NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 164. 1906.
Vrijdag 13 April
20e Jaargang.
H1ST0RISGH
CHRISTELIJK-
C. Verhage.
G. van de Putte.
SsiteBlandsck Overzicht.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST. te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
fierk eis Staat.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25,
Enkele nummers0,026.
"C353H9?
UITGAVE DER FIRMA
en van
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Watersnood.
In dank ontvangen van Tante Kee te
Haarlem f 7,50, die wij terstond bij dhr.
Witkam, penningmeester van 't Goesche
Comité, verantwoordden. Red.
Voor de stemming voor een lid der
Staten in het district MIDDELBURG
wordt door ons dringend aanbevolen de
heer
Voor de stemming voor een lid der
Staten in bet district VL1SSINGEN
steunen wij met aandrang de candidatuur
van den heer
De Stemmingen hebben plaats op 20
April van 8 tot 5 uur.
Tot aan 't eind van de achttiende eeuw
was hier de Gereformeerde Kerk staats
kerk, d. i. alleen hare leden konden open
bare ambten bekleeden alleen zij ontving
naast de vruchten van hare eigene bezit
tingen, steun uit openbare kassen. Met de
revolutie veranderde dit alles. De Staats
regeling van 1798 behelsde de volgende
artikelen
19. Elk burger heeft vrijheid om God te
dienen naar de overtuiging van zijn hart. De
Maatschappij verleent ten dezen opzichte, aan
allen gelijke zekerheid en beschermingmits
de openbare orde, door de Wet gevestigd, door
hunnen uiterlijken eerdienst, nimmer gestoord
worde.
20. Geen burgerlijke voordeelen of nadeelen,
zijn aan de belijdenis van eenig Kerkiijk Leer
stelsel gehegt.
21. Elk Kerkgenootschap zorgt voor het
onderhoud van zijnen Eerdienst, deszelfs Be
dienaren en Gestichten.
Bovendien werden eenige overgangs
bepalingen vastgesteld om nog voor drie
jaren aan de „voormaals Heerschende
Kerk'' hare tractementen enz. te laten
terwijl de eigendommen der plaatselijke ge
meenten aan die gemeenten bleven doch
de z. g. geestelijke fondsen en goederen
bestemd werden tot een fonds voor natio
nale opvoeding.
Aan deze laatste bepalingen is voor
namelijk door het hevig verzet der predi
kanten nooit uitvoering gegeven, doch
onbillijk waren ze niet, daar immers de
kerken gehandhaafd bleven in 't geen zij
wettig bezaten.
Koning Lodewijk Napoleon voerde niet
alleen die bepalingen later evenmin uit,
maar deed het omgekeerdehij bepaalde
dat alle kerken wat krijgen zouden en
omdat de fondsen daarvoor niet voldoende
waren, zouden ze op 's lands kosten worden
vermeerderd
Daar begint dus de valsehe verhouding
waarin Staat en Iverk ten onzent verkeeren.
Eerst de grondwet, welke de Staatskerk
afschaft en alle belijders voorde Wet gelijk
verklaartdaarna de Grondwet die aan
eenige kerken subsidies toelegt. Dus schei
ding, en toch weêr niet.
Wat men gewoonlijk noemt „scheiding
van Iverk en Staat'' d. i. dat er geen Staats
kerk is en alle godsdiensten gelijk recht
hebben, bestaat dus ten onzent reeds ruim
een eeuw maar wat is de praktijk P
In 1814, toen Prins Willem Souverein
v orst werd, bleven de hoofdbeginselen
bewaard van vrijheid van godsdienst, alleen
met deze uitzondering dat de Vorst de
Christelijke hervormde godsdienst belijden
zou, welke uitzondering echter reeds in
1815, ter wille van de BelgeD, werd op
geheven maar in en onder alles bleef de
bepaling,' die in de nieuwe Grondwet van
1848 werd overgeboekt, dat zij (de kerken
of gezindheden) die subsidie genoten, haar
zouden blijven genieten. Helaas, die sub
sidie is de oudergang geworden der Gere
formeerde Kerk.
