No. 175, 1906. Vrijdag 27 April NIEUWSBLA VOOR ZEELAND. 20e Jaargang, CHRISTELIJK- HISTORISCH Kinderlijke blijdschap. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ. te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN HAVEN VAN GOES. 1EDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,026. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Burgemeester en Wethouders van Goes geven kennis aan de belanghebbenden, dat voor de gewone onderhoudswerken de haven van Goes zal gesloten zijn van Zondaq 13 Mei cles namiddags 2 uur tot en met Zaterdag 26 Mei. In dien tusschentijd wordt niet geschut. Op Zondag den 27 en Maandag 28 Mei wordt weder water ingenomen en het al of niet schutten door den Sasmeester geregeld. Tot en met de laatste week in Juni kan het schutten niet regelmatig geschie den wegens het lichten der sasdeuren. Bij de verkiezing van een lid der Pro vinciale Staten in het district Middelburg op jl. Vrijdag verkreeg de candidaat der vrijzinnigen de heer H. P. den Bouw meester 47 stemmen meer dan de candi daat der Christelijke partijen, de heer C. Verhage. Eerstgenoemde werd daarom gekozen. Dat feit brengt de Middelburg sche Cou rant in zoo groote opgewondenheid, dat we, als curiositeit, en tot vermaak onzer lezers, even hunne aandacht vragen voor een sprokkeling door genoemd blad onder de oogen harer lezers gebracht. Men vergete daarbij niet dat dit de eerste overwinning is door de vrijzinnig- democratische kiesvereeniging in Middel burg behaald. Het is haar gegaan als zoo- velen zjj is voortgeschreden van oud liberaal tot vrijzinnig-democraat. De oud liberalen waren gewend aan onafgebroken overwinningen, maar de vrijzinnig-demo- craten kenden tot nu toe in het district Middelburg slechts nederlagen. Dit ter verklaring van de wyze waarop deze eerste overwinning door de overwinnaars wordt begroet. Gelukkig zoo uit zich de naïve blijd schap gelukkig wij zijn dan nu eindelijk weer zoover dat aan de overheerschende Calvinistische partij in het district Mid delburg een „halt" is toegeroepen". Zou het waar zijn Of de M. C. nooit gehoord heeft dat één zwaluw nog geen zomer brengt, en niet begrijpen kan dat een zoo luttele meer derheid nog maar weinig zekerheid geeft. Na deze uiting van te verklaren blijd schap en te begrijpen hoop vervalt de M. C. in den toon dien ze gewoon is aan te slaan, als zij aan het beoordeelen van hare tegen standers toekomt. Ziehier hare humane uitingen, door ware christelijkheid geboden „Aan al dat geschetter van hare woordvoer ders, aan hunne onhebbelijke uit- en hunne persoonlijke aanvallen tegen hunne bestrijders, tot wie wij ons een eer rekenen te behooren kan nu gevoeglijk een einde komen. Een lager toon aan te slaan, is hun thans wel aan te bevelen. Of zij dit daarom doen zullen Zij zijn zoozeer gewend door hun overmoedig optreden, door het met voeten treden van wat ware christelijkheid gebiedt, den eenvoudigen zand in de oogen te strooien, dat zij dit niet zoo gemakkelijk zullen kunnen nalaten. Het is hun een tweede natuur geworden. Dat zij aan hunne liefhebberij blijven botvieren!" Ziedaar de beminnelijke taal van een orgaan dat zich zoo nu en dan presenteeert als pleitbezorgster voor humaniteit en als keurmeesteres van christelijkheid. Dan be gint zij onze politieke doodsklok te luiden. Hoor maar -. Wij hebben de overtuiging dat hoe meer zij dit doen hoe meer hun invloed die nu reeds aan het afnemen is zal verminderen. Want bij de verkiezing van het vorige jaar, en zelfs daar voor reeds fs duidelijk gebleken dat wij hun, in stemmencijfer zeer kort op de hielen zitten en wij slechts een kleinen sprong noodig