NIEUVSBLAD VOOR ZEELAND. 'aardenarbeider No. 181. 1906. Vrijdag 4 Mei 20e Jaargang. HISTORISCH answoningen, wile Hit net Toil lak te koop HUUR, GHRISTELIJK- Conservatieve Zsnrdeesen. loop oooocoooo fgging-. te koop, Veerkar. bevraagd, (ame Knecht iecht gevraagd VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Een Hollandsch avonturier uit de 18c eeuw. p TE KOOP |e GOES. ?5 per week koop- )E ZEEUW, Goes. It twee, rek. October, n ond 13 en 14 IBREQTSE, Vrouwe- J>EN HOLLANDER, Ie. [gevraagd pgaaf aan D. STRIJD, In e. Iroeger bewoond door In den Kloetingschen fctten in te zenden vóór nst., ten kantore van lAR, alwaar de voor liggen- terstond of met Juni JVXeid melken kanbij D. lArmeniaansch Schuit- rg- jaar, bij Wed. P. CE- Hoog loon. |J. CEVAAL, Grijps- mrgergezin wordt een pte Dienstbode leden de 20 jaar, liefst Ind. D'HUIJ, Middelburg. koodigd, IN, Seisweg. prstond ben en metselen ver- list werk, bij GE BR. I, 't Zand bij Midd'b. prstond rswoning te huur, rk is verbonden, bij de Iht" gemeente Ritthem. 3CHIERE Gz., te M e- id gevraagd mansknechts en liselaars KERS Pz., aannemer, 7.12 7.24 7-36 6.45 4. 4-J (U O O 1- C O n «•s hf) O ■SP5 B S 6.55 7-35 7-4 7.4b 7-53 8.1 8.8 7.22 8.17 8.25 8.32 8-37 8.47 8.54 9-7 7-57 9.20 0.29 8.10 9.40 8-37 10.56 9.29 IT.36 iar Hamburg, Z. Duitschl. land via RoosendaalLage voor meer dan 150 kilo- 10.3s 11.28 11.40 12.38 12.54 I.IO 2.6 1.25 3.8 3-42 3.5 LI2 6.16 6-3 7.25 8.2 8.17 8.33 IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,02G- UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Mag de Overheid zich met het maat schappelijk leven bemoeien Neen, antwoordde Adam Smith, de vader van het conservatisme. Deze beroemde Staathuishoudkundige werd in 1723 te Kirkaldy, in Engeland geboren. Ofschoon een zeer zwak lichaam met zich omdragend, heeft hij op weten schappelijk terrein veel werk verricht. In 1751 werd hij benoemd tot hoogleer aar aan de Universiteit (e Glasgow, en in 1776 gaf hij zijn zoo vermaard geworden boek uit, getiteld Nasporingen over den aard en de oorzaken van den volksrijkdom. Smith redeneerde in dit werk aldus De natuur zelve heeft gezorgd voor de geleidelijke toeneming van den volksrijk dom. Aan den menschelijken geest toch schonk zij een veelzijdigen aaDleg, en bovendien schept zij de omstandigheden, waardoor die aanleg tot ontplooiing kan gebracht worden. Dat gaat alles vanzelf. Het eenige middel om een volk groot te maken is zeer eenvoudigge laat de natuur haar gang gaan. Eerlijkheid en recht, beweerde de Engel- sche hoogleeraar, beheerschen ieder. Staats inmenging is gansch onnatuurlijk. Immers de Staat is altijd eenzijdig. Hij let b. v. schier uitsluitend op sommige takken van industrie en besteedt daaraan een grooter deel van het maatschappelijk kapitaal dan met den aard en het belang der zaak over eenkomt. Dan weer trachten de regeeringen andere bronnen van bestaan te beperken. Daarom, zei Smith, weg met alle Staats bemoeiing. Al die wetten en verorde ningen beperken slechts de welvaart. De overheid behoefde weinig anders dan politie-diensten te verrichten. Zij moest waken voor de veiligheid der menschen, aanranding van den eigendom beletten, en zorgen, dat allen vrij" bleven om te doen wat zij wilden, op economisch terrein. Deed zij dat, dan had zij haar plicht gedaan. Zij moest laten koopen, verkoopen, winst maken, werken, loon vragen en loon gevenzij behoorde slechts een diDg te doen, n.l.allen absoluut vrij te laten. Heel „wetenschappelijk" werd dit na tuurlijk beredeneerd. Het evenwicht tusschen kapitaal en arbeid was vanzelf gevonden in de vrije concurrentie. FEUILLETON. Bovendien struikelde hij over zijn groote gebrekzijn