NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND,
No. 155. 1906.
Dinsdag 3 April
20e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISGH
Buiteilaadsck Overzicht.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
Goes
PRIJS DER ADVERTENTIËN
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
90
2 April 1906.
De benoeming van den heer mr. H. J.
Dijckmeester tot Commissaris in Zeeland
verrastte ons in zooverre, omdat naar ons
bekend was in wel ingelichte kringen een
andere naam indertijd door ons gemeld
genoemd was.
Moeilijkheden van privaten aard schij
nen hierbij in den weg gestaan te hebben.
Mr. Dijckmeester, secretaris-generaal bij
het departement van Binnenlandsche Za
ken en reeds op gevorderden leeftijd
54 jaren werd door onzen vroegeren
Minister van Binnenlandsche Zaken, die
wel wist wat werken is, zeer geeerd en
tot het moeilijkste werk geroepen.
De hooge plaats aan ons omvangrijkst
departement nam hij in met eere.
Voorts behoort de heer Dijckmeester,
volgens onzen berichtgever, tot die hooge
ambtenaren, die niet gemakkelijk, liefst
nooit partij kiezen, maar die, als ze kiezen
moeten toch altijd de zijde der liberalen
kiezen.
Bezwaard en zuchtend en met vele re
serves maar toch het christendom
op politiek terrein
Dat in geen geval
De uiterste linkervleugel, gevormd door
vrijzinnig-democraten en sociaal-democra
ten heeft hunnerzijds niet de minste sym
pathie te wachten. Maar als de onver
biddelijke eisch tot kiezen komt, en voor
wie komt die niet? dan valt de keuze
toch links en nooit rechts.
Conservatief-liberaal of oud-liberaal
noemt men de richting die zich gestadig
vervormt door overgang tot de uitersten,
hetzij ter rechter- hetzij ter linkerzijde en
die steeds hare meeste vertegenwoordigers
in de hoogste kringen der maatschappij
vindt.
Die richting is steeds het meest regee-
ringsvaardig, omdat regeeren, in politieken
zin, voor velen nu eenmaal de kunst is
van geven en nemen, van strijken en
plooien.
De anti-revolutionairen in Zeeland hopen
al het goede dat ook van hun toekomstige
Commissaris gezegd wordt te zullen vvaar-
deeren, en zij het dan ook geen politiek
geestverwant, toch ook geen tegenstander
te zullen zien in de vele belangen die hen
lief zijn, in een provincie waar de meer
derheid op politiek terrein aan de rech
terzijde is.
De vrijzinnig demoeraten werpen u nogal
eens het woord reactionair" in het ge
zicht, wanneer gij met hen van meening
durft verschillen. Zoo onder anderen wan
neer gij den maatregel van het vorig ka
binet toejuicht, waarbij aan vrouwelijke
postambtenaren bij haar huwelijk ontslag
verleend wordt.
In den Rotterdamschen gemeenteraad
heeft dezer dagen een vrijzinnig demo
craat hetzelfde verwijt gericht tot het
dagelijksch bestuur, dat 't in dezen met
de regeering eens was.
Maar nu staat er in de Vrijzinnig De
mocraat een artikel van een anderen vrij
zinnig democraat, die dezen maatregel van
het vorige kabinet en van het liberale
gemeentebestuur van Rotterdam goedkeurt.
Derhalve, op't standpunt der vrijzinnig
democraten, is ook deze vrijzinnig demo
craat „reactionair".
Ondeugend, doch niettemin juist, merkt
de Nederlander op, dat derhalve zelfs de
vrijzinnig dem. partij reactionairen in haar
midden telt. „Als nu maar niet de booze
klank van het woord afgaat!"
Dat zal dan ook wel, bij zulk een er
varing
Het laatste nommer van de Wereldkroniek
herinnert ons aan het 25-jarig bestaan der
Rijkspostspaarbank, dat op 1 April viel.
Honderd en dertig millioen guldens is in
die rijksinstelling nu belegd.
Honderd en dertig millioen niet door
grooten of rijken bijeen gebracht.