hebben om hen vóór te zijn. En nu voor ons zoo gelukkigen uitslag van Vrijdag. Daaruit blijkt dat de invloed dierheeren eigen lijk al weg is. Als zij in het strijdperk treden met candidaten van hunne politieke en kerkelijke kleur dan lijden zij de nederlaag. Dat is maar goed ook want de toestand wordt hoe langer hoe onzuiverder. Waarin die onzuiverheid bestaan mag vertelt onze deze doodbidder-profeet niet. Hij is zoo kinderlijk blij met die eerste 24 stemmen boven de helft, dat hij zijn hart ontlasten moet in hatelijkheden, die kant noch wal raken. Nog een weg van ontkomen wijst hij ons. 't Is wel een treurige, doodloopende weg, maar 'tis er dan toch een. »Zij zullen dus...." „Dat „dus" is kostelijk. Zich moeten onderwerpen aan het nood lot om voor eigen vrienden geen moeite meer te doen en zich tevreden te stellen met de rol van meeloopers in plaats van als voormannen op te treden." Wat een voorstelling üf onze politieke actie berustte op vrien dendienst of ontaarden moest in baantjes- jagerij Wij kennen zoomin voormannen als meeloopers. Ieder heeft bij ons zijn plicht te doen en daarmee uit. Wie door de kiezers in onze kiesvereenigingen aan gewezen wordt gaat en daarmee uit. Maar ieder heeft ook zijn recht. En nu komt nog het gewone stokpaardje. Afgereden als weinige. De eeuwige kerkelijke kwestie. Dat kleine hulpmiddeltje moet telkens dienst doen. De M. C. brengt ons het verrassende nieuws dat er leden Van de Ned. Herv. kerk zijn die Vrijdag gezegd hebben wij danken jelui wei, of u helpen Geen kwestie van Dat is bepaald nieuws, maar of't waar is? 't Is weer zoo'n rare voorstelling. Helpen Wie helpen Behoeven onze kiezers hulp of onze candidaten hulp Wie ter wereld behoeft er toch gehol pen te worden, en waaraan Dat is weer zoo 'n echt vrijzinnige op vatting! En die leden der kerk die dan niet helpen willen, wat voor soort menschen zijn dat toch Een Christen die zich zijn positie en roeping bewust is gaat toch niet met de mannen van de loge naar de stembus, tot welke kerk hij ook behoore. Zou 't wel? Of begrijpt de M. C. dat niet Wat durft zij spreken van overmoed, van drijven, van tweeslachtig gedrag en schaamt zich niet op te wekken tot samen gaan van de kerk en de loge Eindelijk mogen we ten slotte nog wel even de aandacht vragen voor een toe passing op dit lied van zelfverheerlijking en naastenhaat in dezen vorm door haar ons voorgelegd »Wij vrijzinnigen voelèn middelerwijs onzen moed weer herleven. In tegenspoed zijn wij nooit ternedergeslagen geweest, altijd gingen we met moed ten strijde. En thans zullen wij,vooruitstrevenden, dit doen opgewekter dan ooit in de laatste jaren. Aangespoord door de behaalde zege gaan wij voort met ons krachtiger, ons sterker te maken". En dan wordt de prijs het volgend jaar te verkrijgen reeds nu in uitzicht gesteld. Ziedaar het overwinningslied gedicht bij de eerste overwinning, door kleine mid delen de kerkelijke kwestie, naar eigen erkentenis, verkregen. Bij kleine middelen past ook kinder lijke blijdschap. 26 April 1906. Een der voormannen der vrijzinnige partij op Walcheren heeft zich dezer dagen op eenigszins declineerende wijze uitge laten over de critiek in „zeker blaadje" bedoeld werd waarschijnlijk de Walclxersche Courantuitgebracht op zijn poging om de gruwelen der Fransche Revolutie den volke te vertoonen in beeld. Wij hebben bedoelde critiek niet gelezen en kennen ook de afbeeldingen niet, waar mee genoemde heer de avonden zijner gewestgenooten opvroolijkt, noch de op merkingen die hij daarmee doet vergezeld gaan. Wij mengen ons derhalve in deze quaestie niet. Wij wenschen echter tweeërlei op te merken. In