overma'ig zeltvertrouwen, zijn gemis aan voorzichtigheid, zijn opge blazenheid. Zijn snelle verheffing had hem ongenaakbaar gemaakt; zijn gesprekken gaven blijk van de groote minachting die hij koesterde voor andere staatslieden en ambtenaren. Hij spaarde evenmin degenen die nog in dienst waren, als die welke hij daaruit had verwijderd. Hij scheen den tegenstand niet te tellen, die zijn maat regelen en zijn houding onvermijdelijk moesten doen ontstaan. De gezant der Staten, Van der Meer, zegt in een brief aan den griffier van 4 Maart 1726„Het is zeker dat veele saacken die de heer van Ripperda voorneemt te doen in haarselve goet zijn maar zij zullen bij de natie geen ingang vinden, omdat het nieuwigheeden zijn tegen welke zonder consideratie alle de Spanjaarden zieh opponeeren." Tegen die oppositie vond Ripperda slechts steun in zijn gunst bij den Koning en de Koninginmaar van meer dan een zijde werd gepoogd die gunst te ondermij nen. Daaraan namen vooral twee Sicili- aansehe geestelijken deel, Platania en Caraccioli, die zich bij de vijanden van den minister hadden aangesloten. Van de gunst der Koningin kon de hertog slechts zeker zijn, zoolang over het huwelijk tus schen Don Carlos en Maria Theresia nog Die vrije concurrentie tusschen de pa troons zou maken, dat de loonen niel te laag waren en de vrije concurrentie tus schen de arbeiders maakte vanzelf, dat de loonen nooit te hoog konden zijn. Zoo kon immers het kapitaal nooit den arbeid, en de arbeid nooit liet kapitaal onderdrukken. De ijverige zal het natuurlijk winnen van den luiaard, maar dat is best. Ieder een zal precies beloond worden overeen komstig zijn inspanning en verdienste. Het eigenbelang, ziedaar de ware drijf kracht van de maatschappij. Indien men nu slechts daaraau alles overlaat, komt 't uitstekend terecht. Wij behoeven waarlijk niet uitvoerig de beschouwingen van Adam Smith le bestrijden. De feiten hebben zijn theorieën omvergekegeld. Het is wel gebleken, dat wij niet in deze wereld te doen hebben met menschen, die steeds beheerscht worden door „eer lijkheid en recht''. Wij leven niet meer in een Paradijs. Het conservatisme is, in den grond der zaak, revolutionair en rekent daarom ook niet met het feit der zonde. In niemands handelingen mag de Over heid ingrijpen, zegt het Conservatisme. Want doet zij het, dan wordt de persoon lijke „vrijheid" aangerand. Deze leer komt dus hierop neerdat iemand, op sociaal terrein liet recht heeft, om te doen en te laten, net precies wat hij verkiest. Ge gevoelt, dat is geen ware vrijheid. Het is losbandigheid. Indien de overheid zieh met niets mag inlaten, beteekent dat in onze dagen, dat ongestoord de verwarring op arbeidsterrein moet blijven bestaan, dat de Overheid het lijdelijk moet aanzien, wanneer duizenden menschen zedelijk en, óók wel lichamelijk worden vermoord, zij 't al op indirecte manier. Heerscht er heusch, sociale „vrijheid", gelijk het conservatisme ons wil doen gelooven P Immers neen Is de arbeider bijv. vrij in het aangaan eener verbintenis met den patroon Het lijkt er niet naar. Zeker, indien hij niet wil, kan niemand hem dwingen. Maar toch, hij moet, in vele getallen, wel toe stemmen, ook in voor hem minder gun stige arbeidsvoorwaarden, wil hij niet tot algeheele armoede vervallen. onderhandeld werd. Maar het was duidelijk dat er slechts een kleine aanleiding noodig was om Ripperda even snel te doen vallen, als zijn verheffing plotseling was geweest. De moeilijkheden bleven niet uit. De financieele toestand in Spanje was nooit schitterend geweest, maar werd onrustba rend door de groote uitgaven die Ripperda voor leger en vloot, en voor de subsidies aan Oostenrijk moest doen, zoodat