NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND, No. 148. 1906. Maandag 26 Maart. 20e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISGH VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK PRIJS DER ADVERTENTIËN Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUij, te Middelburg. UITGAVE DER FIRMA IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. EN VAN Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel \meer 10 cent. Zij, die zich met I April op ons blad abonneeren, ontvangen het tot dien datum gratis. H E R IJ K. Arnemuiden, 26 Maart. Veere, ook voor Vrouwepolder, 27 Maart. Serooskerke (Walcheren), 31 Maart des voormiddags. Oostkapelle, ook voor Grijpskerke, 31 Maart des namiddags. Het oude dat altijd nieuw blijft. Is er wel grooter contrast denkbaar dan waarmee de natuur ons dezer dagen om ringt De somberheid van het stille watervlak dat menschelijke woningen en vruchtbare akkers bedekt, dat de herinnering bewaart van bangen nood en bitter lijden aan de eene zijde, en de eerste boden van de ko mende lente aan de andere zijde. In onze tuinen en tuintjes en op het open veld zien we reeds de eerste uitspruitsels van verjongd leven. De rubus bloeit reeds, en de bescheiden primula kleurt het bosch, de Paasch-lelie geelt en de heesters wor den omhangen met het groene kleed. Die alle kondigen de nadering van de lente en den zomer aan. Zij bevestigen op nieuw het woord des Heerea dat de wis seling der jaargetijden niet zal ophouden. Die kleine groene blaadjes zijn de boden van den bloeitijd der hoop, en met hare verschijning zijn ze getuigen van het oude dat altijd nieuw blijft. Maar het oude dat altijd nieuw blijft is voor zoovelen ook een lente die guur en koud en somber is, en een zomer die kort en teleurstellend, een herfst die vruchteloos en een winter die bang en lang is. Weinig en kwaad zijn de jaren des levens, zegt ook in de twintigste, als in alle eeuwen de mensch den grijzen aartsvader Jacob na. Noch de lente, noch de zomer vermag de zorgen en de bekommernissen van het aardsche leven op te heffen. Dan van deze en dan weder van andere zijde naakt de kommer. En als na een week als de vorige, een week als deze komt, waarin de collecte in onze straten rondgaat en kleederen worden gevraagd voor hen die eenige dagen te voren in welgesteldheid ons gelijk of onze meerderen waren, dan worden we scherper en krachtiger dan ooit herinnerd aan de waarheid dat ook wereldsch goed, als de bruischende zee, ebbe en vloed is. Ook dat is het oude dat altijd nieuw blijft. De boden van de lente, symbolen van hoop, maar ook de zorgen en kommer des levens, de rampen die ons treffen, alle deze behooren tot het oude dat nieuw blijft. En wat dan alleen bij het opbloeien hier en bij het ondergaan daar, bij heel de eentonigheid des levens rust en ont spanning geven kan, is het geloof, dat ook in aanmerking neemt de dingen, die men niet ziet. Niet, omdat men de hoop zou kunnen voeden van het aanbreken der dagen van zorgen vrij, maar omdat, ondanks de hopeloosheid Van dit leven, een betere wisseling beloofd en bereid is waartoe iedere lente en iederen zomer hen nader breDgt, wie het uitnemende der eeuwige heerlijkheid verwachten mag. Ook dat behoort, en dit tot onzen troost en tot onzen steun, by het oude, dat altijd nieuw blijft. 