Aan dit besluit vaii den Souvereinen
Vorst, later Koning Willem I, danken wij
het Grondwetsartikel 171, (vorige Grond
wet 168) dat ook in de Grondwet van '14
werd gevonden. In die Grondwet werd aan
de Hervormde Kerk toegekend dat zij zou
behouden al wat zij rechtens heeft genoten,
maar aan alle andere Kerkgenootschappen
zou een evenredig deel gegeven worden.
Aan het gevaar van het ontstaan van vele
kerken dacht bij niet, wijl hij alleen zich de
bevoegdheid voorbehield die opkomende
kerken al dan niet te erkennen. Ook stelde
hij zich voor dat men zou hebben kerk
genootschappen voorNed. Hervormden,
Lutherscken, Roomsch-Katholieken en
Israëlieten maar dat onder die alle eene
de vergaderplaats van alle inrichtingen zou
zijn, de algemeene Kerk, waartoe de Neder-
landsch Hervormde Kerk bestemd werd.
De bevoegdheid der Regeering om geene
dan de door haar erkende kerken toe te
laten, werd lang volgehouden, namelijk tot
de wet van 1853 op de kerkgenootschappen.
Doch hoe loste de Regeering de moeilijk
heid op, om de Nederduitsch Hervormde
Kerk, die ongelukkiglijk gebonden aan
eene zeer scherp omschreven leer en dus
uit haren aard „uitsluitend" was, pasklaar
te maken voor eene algemeene kerk, de
vergadering van alle richtingen Hoe
moest het kunstwerk verricht worden, de
Gereformeerde Kerk geschikt te maken
voor al hare tegenstanders, voor ieder die
goedvond daarin te treden r
Moeilijk was 't niet, want de geschiedenis
was hier op haar hand. Immers reeds tijdens
de Republiek was de gereformeerde kerk
een zoodanig vergadermiddel geweest, wijl
ondanks dat hare belijdenis juist omschre
ven was en formeel altijd erkend werd
niettemin in die kerk ook zij waren opge
nomen die er niet in behoorden. Immers om
te geraken tot een burgerlijk ambt moest
men belijder zijn van den Gereformeerden
godsdienst welnu Paris vaut bien une
messeieder werd Gereformeerd die in
het ambt wenschte te komen. En ook de
predikanten die van de leer afweken moes
ten zorgen dat dit niet openbaar werd, ten
einde hunne positie niet te verliezen. Dus
over en weder ontzag men elkander, en de
goede gemeente, dat deel der gemeente dat
ambteloos is en niet naar posten haakt,
maar tevreden is als het maar een predikant
lieeft die het Woord recht snijdt, bemerkte
er weinig van, hoewel zij zelve veelal aan
de belijdenis gehecht bleef. Zij kon er ook
niet veel tegen doen, want de kerkeraden
werden grootendeels door de kerkeraden
zeiven gekozen, en de gemeenteleden had
den weinig invloed.
Nu mag dit het zij in 't voorbijgaan
gezegd aan Overheid en Kerk van dien
tijd niet te euvel worden geduid het was
eenvoudig een noodzakelijk gevolg van
het bestaan eener publieke'kerk eenmaal
dat stelsel hebbende moet men die kerk
zóti ruim maken, dat alle staatsburgers er
in kunnen worden opgenomen. Eene pu
blieke kerk kan niet bestemd blijven voor
enkele burgers, want de overheid regeert
over goeden en kwaden.
Het spreekt dus ranzelf dat in de Ge
reformeerde kerk allerlei vreemde elemen
ten werden opgenomen. En wat heeft nu
Willem I gedaan? Eenvoudig dit: hij
wilde niet de leer veranderen, maar aileen
eene organisatie aan de kerk opleggen
Dit was, meende hij, zijn recht, want er
was altijd zekere overheidsbemoeiing met
de kerk geweestook was er vroeger,
zoo al geen bestuur, toch een gemeen
schappelijk verband bovendien was de
overheid betaalsheer, en mocht dus wel
wat te zeggen hebben. De leer bleef ge
hand haatd, doch men zeide niet precies
wat onder de leer verstaan werd.
Schijnbaar veranderde niets, maar in
derdaad veranderde alleswant vroeger
was de belijdenis de band en nu werd dit
het bestuur.
Parijs is wel een mis waard, woorden van
Hendrik IV, dieRoomsch werdomdenFranschen j
troon te h?k}iffimen en later werd vermoord.
