, en aldaar de behulpzame hand te bieden aan de brengers van de Graanen en de afhaalders van het meelhem zal alleen gepermitteerd zijn om des morgens van 8 lot 9 uren en des middags van 12 tot 1 uur te mogen absenteren, om in dien tijd formeerde Gereformeerd is". (Wij mogen er wel bijvoegendan menig anti-revolu tionair anti-revolutionair is „En nu geldt ook in dezen, onbekend maakt onbemind. Onze jeugdige socialisten (de ontwikkelden onder hen althans) ken nen hunne zaakjes. Ze zijn vol geestdrift voor „den tijd, die komende is". Vaak be schaamt ons diep de studie en de studie-lust, dien wij in die kringen opmerken". Waar tegenover onkunde, gebrek aan bestudeering en lezing van onze antirev. geschriften, te groote lichtvaardigheid in het oordeelen en veroordeelen onzerzijds een treurig figuur maken. 'Wegens plaatsgebrek moeten wij volstaan met onderstaande korte mededeelingen. Engeland, v. In tweede lezing is gisteren de Onder wijswet door het Lagerhuis met 410 tegen 204 stemmen aangenomen na een vier- daagsche discussie, welke voornamelijk liep over de quaestie van het godsdienst onderwijs op de scholen. De minderheid bestond uit unionisten en nationalisten. De werklieden-leden stemden vóór het regeeringsontwerp. Italië. In den jongsten nacht heeft de Kamer van Arbeid de algemeene werkstaking te Rome afgekondigd. De werklieden hebben allen den arbeid na den middag verlaten. De bladen zullen niet uitkomen voor de staking der typografen geëindigd zal zijn. De trams loopen niet. De winkels zijn gesloten. Detachementen infanterie bewa ken de gebouwen der Kamer, der Departe menten en der banken. De straten, welke leiden naar het Monte Citorio-plein, waar het Parlements-gebouw staat, zijn door cavalerie afgezet. te kunnen eeten". Voorts moest hij aan- teekening houden van al wat er gebracht en gehaald werd „en wel te sorgen dat ieder zijn meel terug krijgt wat de wigt betrefd". Ook hij moest zijne betrekking beëedigen, ongeveer luidende als dien voor den mo lenaar. 'v A* En nu ten laatste willen wij nog even inzien de „ordonnantie op het verhuren van dienstboden, knechts en minnen, bin nen de steden van Axel en Neuzen, mits gaders tegen de ongeregeldheid derzelver dienstboden". Wanneer we deze ordonnantie voor lezen, in bijzijn van onze tegenwoordige huismoeders, hooren wij de verzuchting al slaken och, och kwam die goeie ouwe tijd maar weerom. Hoor dan hoe*de vroede vaderen van Axel over dit gewichtig vraagstuk dachten; nadat er „sedert eenigen tijd veele klag- ten zijn gedaan over de ongeregeldheden", Art. 1 schrijft voor„Dat niemand zal vermogen, des anderen Dienstboden uit haar huur te verlokken, op de verbeurte van vier Pd. Vis," de dienstboden die zich hadden laten verleiden uit hun dienst te gaan „verbeuren hun huur en zoo zij geen huur trekken vervallen zij in eene boete van drie Pd. Vls„ te verhalen op haar persoon en goederen". Dat de dienstboden bescheiden moesten zijn, schrijft art. 2 voor„Geen Meiden of Knechten zullen vermogen haare Heeren, Meesters en Vrouwen in eenige maniere kwalijk te bejegenen, toesnauwen, schelden, stout en assurant toespreeken, op verbeurte van' drie maanden huur," bij kwestiën hierover werden de werkgevers geloofd. Dat de dienstboden, bij verhuring, hun dienst niet konden opzeggen, waarborgt art. 3 „Alle dienstboden, zoo Kneglen als Meiden, die zich behoorlijk hebben verhuurt, 't zij dat dezelve eenige Godspenning ontvangen hebben of niet, worden wel expresselijk geordonneerd in haar aangenomen huur en plaats te gaan, op poene van twintig oarolij Guldens." En dal ze precies op Te Milaan is de algemeene