de eerste plaats dat de tooverlantaarn een uitnemend propagandamiddel is, ge tuige onder meer de arbeid van het Leger des Heils en van sommige Zondagsscholen. Het volk is door hetgeen 't ziet onder een zekere bekoring gebracht, en daardoor te beter geschikt om hetgeen er bij „ge leerd" wordt in zich op te nemen. Het voorbeeld van dezen vrijzinnigen propagandist dient derhalve, zoo immer mogelijk, door de onzen gevolgd te worden. In de tweede plaats dat lichtbeelden over de Fransche Revolutie zich voor een propa ganda naar rechts of naar links gemakkelijk leenen, al naarmate de man die ze toelicht is vrijzinnig of anti-revolutionair. Beiden gruwen van de uitspattingen der revolutie, waarschuwen tegen de schan dalen der revolutie, veroordeelen de moord- tooneelen waarin de Fransche Revolutie verviel. Maar op het eigenlijke puntje waar het om gaatde beginselen der revolutie gaan beider denkbeelden uiteen. De neutrale geschiedbeschouwing der openbare lagere en middelbare school heeft een geslacht gekweekt dat voor een deel bij de systematiseering der revolutiebe ginselen leeft; en hiertegen reageert voor een groot deel dat volksdeel, hetwelk op de christelijke volksschool de geschiedenis, ook der revolutie, leerde zien en voelen in hare beginselen. Nog eens, de vrijzinnigen keuren wel de gruwelen van het Schrikbewind af, maar dwepen tegelijk *met de begrippen die aan al deze gruwelen ten grondslag lagen. Zij verwerpen met ons 1793, doch prijzen 1789 hoog. En dit nu is de groote fout die Groen van Prinsterer naar de pen deed grijpen om met zijn „Tegen de Revolutie het Evangelie" het volk van dit dwaalspoor terug te roepen. Jubelen over 1789 en tegelijk de consekwenties van 1789 af wijzen, is al even groote fout als die van onze vaderen in 1813 voor zoover zjj, de nadeelen der Revolutie ruimschoots onder vonden hebbende, en van de Revolutie verlost zijnde, toch voortgingen het leven naar de moderne begrippen in te richten. Wie naar waarheid de gruwelen der Revolutie wil teekenen, moet er ook de beginselen der Revolutie bij vernoemen, waaruit de vrijzinnigheid leeft, tot welke deze, ware 't mogelijk, de geheele natie zou willen bekeeren. Wat gelijk zou staan met haren zede lijken ondergang. Indien een zoodanige boetprofeet onder ons opstond om bij 't vertoon zijner licht beelden zijn waarschuwende stem tegen de Revolutie, ook waar zij zich op zijn mooist vertoond, te paren, hij zou er de anti-revolutionaire beginselen door bevor deren en de ware volksbelangen dienen. Wie onder ons dit zoude nalaten, die propageerde niet in anti-revolutionairen zin en diende het ware volksbelang niet, ook al zou hij te goeder trouw meenen dit wel te doen. Men heeft gezegdhoe komt het toch dat, terwijl de bevolking, die tot nog toe over het algemeen tevreden was met de school, die toch ook eene neutrale school was, men na 1857 een storm tegen die neutrale school ziet opsteken Ligt dat aan opruiers en personen, die de menigte hebben aangehitst en die gemaakt hebben dat men niet even voldaan was over de school van 1857 als over die van 1806 De school van 1857 was niet meer de school van 1806. De school van 1806 was in menig opzicht nog eene christelijke school. Tot het jaar 1857 hebben tvij dan ook naast de openbare school bijzondere scholen voor Isra'élieten gehad, waaraan uit 's Rijks schatkist subsidiën werden ver- leend, die na 1857 hebben opgehouden. Toen heeft men eene school gemaakt, die niet alleen voor Christenen, maar ook voor Israëlieten bruikbaar zou zijn. Het ge volg daarvan was, dat in die school geen onderwijs in Christelijke waarheden kon gegeven worden, dat het