1
De heer Lohman heeft in zijn door
wrochte rede van 11 Mei 1886 in de
Tweede Kamer bij de Grondwetsherzie
ning aangetoond dat vroeger het bestuur
niet de band was van de Kerk.
Hij legde dit als volgt uit
Tijdens de Republiek was er slechts
ééne Gereformeerde kerk gelegen in de
verschillende provinciën men beriep van
de eene provincie naar de andere en vice
versade kerken in de eene provincie
erkenden ten volle de kerken in de andere;
niet omdat zij stonden onder hetzelfde
algemeen bestuur, want er is na 1618 zelfs
geen Algemeene Synode geweest, doch
alleen provinciale synoden. Men erkende
elkaar onderling alleen omdat men elkaar
vertrouwde, wegens de onderteekening
van de formulieren. Daarin lag de geheele
kracht der kerk. Of men in of buiten de
kerk stond, hing niet af van de gehoor
zaamheid aan een bestuur, maar van de
belijdenis. Daarom waren ook de kerke-
raadsleden verplicht de formulieren te
onderteekenep dat was om zoo te zeggen
het contract, hetwelk de opzieners aan
gingen met de gemeente.
Thans echter kwam er een Koninklijk-
Synodaal bestuur, waarin zitting namen
zij die door den Koning werden aange
steld. Wanneer men nu klaagde over het
niet handhaven van de belijdenis, dan
verwees men den klager naar artikel 9
van het Algemeen Reglement, waarin de
leer der kerk nog altijd vermeld wordt,
alsmede de verplichting om haar te hand
haven. Doch wanneer men zich nu op de
belijdenis beriep en zeidedeze of gene
predikant houdt zich niet aan de leer der
kerk, dan heette het, dat de synode niet
geroepen is over leerstellige geschillen te
heslissen. Altijd werd men in het ongelijk
gesteld, elke tegenstand werd feitelijk on
mogelijk gemaakt.
De geheele organisatie is in den kortst
mogelijken tijd ingevoerd, door middel van
geheime stukken hier en daar zelfs met
geweld. Wanneer iemand zich daartegen
verzette, werd hij als scheurmaker veroor
deeld zelfs van zijn ambt als opziener
ontzethij werd buiten de kerk gezet.
Tegenstand werd niet geduld.
Beklaagde de een of ander zich bij den
Koning, dan verwees deze naar de synode,
wier rechtmatigheid men juist ontkende.
Men kon zich niet beklagen bij de synode
of men moest beginnen deze als kerkelijk
lichaam te erkennen. Onder andere kwam
in een zeer merkwaardig adres de predikant
Molenaar in 1827 bij den Koning vragen
dat toch de rechten der kerk zouden erkend
worden. Wat was het antwoord van den
Koning? Het blijkt, dat de predikant Mole
naar al spoedig zijne excuses gemaakt
heeft, want hem werd duchtig de les ge
lezen over zijne revolutionaire handelwijze
om voor de kerk op te komen. Maar, zegt
de Koning, nu gij van uwen kant zoo vol
ledig schuld beleden hebt, zal ik het dit
maal daarbij laten.
Dit was volkomen juist van het stand
punt. van Willem I, want dien was het te
doen om een Koninklijke kerk te behouden.
In 1834 intusschen werd sommigen de
zaak toch te bar; de Gereformeerden kon
den den toestandniotlangerdulden.Bekend
is het hoe de afscheiding gekomen is. Wat
is toen geschied Heeft men toen gezegd
nu heeft een groot deel van de kerk erkend
dat de organisatie leidt tot ondermijning
van de belijdenis, derhalve moeten wij de
kerk haar vrijheid hergeven Neen, maar
meu heeft hen die zich niet onderwerpen
wilden eenvoudig uit de kerk gedreven, en
eerst aan de afgescheidenen vergund zich
vrij als kerk te organiseeren en als zoo
danig op te treden, nadat zij verklaard
hadden afstand te doen van al de goederen
van de Nederduitsch Hervormde Kerk.