werkstaking eveneens afgekondigd en zijn de bladen gedwongen niet te verschijnen. De staking werd afgekeurd door socialisten en repu blikeinen, hetgeen profetie schijnt te zijn van haar kortstondigen duur. En het is ook maar te wenschen. Te Milaan toch is men druk bezig met de tentoonstelling. En nu staat alles stil, en zijn met name ook de Nederlandsche werklieden, die voor de tentoonstelling over waren, hierdoor gedwongen, vacantie te nemen. Voorts heeft het tentoonstellings- comitié order gegeven tot voorloopige slui ting van de tentoonstelling. De expositie terreinen worden door militairen bewaakt. Zoo is dan de staking overgeslagen van Turin naar de hoofdstad en de tentoon- stellingsstad, ook naar Bologna en andere plaatsen, zalks als een protest der arbeiders tegen het feit, dat te Thurijn stakers zijn gewond door de militaire macht. Rusland. Te Petersburg in het Winterpaleis vond Donderdag met groote plechtigheid de opening plaats van de Doema. Nadat een gebed was uitgesproken, las de Tsaar van den troon op duidelyken toon een verwel komingsrede voor. Daarin gaf de vorst uit drukking aan zyn goede wenschen voor het geluk des volks en het welslagen van den arbeid der Doema. De rede van den Tsaar werd met lang durig gejuich beantwoord. Daarop constitueerde de Doema zich in het Taurische Paleis. De eerste zitting werd geopend door den Staats-secretaris Frisch met eene frissche rede, waarop hij den leden verzocht het eedsformulier 't welk werd voorgelezen te komen onderteekenen en een voor zitter te kiezen. Op voorstel van Frisch werd, zonder hoofdelijke stemming, de Moskausche professor Moronozef door de Doema tot voorzitter gekozen. tijd in hun huur moesten zijn zegt ons art. 4 „Alle Dienstboden zullen ook gehouden weezen, uiterlijk binnen den zesden dag in haar huur te komen op verbeurte van één gulden per dag absentie," gelijk mede alle Knegten en Meiden wel expres geboden wordt hun aangenomen tijd uit te dienen, op poene van hun bedongen huur." Wanneer zij in het huwelijk wenschten te treden, „zullen zij gehouden zijn haaren Meesters en Vrouwen behoorlijk te waar schouwen, ten minsten drie maanden voor den alloop der huur op verbeurte van twintig guldens". Wanneer er oorzaak bestond de dienst boden uit hun dienst te ontslaan, betaalden heeren en vrouwen de huur, tothun ontslag; was er geen oorzaak dan de volle huur, „moeten de dienstboden zonder murmeringe vertrekken". Mochten er „dieven onder Demestieken" zijn, mochten de Heeren en Vrouwen dit niet verbergen voor de ever heid op eene boeto van twee Pd. Vis. Die van heling van door dienstboden gestolen goederen werd overtuigd, werd „geoon- demneerd en moet ook betalen de dubbele waarde der gestolen goederen". Wanneer de Dienstboden zich „verliepen in hoererij, dronkenschap of ander dier gelijke fouten, zullen de Meesters en Vrou wen, zoodanige Dienstboden, mogen weg zenden, zonder eenige huur te betaalen". En eindelijk zien wij in art. 11 dat de dienstboden, wilden ze verhuizen, hunne heereli en vrouwen behoorlijk op tijd moesten waarschuwen„Alle dienstboden zullen geheuden weezen, ten minsten drie maanden voor de expiratie van haaren dienst, indien zij te raade worden te ver huizen, haare Heeren en Vrouwen aan te spreken en hunlieden te verklaaren hare meeninge en intentien of bij foute van dien, zullende stilzwijgende gehouden zijn, als nog tot gelijken prijze, den tijd van zes Maanden te dienen, boven den tijd daar toe zij zich verbonden hebben, en daar en boven een boete van drie ponden vlaams". Wordt vervolgd,)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1906 | | pagina 1