niet meer moge lijk was om te spreken van Jezus als den Christus den Zaligmaker der wereld. In het begin waren sommige onder wijzers en school-opzieners van oordeel dat op den ouden voet kon worden voort gegaan. Op verzoek van de Israëlieten heeft men daarmede opgehouden. Voegen wij hieraan toe dat de Liberale Unie in 1891 met 63 tegen 9 stemmen verklaard heeft zich niet te verzetten tegen het subsidieeren van het bijzonder on derwijs. Trouwens in datzelfde jaar heeft de grootste tegenstander der subsidieering nu wijlen mr. Kerdijk verklaard dat men niet goed zou doen met zich niet bij de uitspraak der stembus neer te leggen. In den zelfden geest handelden ook de op volgende kabinettenen zoo doet ook het zij tot zijne eere gezegd het tegen woordig ministerie. Zoodat èn uit principieel en uit rechts kundig oogpunt onze strijd voor de vrije niet-neutrale school in 't gelijk is gesteld. Kiesrechthervorming en Vrijzinnig-demo craten. Wij lezen in de (r. k.) Nieuwe Zeeuwsche Courant Op de jongste algemeene vergadering van den vrijzinnig-democratischen bond werd door den voorzitter verklaard, dat het aan de vrijzinnig-democraten te dan ken is, dat het kiesrecht in de sfeer der actieve politiek is getrokken. Deze uitspraak berust op een deerlijke vergissing van den voorzitter van den V. D. Bond. Het kiesrecht is „in de sfeer der politiek getrokken" door niemand anders dan den grooten zwijger Borgesius. En deze zwijgende figuur had de kies rechtparagraaf met het blanco-artikel, dat aan „elk wat wils" gaf, noodig, om de vrijzinnige vogels van diverse pluimage onder één hoedje te vangen. Al die vrijzinnige vinkjes en nachte gaaltjes lieten zich gaarne op eenzelfde stokje lijmen, omdat zij zoo gaarne in koor zongen het hartverheffend lied „In naam van de vrijheid moet Kuyper er uit Men kan bezwaarlijk de naïeve meening zijn toegedaan, dat het Nederlandsche volk in zijn geheel, bij ons vrij uitgebreid kiesrecht, zoo dringend riep om een kies rechthervorming, die voorloopig een streep moest halen door een goed stuk sociale wetgeving. Laat men eeilijk zijn en bekennen, dat de aan-de-orde-stelling van kiesrechther vorming zijn oorsprong vindt in het poli tieke concentratie-geknoei van Borgesius, en dat de vrijzinnigen dat geknoei be kroond hebben met succes uitKuyper- haat en anti-clericalisme. Kuyperhaat en anti-clericalisme lang niet alleen eigen aan de vrijzinnig-demo craten zijn in werkelijkheid de beide noodige factoren geweest, die de feitelijke oorzaak zijn van een binnenkort te ver wachten voorstel tot kiesrechthervorming. Baron v. Heeckeren v. Keil antirevol. lid der Eerste Kamer, gezant te Stock holm had aan de Eerste Kamer een adres om eerherstel in een quaestie die niet genoegzaam bekend geacht kon worden. Daarom is Het Handelsblad op inlichtingen uitgegaan en heeft het volgende vernomen Toen minister Van Lynden, die onder het kabinet-Kuyper aan het hoofd stond van Buiten- landsche Zaken, meer en meer toonde dat hij, welke overigens zijne verdiensten waren, op dien post niet de rechte man was, terwijl onze verhouding tot het buitenland destijds zelfs meer dan gewone zorg vereischte, werden niet alleen uit den engeren kring zijner collega's, maar ook door hooggeplaatste personen daar buiten, herhaalde pogingen aangewend om den heer Van Lynden tot heengaan te bewegen. En nu bestond een van de vormen, waarin die pogingen werden aangewend, volgens de stellige verzekering van onzen zegsman daarin dat men misbruik makend zelfs van den naam der Koningin, den gezant te Stokholm eveneens er toe trachtte te krijgen om ten nadeele van den heer Van Lynden op te treden. De