Het bleek dus dat de goederen de hoofd
zaak geworden waren en niet de belijdenis
en zoo werd van lieverlede de algemeene
Nederduitsch Hervormde Kerk geneutrali
seerd. In 1850 ongeveer liet de Koning
de tengels los. Dat wil zeggen aan het
door hem in het leven geroepen bestuur
gaf hij de bevoegdheid om nu zelf vrijelijk
de kerk te organiseeren. Maar heeft dat
bestuur toen de kerk geplaatst voor de
keuze van eene nieuwe organisatie en ge
zegd erken mij als bestuur of organiseer
u zelve zooals gij wilt? Geenszins. Dat
bestuur heeft zelf de beslissing genomen
en daarover niet de kerkeraden geraad
pleegd, maar alleen de besturen ingesteld
door den Koning. Er werd aan de kerk
geen andere keus gelaten dan tusschen het
Koninklijk reglement en het? nieuwe regle
ment. Dat is natuurlijk geen vrije keus.
Het spreekt vanzelf, dat, indien men tus
schen die twee moest kiezen, men liever
het laatste nam dan het Koninklijk regle
ment. Maar de gemeenten hebben nooit
gehad de vrije keus. Wel heeft men later
nog aan de leden van de kerk eene groote
vrijheid gegeven, n.l. een vrij algemeen
stemrecht. Maar men mag het algemeen
stemrecht alweer slechts uitoefenen onder
voorwaarde van erkenning der besturen.
Wanneer ten gevolge van vrije keuze der
gemeente personen in den kerkeraad komen
die hechten aan de oude belijdenis en die
beweren, dat alleen de leden die de be
lijdenis erkennen, gerechtigd zijn als be
stuurders in de kerk op te treden, dan
worden zij niet alleen als bestuurders af
gezet of vervallen verklaard van hun ambt,
maar men verklaart bovendien, dat zij
hebben opgehouden leden der kerk té zijn
Tenzij ze het hoofd in den schoot leggen
Aan deze historische feiten, waarop sinds
1887, althans door de Volksvertegenwoor
diging, geen aandacht meer geschonken
werd, mocht de aandacht nog wel eens
gevestigd worden, nu door invloedrijke
predikanten en leden der Hervormde Kerk
een vergadering is belegd om te komen
tot een Gereformeerden Bond tot vrijma
king der Ned. Hervormde Kerken.
Profossor Visscher zal onder meer spre
ken over de positie der kerk in het leven
onzes tijds.
Deze Bond verwerpt het standpunt
zoowel der Scheiding als der Doleantie,
en zoekt deze vrijmaking alleen in den
weg van Groen van Prinsterer.
Als zoodanig heeft het optreden van
dezen Bond ook beteekenis voor ons die
belast zijn met voorlichting op het terrein
der staatkunde.
Nog voor de oplossing der schoolquaes-
tie had Groen steeds geischt oplossing
der quaestie Kerk en Staat.
De geschiedenis, de feiten hebben hem
in het gelijk gesteld.
Zoolang toch de kerkelijke quaestie een
groot deel der Protestantsche Christen
heid verdeelt, zal de Vrijzinnigheid bij
elke stembusworsteling dezen twistappel
tusschen de broederen werpen, niet om
dat de vaderlandsche kerk haar dierbaar
is, maar omdat zij uit deze kerkelijke
misverstanden winste tracht te behalen
voor zichzelven. Zij ziet kans er haar
candidaat mee door te krijgen.
Eerst wanneer dit moeilijke vraagstuk
zal zijn ter hand genomen van oplos
sing zal in de eerste jaren wel geen sprake
zijn is de brug gelegd voor samen
werking van alle christelijke personen en
partijen op staatkundig erfen kan met
gezamenlijke krachten worden gepoogd
een dam op te werpen tegen ongeloof en
revolutie.