24 Maart 1906. Ten tweeden male in acht dagen tijds heeft Hare Majesteit de Koningin zich opgemaakt om een deel van Zeeland's meest geteisterde streken te bezoeken, en aan onze arme grensbewoners in Zeeuwsch- Vlaanderen woorden van troost en mede lijden toe te spreken. Het gevaar en den storm niet achtend Vieeft zij over de fel geteisterde dijken van Clara- en Izabellapolder gewandeld en door liet Schcldewater gewaad om het dezen haren onderdanen te gaan aanzeggen hoe Oranje en Nederland één zijn, en tot zelfs de kleinste en geringste, tot aan Zeeland's uiterste grens rekenen mag op Haar Koninklijken steun. Ook gisteren is 't weereen onvergetelijke dag geweest voor duizendenen hechter dan ooit is de band die Koningin en Volk sinds dit vorstelijk bezoek verbind!. Wij zullen er van spreken tot onze kinderen. En gelijk van Willem Ill's bezoek aan den Bommelerwaard, in 1861, zal van Wilhelmina's komst naar Tholen en Vlaanderen tot in geslachten worden voortverteld. Verootmoediging noodig. Ds. Laman schrijft naar aanleiding van de rampen die onze gewesten troffen, onder meer het volgende in Zeeuwsch Kerkblad dat wij ook aan de lezers van ons blad, gelijk aan ons zei ven, ter overweging wenschen mee te geven. „Er is ook verootmoediging noodig van wege onze zonden voor het aangezicht Gods. Zonde en ellende hangen onver brekelijk samen. En al moeten wij ons wachten bijzondere kastijding toe te schrijven aan bijzondere overtredingen, toch is het goed wanneer de Heere in Zijn oordeelen tot ons spreekt, de hand in den boezem te steken en te vragen is er ook oorzaak „Er geschiedt niets bij geval. Elke, ramp is door God gezonden, die over zee en winden gebiedt. God is in den storm en Hij is ook in den watervloed. En dan is het goed, indien wij niet alleen hooren het bulderen van den wind en niet alleen zien op de geweldige kracht der wateren, maar dat wij ook Hem aanschouwen die op winden en golven als op zijn strijd wagen op u aanrukt, en die niet te weer staan is dan door een schuldbelijdend volk hetwelk de knieën buigt en zich voor Hem verootmoedigt. „Zeeland is een land van zware onge rechtigheid. Hoe hebben ook hier in de laatste jaren de hartstochten gewoed, toen de prikkelen en nagelen ran Gods heilig icoord weer wat dieper in de volks-consciënlie toerden ingedrukt onder een chrislelijkbewivd. „Wij hebben angstige jaren doorleefd. Er was een dronken woede tegen de geopenbaarde religie, die weer macht scheen te krijgen over hel leven van ons Nederlandsche volk. Gij werdt soms bang als ge de uitingen vernaaml in pers en ge sprek, waarmede men den koers van het bewind heeft gevloekt. Er zijn Godtergende ongerechtigheden geschied. En soms be klemde de vrees wel eens het hart, of op die gruwelen niets moest volgen dat noodlottig was voor ons volk. „Die vreeze bleek niet ijdel. Opmerke lijk althans is het zeker dat vlak na den uitslag der verkiezingen over Zeeland een onweer heeft gewoed, en dat, naar men zegt, dit onweer den aardappeloogst deed mislukken. „Men heeft dag en nacht, week uit week in, in een deel van Zeeland gebruld „het is .„Pompe" of verzuipen''en het heeft nog niet opgehouden te regenen van September tol Maart. En nu die water vloed waarin een groot deel der volks welvaart verdronk Zal ons volk het zien, het opmerken, en zich bekeeren, zich ver ootmoedigen voor God Het is te vreezen van niet. God slaat, maar men voelt het niet. Men schrijft het aan allerlei oor zaken toe, maar niet aan Hem die de roede besteld heeft. Zoo konden er wel eens zwaarder slagen vallen, als God eens doortrok. We hebben zoovele gezegende jaren achter den rug. Geen oorlog. Geen pestilentie. Geen misgewas. Maar als de wereld niet opmerkt, dat dan toch het volk des Heeren hoore en zie „Er is slapheid in de verootmoediging voor God, en er is slapheid in het ver trouwen op de Heere. Wij dwingen dei- wereld geen eerbied af