heer Van Heeckeren echter weigerde niet alleen, deze rol te spelen, maar wendde zich zelfs terstond tot zijn chef, den Minister, om hem in kennis te stellen met wat tegen hem gaande was. De heer Van Lynden deed navraag en toen de betrokken personen ontkenden dat zij stappen zouden hebben gedaan als door den heer Van Heecke ren waren bedoeld, hield hij het er voor dat deze laatste hem opzettelijk onwaar had inge licht en droeg hij hem ten slotte voor tot ontslag. Toen vervolgens de gezant zich opnieuw ver antwoordde, werd aan die voordracht geen gevolg gegeven maar de beschuldiging van onware inlichting werd evenmin ingetrokken Er werd toen getracht den heer Van Heeckeren tevreden te stellen door hem een zetel in de Eerste Kamer en een zeerhooge onderscheiding voor te spiegelen de gezant wilde echter gee nerlei eerbewijs aanvaarden, tenzij hem uit drukkelijk werd verzekerd, dat de beschuldiging van onwaarheid spreken zoo niet formeel inge trokken, dan toch in elk geval nimmermeer herhaald zou worden. Dit geschiedde en daarop werd bewerkt dat de heer Ven Heeckeren tot lid van de Eerste Kamer werd verkozen en dat hem het groot kruis van de Oranje-Nassauorde werd verleend. Zeer kort daarna echter trad het nieuwe Ministerie op en de gezant bespeurde al heel spoedig, dat niet alleen de kwestie niet uit de wereld was, maar dat ze hem zelfs in zijn loep- baan zou schaden. Hij trachtte toen ook den nieuwen minister van buitenlandsche zaken tot de overtuiging te brengen, dat het gelijk in deze aan zijn kant was, maar ook deze nam het stand punt in van minister Van Lynden. Eerst daarna heeft de heer Van Heeckeren zich gewend tot de Eerste Kamer, het college waarvan hij lid is. Volgens onzen zegsman zou zelfs in dat stadium van de zaak de kans op een geruchtlooze op lossing niet verkeken zijn geweest doordien men namelijk de beschuldiging verder had laten rusten, maar haar dan ook niet op eenige wijze ten nadeele van den gezant had doen komen ware het niet dat de Eerste Kamer nu juist bijeen kwam en de commissie haar rapport had uit te brengen. Ten slotte zij hierbij nog opgemerkt dat het deze quaestie is geweest en niet een geschil over het gelijktijdig gezant en Kamerlid zijn, zooals men wel gemeend heeft die veroorzaakt heeft dat de heer Van Heeekeren zijn Kamerzetel zoo lang onbezet heeft gelaten. En het spreekt van zelf, zoolang deze zaak geene voor hem bevredigende oplossing heeft, de heer Van Heeckeren geen gebruik maakt van zetel en decoratie. Wij weten niet of deze mededeelingen juist zijn. Er komen er wel enkele in voor die wij niet kunnen gelooven. Een regeering die een gezant lijmen wil met een lintje en een Kamerzetel, dat zal wel niet zoo wezen. Men leze ook hetgeen de Nederlander schrijft over de vrijzinnige pers in ver band met de uitzetting van den echtbreker Gorki nit Amerika. Maxim Gorki. Het geroep van de liberale pers tegen de Amerikanen, omdat zij Maxim Gorki met zijn minnares niet wilden huldigen, duurt voort. Verleden week wezen wij op wat de redactie van bet Vaderland te dien aan zien schreef. ThanB vaart een vaste me dewerker in datzelfde blad uit tegen «deze ploertige bekrompenheid van een volk, dat zich laat voorstaan op zijn vrijheid en zijn minachting voor Europeesche tra dities". Wanneer de Amerikanen met het Va derland polemiseerden, zouden ze vermoe delijk antwoorden, dat de huwelijksmo raal niet een „Europeesche", maar een christelijke traditie is. Dezelfde schrijver spreekt van „schijn heiligheid", omdat ook in Amerika onze delijkheid heerscht, Alsof de openher?

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1906 | | pagina 1