Deze instelling is een rijksacademie voor
zuinigheid, een normaalschool voor spaar
zaamheid, een kweekschool voor ordelijk
heid, en een middelbare school voor goad
uitgeven geworden, en neemt als getuige
voor maatschappelijke welvaart een eerste
plaats in ons midden in. -jjoxi
Dat zij bloeie
Deze wensch, reeds eenige weken ge
leden door ons uitgesproken, horhalen wij.
H. M. de Koningin heeft Zaterdag een
bezoek gebracht aan de jubileerende
kweekschool voor de zeevaart te Leiden
die dezen dag 50 jaar werd. Zij heeft daarbij
een hartelijk woord gesproken, in de eerste
plaats tot onze Jantjes. Om lang te onthou
den voor hen klonk dit Koninklijk woord
Waar op deze instelling knapen op jeugdigen
leeftijd worden ingeleid in een maatschappij,
welke zich hierdoor kenmerkt, dat niet ieder voor
zijn eigen belangen behoeft op te komen, maar
waar ieders belang met toewijding door meer
deren wordt behartigd en daardoor de voor Mijne
Marine onontbeerlijke kameraadschappelijke
geest in alle rangen wordt versterkt, en waar
hier in het gemoed der jongens liefde voor het
vaderland, de zeemacht en hare roemvolle tra-
ditiën wordt aangekweekt benevens de begrippen
van gehoorzaamheid, orde en tucht worden
geleerd, zijn hier de grondslagen gelegd vooreen
eervolle, ja vaak roemrijke loopbaan, voor man
nen, op welker trouw en plichtsbetrachting het
vaderland trotsch mag zijn.
Moge de Kweekschool voor de Zeevaart,
getrouw aan haar verleden, ook in de toekomst
haar schoone doel nastrevend, die deugden
blijven aankweeken, waardoor Onze zeemacht
groot is geworden.
Hierop richtte de grijze voorzitter der
Commissie van Oppertoezicht, professor
De Goeje, broeder van wijlen den comman
dant der school, een gepast woord tot de
Koningin, welk woord ook weer door H. M.
beantwoord werd.
Het was voor de Kweekschool een goede
dag, voor de jongens om nooit te vergeten.
s{c
F r a n k r ij k.
In de staking in de Noord-Fransche
mijndistricten is geen verandering geko
men. Hier en daar kwamen botsingen tus-
schen stakers en arbeidswilligen voor. Een
der laatsten die bij het verlaten van de
mijn tot aan zijn huis door een jouwende
menigte gevolgd werd, loste een geweer
schot, waardoor een staker doodelijk werd
getroffen. Met moeite voorkwamen de gen
darmes dat de man gelyncht werd.
De heer Basly, afgevaardigde voor Lens,
heeft tegen Dinsdag in de Fransche Kamer
een interpellatie aangekondigd om de re
geering te vragen welke stappen ze bij de
mijndirecties dunkt te nemen om een be
ëindiging der staking te bewerken.
Te Toulon hebben opnieuw ernstige on
geregeldheden plaats gehad. De stakende
kellners met de oproerige dokwerkers
spelen den baas op de boulevards en hitsen
de bevolking op. Drie gendarmen, een
soldaat en een politieagent zijn door de
betoogers gewond. De bereden politie en
de huzaren waren genoodzaakt eenige
charges te maken, waarbij ettelijke ge
wonden vielen.
In Noord-Frankrijk spreekt men alge
meen over de wonderbare redding van de
dertien mijnwerkers. Reeds Zaterdag
deden wij verslag van de ontdekking dezer
menschen uit een der schachten te Billy-
Montigny.
In duisternis de mijn doorkruisende,
zich voedende met hout en stukken van
een paardenlijk, een enkele maal met haver
dien zij vonden wisten zij het twintig
dagen uit te houden, blijkens 't verslag
van den mijnwerker Nemy, die, zijn tegen
woordigheid van geest steeds behouden
hebbende, allen gered heeft.
Te zeven uur kwam een arbeider als
gek van de mijn aangeloopen en zei, nog
bevend over zijn heele lichaam, tot don
ingenieur „Mijnheer, daar staan beneden
dertien levende lijken, die opgehaald wil
len worden Eerst langzamerhand be
greep men wat hij zeggen wilde. Vijf
minuten later waren de machines aan den
gang, en voor de oogen der toegeloopen
menschen steeg de kooi op met de ge
redden. Men steunt ze, men draagt ze en op
geïmproviseerde bedden legt men hen
neer. Geen kan er dadelijk pratenze
zien zwart, en hebben holle oogen en ver
stijfde ledematen.