Daarom behooren allen die belang stel
len in en belang hebben bij de geeste
lijke welvaart van ons volk, deze samen
komst van Hervormde predikanten, voor
wie de belijdenis schibboleth en vereeni-
gingspunt is, met aandacht te volgen, en
kennis te nemen van hare resultaten. Het
geldt hier niet alleen een kerkelijk, het
geldt een nationaal belaBg
Omtrent de ramp met de Vesuvius ver
neemt men het volgende: Een ooggetuige
meldt, dat de toestand in de dorpen in den
omtrek van den Vesuvius hoe langer hoe
mammmmQ
slechter wordt. Er is broodgebrek, zelfs
gebrek aan water. Bovendien zijn alle
wegen door hoopen versperd en bijna
onbegaanbaar. Tusschen Torre del Greco
en Torre Anunziata zijn de met vluchte
lingen volgepropte treinen inde asch blij ven
steken, en gisteren duurde de aschregen nog
met onverminderde hevigheid voort. De
lucht was zoo dik, dat bij Portici een trein
op een stilstaanden trein geloopen iser
waren verscheiden gewonden. Te Ottajano
verergerde deellende van uur tot uur. Twee
honderd dooden kunnen niet opgezocht
worden, en de geredden verhongerden. Er
was voor ten minste 2000 menschen brood
noodig. De militaire rantsoenen die aan
komen, worden door troepen vrouwen
stormenderhand vermeesterd. Voor de vele
gewonden ontbreekt allerlei hulp, zelfs
draagbaren zijn er niet genoeg. Een dichte
rook bedekt de stad, zegt hij. De soldaten
werken aan de opruiming van het puin
en aan het neerhalen der gebouwen die
dreigen in te storten. Heele families zijn
omgekomen. Vreeselijke tooneelen hebben
plaats wanneerdevluchtelingenterugkeeren
om bloedverwanten te zoeken, wier lijken
onherkenbaar zijn. Een minister en zijn
secretaris, die per automobiel Portici be
zochten, konden een tijd lang niet vooruit
wegens den aschregen. Zij verzochten de
bevolking de asch van de huizen te ver
wijderen. Vervolgens bezochten zij Torre
Aununziata, waar het gewone leven zijn
gang gaatScafali, Bosco tre Case, Ter-
zigno en Pompeji.
Verder wilden zij naar Ottajano, dat
onder de asch begraven ligt, maar zij
konden er niet komen, daar de wegen
onbruikbaar zijn. Te Bosco tre Cace heeft
de' lava een soort van meer gevormd te
midden van het land. Van Torre Annun-
ziata zijn Sallandra en Nava per boot naar
Napels vertrokken hoewel de vaart ge
vaarlijk is, wegens den rook en den dichten
aschregen, hebben zij eerst nog Ca9tel la-
mare bezocht. Dit bezoek heeft tot gevolg
gehad dat heel de bevolking nu met de
soldaten meewerkt aan de redding.
De dagbladen te Rome maken over de
uitbarsting vau den Vesuvius schokkende
bijzonderheden openbaar. Treinen met
militairen en vluchtingen van Torre del
Greco te Castelhamare aangekomen, zijn
bedekt met aseh. De vulkanische storm
is te Torre Annunziata weder begonnen,
en zijn Torre del Greco, Sarno en San
Gennaro geheel verlaten. Cercola, Feggio
en Morito bevinden zich in een hachelijken
toestand. Voor het oogenblik schijnt de
uitbarsting in hevigheid af te nemen.
Althans Professor Matte eci heeft van
het observatorium een bericht gezonden,
waarin hij mededeelt, dat zijn toestand en
die van de karabiniers wel zeer ernstig
is, maar dat hij ten volle vertrouwt, dat
de Vesuvius spoedig weer tot kalmte zal
komen.
Het bericht van den totalen ondergang
van Ottojano, een stad van 13.000 inwo
ners, is derhalve bevestigd.
Deze stad was het dichtst bij de vulkaan
gelegen. Zij is thans begraven ondereen
laag asch en steenen, van een dikte, die
niemand bij benadering kan aangeven.
De natuur heeft van Ottojano gemaakt
wat zij van Pompeï maakte, 20 eeuwen
geleden.
Gelukkig hebben de bewoners, in tijds
gewaarschuwd, zich kunnen redden. 12.000
personen zijn geheel ontbloot van middelen
van bestaan, en er is slechts één spoor-
weglijn, om de gewonden naar Napels te
vervoeren.
De gloeiende steenen begonnen Zater
dagavond te vallen, en zij zijn blijven vallen
gedurende de daaropvolgende twee dagen.
De wind, van richting veranderd, drijft
machtige aschwolken naar den zeekant, en
een ondoordringbaar gordijn hangt nu tus
schen Napels en de kust, waar Castella-
mare en Sorente liggen.
Het program van de nieuwe Hongaarsche
regeering werd in den gisteren gehouden