hij zelfs moest voorstellen, alle betalingen der schatkist op te schorten. Bovendien geraakte Ripperda in onmin met Künigsegg, den gezant des Keizers te Madrid, die juist in dien tijd zeer in de gunst der Koningin stond. Door de inbla zingen van Künigsegg begon de Keizer wantrouwen te koesteren tegen de voorstel ling van Ripperda dat de Republiek nooit tot de Hannoversche alliantie zou toetre den. Maar tegelijk speelde hij zoowel tegen de Republiek als tegen Engeland een dubbelzinnige rol, Hij ontzag zich, om in vloed op de beslissing der Staten-Generaal uit te oefenen, niet aan Van der Meer, zonder medeweten van den Keizer of van den Koning, gedeelten van geheime Wee- ner-verdrag mede te deelen. Natuurlijk werd dit onmiddellijk overgebriefd naar Engeland, dat den Keizer om inlichtingen vroeg. Wel ontkende de Keizer de juist heid van de mededeelmgen en ook de Koning van Spanje gaf geruststellende ver zekeringen maar Ripperda's positie werd er niet beter door. Natuurlijk is het dwaasheid den patroon als zoodanig voor al dit kwaad aansprake lijk te stellen. De enkele patroon kan maar weinig uitrichten. Men staat niet alleen. En de concurrentie maakt dat de „vrijheid" van den patroon ook slechts een zoogenaamde is. De maatschappij is ontredderd. Er wordt onrecht gepleegd. De zwakkere wordt onderdrukt. Zal er nu werkelijk beterschap komen, dan moet een hoogere macht ingrijpen, om den zwakkere te beschermen, om het geschonden recht te herstellen. De hoogere macht, daartoe van God ver ordineerd, is naar onze overtuiging, de Overheid. Het conservatisme geeft dit niet toe. Maar, wij achten 't een voorrecht, dat het starre conservatisme meer en meer geoordeeld is en wordt. In 't begin der vorige eeuw was bijna ieder conservatief. En dit was eenigszins te verklaren ook. De Revolutie had vele verwoestingen aangericht. Schier alles had zij ten onderste boven gekeerd. Geen wonder, dat velen zich daarna aan getrokken gevoelden tot de leer van het „behoud". Toeh is ook het conservatisme revolu tionair. Het verheerlijkt mensehelijke instellin gen boven Goddelijke ordeningen, en kan daarom nimmer de revolutie bestrijden. Dit mogen velen, die nog met den con servatieven zuurdeeéem zijn doortrokken, wel bedenken. Het conservatisme is stellig nog niet de wereld uit, al kan men niet meer van een conservatieve partij spreken. Nog altijd zijn er menschen, die meenen dat de sociale kwestie al heel gemakkelijk is op te lossen. Wat praat ge toch over sQciale wetgeving, zeggen sommigen, die is absoluut onnoodig. De toestanden zijn zoo slecht nog niet. Indien „de drank" maar uit de wereld was, zou men eens zien, hoe uitstekend alles marcheerde. De conservatieve zuurdeesen dient onder ons uitgezuiverd te worden. Ernstige bestudeering der maatschappe lijke vraagstukken leert ons, dat waarlijk niet alleen „de drank" de oorzaak van de ellende is Ook het „vromere" conservatisme dat tevredenheid predikt, en voorts door philan- Een nieuwe omhandigheid van Ripperda dreef de Staten-Generaal volkomen Daar de zijde van Frankrijk en Engeland en deed hen besluiten tot de Hannoversche alliantie toe te tredenhij zond den Sta ten een dreigend schrijven des koning dat ten overvloede in het Spaansch geschre ven en onderteekend was met de woor den Yo el Rey „ik de koning". De Sta ten beklaagden zich „dat deze brief ia 't Spaansch opgesteld en op eene ongebrui kelijke wijze onderteekend was". De keizer was zeer ontevreden over Rip perda's optreden, en de tegenstanders van Ripperda wonnen steeds meer aan invloed bij den koning, vooral toen de koningin, inziende dat Ripperda de goede verstand houding tot den keizer in gevaar bracht, besloot haar