door de kracht van ons ootmoedig geloof en door het exempel van onzen heilige» wandel. Wij hebben vaak veel meer van kemphanen dan van geloofshelden. ,,Er komt in de rampen die God ons zendt een ernstige roepstem tot bekeering. Ook tot de ongeloovigen. Maar vooral tot het volk dat den Heere vreest en Zijnen Naam belijdt. Trachte ieder voor zichzelf die roepstem te verstaan. Opdat de Heere ons verblijde na de dagen waarin Hij ons verdrukte". Na het goede stukje poezië in ons vorig no. van een eenvoudigen veldarbeider, dat opwekt om in deze dingen de kastij dende hand te zien van Hem die ons kastijdt tot ons nut, meenden wij dit waardige stukje proza van den Zierik- zeeschen herder en leeraar, dat in zijn oproep tot verootmoediging het andere zoo treffend aanvult, onzen lezers niet te mogen onthouden. Voorlichting. Aan het slot van een door en door opper vlakkige reeks artikelen over „Het consti tutioneel Koningschap" in de Zeeutosche Courant lazen we „Ware het (vorig ministerie) waarlijk anti-revolutionair opgetreden, anti betee- kent tegendan had een harer eerste daden moeten zijn, om de onbeperkte macht van den vorst te herstellen, want vóór de revolutie daaraan een einde had gemaakt, kende men geen andere. Car tel est nostre playsir (want zoo behaagt het ons) teeken den de Fransche Koningen". Zie hier een staaltje van vrijzinnige voor lichting dat teekenend is. Dat oordeelt maar, dat duwt maar in een hoek, zonder zelfs eenige notie te hebben van de a.-r. beginselen. Een groot deel van den strijd van Groen van Prinsterer is juist geweest tegen de valsche opvatting, alsof de anti-revolutio naire partij zou bedoelen den toestand terug te krijgen van vóór de Fransche Revolutie. Hij, en alle anti-revolutionairen na hem, hebben steeds geleerd dat er een onder scheid is tusschen anti-rev., en contra revolutionair. De laatste richting wenschte de oude toestanden te doen herleven, terwijl de eerste niet was tegen een constitutioneel Koningschap, maar integendeel een derge- 1 ij ken regeeringsvorm het meest in over eenstemming oordeelde met de beginselen van het Calvinisme. Dr. Kuyper heeft zoo schoon de beteekenis van het Calvinisme voor den constitutioneelen regeeringsvorm uiteengezet in zijn Stone-lezingen. Maar dergelijke boeken leest de Zeeutosche Cou rant niet. Natuurlijk niet. De anti-revo lutionairen zijn alleen goed om zonder vorm van proces veroordeeld, niet om ook in de uiteenzetting van hun staatsleer gehoord te worden. Doch niet alleen van onkunde omtrent de a -r. beginselen, maar ook van totale onbe kendheid met historisch-vaststaande feiten geeft de Zeeutosche Courant blijk. Zij be weert n.l. in de boven aangehaalde zinsnede ook nog dat men, vóórdat de Fransche Revolutie een einde had gemaakt aan de onbeperkte macht van den vorst, geen andere dan die onbeperkte macht kende. Allereerst geldt dit in geen geval voor ons land. Het zal toch misschien ook aan de aandacht van de Zeeuwsche Courant niet ontsnapt zijn, dat wij voor de Fran sche revolutie in het geheel geen koning schap, veel minder nog een vorst met onbeperkte macht gehad hehben in ons vaderland. Maar bovendien, weel het blad dan niet, dat ongeveer alle parlementaire regee- ringsvormen in Europa geknipt zijn naar het Engelsche patroon? En dat juist in Engeland de veel geloofde Fransche Re volutie nooit eenigen invloed heeft gehad? En dat Engeland reeds vele eeuwen van te voren, al is het dan ook, gelijk nu nog, zonder geschreven grondwet, constitutioneel geregeerd werd En dat ook door de Fransche Revolutionairen Engeland als het ideale land gold in dit