Een hunner, Nemy genaamd, begint te
spreken en spreekt daarna zonder ophou
den en tegen iedereen. Hij vertelt van de
drie weken in de duisternis, terwijl ze
wisten driehonderd meter onder den grond
te zijn. „We hebben getracht door ons
in groepen te verdeelen een uitweg te
vinden, maar na een aantal lijken ontmoet
te hebben, die we niet telden, bepaalden
we ons tot zoeken van voedsel. We heb
ben vergane paarden aan stukken gesne
den en dat vleesch gegeten met hooi,
wortels en boomschors".
Nemy had van dat gruwelijke voedsel
nog bij zich. Het ergste hebben ze ge
leden van dorst en kou. Niemand sliep,
soms viel er een neer van uitputting.
Nemy wist precies te zeggen dat 't Vrijdag
was, en 30 Maart, Hij had door geregeld
zijn horloge op te winden notie gehouden
van den tijd.
De dokters zijn van meening, dat de
toestand der dertien naar omstandigheden
ongeloofelijk goed is. Hun lichaam is
anders vol infectiestoffen. Men geeft hun
om de twintig minuten een lepel melk.
Men weet, dat een ingenieur eenige
dagen na de ramp zijne overtuiging uitte,
dat nog levenden aanwezig waren. Dooi
de officieele ingenieurs was deze onder
stelling verworpen en zijn raad om dit
allereerst te onderzoeken en bij de op
ruiming en brandblussching in de eerste
plaats met die mogelijkheid rekening te
houden, werd als een dwaasheid van een
die de mijnen niet kende, uitgekreten.
Na deze droevig-gelukkige vondst gaan
verontwaardigde stemmen op over zoo
schandelijk lichtzinnig plichtverzuimen
van afgrijzen bij de gedachte dat er op
't oogenblik nog levenden daar beneden
kunnen zijn, of meerderen van honger en
dorst [zijn omgekomen.
Straks genoemde ingenieur, de heer
Laur, schrijft over deze dingen en eindigt
aldus
„Ik zag in dat men onder deze omstan
digheden de grootst mogelijke fout had
begaan, door schacht no. 3 dicht te stoppen,
de schacht van de luchtverversching, aan
den voet waarvan alle levende wezens van
beneden zouden aankomen om volgens de
regels der mijnen den luchtstroom tegemoet
te gaan.
„Ik zag in mijn gedachten al degenen
die „het gevaar ontsnapt waren" zich
voortslepen naar de hijschmachine in
schacht 3, signalen gevende en niets be
grijpende van deze doodsche stilte. Een
schacht die slechts verstopt is door stuk
ken hout wordt gemakkelijk genoeg weer
vrij gemaakt, denken zij. Ze zullen wel
komen en uren en dagen gingen voorbij
met die di^ -elingwekkende snelheid die
alle opgeslotenen al reeds hebben waar
genomen.
„Plotseling wordt de frissche lucht
schaarscher en eenige rookwolken uit het
vuur gaan over het hoofd van deze onbe
weeglijk neergehurkte mannen, door wier
brein waanzinnige gedachten schieten. Ten
slotte ontbreekt de lucht geheel. De ver
stikking
„Schacht no. 3 is door de redders dicht-
gestopt
„En uit den tweeden put, blaast de
ijlings geplaatste ventilator over deze
ongelukkigen de giftige verbrandingspro
ducten van brand en ontploffing. Men zal
ze terugvinden, dacht ik, verstikt, in de
houding van een wezen dat een of ander
mirakel verwacht.
„Rondom schacht no. 3 zullen stapels
lijken liggen".
Natuurlijk komen nu ook allerlei ver
halen los omtrent de ontmoeting der 13
met hunne verwanten. Eene vrouw, die
twee zoons had onder de vermisten, ver
haalde hoe men haar was komen zeggen
dat haar 'oudste zoon Louis levend uit de
mijn was gekomen. Zij snelde er heen,
maar zij kon er niet door, omdat er zoo
veel mensehen stonden. Men hielp haar
echter door de volte heenzij werd op
getild en ging van[ hand tot hand, tot zij
bij den ingang der mijn werd neergezet.