gunsteling op te offeren. Ripperda, gevoelend dat hij verloren was, begon de eene dwaasheid Da de andere te doen. De meest tegenstrijdige besluiten en maatregelen werden door hem genomeD, om te pogen zijn positie te redden. Maar hij vond nergens steun meer, noch bij het hof, noch bij de ambtenaren, noch bij het volk. Wagenaar zegt: „De hertog hadt zig, in den korten tijd van zijn bewind, bij hunne Majesteiten veragt en bij het volk gehaat gemaakten opmerkzaame luiden hadden, al sedert eenige weeken, zijnen val voorspeld... Schoon meer dan zestig jaaren oud was hij in onbescheiden taal de wufte jeugd gelijk". Toen was hij 1 zoo onvoorzichtig steun te zoeken bij de tropie de arbeiders-nooden wil lenigen, handelt niet overeenkomstig den Woorde Gods. De tevredenheid naar Gods Woord voert niet tot berusting in eiken misstand. Veeleer is het omgekeerde waar. De heerschappij van het W oord oefent reformatorische kracht. In minder gunstige omstandigheden moet de Christen gelijktijdig ziju tevreden en „ontevreden". De Apostel Paulus is ons liier een voor beeld. Hij verklaarde genoeg te hebben, maar drong tevens aan op de hulp van de gemeenten. Gods Woord eischt allerminst een zich nederleggen bij een onvoorwaardelijk in stand houden van alle mensehelijke rege ling, schrijft Prof. Fabius zeer juist in Voortvaren. Onze taak is de toestanden te hervormen, overeenkomstig de oude, schoon nooit ver ouderde, beginselen der Heilige Schrift. En voorts, al waardeerenwij elke poging, om de ellende te verzachten, al schatten wij den arbeid der barmhartigheid niet gering, nimmer mogen wij vergeten, dat het bovenal in de sociale worsteling om recht is te doen. Om het recht van hem, die werken kan en wil, maar vraagt dat hem dit onder zulke voorwaarden gegund worde, dat hij eten kan, met zijn gezin, van den arbeid zijner handen. Zoowel het conservatisme als het radica lisme wordt door ons bestreden. Wij zijn nog revolutionair nog reactionair. Wij zijn anti-revolutionair. V. W. 3 Mei 1906. Op de vraag: „Waarom geen vrouwen kiesrecht kan men van de tegenstanders van het kiesrecht aan vrouwen, verschil lende antwoorden te hooren krijgen. Ze zijn als volgt De vrouw kan het land niet verdedigen. De vrouw oefefrt indirecten invloed uit en behoeft alzoo het kiesrecht niet. De vrouw is te suggestibel, te vatbaar voor allerlei invloeden. De vrouw heeft geen tijd voor het kies recht. De vrouw is niet politiek aangelegd. En deze redenen zouden allicht te ver meerderen zijn. Indien men echter aan mevrouw Drucker, de welbekende verdedigster van het vrou wenkiesrecht, bovenstaande vraag, waarom gezanten van Engeland en van de Rupu- bliek, in de hoop hunne bescherming te verkrijgen, zoo hij in ongenade viel. Hij wilde de vriendschap van Stanhope en Van der Meer verwerven door vertrou welijke mededeelingen, en gaf den laatste een afschrift van het geheime tractaat van 30 Mei 1725. Künigsegg, die hiervan vermoeden had, overhandigde den koning op last des kei zers eene memorie, waarin verschillende beschuldigingen tegen Ripperda werden bijeengebracht. Dit gaf den doorslag. Op 13 Mei 1726 ontving Ripperda ontslag als minister van financiën, den volgenden dag uit zijn andere ambten. In den avond van 15 Mei liet Ripperda zich in het rijtuig van Van der Meer naar het Engelschc gezantsehapsliotel brengen; hij riep de bescherming van Stanhope in, verklarende, dat zijn persoonlijke veilig heid het Doodig maakte zich te verbergen]; daar het volk zoo verbitterd op hem was, dat het hem wilde vermoorden. Stanhope beloofde zijn bescherming. Uit het Engelsche gezantschapshotel zond Rip perda aan den markies De la Paz, die hem als minister-president was