opzicht? En, wat ten slotte alles afdoet, weet de redactie niet, dat men thans algemeen aanneemt, dat juist het Calvinisme, en niet de Fransche Revolutie, de oorsprong is der Constitutioneele vrijheden En wij voegen er bij: ook d eicaarborg. Want in handen der geestverwanten van de Zeeuwsche Cou rant zijn die vrijheden verre van veilig. De Nederlander, hoofdred. de Goesche afgevaardigde, de heer Lohman, schrijft ter opwekking voor hare lezers buiten Zeeland, ook in verband met geruchten naar aanleiding van een mingelukkige uit lating' vaü den penningmeester van het Algemeen Watersnoodfonds te Amsterdam, het volgende, waarvan wij dankbaar mel ding maken Van uitstel komt afstel. f* Toen den 12en Maart Zeeland door een ramp geteisterd werd, zwaarder dan wel licht iemand voor mogelijk had gehouden, sprak het van zelf dat menigeen zich ter stond de vraag steldewat kan ik doen tot leniging van den algemeenen nood Ontnuchterend evenwel werkte het, naar het schijnt offieieuse, bericht, dat geven nóg niet noodig was, want dat de Alge- meene Watersnood-commissie te Amster dam wel in de nooden voorzien kon. Althans voorloopig. Zeker heeft menigeen zich daardoor laten weerhouden zijn offer te brengen. Er wordt veel gevraagdals u toegeroepen wordthoudt u maar kalm, 't is onnoodig, dan denkt ge allichtdes te beter. "Voorziening in den eersten noodja, daarvoor is uit vroegere vrijwillige bij dragen nog genoeg aanwezig, en de Am- sterdamsche Commissie heeft zich voor zeker verdienstelijk gemaakt, door uit de bij haar berustende fondsen by kleinere rampen nu en dan bij te springen, en daardoor een beroep op de algemeens liefdadigheid af te snijden' Maar indien ook thans dit haar toeleg is geweest wij missen de gegevens om na te gaan of inderdaad de Commissie zelve geadviseerd heeft de bijdragen maar tehuis te houden dan heeft zij zich zeer stellig vergist. De ramp toch die Zeeland trof is van zeer ernstigen aardernstiger nog dan velen zich voorstellen. In de eerste nooden is wel te voorzien menschen zonder dak, kleeding en voedsel zullen, vooral in de eerste weken, wel worden geholpen. Maar daarmee is de zaak niet uit. De schade aan land en bedrijf berok kend is onberekenbaarzij strekt zich, oindat men hier met zeewater te doen heeft, over vele jaren uit. Zij treft niet den arme alleen, maar evenzeer den wel gestelde. Natuurlijk is het onmogelijk en ook onnoodig ook hen te steunen, die nog ge noeg bezitten om, zij het ook met moeite en inspanning, zich zei ven te onderhouden. Maar tal van personen, vroeger geens zins tot de armen behoorende, zullen moe ten worden geholpen om er weer boven op te komen. Menschen die letterlijk alles hebben verloren. Hier moet de taak der ondersteuningscommissies veel ruimer wor den opgevat, dan bij gewone bedeeling. Het geldt hier, een onzer beste provincies te bewaren voor blijvende achteruitgang, en een werkzame bevolking voor nijpende armoede. Ongetwijfeld moet, hier vooral, met groote omzichtigheid worden opgetreden, zal billijkheid tegenover allen worden be tracht daarom is het voortreffelijk, dat men zijn geld niet geeft aan particuliere hulpbehoevenden, maar aan Commissies die hel geheel kunnen overzien. Maar bevreesd dat er te veel zal inkomen behoeft niemand te zijn. Vooreerst niet, omdat de behoeften onaf zienbaar zijn. Ten anderen niet, omdat, stel dat toch meer inkwam dan noodig is, dat meerdere niet lichtvaardig uitgegeven wordt, maar voor een volgende gelegenheid bewaard blijft. Immers, toen in 1861 en later «6 meer gegeven werd dan bepaald noodig was, heeft men wijselijk het overbodige