//Daar is moeder Gastel, die om haar
zoon komt!" riep men. -
Zij buigt zich over haar zoon, kust hem,
en vraagf: Waar is je broer? De jonge
Castel maakt een gebaar van ik weet het
niet, en dan voert men de moeder weer de
zaal uit. Daar is de oude Némry, die naar
zijn zoon komt kijken. Hij lacht en huilt
tegelijk, en de gendarmes die hem hebben
binnengebracht kunnen zich niet inhou
den. Zij lachen en huilen met den, diep
ontroerden vader mee.
Waar de dertien vooral van geleden,
hebben, dat is van de koude. Zij waren
een verdieping lager dan de brand, en
dan bijna zonder voedsel in de kille
mijngangen. Rechtaf slapen hebben ze
ook niet gedaan in die twintig dagen.
Wel waren ze; soms in een dommeligeu
toestand, maar Némy wilde niet dat zij in
slaap zouden vallen. Zij moesten maar
zoeken, zoekeD.
Ook de vrouw van Némy komt de zieken-
zal binnen. Zij is in rouwkleeren. Némy
ziet haar, en vraagtWaarom ben je in
de rouw
Een andere vrouw komt binnen. Zij
had bij de ramp haar man en haar s.-'m
verloren. Nu, na bijna 3 weken van hope
loos verdriet, ziet zij ze beiden weer, haar
man en haar zoon, die zij verloren had.
Die vrouw was geheel gebroken. Toen
zij voor 'oaar man stond viel zij in zwijm.
z/Ik voelde niets, ik zag niets, zoo be
sloot de vrouw haar verhaal, tot ik opeens
voor mijn jongen stond."
De ontmoeting van een der geredden
met zijn broeder was zeer leuk. ,,Bè ben
je daar Gaat het goed vroeg de broe
der. ,,0 ja, tamelijk wel" was het
antwoord. „En hoe gaat het met moeder?"
Die is ook wel."
De mannen, die drie weken in duister
nis hebben geleefd, worden vooral gehin
derd door het licht en men moet steeds
zorgen, dat voor hen te temperen. In den
loop van den dag hebben zij zichzelf ge-
wasscben. Zij vertelden dat het paarden-
vleesch, dat zij alen, zoo geweldig stonk,
dat zij hel soms weer uitbraakten. De
geneesheer zal de overlevenden verschei
dene dagen in het ziekenhuis houden, om
dat zij veel zorgen noodig hebben. Allen
vragen om eten en zijn niet tevreden met
brood, vleeschnat en melk, het eenige dat
zij mogen gebruiken.
De geredden hebben, zoodra zij hoorden
hoe verdienstelijk de Duitsche reddings
brigade zich had gemaakt, aan der een
telegram van dankbetuiging gezonde.
Volgens hun nadere mededeelingen zijn
zij eerst met hun twintigen geweest, doch
werden gescheiden 15 aan den eenen kant
en 5 aan den anderen. Van de groep der 15
zijn er vijf verdwenen en van die van de 5
twee. Men weet niet wat er van hen ge
worden is. De overlevenden der beide
groepen hebben elkaar eergisteren terug
gevonden. Een hunner is gekwetst; op den
dag der ontploffing is hij op zijn lamp ge
vallen en heeft zich bezeerd. De wond, die
20 dagen onverzorgd bleef, is erg ont
stoken.
Nemy, de leider der geredden, vertelde
dat hij tweemaal langs een ladder afgedaald
is van de galerij van 280 meters, in die van
306 meters. Bij een dier afdalingen viel hij
en kwetste zich aan het been.
Nemy deed van zijn bed het volgende
verhaal aan de omstanders
Den dag van de ontploffing heb ik mij
voortgesleept in den omtrek van schacht
3, om te ontkomen aan de gaslueht en
om een uitgang te vinden, Ik herinner mij,
dat ik over een hoop lijken heenkwam.