opgevolgd, het verzoek om paspoorten, ten einde naar Holland te kunnen vertrekken. De Koning en zijn minister waren over het gebeurde zeer verontwaardigd. Zij achtten het even gevaarlijk Ripperda te laten vertrekken als hem in hei huis van Stanhope te laten. In beide gevallen kon de vrouw nog niet het kiesrecht gegeven wordt, deed, dan zou dit het antwoord zijn „Wel eenvoudig om een klein beetje ij delheid van den man, die zegt: „ik ben baas, en zou graag baas blijven". Ten minste op die wijze drukte mevrouw Drucker zich uit op een meeting voor vrouwenkiesrecht te Rotterdam. Van de gelegenheid tot debat werd geen gebruik gemaakt. En geen wonder. Tegen zoo'n argument valt niet te rede neeren, daarvoor buigt men eerbiedig het hoofd. Anti-clericaal verkiezingsbloc. Het anti-clericaal verkiezingsbloc, dat verleden jaar het Ministerie-Kuyper ver drong en waaraan wij de tegenwoordige scharrel-politiek te danken hebben van een ministerie, dat alleen door vreemde spron gen op het slappe koord en door zich te wringen in duizend bochten het leven kan rekken, dat anti-clericaal verkiezingsbloc, is bij vele vrijzinnigen in aangename her innering blijven voortleven. Niet alleen by de Jonge Liberalen, voor wie het ophalen van onverschillige kiezers en het bewerken van Jan Rap héél de poli tiek is neen Ook by de andere deel nemende partijen. In de algemeene vergadering van den Vryzinnig-Democratischen Bond stelde de afdeeling Dordrecht zelfs voor aan dat ver kiezingsbloc een vasten vorm te geven en het in de toekomst by elke verkiezing in werking te brengen; zelfs bij verkiezingen voor de gemeenteraden. Dat voorstel werd, na schier algemeene bestryding, ingetrokken. Daaruit leide echter niemand af, dat het anti-clericale verkiezingsbloc voor goed van het staatkundig tooneel verdwenen is. Dat bleek op de vergadering zelve wel anders. Immers toen Mr. Marchant zeide, dat hij bij de keuze tusschen een Christelijk can- didaat, die werkelijk vooruitstrevend was, en een conservatieven vrijzinnige zijn stem op den eersten zou uitbrengen, gingen uit de vergadering vele kreten van afkeuring op. Men wil liever den meeat starren con servatief (mits ongeloovig) dan den meest vooruitstrevenden christen-staatsman. Bij de Statenverkiezingen in 1907 zal men het anti-clericaal verkiezingsbloc dan ook, onder het getier der Jonge Liberalen, zien herleven. hij de geheime overeenkomsten verraden. Hem met geweld te doen opliohten in het het Engelsche gezantschapshotel was een reehtsschennis, waartoe de Koning niet gaarne overging, al was het slechts om Engeland geen reden te geven voor een oorlog. Zoo werd dan het hotel van Stanhope omsingeld, om de antvluchting van Rip perda te beletten en ging de markies De la Paz zelf naar Ripperda om de geheime stukken in ontvangst te nemen. Stanhope had echter gelegenheid gehad ze te zien, en waarschijnlijk ook wel er een afschrift van te maken. Het hof had inmiddels den Raad van Castilie bijeengeroepen dezen de vraag voorgelegd „Of 't vrij stond en behoorlijk ware, dat men den hertog van Ripperda deed opligten uit het Huis van den En- gelschen ambassadeur" Deze vraag werd door den Raad bevestigend beantwoord. Zoo werd op 25 Mei, op schriftelijk bevel van den Koning, een gewapend escorte naar het hotel van Stanhope gezonden, dat den hertog van Ripperda gevangen nam en zijne papieren verzegelde. Stanhope protesteerde wel, maar moest het daarbij voorloopig laten. En Ripperda werd naar het kasteel van Segovia overgebracht, waar hij onder scherpe bewaking gevangen gehouden werd. Zijn derde levenstijdperk was ingetreden, (Handelsblad.) Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1906 | | pagina 1