bewaard, en later daarmee zeer veel goed gedaan. Zóó zal het ook nu weer gaan. indien de giften te ruim vloeiden. Maai wie helpen wil, helpe thans. Later nog eens te gaan collecteerer geeft niets. Predikanten en de politiek. In Teekenen des Tijds, tweemaandelijksch tijdschrift in vrijzinnig-godsdienstigen geest schrijft „een vrijzinnige" o.a. het volgende «Tegenwoordig is vooral onder liberalen eer beweging gaande om de predikanten te werer van 't terrein der politiek. Daarbij komen ver rassende dingen aan 't licht. De waardigheid van 't ambt van den predikant lijdt schade als hij zich afgeeft met die politieke bemoei ingen 1" zoo hoort men 't uit menig geleerder mond onder de liberale leiders en in de libe rale pers. Zeker dat gelijkt op bittere ironie «De waardigheid van het ambt", eilieve dat men aan dit ambt waarde hecht ondei verlichte liberalen, dat op te merken, is waar lijk eene ontdekking, want van die waardeering bleek vroeger en blijkt ook nu in 't leven var den dag bitter weinig. En men moet waarlp over eene goede dosis goedmoedigheid be schikken, zal men zich niet ergeren aan dii huichelachtig beweren. Wel, wel, diezelfde lieden, die over kerk- gaan hun schouders ophalen, die hun glim- lach kwalijk kunnen inhouden, als zij eer dominé ontmoeten, zóó beschaafd en zóó ver licht, dat zij zich van de kerk heelemaal geer zier aantrekken, diezelfde lieden nu te hoorer betoogen, dat de politiek den dominé omlaag haalt en aan het gewicht van zijn ambt tekort doet, mij dunkt, dat heeft er veel van, slsol men nu allen ernst met de voeten wiide trappen Zóó, zóó, is de politiek tegenwoordig zoo'n gemeene zaak, zóó alle zeden en fatsoen be dervende, dat de dominé te goed is, er ook aan mede te doen Als dat zoo is, mag men de handen we! voor 't gelaat houden en weenen over het lot van ons arme vaderland Het heeft er waarlijk veel van, dat de be doeling is aan de Nederlandsche politici een soort van vrijbrief uit te reiken om de ge meenste streken uit te halen, als er maar re sultaten verkregen worden. Het wordt dan hoog tijd, dat elk eerlijk burger, ook de predikant, met nadruk daar tegen komt protesteeren, in het belang van zijn vaderland. Maar ik geloof veeleer, dat heel deze be weging in 't leven geroepen werd door het «verlichte besef", dat elke dominé eigenlijk in de middeleeuwen thuis behoort, en 't dus ongepast is, dat hij in naam van den Gods dienst eenigen invloed poogt te oefenen op de richting van het bestuur van immers ook zijn vaderland. Ziet ge, de dominé en de Godsdienst moeten in een museum van oudheden wor den opgesloten. W aaruit, verlichte liberalen 1 moet men uwe groote waardeering, die gij zegt te hebben voor den Godsdienst, toch eigen lijk opmaken Uit uwe grenzelooze on verschilligheid Speelt dan toch eens ronde, open kaart en laten uwe daden niet uwe beweringen het hoofd verbrij zelen". Zoo spreekt deze „vrijzinnige" over de liberalen in een vrijzinnig godsdienstig tijdschrift. In dit no. van ons blad komt een adver tentie „MiddelbareSchool voor Handelen Administratie, Laan van Meerdervoort 104 's-Gravenhage" enz. Deze inrichting van den heer Tijmstra heeft zich in menigen kring een goeden naam verworven wegens degelijkheid van opleiding, weshalve wij op haar gaarne de aandacht vestigen. Ju ANDBOÜ W. j Aan het verslag over den toestand der paarden-fokkerij in Zeeland in 1905 ont- leenen wij ten slotte nog het volgende Het fokken van koudbloedige paarden was in het afgeloopen jaar, evenzeer als het vorige, zeer rendeerenddat van het

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1906 | | pagina 1