Hoeveel weet ik niet, het was donker,
maar er zullen er wel een vijftig gelegen
hebben. Ik kroop naar boven, tot ik niet
hooger kon. Daar hoorde ik stemmen, in
de buurt waren de kameraden, die nu hier
naast mij liggen. Zij waren gevlucht in de
gangen van de kolenlaag, die zij bezig
waren af te kappen.
Kan je ons verlossen riep een van hen
toen ze mij hoorden. Helaas niet, zei ik.
Ik zit evenals jullui gevangen.
In die kolengangen zijn we toen acht
dagen samen gebleven, naast elkaar neer
gehurkt. Onze levensmiddelen raakten
weldra op, en toen gingen we de schors
van het stukhout knagen. Den achtsten
dag zei ik tegen de luiwij moeten ons
noodzakelijk vertreden, laten we uit deze
fuik zien weg te komen.
En toen zijn we de mijn doorgetrok
ken, in pikkeduister, zonder bepaald doel,
beelemaal zonder te weten waar we waren.
Maar overal kwamen we uit in kapgan-
gen die dood liepen of stootten we op
ingestorte gangen. Wij liepen langzaam,
tastende, stijf tegen elkaar aangedrukt,
en van tijd tot tijd riep er een alle namen
af, dat er geen onderweg verloren zou raken.
Een avond kwamen we in een paarden
stal terecht. Daar hebben we haver ge
vonden en daar hebben we weer ver
scheiden maal van kunnen eten. Maar twee
dagen later vonden we nog iets beters,
een paardenlijk. Met onze messen stukken
vleesch daaruit snijden, ging gemakkelijk.
Het lijk was al in verregaanden staat
van ontbinding. Zoo aten wij beurt om
beurt paardevleesoh en boomschors. Hier
is het overblijfsel van ons laatste maal,
En Némy liet meteen een doos zien.
die hij van zijn zwerftocht had meege
nomen. Daar werd proviand in verzameld
voor het gezelschap, dat was de voor-
raadkist geweest van de tochtgenooten.
Een walgelijke lucht kwam uit de doos.
Daar lag een rot stuk vleesch in, en wat
haverkorrels en lappen boomschors.
Om drinken te hebben vingen we in
onze drankflesschen water op dat uit een
spleet sijpelde, druppel voor druppel, en
dat vermengden we met urine. Onze urine
bewaarden we zorgvuldig.
De laatste dagen voelden we dat het niet
lang meer duren zou en ik zei, dat wij in
drie groepen verder moesten zoeken, omdat
wij dan grooter gebied konden betasten.
Door telkens te roepen, zouden wij met
elkaar voeling blijven houden. Donderdag
avond hadden wij opeens versche lucht
geroken en toen wij gingen zoeken, waar
die vandaan kwam, kwamen wij uit in de
nabijheid van een lift van schacht 2.
Rusland.
Voor den marine-krijgsraad is Zaterdag
te Petersburg vonnis gesproken over de
deelnemers aan de rustverstoringen in
Kroonstad in November 1905. De krijgs
raad sprak 84 van de 207 beschuldigden
vrij, terwijl de overigen tot verscheidene
jaren dwangarbeid of gevangenisstraf en
tot verlies van burgerrechten werden ver
oordeeld. De krijgsraad sprak verder als
zijn oordeel uit, dat de autoriteiten te land
den gevraagden bijstand niet aan de ma
rine-autoriteiten hadden verleend.
Om pelgrimstochten naar het graf van
luitenant Schmidt verder te beletten heeft
admiraal Tzjoeknin zijn lijk en dat der
drie doodgeschoten matrozen doen opgra
ven en in zee werpen. Alle brieven door
Schmidt aan zijn familie geschreven, zijn
verder in beslag genomen.
Het gebeurde heeft begrijpelijkerwijze
de ^grootste woede gewekt bij Schmidt's
aanhangers.
Te Smolensk werd kolonel Gladisjef,
adjunct-chef van de gendarmerie, midden
in de stad doodgeschoten. De moordenaar
is niet te vinden.
Talrijke Joodsche families verlaten Kief.
Zij vreezen jodenvervolging, waartegen de
autoriteiten echter maatregelen heeten te
nemen.